NRC Handelsblad 24/04/1992
Door onze redacteur BAS BLOKKER
UTRECHT, 24 MAART. “De identificatieplicht zet de relatie tussen politie en etnische minderheden op scherp. Dat is de tragiek van de politie. Zij is niet verantwoordelijk voor de achterstand in een buurt, maar overdreven politie-optreden ten opzichte van zwarten wakkert rassenrellen aan.”
Arriën Kruyt zegt dit op zijn laatste dag als directeur van het Landelijk Bureau Racismebestrijding (LBR) in Utrecht. Vanaf april begeleidt hij als interimmanager van het “Libra-project” de reorganisatie van de rechtshulp in Amsterdam. Tijdens het gesprek op zijn kantoor vallen regelmatig medewerkers binnen om nog even iets te vragen. In een razend tempo corrigeert Kruyt hun brieven, zegt wie ze beslist moeten benaderen of zoekt dossiers voor hen op.
“De invoering van de identificatieplicht in heel Nederland is een zwaar overtrokken oplossing voor het probleem van de illegale arbeid. Want die is in Nederland tamelijk goed te lokaliseren. Alleen heeft de dienst inspectie arbeidsverhoudingen nu niet de capaciteit om dat illegale werk aan te pakken. Dus wat los je ermee op? Je krijgt er integendeel een probleem bij: die nieuwe legitimatiebewijzen worden gestolen. In Duitsland hebben ze om die reden de identificatieplicht afgeschaft”, aldus Kruyt.
“De minister van justitie zegt: “Ik hoop dat iedereen altijd met zo’n document op zak zal lopen’. Dat is de eerste stap op weg naar de algemene identificatieplicht. Als LBR hebben wij daar een principieel bezwaar tegen: wij vrezen dat de controle van die documenten zich zal concentreren op mensen die uit het buitenland afkomstig zijn of een zwarte huidskleur hebben.”
Pag 3:
“Rassenrellen gevolg politie-optreden”
“Dat die controle zich op zwarte mensen zal concentreren zeggen we op basis van twee ervaringen. Ten eerste op basis van de grensbewaking. Iedereen die ooit op Schiphol is aangekomen weet dat-ie niet achter een rij met veel zwarte mensen moet gaan staan want dat duurt twee keer zo lang – alleen donkere mensen worden gecontroleerd.
“Maar kijk ook naar het buitenland. Het onderzoek naar de Brixton-rellen in Engeland heeft aangetoond dat het voortdurend aanhouden van kleurlingen een van de belangrijkste oorzaken geweest voor het ontstaan van die onlusten. Alle rassenrellen ter wereld zijn veroorzaakt door politieoptreden waarbij men voor de zoveelste keer een zwarte aanhield die niks gedaan had.
“Toen ik coordinator van het minderhedenbeleid in Amersfoort was, hadden we eens een discussie-avond met Turkse en Marokkaanse jongeren en met de politie. De jongens klaagden: elke zaterdagavond werden ze op de Varkensmarkt aangehouden en naar hun papieren gevraagd. Die hadden ze niet bij zich – ze gingen naar een cafe” of disco en hadden geen zin om met die hele papierwinkel te lopen. De politie zette die jongens dan vast.
“Een van de inspecteurs zei: “Ik heb de bevoegdheid daartoe’. Ik vroeg hem: “Hoeveel illegalen heeft u op deze manier gevangen?’ “Nog geen enkele.’ “Kunt u dan niet afzien van die bevoegdheid?’ Ja, dat kon eigenlijk ook wel. Als je illegalen wilt vangen – en de staat heeft een legitiem belang om dat te willen – is de minst efficiënte methode mensen op straat naar hun papieren te vragen. Het roept veel irritaties op en de effectiviteit is gering.”
Kruyt spreekt niet als een rabiate racistenjager. Omdat hij zaterdag op een bescheiden bijeenkomst in Utrecht moest spreken, miste hij de krachtige definitie van vice-voorzitter Karin Adelmund van de FNV tijdens de landelijke demonstratie “Nederland bekent kleur’ in Amsterdam. “Als je ruzie hebt met je Belgische buurman omdat hij de radio te hard zet”, zei ze, “dan is dat geen discrimineren maar gewoon ruzie. Als je vervolgens zegt dat alle Belgen altijd hun radio te hard aanzetten, da’s discrimineren.” Is dat wat Kruyt zeven jaar lang bestreden heeft vanuit zijn bureau?
“Nee, het LBR heeft zich weinig beziggehouden met de vraag wat voor opvattingen mensen hebben. Het gaat ons erom: hoe gedragen mensen zich bij een sollicitatiegesprek of bij de toewijzing van een huis? Discriminatie áántonen is niet moeilijk, dat lukt eigenlijk altijd. Het werk gaat zitten in het bedenken van regelingen waardoor discriminatie niet opnieuw voorkomt.” De methode is wetenschappelijk, juridisch. Dat is ook de achtergrond van Kruyt. Zijn persoonlijke betrokkenheid dateert van 1967, toen de kolonels de macht grepen in Griekenland. “Persoonlijke kennissen van mij werden gearresteerd. Ik ben toen in contact gekomen met de Griekse gemeenschap in Utrecht. Ik ging wel eens met die mensen mee naar het politiebureau hier. Daar werden ze uitgescholden en uitgekafferd. Het verbaasde me toen enorm. Ik was toch opgevoed met het idee dat een agent op een nette manier met mensen hoort om te gaan. Ik dacht, hier wil ik potverdorie iets aan doen. Dus ben ik Rechten gaan studeren in 1970.”
Hij werd juridisch medewerker van het Nederlands Centrum Buitenlanders. In de jaren zeventig coördinator van het minderhedenbeleid van Amersfoort. En in 1985 de eerste directeur van het LBR.
“Een jaar geleden wilde ik al weggaan want je moet nooit te lang op dezelfde plek zitten. Ik liep te vaak tegen dezelfde problemen aan, waar ik dan dezelfde oplossing voor zocht.”
Hij gaat weg met het tevreden gevoel dat het LBR wel een en ander bereikt heeft. “In een aantal sectoren hebben we aantoonbaar resultaat gehad. In 1986 hebben we een onderzoek gepubliceerd waaruit bleek dat uitzendbureaus discrimineerden bij het aannemen van werknemers voor bedrijven. We hebben toen in overleg met hen een gedragscode opgesteld. In 1991 hebben we ons onderzoek herhaald en bleek dat de meerderheid het goed deed. Nu maken we afspraken voor de rest.”