Op maandagochtend 25 maart 1996 werden in Amsterdam twee dierenrechtenactivisten gearresteerd. Zij werden verdacht van een hele serie acties tegen slagers en vleesverwerkende bedrijven in de voorgaande jaren, variërend van het dichtkitten van sloten tot het in de brand steken van vrachtwagens. Deze acties werden gevoerd onder de naam Right Animal Treatment (RAT) en Animal Justice Front (AJF). Kort na hun arrestatie bekenden ze een hele rits vernielingen en brandstichtingen.
In Den Helder werden al een tijdje allerlei acties tegen met name slagerijen gevoerd. Als er op een gegeven moment ook brandstichting plaatsvindt, neemt de plaatselijke politie contact op met de CRI. De CRI geeft aan de politie door dat bij een actie van dierenrechtenactivisten op Schiphol één van de gearresteerde personen als woonplaats Den Helder opgaf. Na een televisie-uitzending herkent een slager uit Amsterdam (handgeschreven) stickers met opschriften als Vlees is moord en RAT. Die waren ook bij zijn slagerij, waar de nodige vernielingen waren gepleegd, aangetroffen. Vervolgens blijkt bij de actie op Schiphol ook iemand te zijn opgepakt die in dezelfde Amsterdamse buurt als de slager woont. Deze activist blijkt kortgeleden naar Amsterdam verhuisd te zijn vanuit Den Helder. De eerste verbanden worden gelegd.
De twee komen bovenaan een lijst van verdachten van allerlei aanslagen die er in de tussentijd in, met name, Noord-Holland worden gepleegd. Er wordt een observatieteam van de Dienst Bijzondere Recherche Zaken, gespecialiseerd in activisten, op hun gezet. Dit heeft echter weinig resultaat.
Omdat op een gegeven moment een gerechtelijk vooronderzoek tegen de twee activisten wordt geopend, mogen hun telefoons worden afgeluisterd. En al zijn ze voorzichtig, toch praten ze cryptisch over een gepleegde brandstichting en over een actie die ze willen doen. Ze worden bij deze laatste actie gevolgd door een observatieteam, maar uit het oog verloren.
De genadeklap voor de twee is het gevolg van een toevalstreffer. De politie blijkt namelijk in het kader van een uitgebreid drugsonderzoek een telefooncel in de straat van een van de twee af te luisteren. En laat dit nou net de telefooncel zijn van waaruit een aantal acties telefonisch werden opgeëist.
De twee verdachten werden in maart 1996 van hun bed gelicht. Dat bij één van hen thuis allerlei spullen werden aangetroffen die werden gebruikt voor de aanslagen werkte niet echt in hun voordeel.
Nadat zij kort na hun arrestatie alles bekenden, werden ze uiteindelijk veroordeeld tot respectievelijk drie jaar (waarvan acht maanden voorwaardelijk) en tweëenhalf jaar (waarvan tien maanden voorwaardelijk) gevangenisstraf.