NRC Handelsblad 28/12/1990
DOOR ONZE POLITIEKE REDACTIE
DEN HAAG, 28 dec. – Een verdachte die weigert zijn naam te noemen wordt niet strafbaar, maar mag voortaan wel meteen worden gefouilleerd. Minister Hirsch Ballin (justitie) heeft vandaag het wetsvoorstel anonieme verdachten in deze zin gewijzigd. Hij handhaaft de mogelijkheid om dergelijke verdachten kort vast te zetten.
In het regeerakkoord tussen CDA en PvdA was al een beperkte identificatieplicht afgesproken, ‘bijvoorbeeld in het kader van de bestrijding van het voetbalvandalisme en de fraude’. Bij de Kamer was nog een voorstel in behandeling van de vorige minister van justitie, Korthals Altes (VVD), waarin op het weigeren van het noemen van hun naam door verdachten van een strafbaar feit een boete van maximaal 500 gulden was gesteld. De gedachte was toen dat verdachten daardoor de politie eerder hun naam zouden noemen.
Onder meer de PvdA wees erop dat een dergelijke nieuwe strafbaarstelling in conflict komt met de grondregel dat verdachten niet hoeven mee te werken aan hun eigen veroordeling. D66 vond dat hiermee de politie een eigen sanctie gegeven zou worden.
In het nieuwe voorstel is hieraan tegemoet gekomen. Hirsch Ballin wil niet langer verdachten in het algemeen verplicht stellen zich te identificeren. Maar hij maakt het tegelijkertijd de politie makkelijker om de identiteit van een verdachte te achterhalen. Heeft de politie de zogenoemde ‘identificatiemaatregelen’ echter toegepast, dan moet de verdachte worden vrijgelaten.
Hirsch Ballin hoopt zo te voorkomen dat er een nieuwe ‘verkapte straf’ wordt ingevoerd. Ook voorkomt hij dat Justitie moet optreden tegen plegers van een nieuw delict – het opgeven van een valse naam. Bij Justitie werd de extra werklast gevreesd, evenals een vervuiling van de gegevensbestanden.
Weigerachtige verdachten mogen in het voorstel al op straat worden gefouilleerd. Als dat niets oplevert, mogen ze worden meegenomen naar het bureau. Daar mogen ze worden gemeten, gefotografeerd en mogen hun vingerafdrukken worden genomen. Als ze worden verdacht van een feit waarvoor zijn voorlopige hechtenis is toegelaten (en dat dus geen zelfstandige rechtsgrond voor voorarrest oplevert), mogen anonieme verdachten zes uur worden vastgezet, te verlengen met nog eens zes uur. Daarvoor is een bevel van de officier of hulpofficier van justitie nodig.
Hirsch Ballin wijst erop dat de verdachte tijdens deze periode gebruik kan maken van zijn zwijgrecht. Hij schrijft de Kamer bovendien dat nu specifiek in de wet is vastgelegd dat deze zes uur alleen bedoeld zijn voor identificatiemaatregelen. Volgens onderzoek van justitie ontstaan slechts bij een zeer gering percentage van de verdachten moeilijkheden over de naam; 0.2 procent van de verdachten van misdrijven geeft een valse naam op. Bij verdachten van overtredingen is dat 1 procent.
Fouilleren mag nu volgens de wet alleen als er sprake is van ‘ernstige bezwaren’ tegen de verdachte; een grote waarschijnlijkheid dat de verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd. Het fouilleren moet bovendien verband houden met het strafbare feit – wie ten onrechte voor diefstal wordt aangehouden, daarna wordt gefouilleerd en vervolgd wegens cocainebezit, maakt een goede kans op vrijspraak wegens onrechtmatig verkregen bewijs.
Daarnaast bestaat er een fouilleerbevoegdheid op basis van de Wet wapens en munitie – bij ernstige bezwaren en bij verdenking van wapenbezit. Particulieren, zoals bewakers en bedrijfsrechercheurs, mogen op basis van de wet alleen zichtbare, voor de vuist aangetroffen voorwerpen bij verdachten afpakken. Een contractuele overeenkomst tussen bijvoorbeeld bezoekers en stadiondirecties stelt particuliere bewakers wel in staat om supporters te fouilleren. Maar dan gaat het om een vrijwillige fouillering.