Uit de Speeltuinvuist nr.1
(orgaan van de Buurt en Speeltuin Vereniging Amsterdam Zuid)
“Wij willen weer een beroep doen op uw gastvrijheid en een of meerdere stembureaus op uw locatie inrichten”. Al decennia lang ontvangen wij deze vraag van de Gemeente, afdeling Burgerzaken. Altijd is ons antwoord: “Van harte welkom, leve de democratie”. Zo’n verkiezingsdag heeft in ons ‘dorpshuis’ iets gezelligs, je gaat niet alleen stemmen, maar je komt elkaar tegen, je wisselt even uit hoe het met de kinderen gaat en met de poes van Opoe. Ons kent ons voor en achter de verkiezingstafel. Tot afgelopen jaar bij de Europese verkiezingen. Plotseling werd er niet eerst gevraagd naar je verkiezingsoproep maar naar je paspoort of rijbewijs of andersoortige erkende ID kaart. En dan gebeurt iets engs!
Je vrouw zit al jaren gezellig in dat verkiezingspanel. “Hai, Henny,“, zeggen de speeltuinleden en buren, “we komen weer bij jou stemmen, hoor.” Maar dat stemmen betekent dat je eerst die aardige Henny, 30 jaar lang de juf van de creatieve club waar generaties kinderen en moeders op hebben gezeten, moet tonen wie je bent voor je de ‘echte’ stemkaart overhandigd krijgt, want je zou wel eens een fraudeur kunnen zijn volgens de nieuwe kieswet-regels. Zelfs haar echtgenoot, die als voorzitter van de vereniging de formele gastheer is en die de eerste was die zei: “Jongens, voor het democratische recht van de burgers zetten we zelfs een weekje een club opzij.” moet met een ID kaart bij zijn eigen vrouw bewijzen dat hij wel is wie hij is. Voor zijn vrouw, de verkiezingsambtenaar voor één dag, hoeft dat niet zo nodig. “Ik ben toch geen douane die mijn eigen mensen gaat controleren op iets wat ik allang weet?” Bevel is echter bevel, vinden de kiesvoorzitter en de reservevoorzitter, Den Haag wil het zo! En dat vind ik nu eng, heel eng. Voor de 2e maal in mijn kiesleven is mijn stem dus in de papiervernietiger terecht gekomen. Regels zijn er voor handhaving en niet voor robotten die bevelen uitvoeren in opdracht van mannetjes en vrouwtjes die niet over regeltjes willen nadenken. Is dat nu echt waar?
Het buurmeisje van de overkant is groot geworden, vrijwel een volwassen vrouw en mag dus voor de eerste keer in haar leven stemmen. “Wat moet ik daar, ik weet niet eens hoe ik dat moet doen”, is het commentaar van de vrouw in wording. “Geen gezeur,” zegt haar kordate moeder, ”Stemmen is een recht en daar maak je gebruik van, ik ga deze keer wel met je mee.” Na de stemkaart te hebben verkregen, begeven ze zich samen naar het stemhokje, ”Kijk, één van die vakjes kleur je rood, eentje maar want anders is jouw stem ongeldig.” geeft moeder dochterlief les. “Wilt u onmiddellijk het hokje verlaten, dit is ten strengste verboden,” is de terechtwijzing van een lid van de stemcommissie die haar bevel- is- bevel- opdracht ernstig en vol overtuiging uitvoert, alsof moeder zich gedroeg als die enge vent die altijd staat te loeren als een jochie eindelijk gebruik gaat maken van het openbare urinoir.. Moeder kan dochter elders in het clubgebouw aan een koffietafeltje de verdere ‘hoe moet ik stemmen’ opleiding geven, maar niet samen in het ‘badhokje’! “Zie je wel, mam, dat ik gelijk had, dat stemmen is niet stom, dat is voor achterlijken, ik ga natuurlijk nooit meer.” is de alleszins redelijk reactie na deze vernedering.
De buurvrouw van de andere kant, de hulpjuffrouw van de school, heeft een probleem. Na eerst eenieder goedemorgen te hebben gewenst, “hallo Gerrie, hallo Corrie, hallo Nita, hallo Henny, hallo iedereen, jongens ik heb een probleem. Verleden week had ik ‘m nog..” “Wie je vriend, je kunt ook geen man houden ook,” is het eerste commentaar. “Neen grapjas, zeikerd, bij het stadsdeel zat ie nog in mijn tas, ik heb nog kopieën laten maken en nu kan ik mijn paspoort nergens meer vinden”, wrevelt (leuk woord, ik zie het ook wel voor me, maar het is geen Nederlands.. eh?) de buurvrouw. “Maar de kopie heb ik bij me”. “Dat is niet genoeg,” is de reservevoorzitster van mening, geen ID geen stemkaart. De voorzitter is ‘effe’ eten, de voorzitster moet ‘effe’ plassen en de overige verkiezingscommissie leden bedenken de oplossing. “Kom hier met die kopie, je machtigt mij om voor je te stemmen, kopietje erbij, op wie moet ik nu voor je stemmen, klaar is kees.”
“Ha , daar heb je Sacha de Boer van het journaal, in het echt is het ook een leuk grietje, niet opvallend van kijk wie ik ben, gewoontjes.” hoor je van achter de tafel. En dan de voorzitter met het kwijl om zijn mond, “mag ik even uw ID bewijs,” om hiermede eenmalig zijn macht te kunnen tonen. “Wat een imbeciel”, hoor je de overige aanwezigen gonzen, “je ziet toch dat dat Sacha is, wat moet je dan met haar rijbewijs?”
De hele dag gaat het door met dit soort irritaties. Maar we zijn er nog niet.
Het moest natuurlijk zo wezen. Mijn zoon, de oen, is ook zijn paspoort kwijt, is waarschijnlijk in een Parijse hotelkamer blijven liggen. Maar niet getreurd, hij heeft nog zijn weliswaar verlopen paspoort, een studentenkaart, een zorgverzekeringkaart, een bankpas en nog veel meer van die passen. ” Ik ga gewoon naar mijn eigen speeltuin, die weten al meer dan dertig jaar wie ik ben, mijn vader is de huidige voorzitter van de speeltuin en dus gastheer, mijn oma zat meer dan 20 jaar in de stemcommissie en heeft in die speeltuin haar lintje ontvangen van de wethouder, mijn opa is de Verzetsman uit de Rivierenbuurt, en last but not least, mijn moeder zit tussen die vertrouwde mensen van de kiescommissie en zal zeker willen beamen dat zij mij gebaard heeft, al was dat net niet in de speeltuin zelf.” In zijn vertrouwde kinderwereld krijgt hij te horen dat hij niet kan bewijzen wie hij is, ondanks de aanwezigheid van zijn eigen moeder, naar wij toch mogen aannemen een betrouwbaar lid van het stembureau, dus stemmen is er niet bij! Het blijft gelukkig bij een verwensing dat de voorzitter een imbeciel is met fascistische neigingen, hetgeen eigenlijk nog te veel eer is, en twee omvergegooide tafels. Maar dit is toch wel heel eng. Zijn stembureau moeder kan het niet meer aan, na voor de zoveelste maal getuige te hebben moeten zijn hoe haar buurtgenoten en nu zelfs haar eigen bloed zijn vernederd om een fraudefictie, en stopt ten einde raad met haar functie voor de democratie van het land.
Ik heb het volgende nooit begrepen:
Eens mochten kinderen niet meer op hun speeltuin spelen.
Vaders en moeders in de Rivierenbuurt ontvingen een brief:
“Aan de leden
Door dezen maakt het Bestuur den Leden van de Speeltuinvereniging Amsterdam Zuid bekend, dat zij die volgens de in de pers gepubliceerde verordening van Joodsche bloede zijn, hun Lidmaatschap van de speeltuinvereniging per 1 November 1941 aan den bode moeten opzeggen. De Joodsche kinderen mogen vanaf die datum dus niet meer op de tuin worden toegelaten.” (authentiek)
Hoe heb je dergelijke regels van een overheid kunnen aanvaarden?
Wanneer je de medewerkers van een stembureau op zo’n verkiezingsdag hebt zien functioneren verwonder je, je nergens meer over en zouden de vaders en moeders bijna 70 jaar na die zwarte periode in de Rivierenbuurt weer een ‘regel’ brief kunnen ontvangen:
“Aan de leden
Door dezen maakt het Bestuur den Leden van de Speeltuinvereniging Amsterdam Zuid bekend, dat zij die volgens de in de partijkrant van de Partij van de Vrijheid, winnaar van de Gemeenteraadverkiezingen, gepubliceerde verordening van Turkse en Marokkaanse bloede zijn en daarbij een hoofddoek dragen, niet langer gebruik kunnen maken van de gesubsidieerde speeltuin en clubhuisvoorzieningen. Er wordt verwacht dat deze Islamitische families per omgaande hun Lidmaatschap bij de speeltuinvereniging zullen opzeggen. De dochters en moeders met hoofddoeken worden dus niet meer op de tuin toegelaten.” (fictief )
Eng hè, we zullen echter nooit meer kunnen zeggen: We hebben het ‘nicht gewüsst’.