NRC Handelsblad 20/10/2001
Elsbeth Etty
Mister Bean heeft zich in de oorlog gemengd. De binnenlandse oorlog welteverstaan, die niet een oorlog is tussen bevolkingsgroepen of aanhangers van uiteenlopende religies, maar een oorlog van regeringen tegen burgerlijke vrijheden in het kader van terrorismebestrijding.
De Britse regering wil, het is bekend, moslims geen aanstoot geven nu zij deelneemt aan de militaire operatie in Afghanistan tegen de massamoordenaars uit de kring van de fundamentalistische onderwereld. Om te demonstreren dat de oorlog niet is gericht tegen de islam, bedacht de Britse minister van Binnenlandse Zaken, David Blunkett, een wet waarin het aanzetten tot religieuze haat strafbaar wordt gesteld met maximaal zeven jaar.
In een brief aan The Times schrijft Rowan Atkinson, de komiek die de klunzige Mr Bean vertolkt, hoogst verontrust te zijn door dit voorstel dat volgens hem gericht is tegen grappenmakers. Als iemand die een substantieel deel van zijn loopbaan heeft besteed aan het parodiëren van religieuze figuren (,,from my own Christian background”) is Mister Bean verbijsterd over de gedachte dat het als gevolg van de nieuwe wet illegaal wordt een godsdienst belachelijk te maken of religieuze personages op de hak te nemen.
Er is geen enkel onderwerp waarover je geen grappen kunt maken, schrijft Atkinson – inclusief godsdienst. Hij vraagt zich af of Monty Python’s film Life of Brian, die toen hij uitkwam als anti-christelijk werd bekritiseerd, onder de nieuwe wet verboden is. Verder herinnert hij aan een grap in Not the Nine O’Clock News. Bij een beeld van geknielde biddende moslims zei een commentaarstem: ,,En het zoeken naar de contactlens van ayatollah Khomeini is nog steeds in volle gang.” Voor een goede grap verdien je bijval, voor een slechte hoon, maar het idee dat je voor één van de twee zou kunnen worden vervolgd is ongelooflijk, vindt Atkinson.
Alle Britse humoristen – en dat zijn er nogal wat – schaarden zich achter Mister Bean, sommigen met de bloedernstige waarschuwing dat deze wet, die de vrijheid van meningsuiting aan banden legt, neerkomt op een overwinning voor de Talibaan. Een feit is dat de Engelsen zich nog nooit door een oorlog van hun humor hebben laten beroven. Ik herinner me een televisiedocumentaire waarin met goede argumenten werd betoogd dat Hitler al verloren had op het moment dat de Britten hem, terwijl the Battle of Britain onbeslist in hun luchtruim woedde, massaal uitlachten in plaats van bang voor hem te zijn.
Overigens is het aanzetten tot haat op grond van godsdienst in talloze landen, waaronder Nederland, allang verboden, evenals het aanzetten tot haat op andere gronden zoals geslacht, huidskleur en seksuele voorkeur. In Engeland was het zaaien van haat op religieuze gronden trouwens ook al sinds 1965 strafbaar. De botsing tussen het anti-discriminatiebeginsel en de vrijheid van meningsuiting dateert ook daar niet van vandaag of gisteren. Nieuw is dat minister Blunkett de strafmaat drastisch wil verhogen als gebaar naar `religieuze leiders’ die erom hadden gevraagd na de aanslag op Amerika van 11 september. Zijn voorstel is dan ook onderdeel van een nieuwe anti-terrorismewet. En dat is eigenaardig. Men zoekt Osama bin Laden dood of levend en men vangt Mister Bean!
Gaan we de oorlog tegen het terrorisme voeren ten koste van de open samenleving? Ten koste van de burgerrechten, de privacy, de rechtsbescherming, de vrijheid van meningsuiting? Dat is niet alleen in Groot-Brittannië een prangende vraag. Uiteraard speelde deze kwestie om te beginnen, vrijwel onmiddellijk na de terreuraanslagen, in de Verenigde Staten. Vergeefs riep The New York Times op de verleiding te weerstaan `draconische wetten’ aan te nemen die de vrijheden ondermijnen en die het wezen van de VS uitmaken. ,,De Amerikanen moeten bedenken hoe we het land kunnen beveiligen zonder de rechten en privileges van de vrije samenleving te verkwanselen.” Nadat de FBI en andere veiligheidsdiensten in weerwil van deze oproep vergaande nieuwe bevoegdheden hadden gekregen, konden andere landen niet achterblijven.
Neem Duitsland, dat leergeld heeft betaald met de tegen de Rote Armee Fraktion gerichte Notstandsgesetze uit de jaren zeventig, die niet meer van tafel gingen toen de Notstand eenmaal voorbij was. Ingeleverde burgerrechten krijg je niet zomaar terug. Nu is in Duitsland het woord Rasterfahndung in zwang gekomen en wie dat eng vindt klinken heeft, zonder enig vooroordeel mee te laten wegen, volkomen gelijk. Een Rasterfahndung betekent zoveel als een klopjacht op een bepaalde, aan enkele gemeenschappelijke kenmerken beantwoordende, groep mensen. Bijvoorbeeld: mediterraan type, 25 tot 30 jaar, man, kinderloos, technische studie, islamiet. Alle denkbare computerbestanden van de overheid, het bedrijfsleven en onderwijsinstellingen worden gekoppeld om alle inwoners die aan het opgestelde verdachte profiel beantwoorden eruit te vissen.
In Nederland zijn 43 maatregelen voorgesteld in de anti-terrorismenota, waarvan sommige ongetwijfeld hun nut zullen hebben voor de opsporing van verdachten, maar het merendeel is bedoeld om politie en veiligheidsdiensten meer bevoegdheden tegenover de eigen burgers te bezorgen.
Deze gang van zaken wordt – zie de discussie over het alsnog invoeren van een algemene identificatieplicht – gevoerd onder het motto dat veiligheid belangrijker is dan burgerrechten. Maar wat is veiligheid? Als op één dag 2500 mensen bellen met de informatielijn van het ministerie van Volksgezondheid om te vragen wat de symptomen zijn van miltvuur, dan voelen zij zich ongetwijfeld onveilig. Helpt daar een algemene identificatieplicht tegen? Wie wil men dat wijsmaken?
De boodschap van de binnenlandse anti-terrorisme-wetgeving, die past in de sfeer van angst en bedreiging, luidt dat zich in de samenleving een vijandige groep bevindt waartegen allerlei (draconische, om met de New York Times te spreken) afweermaatregelen nodig zijn. Met hun binnenlandse reacties op het terrorisme zenden de Westerse regeringen tegenstrijdige signalen uit. Aan de ene kant demonstratief moskeebezoek, waarschuwingen tegen godsdiensthaat en tegen `westers’ superioriteitsgevoel. Aan de andere scherpere repressie, algemene identificatieplicht, rasteropsoring, elektronische razzia’s, antecedentenonderzoek van nieuwkomers, inperking van de burgerlijke vrijheden.
Intussen debatteren filosofen over cultuurrelativisme versus Westerse culturele superioriteit, maar de vraag wordt: wat gebeurt er met de universele normen en de alle mensen, van alle culturen, toekomende rechten?