• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • NRC: Ook beperkte plicht tot identificatie strijdig met burgerrechten

    NRC Handelsblad 03/08/1991

    DOOR F. KUITENBROUWER, COMMENTATOR VAN NRC HANDELSBLAD

    In de discussie over zwartrijden in het openbaar vervoer speelt de legtimatieplicht voor OV-gebruikers een belangrijke rol. Omgekeerd duikt de bestrijding van zwartrijden telkens weer op als argument tegen de traditionele twijfels over invoering van een identificatieplicht in dit land. Principieel deugt de identificatieplicht niet en praktisch is zijn bijdrage aan wetshandhaving zeer gering. Dat verhinderde de voorlopige Raad voor het persoonsinformatiebeleid niet om in de dubbele valkuil te trappen. Dit adviesorgaan van de regering wenst een verplicht identificatiebewijs voor iedere inwoner van zestien jaar en ouder en beveelt in het bijzonder toepassing van de legitimatieplicht in het openbaar vervoer aan.

    Zwartrijden is – anders dan de boeteprekers van de verloedering het voorstellen – niet sociaal geaccepteerd: vier van de vijf grootstedelingen vinden dat men voor het openbaar vervoer dient te betalen. Dit bleek uit een meningspeiling in opdracht van de interdepartementale projectgroep die eerder dit jaar het weinig verheffende gesteggel over de boetes voor zwartrijden tussen de ministeries van justitie en verkeer en waterstaat moest gladstrijken.

    Het publiek is ook helemaal niet tegen controlemaatregelen, zoals geuniformeerd toezicht of het aanbrengen van tourniquetten in de metro. Zware maatregelen zoals verplichte legitimatie en fouillering stuiten echter op ‘belangrijke weerstanden’, rapporteerden de onderzoekers. Er is alle reden dit signaal serieus te nemen om de goodwill van het publiek niet te verliezen. Deze is een belangrijke bondgenoot in de strijd tegen het zwartrijden. Hard misbruik is namelijk een gesoleerd verschijnsel. Enigszins tot verrassing van de projectgroep blijkt ‘gecalculeerd zwartrijden’ weinig voor te komen.

    Toch adviseerde de projectgroep begin mei het publiek eens flink tegen de haren in te strijken: de Wet Personenvervoer dient te worden aangevuld met een identificatieplicht. Dat deze alleen de zwartrijder betreft en ‘dus’ niet bezwaarlijk zou zijn, is een drogreden. Juist omdat zwartrijden, zoals in het rapport zelf wordt vastgesteld, vooral een kwestie van ‘praktische aanleiding’ is, raakt identiteitscontrole in beginsel alle deelnemers aan het openbaar vervoer. Het publiek voelt blijkens de opiniepeiling zelf ook heel goed aan dat zo’n ‘beperkte’ legitimatieplicht op gespannen voet staat met de burgerrechten.

    Het is verbazingwekkend dat de projectgroep niet beter de les heeft geleerd van het gestuntel met de boetes. De overdreven harde hand van minister Maij-Weggen heeft slechts geresulteerd in een ‘acute malaise’ in de wetshandhaving, zoals de projectgroep zelf constateert. Een voorgangster van de bewindsvrouw placht zich trouwens reeds te verzetten tegen al te hoge boetes met het zeer praktische argument dat veel mensen niet voldoende geld bij zich hebben om ter plaatse te betalen. En dat laatste dient ook thans toch het streven te zijn in het licht van de niet onaanzienlijke ‘weglekeffecten’ die het rapport in de repressieve kolom waarneemt. Praktische en principiele overwegingen wijzen hand in hand de richting aan van gematigdheid.

    Hetzelfde geldt voor andere ogenschijnlijk aanlokkelijke paardemiddelen. Het ‘klantonvriendelijke’ karakter van gesloten instapsystemen wordt als een onoverkomelijk obstakel gepresenteerd. Is dat echter ook niet precies het bezwaar tegen een uitgesproken burger-onvriendelijke maatregel als een identificatieplicht? De vraag stellen is haar beantwoorden, zou men zeggen. Niet voor de voorlopige Raad van advies voor het persoonsinformatiebeleid. Deze kwam dezer dagen met een ‘gematigd positief’ advies over de identificatieplicht die het kabinet op stapel heeft staan. De matiging verhinderde niet dat de raad zich uitsprak voor een verruiming van deze plicht – onder meer bij tot zwartrijden.

    Een belangrijke overweging lijkt te zijn dat steeds meer mensen het negatieve gedrag van hun medeburgers niet langer pikken. Dat deze twee rollen door elkaar kunnen lopen – zoals bij zwartrijden – is kennelijk te ingewikkeld voor het adviescollege om in de overwegingen te betrekken. Het is dan ook overwegend ambtelijk van samenstelling. De raad is blind voor het recht op privacy dat hier in het geding is – en dat voor een orgaan op het gebied van de persoonsinformatie! – en heeft evenmin oog voor de veelal ‘symbolische waarde’ die de legitimatieplicht volgens een studie van het ministerie van justitie blijkt te hebben. De onderzoekers van justitie concludeerden dat zo’n plicht weinig zoden aan de dijk zet.

    De manier waarop nu weer zo’n officieel adviescollege omspringt met deze studie illustreert de geringe betekenis die wetsevaluatie – ondanks alle mooie woorden van minister Hirsch Ballin van justitie – in de praktijk heeft. Het gaat gewoon om ‘ideologische argumenten’, concludeert een van de auteurs van de studie over de legitimatieplicht bitter in de jongste aflevering van het tijdschrift Justitiele Verkenningen. Bitter is vooral dat hij daarmee niet doelt op de ideologie van mensenrechten, die volgens de grondwet de doorslag zou moeten geven.