Het onderstaand verhaal beschrijft het leven van een illegaal. Het verhaal is gebaseerd op werkelijke gebeurtenissen en hier en daar is er de te verwachten nabije toekomst in vervlochten.
Ik ben Tarak. Ik kom uit Sri Lanka en woon sinds 1986 in Nederland. Bijna onmiddellijk vond ik werk in een groothandel voor de horeca. Wit werk, waarmee ik in het bestaan van mijn vrouw en mezelf kon voorzien. Het ging jarenlang eigenlijk heel goed. En dan word je ineens ziek, zelfs langdurig ziek en kom je daardoor in de WAO terecht.
De pijn in mijn rug en in mijn hoofd ging maar niet weg. We hebben van alles geprobeerd, maar niets hielp. Intussen liep ik zo lang in de ziektewet, dat ik de relatie met mijn werkgever moest verbreken. Dus kreeg ik een WAO-uitkering. Ik dacht steeds: als ik me maar rustig hou dan gaat het wel over. Dan ga ik daarna wel weer op zoek naar werk.
Na een maand of zes werd ik voor de WAO-herkeuring opgeroepen. Legitimatie meenemen, stond er in de oproep. Toon je je paspoort aan de balie, blijkt dit niet afdoende te zijn. De beambte wil de verblijfsvergunning zien. En die had ik niet. Ik ben maar naar huis gegaan. Geen slapende honden wakker maken. Maar ja, de WAO-uitkering werd wel stopgezet. Ik zit er steeds over te piekeren. Er klopt iets niet. Er zijn veel mensen, net als ik, die jarenlang wit hebben gewerkt, een bijdrage aan de economie hebben geleverd – en nu zijn ze bang om naar dit soort herkeuringen toe te gaan, omdat het een directe afkeuring kan betekenen, als je geen vergunning tot verblijf kan overleggen.
Inmiddels probeer ik toch een verblijfsvergunning op humanitaire gronden te krijgen. Die procedure loopt nu. Maar ik mag de uiteindelijke beslissing hierop niet in Nederland afwachten. Ik mag hier officieel niet zijn, maar als er straks positief op mijn aanvraag voor deze verblijfsvergunning wordt besloten, dan mag ik hier wel zijn, dus kan ik terugkomen in Nederland. We hebben besloten toch maar gewoon hier op antwoord te wachten, we zijn hier gewoon. ‘Gewoon’ illegaal, met vrouw en kinderen. En ook gewoon, net als ieder ander, af en toe gezond, af en toe ziek. Ik ben astma-patiënt en van mijn rugklachten ben ik ook nog steeds niet af. Op het spreekuur van een zelforganisatie kreeg ik het advies maar naar het ziekenhuis te gaan om voor mijn astmaproblemen medische zorg te krijgen. Vergeet ‘t maar, ik ging wel, maar toen ze daar bij de balie ook al om mijn verblijfspapieren vroegen ben ik maar meteen weer omgekeerd.
Ook mijn vrouw verblijft hier met mij ‘illegaal’. We zijn geen illegaal echtpaar, we zijn heel gelukkig getrouwd, maar toch verblijven we hier nu zo, als een illegaal echtpaar. Met alle gevolgen vandien. Want ook een illegaal echtpaar kan kinderen krijgen. We wilden al heel lang een tweede kind. Dus toen mijn vrouw zwanger werd waren we de eerste maanden heel gelukkig en opgewonden. We dachten er eigenlijk nauwelijks over na hoe we dat allemaal moesten regelen. Uiteindelijk moest mijn vrouw vanwege complicaties en een vroeggeboorte bevallen in het ziekenhuis. Ons kind kwam in de couveuse terecht. Een prachtig jongetje, heel klein maar heel mooi. Alleen kon hij daar niet blijven. De couveuse kostte achthonderd gulden per dag!
Die kosten waren niet gedekt en wij konden ze natuurlijk niet betalen. We konden niet anders dan ons kind mee naar huis nemen. Voordat we uit het ziekenhuis vertrokken dwongen ze ons nog een verklaring te ondertekenen dat we het kind op eigen risico meenamen, zodat het ziekenhuis niet aansprakelijk kon worden gesteld. Couveuse-zorg is van levensbelang voor zwakke babyþs, zoals ons jongetje. Bij het uitblijven ervan kan de zuigeling blijvend letsel oplopen. Onze vroedvrouw was woedend, toen we thuiskwamen met het kind. Ze verweet het ziekenhuis en de artsen nalatigheid omdat zij het kind lieten gaan. Ze belde meteen het ziekenhuis. Ze zei: zuigelingenzorg hoort open toegankelijk te zijn voor elke zuigeling. Uiteindelijk bracht ze ons alledrie weer terug naar het ziekenhuis en praatte net zo lang op die arts in tot ze ons jongetje weer een plek gaven in de couveuse.
Onze dochter moet volgend jaar naar de middelbare school. Zij kan heel goed meekomen, de school adviseert een VWO-opleiding, maar we denken dat we haar naar een MAVO sturen. Dan heeft zij in ieder geval nog een papiertje op haar zestiende. Anders heeft zij helemaal niets. Wat heb je nou aan vier jaar atheneum? We durven het niet aan om de gok te nemen dat we tussentijds een verblijfsvergunning krijgen. Mijn vrouw wil perse dat zij nog naar school gaat, voor de toekomst. Ik weet het nog niet. Ik vind het beter dat de politie niet weet waar wij wonen. De school moet onze dochter gaan kontroleren, en wie zegt dat de vreemdelingenpolitie er niet via de school achter komt waar wij wonen? Ik vind het risiko te groot. Misschien moeten we onze kinderen zelf maar les gaan geven. Ik wil eigenlijk niet dat ze straks nog ergens geregistreerd staan. Ja, natuurlijk weet ik dat mijn dochter leerplichtig is. Maar waarom zou ik mij houden aan zo’n plicht als we straks officieel niet meer bestaan en geen rechten meer hebben?
Waarom houdt Nederland zich niet aan zijn verplichtingen, waarom biedt het geen garanties op een veilig verblijf? Wat heeft mijn dochter aan een diploma als we worden teruggestuurd? Je kunt iemand toch niet verplichten zijn eigen leven in gevaar te brengen?
Op een gegeven moment moesten we ook op zoek naar een nieuwe woonruimte. We woonden al jaren op een halve etage, en die werd te klein voor ons vieren. Alleen hadden we nu eigenlijk helemaal geen geld meer voor de huur. Gelukkig hebben wij als illegale familie toch huisvesting gevonden. Vrienden van ons, die veel later dan wij uit Sri Lanka waren gekomen, kregen een tijdelijke vergunning tot verblijf, en gingen voor hun recht op een huis en huursubsidie naar de woningbouwvereniging. Zij hadden zelfs een urgentieverklaring, omdat Sammy in een rolstoel zit. Aan de balie werd naar paspoorten gevraagd. De woningbouwvereniging nam contact op met de Sociale Dienst, en die weer met de vreemdelingenpolitie. Alle instanties op hun beurt wilden weten of de vergunning tot verblijf kansrijk werd ingeschat. Gelukkig was dat het geval, zodat ze hun huisvesting kregen.
Als de vreemdelingenpolitie ze weinig kans had gegeven op een definitieve verblijfsvergunning, hadden alle instanties de deur voor onze vrienden dichtgegooid. Nu ging het gelukkig goed: ze kregen een ruime benedenetage, zelfs met een tuintje, en wij konden bij ze intrekken.
Nu ben ik dus zogenaamd ‘illegaal’. Ik ben eigenlijk gedwongen om de hele dag niets te doen. Maar dat kan ik niet. Ik kan niet thuis blijven zitten. Het is er veel te druk, veel te veel lawaai. Ik word er zenuwachtig van. Ik heb een vriend, een Nederlandse man, die me af en toe mee uit vissen neemt. Eerst moest ik lachen, toen we daar aan het water zaten. Maar nu ga ik graag met hem mee. Het is heel rustig daar, en soms neem ik een mooie vis mee naar huis. Alleen: voor het beoefenen van de hengelsport, zeggen ze, moet je wel een visvergunning hebben. Die kun je op het postkantoor halen. Maar dan moet ik aan de balie wel een verblijfspapier kunnen laten zien, om officieel te mogen vissen! Dus nu zit ik iedere dinsdag, zonder vergunning, naar de dobber te staren. Een illegaal die illegaal zit te vissen. Mijn vriend zegt: jij vist ook altijd achter het net.