In ons onderzoek hebben wij passief en actief verhalen van mensen verzameld. In totaal zijn dat er rond de 500 geworden en nog steeds bellen en schrijven mensen ons hun ervaringen. Is dit veel? In het licht van het aantal boetes dat in het kader van de Wet op de Uitgebreide Identificatieplicht wordt uitgeschreven, zo rond de 100.000, is 500 weinig. Wij kunnen dan ook geen harde conclusies trekken. De verhalen die in deze krant zijn opgenomen zijn exemplarisch voor de klachten die mensen bij ons hebben gemeld. In de loop van ons onderzoek kwamen wij tot de conclusie dat er wel veel mensen worden bekeurd, maar dat betrekkelijk weinig mensen klagen. Veel mensen weigeren wel hun boete te betalen en laten de zaak voor de rechter komen. Bij een dubbele bekeuring is het duidelijk dat er een overtreding is begaan waarvoor een burger wordt aangehouden. Op het moment dat je door rood licht fietst en wordt aangehouden is de kans groot dat je tegen twee boetes aanloopt als je geen legitimatie bij je hebt of wilt tonen. De verhalen van mensen die wij ontvingen geven echter de indruk dat er ook gebruik wordt gemaakt van de wet als daar geen aanleiding toe is. Maar is dit te controleren? Staat er in de administratie van de politie: ‘Maandag, op het plein enkele jongeren (Marokkaanse afkomst) die op een bankje voor een middelbare school in Amsterdam zaten gevraagd zich te legitimeren’ (voorbeeld uit ons onderzoek). Om meer zicht op de uitvoering te krijgen hebben wij op verschillende manieren geprobeerd cijfers boven tafel te krijgen.
In het najaar van 2006 hebben verschillende gemeenteraadsfracties van SP en Groenlinks vragen over de uitvoering en toepassing van de wet toegestuurd. De vragen hadden betrekking op het aantal boetes, dubbele bekeuringen, leeftijdsopbouw van bekeurden, vervolging en of de wet ook was gebruikt in situaties van terrorisme of extreem geweld.
Aan ongeveer twintig Colleges van Burgemeester en Wethouders zijn vragen gesteld. Enkele burgemeesters zien zichzelf niet als korpsbeheerder van de politie. De burgemeester van Velsen is duidelijk over zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het optreden van de politie. ‘In die zin is het niet aan het college of aan mij om vragensteller of de raad te informeren over de uitvoering van deze wet …,’ schrijft hij. De burgemeester verwijst naar afspraken die op landelijk niveau zijn gemaakt, de wet is een landelijke wet zoals zoveel wetgeving. Het College van B&W van Moerdijk sluit zich daar bij aan. Het heeft de vragen aan de politie en het openbaar ministerie voorgelegd. De politie laat weten ‘… dat zij niet op ons verzoek zal ingaan omdat het hier een verantwoordelijkheid betreft die boven de competentie van het lokale niveau ingaat.’
Een aantal gemeenten geven indirect geen antwoorden. Het College in Heerlen geeft aan dat er geen voorbeelden bekend zijn van gevallen van terrorisme of extreem geweld waarbij de wet op de identificatieplicht is gebruikt. En het College in Hilversum antwoordt: ‘Wij geven geen informatie op de vraag over de uitvoering van de Wet … in relatie tot dreiging van terrorisme.’
En of er al of niet willekeurig gecontroleerd wordt moeten wij aannemen van het bevoegde gezag. In Delft is het College er duidelijk over: ‘Er wordt in Delft nooit enkel gecontroleerd op de WID, dit valt altijd samen met een verkeerscontrole/overtreding of andere overtredingen en misdrijven.’ Uit Groningen komt het antwoord dat: ‘De politie gaat niet afzonderlijk controleren op het dragen van identiteitsbewijzen.’ En het College van Zwolle: ‘Bij navraag bij de politie blijkt dat er niet gericht wordt gecontroleerd op de naleving van de identificatieplicht. Het blijkt dat … staandehoudingen het meest voorkomen bij meldingen van overlast door jeugd of gerichte verkeerscontroles.’
Naast de vragen bij gemeenten hebben wij ook procedures in het kader van de Wet Openbaarheid van Bestuur aangevangen. Met behulp van de WOB is het mogelijk om beleidsstukken, statistieken en andere zaken van de overheid boven tafel te krijgen.
Of alle processen-verbaal in het kader van de identificatieplicht dubbele bekeuringen zijn is niet te controleren. Een simpele analyse van de gegevens van tabel 1 laat zien dat er in 2005 in 1,06% van de gevallen er ten onrechte een boete is uitgeschreven en in de eerste 11 maanden van 2006 al in 5% van de gevallen. Of hieruit geconcludeerd moet worden dat er vaker onnauwkeurig een proces verbaal is opgesteld is moeilijk te zeggen. Het kan ook zijn dat de politie de regels anders interpreteert. Wel valt op dat ongeveer de helft van de boetes naar de rechtbank worden gestuurd zowel in 2005 als in 2006. Of daar een veroordeling uit voort is gekomen is uit de cijfers van de politie niet op te maken. Uit de stukken die wij van het Ministerie van Justitie hebben gekregen, is geen verdeling tussen 2005 en 2006 te maken. Hoeveel mensen in beroep zijn gegaan tegen de veroordeling in eerste aanleg is niet uit de cijfers op te maken en wat daarvan het resultaat is ook niet.
Het Centraal Justitieel Incasso-Bureau (CJIB) heeft de moeite genomen om cijfers ter beschikking te stellen van de dubbele bekeuringen. Uit hun databases komen 39.487 zaken van mensen die tussen 1 januari 2005 en 20 november 2006 bekeurd zijn voor zowel het niet kunnen tonen van een legitimatiebewijs als het begaan van een trias-overtreding (wildplassen bijvoorbeeld) of een Mulder-overtreding (het niet dragen van een helm op een brommer bijvoorbeeld). Het CJIB geeft aan dat deze cijfers geen 100% zekerheid bieden, maar dat ze wel een beeld geven. Dit aantal steekt schril af tegen het totale aantal proces-verbalen van 104.637 dat de politie tot en met 30 november 2006 heeft uitgeschreven. Het verschil van 64.176 valt niet te verklaren met het aantal boetes die door zowel politie als justitie zijn ingetrokken (7.573). Ook de achterstand van justitie geeft geen inzicht in het verschil (10.500). Het verschil in tijd in de gegevens van politie, justitie en het CJIB al evenmin. Zonder tot een eenduidige conclusie te kunnen komen, lijkt het erop dat bij ruim 40% van de boetes voor het niet kunnen tonen van een legitimatiebewijs er geen sprake is van een dubbele bekeuring. De persoon in kwestie heeft dus geen strafbaar feit gepleegd, maar kon zijn legitimatiebewijs niet tonen. Betekent dit dat er in ruim 40% van de identiteitscontroles geen sprake is van plegen van een strafbaar feit of overtreding. De cijfers suggereren dit.
Conclusies uit de vele statistieken en overzichten die wij van politie en justitie hebben gekregen, zijn moeilijk te trekken. De politie kan zeggen dat zij nooit zomaar op identiteit controleert, maar enige administratie die dat zou kunnen staven is niet aanwezig. De cijfers van het CJIB lijken een andere richting aan te geven. Alleen door een registratie van alle keren dat de politie burgers om hun identiteitsbewijs vraagt, ongeacht of er een proces verbaal wordt uitgeschreven of niet, kan inzicht geven in de toepassing op straat. Misschien vergroot dat de administratieve last, maar het vergroot ook de toetsbaarheid van de WUID. Alleen als een burger klaagt en de klacht in behandeling wordt genomen kan duidelijk worden of er willekeurig wordt opgetreden, anders niet. Wij krijgen geen inzage in de dagrapportages van de politie in verband met privacy-overwegingen dus valt er niet na te gaan in hoeverre de politie willekeurig controleert. De voorbeelden uit deze krant, maar ook de andere verhalen die wij hebben ontvangen, maken duidelijk dat willekeur wel degelijk op de loer ligt. En daar waar willekeur voorkomt staat de deur naar discriminatoir optreden open.
statistieken WUID
Iets te verbergen?
November 23, 2007 - bron: Buro Jansen & Janssen