Centraal Informatiepunt Telecommunicatie
Besluit van 26 januari 2000, houdende regels voor de verstrekking van gegevens door aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en -diensten met het oog op het onderzoek van telecommunicatie
(Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 20 mei 1998, nr. HDTP/98/1553/HW, Hoofddirectie Telecommunicatie en Post in overeenstemming met Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; Gelet op de artikelen 13.1, tweede lid, 13.2, derde lid, 13.4, derde lid, en 20.18 van de Telecommunicatiewet;
De Raad van State gehoord (advies van 19 augustus 1998, nr.W09.98.0215);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van19 januari 2000, nr. DGTP/99/3602/JdJ, Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. wet: Telecommunicatiewet;
b informatiepunt: het Centraal informatiepunt onderzoek telecommunicatie,
bedoeld in artikel 2;
c aanbieder: de aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een openbare telecommunicatiedienst;
d bevoegde autoriteit:
1e. de rechter-commissaris in strafzaken, de officier van justitie, de beheerder
van een politiekorps of het hoofd van een opsporingsdienst, dan wel de door de beheerder voor zijn korps of door het hoofd voor zijn dienst aangewezen opsporingsambtenaar,
2e het hoofd van de Binnenlandse Veiligheidsdienst, of de door hem aangewezen ambtenaar;
e. informatie:
de informatie, bedoeld in artikel 13.4, eerste lid, van de wet voor zover deze informatie geen betrekking heeft op een ander nummer dan het aansluitnummer;
f. gebruiker: de natuurlijke of rechtspersoon die met de aanbieder een overeenkomst is aangegaan met betrekking tot het gebruik van een netwerk of de levering van een openbare telecommunicatiedienst, alsmede de natuurlijke of rechtspersoon die daadwerkelijk gebruik maakt van een openbaar telecommunicatienetwerk of een openbare telecommunicatiedienst;
g. aansluitnummer:
1 bij vaste openbare telefoonnetwerken, onderscheidenlijk vaste openbare telefoondiensten: het bij een netwerkaansluitpunt behorende nummer;
2 bij mobiele openbare telefoonnetwerken, onderscheidenlijk, openbare mobiele telefoondiensten: het Mobile Station Integrated Systems Digital Network Number.
Artikel 2
Onze Minister van Justitie is belast met het langs geautomatiseerde weg doorgeleiden van verzoeken om en verstrekkingen van informatie. Hij voert deze taak uit door middel van het Centraal informatiepunt onderzoektelecommunicatie.
Artikel 3
1. Het informatiepunt, de bevoegde autoriteit en de aanbieder treffen ieder de technische voorzieningen die nodig zijn teneinde uitvoering te geven aan het derde, vierde en vijfde lid. De technische voorzieningen voldoen aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 4 en 5 en aan de specificaties die zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit.
2. De bevoegde autoriteit verzoekt om verstrekking van informatie doortussenkomst van het informatiepunt. De bevoegde autoriteit doet het verzoek langs geautomatiseerde weg.
3. De aanbieder verstrekt de informatie door tussenkomst van het informatiepunt. Daartoe verleent de aanbieder het informatiepunt langs geautomatiseerde weg gedurende 24 uur per dag rechtstreekse toegang tot een bestand als bedoeld in artikel 4, eerste lid.
4. Het informatiepunt vergelijkt langs geautomatiseerde weg de gegevens waarop het verzoek betrekking heeft met de gegevens in het bestand, bedoeld in artikel 4, eerste lid. Wanneer de gegevens waarop het verzoek betrekking heeft aanwezig zijn in het bestand, worden deze langs geautomatiseerde weg door het informatiepunt doorgeleid aan de bevoegde autoriteit.
5. Op verzoek van de bevoegde autoriteit voorziet de aanbieder zondertussenkomst van het informatiepunt in correctie van of toelichting op de gegevens, bedoeld in het vierde lid, tweede volzin.
Artikel 4
1. De aanbieder beschikt over een bestand waarin de volgende gegevens zijn opgenomen van de personen die gebruik maken van eendienst of netwerk van de aanbieder:
a. naam, adres, postcode en woonplaats,
b. de telecommunicatiedienst die wordt afgenomen en,
c. het aansluitnummer dat, onderscheidenlijk de aansluitnummers die, aan een gebruiker zijn verleend.
2. De aanbieder actualiseert de gegevens in het bestand, bedoeld in het eerste lid, ten minste iedere 24 uur, door een aanpassing van de gegevens aan de meest actuele gegevens die hij gebruikt voor zijn bedrijfsvoering.
Artikel 5
1. Een verzoek van de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3, tweede lid, kan slechts worden gedaan door een door Onze Minister van Justitiegeautoriseerde ambtenaar die daartoe gebruik maakt van een hem toegekende toegangscode.
2. De technische voorzieningen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, zijnalleen toegankelijk voor personen die door Onze Minister van Justitie zijn geautoriseerd.
3. De vergelijking en doorgeleiding, bedoeld in artikel 3, vierde lid, kan 24 uur per dag plaatsvinden.
4. Bij de toegang, bedoeld in artikel 3, derde lid, tot het bestand, bedoeld in artikel 4, eerste lid, en de vergelijking en doorgeleiding, bedoeld in artikel 3, vierde lid, worden:
a. geen gegevens betreffende de bevoegde autoriteit, de inhoud van het verzoek en de beantwoording van het verzoek aan de aanbieder bekend,
b. geen gegevens van de aanbieder bekend aan anderen dan het informatiepunt of de bevoegde autoriteit,
c. aan het informatiepunt of de bevoegde autoriteit geen andere gegevens bekend dan die welke ingevolge artikel 4, eerste lid, zijn opgenomen in het in dat artikel lid bedoelde bestand.
5. De vergelijking, bedoeld in artikel 3, vierde lid, vindt slechts plaats aan de hand van een in het verzoek opgenomen gegeven betreffendenaam, adres of nummer.
6. De doorgeleiding, bedoeld in artikel 3, vierde lid, betreft slechts de gegevens waarop het verzoek zich richt.
Artikel 6
Bij regeling van Onze Minister van Justitie kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de werkwijze van het informatiepunt.
Artikel 7
1. Onze Minister van Justitie draagt er zorg voor dat het informatiepunt voor elke informatieverstrekking een kenmerk vastlegt aan de hand waarvan kan worden herleid door welke aanbieder, aan welke bevoegdeautoriteit en op welke rechtsgrondslag informatie is verstrekt. De vastlegging wordt gedurende drie jaren bewaard.
2. Onze Minister van Justitie draagt er zorg voor dat het informatiepunt geen gegevens opslaat als bedoeld in artikel 4, eerste lid. De vastlegging, bedoeld in het eerste lid, vindt op zodanige wijze plaats dat daarin geen gegevens worden opgenomen die herleidbaar zijn tot personen op wie een verzoek om informatie betrekking heeft.
Artikel 8
Onze Minister van Justitie stelt jaarlijks een verslag op waarin voor wat betreft de opsporing van strafbare feiten melding wordt gemaakt van het aantal malen waarin door tussenkomst van het informatiepunt aan een bevoegde autoriteit informatie is verstrekt. Deze vermelding is in ieder geval uitgesplitst naar:
a. de rechtsgrondslag van het verzoek van de bevoegde autoriteit,
b. de arrondissementsparketten en de politiekorpsen, of andere opsporingsdiensten.
Artikel 9
Met de in artikel 3, eerste lid, bedoelde technische voorzieningen worden gelijkgesteld technische voorzieningen die rechtmatig zijn geproduceerd of in de handel zijn gebracht in een andere lid-staat van de Europese Unie dan wel rechtmatig zijn geproduceerd in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en die ten minste aan gelijkwaardige eisen voldoen.
Artikel 10
In het Besluit aftappen openbare telecommunicatienetwerken en-diensten worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A
In artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma twee onderdelen toegevoegd, luidende:
f. gebruiker: de natuurlijke of rechtspersoon die met de aanbieder vaneen openbaar telecommunicatienetwerk of een openbare telecommunicatiedienst een overeenkomst is aangegaan met betrekking tot het gebruik van een netwerk of de levering van een openbare telecommunicatiedienst, alsmede degene die daadwerkelijk gebruik maakt van een openbaar telecommunicatienetwerk of een openbare telecommunicatie- dienst;
g. bevoegde autoriteit:
1 de opsporingsambtenaar belast met de uitvoering van een bijzondere last,
2 het hoofd van de Binnenlandse Veiligheidsdienst.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de onderdelen e en h wordt ½de in de bijzondere last vermelde personen of instanties telkens vervangen door: de in de bijzondere last vermelde bevoegde autoriteit.
2. In onderdeel i wordt ½, in de bijzondere last vermelde personen of instanties vervangen door: bevoegde autoriteiten.
C
In artikel 3 wordt na met het bij ministeriele regeling vast te stellentechnisch protocol toegevoegd: , dan wel met de bij ministeriele regelingvast te stellen andere eisen of uitgangspunten .
D
In artikel 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In de tweede volzin wordt Tevens kunnen vervangen door: Bij ministeriele regeling kunnen tevens .
2. Na de tweede volzin worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: Bij deze regeling kan worden bepaald dat deze maatregelen en voorzieningen de instemming van een bij die regeling aan te wijzen bestuursorgaan of bevoegde autoriteit behoeven. Voorts kan bij deze regeling worden bepaald dat de desbetreffende bestuursorganen of bevoegdeautoriteiten bevoegd zijn beveiligingseisen vast te stellen.
Artikel 11
1. De artikelen 2 tot en met 7 zijn niet van toepassing op verzoeken om informatie gericht tot of verstrekkingen van informatie afkomstig van de aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst die uitsluitend bestaat in de verlening van toegang tot Internet en de door middel van Internet te leveren of te verrichten diensten.
2. Onze Minister van Justitie, een aanbieder als bedoeld in het eerste lid en iedere bevoegde autoriteit kunnen gezamenlijk beslissen bij de verzoeken en de verstrekkingen, bedoeld in het eerste lid, gebruik te maken van het informatiepunt en daarbij toepassing te geven aan de artikelen 2 tot en met 7. Artikel 12
1. Artikel 10 van dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. De overige artikelen treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
2. Artikel 11 van dit besluit vervalt twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.
Artikel 13
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verstrekking gegevenstelecommunicatie.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
‘s-Gravenhage, 26 januari 2000 Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, T. Netelenbos
De Minister van Justitie, A. H. Korthals
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A. Peper
Uitgegeven de vijftiende februari 2000
De Minister van Justitie,A. H. Korthals
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door ter inzage legging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 maart 2000, nr. 52.
Bijlage
Bijlage bij het Besluit van 26 januari 2000, houdende regels voorde verstrekking van gegevens door aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en -diensten met het oog op het onderzoek van telecommunicatie (Besluit verstrekking gegevenstelecommunicatie)Specificatie interface voor aanlevering gegevens aan het informatiepunt
1. Gegevensverstekking
1. De aanbieder verstrekt de navolgende op de gebruiker betrekking hebbende gegevens: a. naam; b. adres; c. woonplaats; d. postcode; e. aansluitnummer; f. soort telecommunicatiedienst; g. de identiteit van de telecommunicatie-aanbieder.
2. Onder nummers worden mede begrepen: afgeschermde en geheime nummers.
2. Standaard voor verstrekking van de gegevens
De aanbieder verstrekt de gegevens die in de bedrijfsvoering zijn opgenomen. De verstrekking geschiedt zo veel mogelijk overeenkomstigde standaarden NEN 1888 (persoonsgegevens) en NEN 5825 (adressen).Indien deze standaarden niet worden gehanteerd, worden door de aanbieder niet gebruikte velden in het bestand leeg opgenomen.
3. Standaard voor de tekenset
De aanbieder maakt gebruik van de tekenset Extended ASCI die is voorzien van veld- en recordscheiding. De aanbieder draagt zorg voorgoed leesbare gegevens.
4. Informatiedrager
De aanbieder maakt gebruik van een informatiedrager die functioneel isvoor de interface. Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van een perma-nente of tijdelijke netwerkverbinding met een FTP-protocol.
5. Veiligheidseisen De gegevens worden zodanig verstrekt dat:
a. ongeautoriseerde toegang tot het bestand niet mogelijk is;
b. de integriteit en de onaantastbaarheid van het bestand verzekerd is;
c. verstoring van de communicatie met het systeem niet mogelijk is, waarbij als maatstaf geldt de hoogste mate van beveiliging die in dit opzicht vrij op de markt verkrijgbaar is.
6. Anonimiteit van de gegevens
De doorgeleiding van gevraagde gegevens geschiedt anoniem. Deze anonimiteit dient technisch gewaarborgd te zijn. Met uitzondering van de periode gedurende welke de gegevens worden ingevoerd of worden geactualiseerd is het bestand niet toegankelijk voor de desbetreffende aanbieder. Gedurende de invoer, respectievelijk de actualisering van de gegevens, is de verbinding met het informatiepunt verbroken.
7. Onbeperkte toegankelijkheid voor het informatiepunt
Het bestand en de bijbehorende lokale configuratie zijn permanent voor het informatiepunt toegankelijk, behoudens de perioden waarin de gegevens worden ingevoerd, onderscheidenlijk worden geactualiseerd, en in situaties van overmacht.
8. Actualiteit van de gegevens
Het bestand wordt eenmaal per etmaal geactualiseerd aan de laatste stand van de gegevens, zoals deze voorkomen in de bedrijfsvoering van de aanbieder.
9. Responstijd
Het bestand dient met een adequate snelheid bevraagd te kunnen worden. De gevraagde gegevens dienen binnen een gering aantalminuten te kunnen worden aangeleverd. Volstaan kan worden met het verstrekken van een zogenaamde platte tabel.
NOTA VAN TOELICHTING ALGEMEEN
1. Inleiding
De telecommunicatiemarkt ontwikkelt zich van een gereguleerd monopolie naar een situatie waarin meer marktpartijen in onderlingeconcurrentie netwerken en diensten aanbieden. De opsporingsdiensten ende Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) zijn van hen afhankelijk bij het onderzoek naar telecommunicatie van de personen die het doelwit van hun taakuitoefening vormen. De tot voor kort bestaande situatie dat de opsporingsdiensten en de BVD zich met één of met hooguit enkele aanbieders behoeven te verstaan, is voorbij. Teneinde te voorkomen dat zij hun weg moeten vinden in een onbepaalde veelheid van aanbieders, is het nodig een centrale voorziening te treffen waarlangs gegevens kunnen worden verkregen, zodat kan worden vastgesteld tot welke aanbieder zij zich dienen te wenden met een verzoek om medewerking. Artikel 13.4 van de Telecommunicatiewet (hierna: de wet) biedt hiertoe een basis.
2. Verplichtingen tot het verstrekken van informatie
Het besluit geeft uitvoering aan artikel 13.4, derde lid, van de wet. Artikel 13.4 is gewijzigd bij tweede nota van wijziging (kamerstukken II1997/98, 25 533, nr. 8) en bij amendement (kamerstukken II, 1997/98,25 533, nr. 74). Daarnaast is bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer der Staten-Generaal door de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat uitgesproken dat in een reparatiewet in artikel 13.4, eerste lid, eerste volzin, de woorden ½in ieder geval zullen worden geschrapt (Handelingen I 1997/98, blz. 3144). In het navolgende wordt daar reeds vanuit gegaan. Het eerste lid van artikel 13.4 van de wet verplicht aanbieders van openbare telecommunicatiediensten en -netwerken ertoe die informatie te verstrekken die noodzakelijk is om de daartoe bevoegdeautoriteiten in staat te stellen om de bij de wet geregelde bevoegdheden tot het onderzoek aan telecommunicatie te kunnen uitoefenen. Het gaat om de bevoegdheid tot het aftappen of opnemen van telecommunicatie en om de bevoegdheid tot het vorderen van verkeersgegevens. Artikel 13.4 van de wet verplicht de aanbieders niet tot het buiten deze twee gevallen verstrekken van gegevens. Artikel 13.4, eerste lid, tweede volzin, van de wet vermeldt dat de te verstrekken informatie de volgende gegevens omvat: het aan een gebruiker verleende nummer, de door hem afgenomen openbare telecommunicatiedienst en de bij een nummer behorende naam-, adres-, postcode- en woonplaatsgegevens. De verplichting voor de aanbieder deze gegevens te verstrekken, impliceert dat de bevoegde autoriteit de beschikking krijgt over de informatie, nodig voor de uitoefening van zijn bevoegdheden tot onderzoek aan telecommunicatie, daaronder begrepen de identiteit van de aanbieder. In het bijzonder is voor de uitoefening van de bevoegdheden tot onderzoek aan telecommunicatie van belang het nummer. Met behulp van het nummer kan de gebruiker van telecommunicatie namelijk worden geïdentificeerd, in die zin dat het nummer te herleiden is tot de gebruiker van telecommunicatie, tegen wie de bevoegdheden tot onderzoek aan telecommunicatie kunnen worden toegepast. Het besluit regelt de wijze van verstrekken van het nummer, voor zover het betreft het aansluitnummer. Voor de wijze van verstrekking van andere nummers geeft het besluit geen regeling. Voor deze nummers zullen de bevoegde autoriteiten de aanbieders op een andere wijze moeten benaderen, zoals hierna onder 3 nog aan de orde komt. Het begrip ½nummer wordt in het artikelsgewijs deel toegelicht bij de artikelen 1, onder e, en 4, eerste lid, onder c. Het besluit geeft geen uitwerking aan artikel 13.4, tweede lid, en artikel 3.10, vierde lid, van de wet. Aan een uitwerking van die twee artikelleden zal bij een afzonderlijke algemene maatregel van bestuur worden voorzien. Het betreft het op bijzondere wijze vergaren van nummer- gegevens, indien deze niet bij de aanbieder beschikbaar zijn. Dit besluit bevat tevens enkele wijzigingen van het Besluit aftappen openbare telecommunicatienetwerken en -diensten.
3. Het Centraal informatiepunt onderzoek telecommunicatie
Het derde lid van artikel 13.4 van de wet bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld voor de wijze waarop de in het eerste lid van artikel 13.4 bedoelde informatie wordt verstrekt. Het is de bedoeling dat die informatieverstrekking plaatsvindt door middel van het Centraal informatiepunt onderzoek telecommunicatie (hierna: het informatiepunt). Het informatiepunt valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en maakt onderdeel uit van het Ministerie van Justitie. Een verzoek om informatie als bedoeld in artikel 13.4, eerste lid, van de wet wordt door de bevoegde autoriteit gedaan via het informatiepunt. De aanbieder die krachtens artikel 13.4, eerste lid, van de wet verplicht is om die informatie te verstrekken, verstrekt deze via het informatiepunt. Hieronder is begrepen alle informatie die op basis van dit wetsartikel moet worden verstrekt, behoudens indien het betreft een ander nummer dan een aansluit- nummer. Een verzoek om verstrekking van een ander nummer dan een aansluit- nummer, en een verstrekking van een dergelijk nummer, blijft verlopen op de thans reeds gangbare wijze van rechtstreekse bevraging door de bevoegde autoriteit van de aanbieder, zonder dat daarvoor de verplichte tussenkomst van het informatiepunt wordt voorgeschreven. De aanbieder verschaft aan het informatiepunt rechtstreekse toegang tot een door hem bijgehouden bestand. Het informatiepunt kan op basis van het verzoek langs geautomatiseerde weg toegang zoeken tot dit bestand van de aanbieder. Het bestand bevat echter een beperkte categorie gegevens, namelijk uitsluitend die gegevens, die worden genoemd in artikel 13.4, eerste lid, van de wet. Het bestand is afgeschei- den van andere bestanden en dient zodanig beveiligd te zijn dat via dit bestand geen toegang verkregen kan worden tot andere bestanden én dat verzekerd is dat alleen kennis kan worden genomen van de categorieën gegevens die zijn genoemd in artikel 4, eerste lid. Het informatiepunt en de overheidsorganen die een beroep doen op het informatiepunt kunnen dus uitsluitend de beschikking krijgen over die beperkte categorie gegevens, waartoe een verplichting tot verstrekking bestaat. Langs geheel geautomatiseerde weg kan worden vastgesteld welke gebruiker bij welk nummer en bij welke aanbieder of, omgekeerd, welk nummer bij welke gebruiker en welke aanbieder hoort. De verzochte gegevens worden langs geautomatiseerde weg vergeleken met de gegevens in het bestand, waarna bij een hit de gegevens uit het bestand van de aanbieder worden doorgeleid naar de bevoegde autoriteit die het verzoek heeft gedaan. Omdat het systeem volledig geautomatiseerd is, is optimale beveiliging mogelijk. De aanbieders krijgen geen kennis van de verzoeken van de bevoegde autoriteiten. Evenmin kunnen zij kennis nemen van elkaars bestanden. Het informatiepunt voert verzoeken uitsluitend uit wanneer deze op de voorgeschreven wijze en door de geautoriseerde autoriteiten zijn ingevoerd. Het informatiepunt zal zelf geen gegevens over gebruikers van telecommunicatie opslaan. In het artikelsgewijs gedeelte van deze toelichting wordt hierop onder artikel 7 nog nader ingegaan.
4. Eisen aan apparatuur en bestanden
Het hiervoor beschreven systeem is neergelegd in de artikelen 3, 4 en 5 van het besluit. Die artikelen bepalen onder andere dat de aanbieders technische voorzieningen moeten treffen ten behoeve van dit systeem. De specificaties waaraan die technische voorzieningen moeten voldoen zijn neergelegd in de bijlage bij dit besluit. Voor dit systeem zijn in opdracht van de Minister van Justitie de programmatuur en de apparatuur ontwikkeld door een automatiseringsbedrijf. Het overleg hierover, in het bijzonder over de interface die zorg draagt voor de koppeling tussen de voorzieningen van de aanbieder en die van het informatiepunt, vond plaats binnen de zogenaamde begeleidingscommissie informatiepunt. De aanbesteding van de opdracht om het programma en de apparatuur te ontwikkelen heeft plaatsgevonden volgens richtlijn nr. 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening (PbEG L 209), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 97/52/EG (PbEG L 328). Gebruik van deze programmatuur en apparatuur is voor de aanbieders een manier om te voldoen aan de verplichting technische voorzieningen te treffen. Artikel 9 biedt de mogelijkheid van erkenning van andere gelijkwaardige systemen.
5. Continuïteit begeleiding informatiepunt
De begeleidingscommissie informatiepunt zal worden opgeheven. Het informatiepunt zal evenwel in een andere vorm overleg blijven voeren met de bevoegde autoriteiten en de aanbieders over het functioneren van het informatiepunt. Ook zal de Minister van Justitie een commissie van advies instellen die zorg draagt voor evaluatie van en advisering over het functioneren van informatiepunt, verbetering van de modaliteiten en het ontwikkelen van aanvullende functionaliteiten van het informatiepunt. In deze commissie zullen de drie betrokken ministeries deelnemen, alsmede een vertegenwoordiging van de bevoegde autoriteiten en een vertegenwoordiging van de aanbieders. 6. Financiële aspecten
De verdeling van de kosten vindt plaats conform artikel 13.6 van de wet. Dit houdt in dat de aanbieders de door hen te maken structurele en incidentele kosten dragen van het tot stand brengen en het in standhouden van het systeem. Deze kosten, waaronder ook het actualiseren van het bestand, bedoeld in artikel 4, betreffen namelijk û in de woorden van artikel 13.6 van de wet investerings-, exploitatie- en onderhouds- kosten voor de technische voorzieningen die door de aanbieders worden gemaakt teneinde te kunnen voldoen aan onder andere artikel 13.4 van de wet. De desbetreffende bevoegde autoriteit draagt de personeels- en administratiekosten van verstrekking van de gegevens door de aanbieder door tussenkomst van het informatiepunt. De kosten verbonden aan de afhandeling van de individuele verzoeken om gegevens afkomstig van de opsporingsdiensten, Justitie of de BVD, komen dus voor de rekening van deze laatsten. Het gekozen systeem van rechtstreekse toegang betekent echter dat er aan de zijde van de aanbieder geen variabele kosten worden gemaakt. De financiële gevolgen voor de begrotingen van de betrokken ministeries zijn als volgt. De aanloopkosten van het informatiepunt worden gedragen door de Ministeries van Justitie en Verkeer en Waterstaat gezamenlijk. De kosten van de instandhouding komen voor rekening van het Ministerie van Justitie. Het gaat hierbij om ruim fl. 4.000.000, op jaarbasis.
7. Uitvoering nationaal en internationaal interceptiebeleid
Het besluit regelt de problematiek met betrekking tot de wettelijke plicht tot informatieverstrekking zoals die werd geschetst in voornemen 8 van het Beleidsvoornemen bevoegd aftappen telecommunicatie (kamer- stukken II 1995/96, 24 679, nr. 1). Met de inrichting van een centrale voorziening wordt eveneens uitvoering gegeven aan punt 12 van de Aanbeveling No R (95) 13 van 11 september 1995 van de Raad van Europa inzake Problems of criminal procedural law connected with information technology. De toelichting op de Aanbeveling gaat in punt 151 meer in het bijzonder in op de centrale voorziening, daarbij tevens wijzend op de wenselijkheid van internationale samenwerking tussen dergelijke nationale centrale voorzieningen. De totstandkoming van het informa- tiepunt is gebaseerd op een studie van september 1996 van het advies- bureau KPMG waaraan medewerkers van de betrokken departementen, de politie, de BVD, de Registratiekamer en vertegenwoordigers van de aanbieders hun medewerking hebben verleend. Tevens is van belang de Aanbeveling No R (95) 4 van 7 februari 1995 van de Raad van Europa inzake de bescherming van persoonsgegevens op het terrein van de telecommunicatiediensten (Stcrt. 1998, 38). In de punten 4.1. tot en met 4.4. van deze aanbeveling zijn algemene criteria neergelegd voor de verstrekking van gegevens door de aanbieders van telecommunicatiediensten aan de overheid voor strafvorderlijke doeleinden en doeleinden van staatsveiligheid. Tot slot zij verwezen naar de resolutie van de Raad van Ministers van de Europese Unie van 17 januari 1995 (PbEG 1996 C 329) waarbij de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken van de Unie de eisen van de rechtshandhavende autoriteiten inzake het aftappen van telecommunicatie in een bijlage bij die resolutie hebben geformuleerd. De Minister van Justitie van de Verenigde Staten heeft deze eisen ook onderschreven. Verder heeft de Europese Unie in de loop van 1996 officiële steun voor de resolutie mogen ontvangen van Australië, Canada, Hongkong en Noorwegen.
8. De positie van aanbieders van Internetdiensten
De verplichtingen in dit besluit zijn thans nog niet volledig toepasbaar op de aanbieders van Internetdiensten. Het is echter wel de bedoeling dat de verzoeken om informatie van de bevoegde autoriteiten en de verstrekkingen van informatie door die aanbieders op zo kort mogelijke termijn via het informatiepunt worden afgewikkeld. Mogelijk zal dat leiden tot wijziging van dit besluit. Voor de uitgestelde inwerkingtreding biedt artikel 20.18 van de wet een geschikte grondslag. Het ligt in de bedoeling om uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de materiële bepalingen van dit besluit het besluit integraal van toepassing te laten zijn op alle categorieën aanbieders van openbare telecommunicatiediensten. In artikel 12, tweede lid, is daarom voorzien in een horizonbepaling. Indien het mogelijk blijkt dat doel voor die termijn te halen, zal de intrekking van artikel 11 op een eerder tijdstip worden bevorderd. Zolang de bepalingen van dit besluit nog niet gelden is het mogelijk dat de Minister van Justitie, de aanbieders van Internetdiensten en de bevoegde autoriteiten gezamenlijk, op vrijwillige basis, besluiten gebruik te maken van het informatiepunt. De drie partijen gezamenlijk kunnen daartoe een convenant sluiten. Voorwaarde voor het ontstaan van een convenant is dat naast de Minister van Justitie ten minste één aanbieder en ten minste één bevoegde autoriteit tot dat convenant toetreden. Latere toetreding van andere aanbieders en andere bevoegde autoriteiten blijft mogelijk. Het convenant, en dus niet de wet of dit besluit, verplichten dan tot het naleven van de artikelen 2 tot en met 7 van het besluit.
9. Advies- en overlegverplichtingen
Een ontwerp van het besluit is voorgelegd aan de Registratiekamer. De Registratiekamer heeft bij brief van 12 september 1997, nr. 97.A.388.01, advies uitgebracht. Een ontwerp van het besluit is voorts voorgelegd aan het Permanent overlegorgaan Post en Telecommunicatie. Het overlegorgaan heeft in zijn rapport van bevindingen van 6 april 1998, OPT 98/41, opmerkingen bij het besluit gemaakt. Deze adviezen, en het advies van de Raad van State hebben ertoe geleid dat het besluit ingrijpend is gewijzigd, in die zin dat het besluit thans strikt is beperkt tot verplichtingen waarvoor de wet in artikel 13.4, eerste lid, jo 13.4, derde lid, van de wet een basis biedt. Het besluit legt uitsluitend verplichtingen op voor de wijze van verstrekking van informatie die op basis van artikel 13.4, eerste lid, van de wet moet worden verstrekt. Naast deze verplichting om van het informatiepunt gebruik te maken, kan het informatiepunt û als manier om gegevens te verzoeken en te verstrekken û eveneens op basis van vrijwilligheid worden benut voor bijvoorbeeld het verstrekken van informatie naar aanleiding van verzoeken op basis van artikel 11, tweede lid, van de Wet persoons- registraties of artikel 17 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. In het kader van de inrichting van het informatiepunt wordt hiermee rekening gehouden en bestaat het voornemen ter zake van het vrijwillig gebruik een convenant te sluiten, vooruitlopend op nieuwe wetgeving. 10. Notificatieprocedures Het ontwerp-besluit is op 27 april 1999 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen ter voldoening aan art. 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204). Het notificatie- nummer is 99/0196/NL. De notificatie heeft niet geleid tot opmerkingen van de Europese Commissie en van andere lidstaten. In verband met het verstrijken van de implementatiedatum van richtlijn nr. 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 juli 1998 tot wijziging van richtlijn nr. 98/34/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 217) op 5 augustus 1999 is het ontwerp-besluit op 16 augustus 1999 nogmaals gemeld aan de Commissie voor de Europese Gemeenschappen, ditmaal ter voldoening aan het bij deze richtlijn gewijzigde artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG. Het notificatie- nummer is 99/0395/NL. Deze notificatie heeft wel geleid tot opmerkingen van de Europese Commissie. Een van de opmerkingen van de Commissie hield in dat de Commissie de voorgestelde regeling aldus begreep dat de gegevens, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c, van het ontwerp-besluit verwijzen naar het abonneenummer van de vaste telefonie en het IMSI- nummer van de mobiele telefonie. Deze opmerking heeft geleid tot een aanpassing van het besluit in die zin dat is verhelderd dat slechts het aansluitnummer bij vaste telefonie en het belnummer (MS-ISDN) bij mobiele telefonie door middel van het informatiepunt moeten kunnen worden opgevraagd. Andere nummers zijn weliswaar soms wel beschik- baar bij de aanbieder, maar meestal niet op een zodanige wijze dat zij zijn op te nemen in het bestand, bedoeld in artikel 4.
ARTIKELSGEWIJS
Artikel 1
De begripsbepalingen van de Telecommunicatiewet hebben eveneens gelding voor dit besluit. In artikel 1 zijn enige aanvullende begripsbepalingen opgenomen. Voor zoveel nodig worden deze hieronder toegelicht. Onderdeel d. De bevoegde autoriteiten zijn hetzij die publieke organen die op grond van het Wetboek van Strafvordering of het Wetboek van Strafrecht, de telecommunicatie van bepaalde personen kunnen onder- zoeken, hetzij de ambtenaren die met de uitvoering daarvan kunnen worden belast, hetzij de beheerders of hoofden van een politiekorps of opsporingsdienst (of de door hen aangewezen ambtenaren) die binnen een korps of opsporingsdienst belast zijn met de indiening van verzoeken om informatie in de zin van artikel 13.4, eerste lid, van de wet. Deze ambtenaren zullen door de Minister van Justitie worden geautoriseerd. In de praktijk zal de directeur-generaal Rechtshandhaving worden belast met de autorisatie. Onder opsporingsdienst wordt hier mede begrepen: de Koninklijke marechaussee, de Rijksrecherche en alle andere diensten die de opsporing van strafbare feiten tot taak hebben. Onderdeel e. Ingevolge artikel 13.4, eerste lid, tweede volzin, van de wet betreft de informatie die door de aanbieders dient te worden verstrekt de volgende gegevens: het aan een gebruiker verleende nummer, de door hem afgenomen openbare telecommunicatiedienst en de bij een nummer behorende naam-, adres-, postcode- en woonplaatsgegevens. Het begrip nummer is gedefinieerd in artikel 1, onder t, van de wet. Het betreft û voor zover in het kader van dit besluit van belang is het nummer van het randapparaat en andere aan een gebruiker van telecommunicatiediensten verleende nummers, waarmee hij kan worden geïdentificeerd. Het gaat om de volgende nummers: het MSISDN-nummer, het IMEI-nummer, het IMSI-nummer, de RIC-code en het ERMES-nummer. Dit besluit is slechts van toepassing op aansluitnummers. Wat betreft mobiele telefonie gaat het daarbij primair om het MSISDN (Mobile Station ISD Number). Van het begrip aansluitnummer is in artikel 1, onder g, een definitie gegeven. Onderdeel f. Aan het begrip gebruiker wordt in dit besluit dezelfde inhoud gegeven als in het Besluit aftappen openbare telecommunicatie- netwerken en -diensten. Verwezen zij naar de toelichting op artikel 11 van dit besluit.
Artikel 2
Door het toenemend aantal aanbieders van openbare telecommunicatiediensten en -netwerken, is het voor de bevoegde autoriteit niet direct duidelijk van welke aanbieder de persoon waartegen het onderzoek zich richt, zijn diensten betrekt. Zoals in het algemeen gedeelte van deze toelichting al naar voren kwam is het vanuit het oogpunt van doelmatigheid dan ook wenselijk dat via een centraal punt uitgezocht kan worden welke aanbieder beschikt over de benodigde gegevens, om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen toepassing te kunnen geven aan hun bevoegdheden tot het aftappen van telecommunicatie of het vorderen van verkeersgegevens. Hiertoe dient het informatiepunt.
Artikel 3
Het informatiepunt is onderdeel van het Ministerie van Justitie. De Minister van Justitie is dan ook verantwoordelijk voor het goed functioneren van het informatiepunt. Hij is verantwoordelijk voor het treffen van de technische voorzieningen bij het informatiepunt voor het onderhouden van de verbindingen met de verzoekende bevoegde autoriteit en die aansluitingen met de bestanden van de aanbieder. De bevoegde autoriteiten dan wel de gezagsdragers onder wiens verantwoordelijkheid zij vallen en de aanbieders zijn ieder verantwoordelijk voor het treffen van technische voorzieningen in hun organisatie. De specificaties waaraan deze technische voorzieningen moeten voldoen zijn beschreven in de bijlage bij het besluit. Over deze specificaties is in de begeleidingscommissie informatiepunt overeenstemming bereikt. Wanneer een verzoek ontvangen is, vergelijkt het informatiepunt de informatie waar de bevoegde autoriteit in het verzoek om vraagt, langs geautomatiseerde weg met de bestanden van de aanbieders, zie hierna artikel 4. De aanbieder verschaft het informatiepunt 24 uur per dag toegang tot het bestand. Deze verplichting levert geen bijzondere belasting op, omdat de toegang tot het bestand volledig geautomatiseerd verloopt. De aanbieder is gehouden technische voorzieningen te treffen die voldoen aan de specificaties in de bijlage bij het besluit. Hiermee wordt voorkomen dat het systeem afhankelijk wordt van de toevallige keuze van een aanbieder voor de inrichting van zijn technische voorzieningen. Treft het informatiepunt de gevraagde informatie aan, dan draagt het zorg voor de doorgeleiding daarvan aan de verzoekende autoriteit. Treft het informatiepunt de gevraagde informatie niet aan, dan wordt dit eveneens aan de verzoekende autoriteit gemeld. De desbetreffende verzoeken worden zodoende altijd volledig afgehandeld. Alleen gecategoriseerde verzoeken worden uitgevoerd, dat wil zeggen verzoeken die voldoen aan de eisen neergelegd in artikel 5, vijfde lid. Het vijfde lid van artikel 3 bepaalt dat de aanbieder op verzoek van de bevoegde autoriteit voorziet in correctie van of toelichting op de gegevens, bedoeld in het vierde lid, tweede volzin. De tussenkomst van het informatiepunt is daarvoor niet vereist.
Artikel 4
Dit artikel bevat een uitwerking van de verplichting van de aanbieder ter zake van het treffen van de structurele voorzieningen, bedoeld in artikel 3. In het algemeen gedeelte is reeds uitvoerig ingegaan op de structuur en de functie van het bestand en de daaraan gestelde beveiligingseisen. Onder ½soort telecommunicatiedienst wordt in dit besluit verstaan de telecommunicatiedienst en -diensten die de desbetreffende gebruiker van zijn aanbieder afneemt. Duidelijkheid over de afgenomen telecommunicatiediensten draagt bij aan het zo nauwkeurig mogelijk identificeren van de gebruiker. De aanbieder is gehouden zorg te dragen voor de integriteit van het bestand door de gegevens in het bestand ten minste iedere 24 uur te actualiseren, door een aanpassing van de gegevens aan de meest actuele gegevens die hij gebruikt voor zijn bedrijfsvoering. Deze verplichting garandeert een zo effectief mogelijk functioneren van het informatiepunt. De verplichting het bestand te vullen met gegevens is beperkt tot de gegevens waarover de aanbieder ten behoeve van zijn eigen bedrijfsvoering beschikt. Artikel 4 verplicht de aanbieder dus niet tot bijzondere activiteiten ter vergaring van gegevens. Gegevens waarover hij wel de beschikking kan krijgen, bijvoorbeeld door datamining of andere vormen van bestandsanalyse, maar die hij niet nodig heeft voor zijn eigen bedrijfsvoering, vallen zodoende niet onder de verplichting. Dit betekent dat de gegevens van abonnees in ieder geval in het bestand moeten zijn opgenomen. De gegevens van gebruikers van vooruitbetaalde telefoon- kaarten (pre paid card) behoeven, naar de huidige stand van zaken, alleen te zijn opgenomen, wanneer de aanbieder daarover ten behoeve van zijn eigen bedrijfsvoering beschikt. Voor die laatste gegevens zal, op grond van artikel 13.4, tweede lid, van de wet, een afzonderlijke algemene maatregel van bestuur worden opgesteld. Voor wat betreft de nummer-gegevens is de verplichting het bestand te vullen bovendien beperkt tot het aansluitnummer of de aansluitnummers van de gebruiker.
Artikel 5
Artikel 5 geeft een aantal voorwaarden waaraan de technische voorzieningen die door het informatiepunt, de bevoegde autoriteit en de aanbieder moeten worden getroffen, moeten voldoen. Zoals in het algemeen deel van deze toelichting naar voren kwam, voldoet de door de Minister van Justitie ter beschikking te stellen programmatuur en apparatuur aan deze voorwaarden. Het betreft de eisen met betrekking tot geautoriseerde toegang, de permanente beschikbaarheid van het systeem, de vertrouwelijkheid en de beveiligingskenmerken van het systeem. Deze eisen zijn deels uitgewerkt in de bijlage bij het besluit. Op enkele artikelleden wordt hieronder afzonderlijk ingegaan. Het tweede lid. De voorzieningen zijn zodanig ingericht dat zij alleen toegankelijk zijn voor geautoriseerden. In de specificaties in de bijlage bij het besluit is dit uitgewerkt. Het derde lid. De voorzieningen zijn berekend op een dienstenniveau dat inhoudt dat er op alle dagen, gedurende 24 uur een on line verbinding beschikbaar is. Bij eventuele storingen dient deze binnen enkele uren weer beschikbaar te zijn. Het vierde lid. Het systeem en de voorzieningen garanderen anonimiteit van de bevoegde autoriteit die een verzoek doet en het bij de aanbieder onbekend blijven van het verzoek. De onderzoeken die plaatsvinden in het belang van de strafvordering, of in het belang van de nationale veiligheid vergen absolute geheimhouding. Het systeem is dan ook zodanig beveiligd dat kennisneming van andere gegevens dan die welke in het bestand zijn opgenomen niet mogelijk is en dat kennisneming van de in het bestand opgenomen gegevens door anderen dan het informatiepunt en de bevoegde autoriteit evenmin mogelijk is. Dit brengt met zich dat wanneer bij convenant wordt geregeld dat ook verstrekkingen van andere gegevens, dan die bedoeld in artikel 13.4, eerste lid, van de wet, via het informatiepunt zullen lopen, daartoe afzonderlijke bestanden of voorzieningen zullen moeten worden ingericht en dat verzoeken om de gegevens, bedoeld in artikel 13.4, eerste lid, van de wet niet gecombineerd kunnen worden met verzoeken om andere gegevens. Het vijfde lid. Uitgesloten is dat in het bestand gezocht kan worden, terwijl bij de bevoegde autoriteit niet ten minste een naam, adres of nummer bekend is. Het zesde lid. Het transport of cumuleren van bestanden is uitgesloten.
Artikel 6
De Minister van Justitie heeft de bevoegdheid regels te geven voor het functioneren van het informatiepunt. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan regels met betrekking tot de geheimhouding van verzoeken om en verstrekkingen van informatie. Op het belang van de geheim- houding is in het bovenstaande reeds ingegaan. De Minister van Justitie heeft op grond van de Wet veiligheidsonderzoeken de mogelijkheid om, in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, vertrouwensfuncties aan te wijzen. Voor de aanbieders geldt uit hoofde van artikel 13.5, eerste lid, van de wet reeds een geheimhou- dingsverplichting. Voor het desbetreffende personeel van de aanbieders kunnen zo nodig op grond van artikel 13.5. van de wet bij algemene maatregel van bestuur de nodige aanvullende eisen in verband met de beveiliging worden gesteld.
Artikel 7
Elke verstrekking van informatie door een aanbieder aan een bevoegde autoriteit door tussenkomst van het informatiepunt wordt vastgelegd. Aan elke verstrekking wordt een kenmerk toegekend aan de hand waarvan kan worden herleid door welke aanbieder, aan welke bevoegde autoriteit en op welke rechtsgrondslag informatie is verstrekt. Deze werkwijze stelt de Minister van Justitie in staat toe te zien op het goed functioneren van het informatiepunt. Aldus kan achteraf worden nagegaan in hoeveel gevallen voor welke bevoegde autoriteit de tussenkomst van het informatiepunt is ingeroepen. Deze voorschriften zijn noodzakelijk om toe te kunnen zien op de uitvoering en de naleving van de bepalingen over de doelbinding van de gegevensverstrekking te kunnen controleren. Het informatiepunt is slechts een intermediair. Het dient niet zelf gegevens van gebruikers van telecommunicatie op te slaan. In het tweede lid van artikel 7 is dat met zoveel woorden bepaald. Dit voorkomt dat er nieuwe bestanden gaan ontstaan met persoonsgegevens van gebruikers van telecommunicatie en bevordert de naleving van de geheimhoudingsverplichting. De vastlegging van gegevens van personen die werkzaam zijn bij het informatiepunt of bij de aanbieder, of van gegevens van de bevoegde autoriteit, kan echter nodig bij de uitvoering van artikel 7, eerste lid. Artikel 7, tweede lid, slot, laat daartoe voldoende ruimte. Wanneer de aanbieder gebruik maakt van de programmatuur en apparatuur die in opdracht van de Minister van Justitie is ontwikkeld, blijven deze eigendom van het informatiepunt. Deze programmatuur en apparatuur, alsmede de inhoud van het bestand, bedoeld in artikel 4, worden evenwel verzorgd door en zijn in beheer bij de aanbieder.
Artikel 8
In het in deze bepaling voorgeschreven jaarverslag wordt in ieder geval opgenomen het aantal gevallen waarin bij de opsporing van strafbare feiten van de mogelijkheden van het informatiepunt is gebruik gemaakt. Het aantal malen waarin verstrekking van informatie heeft plaatsgevonden, ziet ook op die gevallen waarin er melding van is gemaakt dat géén gegevens zijn aangetroffen. Aldus kan openbare controle op het gebruik van het informatiepunt en de toepassing van artikel 13.4 van de wet worden uitgeoefend. De staatsveiligheid leent zich niet voor een dergelijke kwantitatieve openheid van zaken. De controle op het functioneren van het informatiepunt zal worden ondersteund door een jaarlijks uit te voeren audit.
Artikel 9
Alternatieven voor de in opdracht van de Minister van Justitie ontwikkelde programmatuur en apparatuur kunnen worden gebruikt wanneer wordt voldaan aan de in de bijlage beschreven specificaties. Het betreft de voorwaarden ter zake van onder andere de veiligheid, beveiliging, geheimhouding en anonimiteit van de gegevensstroom, als beschreven in de artikelen 3 tot en met 5 en de bijlage.
Artikel 10
In artikel 10 zijn enige wijzigingen van het Besluit aftappen openbare telecommunicatienetwerken en -diensten opgenomen. Deze wijzigingen hebben een technisch en harmoniserend karakter. De wijziging van de begripsomschrijving van gebruiker vloeit voort uit de ervaringen die inmiddels in de praktijk zijn opgedaan met de werking van genoemd besluit. Hoewel met ½gebruiker steeds beoogd was zowel abonnees als andere (eind)gebruikers te omvatten, was de omschrijving in het besluit ten onrechte slechts op de abonnees toege- sneden. Dit begrip gebruiker wordt thans zowel in het Besluit aftappen openbare telecommunicatienetwerken en -diensten, als in het Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie gebruikt. Onder het begripselement openbare telecommunicatiedienst vallen tevens de zogenaamde service-providers. Deze gedragslijn wordt ook gevolgd voor het begrip bevoegde autoritei. Dit heeft tot gevolg dat de kring van personen en instanties in artikel 2, onderdelen e, h en i, van het Besluit aftappen openbare telecommunicatienetwerken en -diensten nauwkeuriger kan worden bepaald. Voorts dienen de delegatiegrondslagen in de artikelen 3 en 4 van het Besluit aftappen openbare telecommunicatienetwerken en -diensten enigszins te worden gepreciseerd, teneinde naast het voorgeschreven technisch protocol ook alternatieve eisen in een ministeriële regeling te kunnen vaststellen. Deze wijziging laat de gelding van de Tijdelijke regeling aftappen openbare telecommunicatienetwerken en -diensten overigens geheel onverlet.
Artikel 11
In paragraaf 8 van het algemeen gedeelte van deze toelichting is reeds ingegaan op de betekenis van deze bepaling.
Artikel 12
Dit artikel opent de mogelijkheid het besluit eerst in werking te laten treden wanneer het informatiepunt is ingericht. De wijzigingen van het Besluit openbare telecommunicatienetwerken en diensten moeten echter op zo kort mogelijke termijn in werking treden, aangezien de Tijdelijke regeling aftappen openbare telecommunicatienetwerken en -diensten op korte termijn vervangen moet worden door een andere regeling. Voordat daartoe kan worden overgegaan, moet de grondslag van die regeling zijn aangepast. In paragraaf 8 van het algemeen gedeelte is reeds ingegaan op de gelding van dit besluit voor de Internet-sector.
De Minister van Verkeer en Waterstaat, T. Netelenbos
De Minister van Justitie, A. H. Korthals
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A. Peper