Door Caroline de Gruyter en Michèle de Waard NRC 09/04/2003
Nationale wetgeving beperkt privacy meer dan Europese regels
Nederlandse en Brusselse anti-terreurmaatregelen
Vergroting van veiligheid en terrorismebestrijding zijn voor Europa prioriteit nr. 1. Hoewel Brusselse maatregelen zoals het Europees arrestatiebevel op veel kritiek stuiten, zijn het de nationale regeringen die de meest ingrijpende maatregelen nemen.
Eerst stel je in de computer een profiel op van de potentiële terrorist. Dan laat je daar databestanden van allerlei instanties op los, zoals universiteiten, de vreemdelingendienst, sociale diensten, banken of zelfs sportclubs. De namen die eruit rollen, komen op een lijst. In tijden van nood houdt de politie deze mensen in de gaten. Zodra een potentiële verdachte zijn bankpas in de automaat steekt, springt bij de recherche het licht op rood. Deze methode, de zogenaamde Rasterfahndung, is in Duitsland een beproefd middel om terroristen te vangen. Menig lid van de Rote Armee Fraktion verdween in de jaren zeventig op deze manier achter slot en grendel. Daarom leek deze methode de Duitsers ook wel wat voor Europa. Suspecte figuren kunnen zich na het wegvallen van de grenzen vrijelijk door de hele Europese Unie bewegen. Nu de oorlog in Irak gaande is, moeten politie en inlichtingendiensten van Spanje tot Nederland extra alert zijn op aanslagen door Al-Qaedastrijders of andere moslimterroristen. Drie van de vier terroristen die de Twin Towers lieten exploderen, konden immers jarenlang ongestoord hun gang gaan in Europa. Ondanks een intensieve lobby vangen de Duitsers bot. De meeste lidstaten vinden deze manier van opsporen een ernstige schending van de privacy, die de liberale rechtsstaat ondermijnt. De kans dat de Duitse methode een Europese methode wordt, lijkt nihil. Europese regels op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken komen er alleen als àlle vijftien lidstaten het eens zijn. Het voorbeeld van de Rasterfahndung illustreert hoe ver ‘Brussel’ kan gaan in gezamenlijke terrorismebestrijding – niet ver. Toch hebben de Europese landen de aanslagen van 11 september aangegrepen om omstreden maatregelen in te voeren die voorheen ondenkbaar waren. Burger- en mensenrechtenorganisaties als State Watch en Amnesty International voeren heftig campagne tegen wat zij noemen ,,de uitverkoop van het recht op privacy”. Deskundigen Internationaal Recht – vooral in noordelijke lidstaten zoals Nederland – waarschuwen voor schending van mensenrechtenverdragen.
Het internationale terrorisme moet in alle hevigheid worden bestreden, was de boodschap van de Europese regeringsleiders, die direct na de aanslagen op Amerika spoedberaad hielden. De aanslagen hadden pijnlijk aangetoond dat terrorismebestrijding in Europa te wensen overliet. De Europese leiders spraken af extra veiligheidsmaatregelen te nemen en de antiterreurwetgeving te verscherpen. Sindsdien zijn de landen druk bezig om de voorstellen in wetgeving om te zetten. Zo bereikten de Europese ministers eind 2001 een akkoord over een Europees aanhoudingsbevel en een gemeenschappelijke definitie van terrorisme. De richtlijnen moeten eind dit jaar in alle vijftien landen geldig zijn. Op de beroepszaak die in juni speelt inzake de vrijlating van een aantal Al-Qaedaverdachten in Rotterdam, hebben deze maatregelen geen invloed. Verder kreeg Europol, het `Europese politiebureau’ in Den Haag, extra bevoegdheden. Europol mag voortaan persoonsgegevens uitwisselen met Amerikaanse veiligheidsdiensten.
Ook hebben landen als Engeland, Duitsland, Frankrijk èn Nederland onder het mom van antiterreurwetgeving maatregelen doorgevoerd die voorheen niet door het parlement kwamen omdat de privacy in het geding was. Nederland, dat in Brussel als juridisch buitenbeentje bekendstaat, zal daardoor meer in de Europese pas gaan lopen. Sommige juristen menen zelfs dat het voorbij is met het liberale karakter van de Nederlandse rechtsstaat. Dat komt niet alleen onder druk van `Brussel’. Nederland wordt ook strenger omdat de huidige demissionaire regering dat wil.
Zo stuiten invoering van de identificatieplicht en het toestaan van preventief fouilleren in Nederland op fel verzet. De meeste EU-staten – van Portugal tot België – kennen allang een identificatieplicht. In landen als Spanje en Frankrijk is preventief fouilleren al geruime tijd gemeengoed. In zijn ijver de balans tussen vrijheid en veiligheid te herstellen, stelt Nederland zelfs maatregelen voor die in andere EU-landen zeer controversieel zijn.
Zo wil minister Donner (Justitie) de privacyregels versoepelen ten behoeve van de strijd tegen terrorisme en zware misdaad.
Waar in Engeland een voorstel door het parlement is getorpedeerd om alle ambtenaren zonder gerechtelijk bevel inzage te geven in alle persoonsgegevens, wil Donner de informatieuitwisseling zonder gerechtelijk bevel vergroten. Volgens de wet mag de politie `zachte informatie’ nu maar maximaal een half jaar vastleggen. Donner wil die tijdslimiet oprekken. Ook wenst hij dat informatie over niet-verdachte personen wordt opgeslagen. Politie en justitie moeten gemakkelijker bij persoonsinformatie kunnen, variërend van bank tot sportvereniging.
Verder heeft Nederland vorig jaar maatregelen verruimd om uitvoerige DNA-analyse bij verdachten toe te staan bij delicten waarop vier jaar of meer celstraf staat. Dat was acht jaar. In de meeste Europese landen is zo’n uitvoerige DNA-analyse verboden. Opvallend is dat volgens opiniepeilingen 80 procent van de Nederlanders hier om pragmatische redenen voor voelt. In Duitsland is DNA-analyse naar onder andere sekse en ras nog altijd taboe. De Duitse wet staat dit alleen toe als daders een delict `van aanzienlijke betekenis’ hebben begaan. Onder deze noemer zijn bij het Bundeskriminalamt (federale recherche) toch nog zo’n 250.000 DNA-monsters opgeslagen. En al is de wet op de privacy in Nederland nog terughoudend over irisscan en vingerafdrukken – de opmaat naar het omstreden biometrische paspoort – hoogleraar strafrecht André Klip van de Universiteit Maastricht is ervan overtuigd, dat ,,wat technisch kan, ook benut zal worden”.
In Nederland, maar ook in andere lidstaten, wordt de Europese antiterreurwetgeving vaak aangehaald als bewijs van de stelling dat mensenrechten en het recht op privacy op de helling zijn gegaan. In werkelijkheid heeft 11 september alleen als katalysator gefungeerd. Zo had een aantal landen in Europa al langer een definitie van terrorisme in de wet staan. Nederland niet. Met instemmming van Den Haag is niet alleen in Brussel afgesproken wat een terroristische groepering is, ook wordt het leiden van en het deelnemen aan een terroristische groep in de hele EU strafbaar. Helpers van terreurgroepen krijgen straffen die “hoger zijn dan de straffen die het nationale recht kent”. Ook worden terroristen en hun helpers uitgesloten van uitkeringen, andere overheidssteun en commerciële activiteiten. En ze moeten kunnen worden uitgeleverd aan andere lidstaten volgens het Europees arrestatiebevel. Het ontwerp voor deze richtlijn lag al klaar voor de aanslag op New York.
“11 september heeft de besluitvorming hooguit versneld”, zegt Jan Wouters, hoogleraar Internationaal Recht aan de universiteit van Leuven. “Maar het arrestatiebevel was er hoe dan ook gekomen.” Het verwijt van State Watch dat deze Europese richtlijnen op ‘ondemocratische wijze’ zijn gerealiseerd behoeft enige nuancering.
Zo zijn ontwerp-voorstellen, die door de Europese Commissie op verzoek van de EU-landen worden gemaakt, openbaar. De Commissie toetst de inhoud aan bestaande mensenrechtenverdragen, en raadpleegt non-gouvernementele organisaties voordat ze een voorstel lanceert. Vervolgens onderhandelen juridische teams uit de EU-landen, die niets doen zonder aansturing uit de hoofdsteden. Voor elke Europese ministersvergadering gaat er een ontwerp-tekst naar de nationale parlementen. Die kunnen een minister terugfluiten.
Als de lidstaten ergens niet voor voelen, zoals voor de Duitse Rasterfahndung, gaat het feest simpelweg niet door. De angst van sommigen dat heel Europa binnenkort `op last van Brussel` militaire tribunalen zal kennen (zoals Spanje en Groot-Brittannië) of dat mensen waar ook in de hele Unie gefouilleerd gaan worden, lijkt voorbarig. Wel is het debat over dergelijke maatregelen opgeflakkerd. Dat begon enkele jaren geleden onder invloed van de stijgende grensoverschrijdende criminaliteit in Europa, de groeiende migratieproblemen en het algehele gevoel van burgers dat `de slinger te veel naar de tolerante kant is doorgeslagen’. 11 september heeft die tendens versterkt.
Het meest omstreden blijft de Britse maatregel (Anti-Terrorism, Crime and Security Act) van december 2001, die het mogelijk maakt potentiële terroristen zonder Brits paspoort voor onbeperkte tijd zonder proces gevangen te zetten. Burgerbewegingen protesteren hevig tegen `Guantánamo in het klein’, dat in de Belmarsh-gevangenis in Londen is ontstaan waar deze verdachten vastzitten. Net als de 660 gevangenen die de VS gevangenhouden op de Amerikaanse basis Guantánamo Bay op Cuba, zitten ze vast zonder aanklacht, zonder uitzicht op een proces. In Amerika zelfs zonder advocaat.
Voor zulke draconische maatregelen, zeggen internationale juristen, is in de meeste andere EU-staten simpelweg geen draagvlak. Verontrustend vinden ze wel dat Groot-Brittannië hiermee niet alleen artikel 5 (1) van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens buiten werking heeft gesteld. Maar net als de VS lapt Londen het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten aan zijn laars. Crisiswetgeving, zeggen de Britten. Veel juristen vinden het een ongehoord precedent.
Ook in Nederland is er discussie over het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het College Bescherming Persoonsgegevens vindt zelfs het invoeren van een identificatieplicht in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Minister Donner laat dat koud. In het kielzog van terrorismebestrijding trekt Nederland de liberale juridische teugels aan. Ook wettelijke minimumstraffen en meer man in één cel zijn geen taboes meer. De minister dreigde zelfs in te grijpen na de vrijlating van de Al-Qaedaverdachten in Rotterdam.
“Het is voorbij met de liberale rechtsstaat”, meent hoogleraar Klip. Volgens anderen moet Nederland juist strenger worden om het land weer in het gareel te krijgen. Eén ding is duidelijk: onder druk van de internationale terrorismebestrijding krijgt de Nederlandse rechtsstaat een ander karakter. Maar die tendens was in Europa al aan de gang vóór 11 september. Als `dictaat van Brussel’ kan dit niet worden afgedaan. Brussel kan niets doen zonder de steun van democratische instellingen. Één daarvan is het Nederlandse parlement.