Trouw 27/11/2001
Door Ahmed Aboutaleb
Minister Van Boxtel zou plannen hebben om het voor allochtonen met een tijdelijke verblijfsvergunning moeilijker te maken een levenspartner uit het land van herkomst te halen. De minister veronderstelt blijkbaar dat de komst van deze soort nieuwkomers het integratieproces verhindert. Volgens dezelfde bron verzet staatssecretaris Kalsbeek zich tegen het plan omdat zij er niets voor zou voelen de Vreemdelingenwet die pas ingrijpend is herzien, opnieuw open te breken. Een ontmoedigingsbeleid voor allochtone gezinsvormers zou volgens insiders gericht moeten zijn op nieuwkomers uit Turkije en Marokko, de twee grote groepen waar de integratie moeizaam verloopt. Echter, de maatregelen van de minister zullen deze groepen niet raken omdat nogal wat Turkse en Marokkaanse jongeren inmiddels de Nederlandse nationaliteit hebben. Daarmee zijn ze Nederlanders en dienen ze net zo te worden behandeld als autochtone Nederlanders die een partner van elders laten overkomen. Het is nu eenmaal niet mogelijk Nederlanders van de eerste en van de tweede graad in het staatsbestel te introduceren. Net zo’n probleem hebben we gezien bij pogingen van het kabinet om Antilliaanse jongeren de toegang tot Nederland te weigeren.
De aanslagen van 11 september hebben de integratie van de etnische minderheden weer eens in de schijnwerpers gezet. Tot nieuwe versnelde maatregelen om de integratie te bevorderen is het echter niet gekomen. Maar Europa maakt wel haast met de invoering van het Europese arrestatiebevel. Was minister Van Boxtel altijd tegen een algemene identificatieplicht, nu heeft hij zijn mening bijgesteld zodat het idee in de Tweede Kamer op steun van VVD, CDA en D66 kan rekenen. Een identificatieplicht lijkt in het licht van 11 september opportuun, tegelijkertijd is het de perfecte maatregel om spanningen tussen allochtonen en de autochtonen te vergroten. Hoe dat niet moet, zien we in de buitenwijken van Parijs, waar Noord-Afrikaanse jongeren regelmatig op hun identiteit worden gecontroleerd. Ook in Brussel en Antwerpen leiden intensieve controles tot regelmatige woede-uitbarstingen van jongeren die voortdurend het gevoel hebben dat hun huidskleur het enige motief is voor hun aanhouding. Deze maatregelen leiden tot verlies van vertrouwen in de staat en daarmee tot radicalisering.
Maatregelen die de integratie van etnische minderheden in Europa moeten bevorderen, laten daarentegen al geruime tijd op zich wachten. Dat geldt ook voor de uitkomsten van de top van Tampere. In deze Finse stad is afgesproken dat legaal in de EU verblijvende immigranten die niet in bezit zijn van een EU-paspoort, de zogenoemde derdelanders, gelijk zullen worden behandeld. Deze burgers krijgen volgens afspraak het recht zich binnen de EU te verplaatsen en overal werk te zoeken of zich te vestigen. Zeker, 11 september leert ons dat we niet naïef moeten zijn en dat maatregelen om ongewenste elementen de pas af te snijden noodzakelijk zijn. Maar mij leert 11 september ook dat we fors moeten investeren in de integratie van etnische minderheden om marginalisering tegen te gaan. Niet zelden leidt marginalisering tot radicalisering en tot maatschappelijke instabiliteit.
Het is jammer dat de politiek niet bereid is een langetermijnvisie op integratie te ontwikkelen die de beslommeringen van een kabinetsperiode overstijgen. De basis daarvoor moet liggen in de expliciete erkenning dat Nederland (en ook Europa) een migratieland is en dat we afdoende maatregelen treffen om integratie doeltreffend vorm te geven. Dat is overigens iets anders dan de grenzen openzetten. Nieuwe burgers moeten het gevoel hebben dat ze snel worden geaccepteerd. Daarmee wordt het aanvaardbaar hun ook plichten op te leggen.