• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Brief van de informateurs 28637

    Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
    ’s-Gravenhage, 16 mei 2003

    Daartoe gemachtigd door Hare Majesteit de Koningin doen wij u hierbij
    toekomen het Hoofdlijnenakkoord voor een kabinet van CDA, VVD en D66
    van 16 mei 2003, waarmee de Tweede-Kamerfracties van genoemde
    partijen heden hebben ingestemd. Het hoofdlijnenakkoord is het resultaat
    van de onderhandelingen tussen CDA, VVD en D66 en bevat de program-grondslag
    van een kabinet van CDA, VVD en D66.


    Naar aanleiding van het verzoek van het lid uwer Kamer Halsema, dat ons
    is gebleken uit het ons toegezonden stenografisch verslag van de regeling
    van werkzaamheden van 15 mei jl., verwijzen wij naar de brief van de
    informateurs mr. J. P. H. Donner en prof. dr. F. Leijnse van 12 april jl.,
    kenmerk FU03/062. Overeenkomstig het daarin vervatte standpunt, dat wij
    tot het onze maken, hebben de besprekingen in het kader van een infor-matie
    naar hun aard een vertrouwelijk karakter. Om tijdens de informatie
    een vrije gedachtewisseling tussen partijen mogelijk te maken, moeten zij
    ervan kunnen uitgaan dat bouwstenen en verkenningen voor de onder-handelingen
    die geen onderdeel uitmaken van een door de betrokken
    partijen aanvaard regeerakkoord, vertrouwelijk blijven. Het is dan ook
    goed gebruik dat alleen het eindresultaat van de onderhandelingen die
    leiden tot de vorming van een kabinet, na afloop van de formatie open-baar
    gemaakt wordt, alsmede een beperkt aantal stukken die direct voor
    dat eindresultaat relevant zijn.
    Nu de informatie door de heren Donner en Leijnse niet geleid heeft tot
    een akkoord tussen de bij die informatie betrokken partijen, maken de
    CPB-stukken die in die fase zijn gebruikt geen deel uit van het (in)formatie-dossier,
    zodat wij daarover niet beschikken.
    Gelet op het resultaat van onze informatie en het verlangen van de
    betrokken partijen het Hoofdlijnenakkoord voor een kabinet CDA, VVD en
    D66 van 16 mei 2003 aan u te doen toekomen, menen wij door toezending
    van bovengenoemde notitie van het Centraal Planbureau nummer 2003/49
    Budgettaire en economische effecten van het Hoofdlijnenakkoord 2004–2007
    van 16 mei jl.binnen de gebruikelijke en gangbare grenzen aan het
    verzoek van eerdergenoemde leden van uw Kamer te kunnen voldoen.
    Partijen hebben deze notitie relevant geacht voor de beoordeling van het
    resultaat van de informatie. Wij zenden u deze notitie hierbij toe.
    Indien daartoe uitgenodigd, houden wij ons beschikbaar voor het
    verstrekken van inlichtingen aan uw Kamer.
    F. Korthals Altes
    R. J. Hoekstra
    1 Zie bijlage.

    Tweede Kamer der Staten-Generaal
    2
    Vergaderjaar 2002–2003
    KST68091
    0203tkkst28637-19
    ISSN 0921 – 7371
    Sdu Uitgevers
    ’s-Gravenhage 2003

    MEEDOEN, MEER WERK EN MINDER REGELS
    Hoofdlijnenakkoord voor het kabinet CDA, VVD, D66

    Inhoudsopgave
    Meedoen, meer werk, minder regels 4
    Beleid 6
    Sociaal-economisch beleid 6
    Onderwijs en kennis 8
    Veiligheid en justitiële keten 9
    Zorg 10
    Enkele aspecten van immateriële aard 12
    Bestuurlijke vernieuwing en openbaar bestuur 12
    Immigratie en integratie 14
    Ruimte, milieu en natuur, platteland en landbouw, wonen en
    mobiliteit 15
    Internationaal en Europees beleid; defensie 16
    Bijlage: financieel kader 2004–2007 18

    MEEDOEN, MEER WERK, MINDER REGELS
    De burgers zijn zich meer dan ooit bewust van de gebreken die onze
    samenleving vertoont en van de noodzaak de kwaliteit van onze demo-cratie,
    de publieke dienstverlening, de veiligheid, het onderwijs en de zorg
    te verbeteren. Tegelijkertijd is de economische en budgettaire situatie van
    ons land dramatisch slechter geworden. Het nieuwe kabinet wil daarom
    hard aan de slag voor een beter Nederland. Ondanks economische tegen-wind
    moet er flink vooruitgang worden geboekt in het oplossen van
    problemen waarmee de samenleving kampt.
    Inzet
    Het kabinet zet zich in voor een sterke economie, een slagvaar-dige
    overheid, een betere democratie en een veilige samenleving.
    Daartoe zal beleid worden gevoerd om de concurrentiekracht van
    Nederland te herstellen, regelzucht en bureaucratie te vermin-deren,
    de verantwoordelijkheid en zeggenschap van burgers en
    samenleving te versterken en veiligheid te waarborgen. Dit kan
    het kabinet niet alleen. Aan het oplossen van de problemen van
    de Nederlandse samenleving zal iedereen naar vermogen en
    draagkracht moeten bijdragen.
    Iedereen moet meedoen
    Om dit te realiseren moet iedereen meedoen. Met werk, met vrijwilligers-
    activiteiten, in het verenigingsleven, op school en in de buurt. Meedoen
    betekent niet alles van een ander of van de overheid verwachten, maar
    zelf verantwoordelijkheid nemen. De overheid heeft te lang gedacht dat
    door steeds meer regels te maken Nederland er beter voor komt te staan.
    Dat blijkt echter niet te werken. Mensen kunnen veel zelf als zij daarvoor
    de vrijheid krijgen: als ondernemer, als werknemer, als docent, agent,
    verpleger of opvoeder. En als kiezer.
    Onderwijs en kennis belangrijk
    De vitale rol van het onderwijs voor onze samenleving moet worden
    versterkt. Onderwijs en kennis vormen de basis voor economische kracht,
    eigen verantwoordelijkheid en saamhorigheid. Onderwijs is ook een
    belangrijke plaats voor het doorgeven van Nederlandse waarden en
    normen, die voorwaarde zijn voor succesvolle integratie in de samenle-
    ving.
    Haperende economie
    De krapte op de arbeidsmarkt heeft geleid tot oplopende loonstijgingen en
    tot een verslechtering van de concurrentiepositie. Met de negatieve inter-nationale
    economische ontwikkeling worden de gevolgen zichtbaar in
    afnemende economische groei, toenemende ontslagen en oplopende
    werkloosheid. Bovendien exploderen de kosten van de gezondheidszorg.
    De begroting vertoont op dit moment weer oplopende tekorten. De
    problemen zijn niet alleen van tijdelijke, maar ook van structurele aard.
    Onze concurrentiepositie is fors verzwakt. Ook de stijgende kosten van de
    vergrijzing van de bevolking vragen om een houdbare oplossing.
    Sterke economie
    Het kabinet wil de economische kracht en de concurrentiepositie van
    Nederland herstellen door werkgelegenheid en arbeidsparticipatie te
    bevorderen, de kwaliteit van onderwijs en wetenschap te verbeteren,
    mobiliteit mogelijk te maken en de tekorten op de begroting weg te
    werken. Dit alles binnen de grenzen van draagkracht en duurzaamheid.
    Tekortschietende overheid
    De mensen klagen over de kwaliteit van de publieke dienstverlening. Zij
    .voelen een te grote afstand tussen overheid en burger. Wachten in de
    zorg, op de trein en in de file, gevoelens van onveiligheid, beperkte
    openingstijden van overheidsdiensten, bureaucratie, de kwaliteit van het
    onderwijs, overdadige regelgeving: het zijn gespreksonderwerpen waar
    veel ergernis aan te pas komt. Hoewel de afgelopen jaren veel extra finan-ciële
    middelen ter beschikking zijn gekomen voor allerlei publieke dien-sten,
    leidde dit niet tot een noemenswaardige toeneming van de tevre-denheid.
    Het tegendeel lijkt eerder het geval.
    Bovenmatig ziekteverzuim, bureaucratie, veel en gedetailleerde rijks-regels,
    te veel aandacht voor beleid maken en te weinig voor de uitvoe-ring
    daarvan, een ingewikkeld oerwoud van subsidies, gebrek aan hand-having:
    het zijn allemaal signalen van een overheid die minder doeltref-fend
    en doelmatig is dan gewenst. Ook zonder extra geld kan beter
    worden gepresteerd.
    Slagvaardige overheid, betere democratie
    De slagvaardige overheid moet zich kenmerken door minder bureaucratie
    en regelzucht, concrete beleidsdoelstellingen, een voortvarende aanpak
    van langslepende problemen en herstel van de verantwoordelijkheden
    van de samenleving. Versterking van het representatieve karakter van de
    democratie, meer rechtstreekse invloed van de burger en bestuurlijke
    vernieuwing moeten de afstand tussen kiezer en gekozene verkleinen.
    Onpersoonlijke samenleving
    De samenleving wordt ondertussen als steeds onpersoonlijker en onvei-liger
    ervaren. Respect en fatsoen zijn niet zelden ver te zoeken. De
    publieke ruimte lijkt van niemand en in grote steden vertaalt een gebrek-kige
    integratie zich in eenzijdig samengestelde wijken.
    Veilige samenleving
    De kerntaak van de overheid, het waarborgen van veiligheid, moet
    worden waargemaakt. Daartoe moeten criminaliteit en vandalisme harder
    worden aangepakt, maar moet er ook veel meer energie worden gestoken
    in preventie, verantwoordelijkheid van mensen zelf en overdracht van
    waarden en normen. Naleving is primair, zichtbaar en merkbaar toezicht
    daarvoor voorwaarde, handhaving is sluitstuk. Daarmee opent zich een
    perspectief op een samenleving die wordt gekenmerkt door respect voor
    elkaar en tolerantie.
    Hoofdlijnenakkoord
    Deze doelstellingen en de financiële basis daarvoor zijn neergelegd in dit
    hoofdlijnenakkoord. De democratie en het dualisme tussen regering en
    Staten-Generaal worden versterkt door deze programgrondslag te
    beperken tot hoofdlijnen. In de regeringsverklaring en in een op de derde
    dinsdag van september uit te brengen beleidsprogramma zal het te
    voeren regeringsbeleid nader worden uiteengezet, in het vertrouwen dat
    op basis daarvan met de Staten-Generaal een beleid tot stand zal worden
    gebracht dat onze samenleving de komende vier jaren nodig heeft.

    BELEID
    Sociaal-economisch beleid
    De economische en budgettaire situatie van Nederland is dramatisch
    slechter geworden. Alle seinen staan op rood. De werkloosheid zal zonder
    maatregelen in 2007 zijn verdubbeld ten opzichte van 2001 tot vijfhonderd-duizend
    personen. Er zijn maandelijks honderden faillissementen. De
    premielast van de toekomstige pensioenen dreigt onbetaalbaar te
    worden. De overheidsfinanciën komen in de Europese gevarenzone. De
    kern van het probleem wordt gevormd door te hoge loonkosten en te
    weinig innovatief vermogen. Daardoor heeft Nederland in sterke mate te
    lijden van de wereldwijde conjuncturele neergang. En daardoor dreigt
    Nederland bij een toekomstig herstel van de wereldconjunctuur de boot te
    missen.
    Meerjarige matiging van alle inkomens is een voorwaarde voor herstel
    van de werkgelegenheid. Dit werkt alleen als de matiging stevig is en een
    aantal jaren wordt volgehouden. Dat geldt zowel voor de publieke
    sectoren als voor de marktsector.
    De overheid zal haar verantwoordelijkheid nemen door de arbeidsvoor-waardenruimte
    in de publieke sectoren te begrenzen met 1%-punt per jaar
    ten opzichte van de huidige middellangetermijn (MLT) prognose. De
    ontwikkeling van het bruto minimumloon (en daarmee de uitkeringen)
    loopt gelijk op met de contractloonstijging van ambtenaren.
    Het in dit hoofdlijnenakkoord ingezette beleid leidt (volgens de CPB door-rekening)
    tot een matiging van de loonontwikkeling in de marktsector met
    0,6%-punt. Het verschil in loonontwikkeling tussen de publieke en de
    marktsector wordt daarmee op voorhand verkleind.
    Daar staat tegenover dat de arbeidsvoorwaardenruimte voor de ambte-naren
    met gemiddeld %-punt per jaar wordt belast door stijging van de
    werkgeverspremies voor de pensioenen. Deze stijging is hoger dan in de
    marktsector. Naar de mate waarin deze lasten worden beperkt door
    aanpassingen in de pensioenrechten kan de ruimte voor het contractloon
    voor de ambtenaren stijgen, en in navolging daarvan ook de uitkeringen.
    Dit is zeer gewenst; de overheidswerkgevers zullen zich hier krachtig voor
    inzetten.
    Op werkgevers en werknemers in de marktsector wordt een dringend
    appèl gedaan om in CAO-verband de contractlonen tot hetzelfde niveau
    als dat van de overheid te matigen. De sociale uitkeringen zullen alsdan
    tevens geheel in de pas lopen met de loonontwikkeling in de marktsector.
    Het kabinet roept de CAO-partijen op om specifiek aandacht te besteden
    aan scholing en innovatie, aan leeftijdsbewust personeelsbeleid, aan de
    (jeugd)werkgelegenheid en aan de betaalbaarheid van de pensioenen op
    lange termijn.
    Het algemeen verbindend verklaren van CAO’s wordt niet ter discussie
    gesteld, ervan uitgaande dat de sociale partners de verantwoordelijkheid
    nemen om in de Stichting van de Arbeid goede afspraken te maken en
    deze na te komen.
    Koopkrachtbehoud zal de komende jaren vanwege de lage economische
    groei, de oplopende pensioenpremies en de sterk oplopende kosten van
    de gezondheidszorg niet mogelijk zijn. Een uiterste inspanning is geleverd
    door van overheidszijde in de komende periode ten opzichte van 2003 de
    lasten niet te laten stijgen. Wel zullen introductie van eigen risico’s en
    verkleining van het verplicht verzekerde pakket leiden tot extra door de
    burgers zelf te dragen lasten voor de zorg. Daartegenover zal de overheid
    per saldo een beperkte verlaging van belastingen en premies stellen.
    Vanzelfsprekend wordt gestreefd naar een eerlijke verdeling van de lasten.
    Ter verzachting van de gevolgen van de loonmatiging voor kwetsbare
    groepen (65-plussers en gezinnen met kinderen en een laag inkomen) en
    ter stimulering van de werkgelegenheid worden fiscale verlichtingen
    doorgevoerd (ouderenkorting, kinderkorting, arbeidskorting en combi-korting).
    Het is onverantwoord en niet aanvaardbaar dat in moeilijke economische
    tijden veel bestuurders van ondernemingen en zelfstandige organen in de
    publieke sector, in schril contrast met de van werknemers gevraagde pas
    op de plaats, bovenmatige inkomensontwikkelingen kennen. Voor struc-tuurvennootschappen
    wordt de bevoegdheid om de arbeidsvoorwaarden
    (waaronder ontslagregelingen en leningen) voor de bestuurders vast te
    stellen gelegd bij de algemene vergadering van aandeelhouders (in plaats
    van de raad van commissarissen). Bezien wordt hoe het fiscale instrumen-tarium
    kan worden ingezet om bovenmatige belonings- en afvloeiingsre-gelingen
    te beperken. Inkomens in de (semi-)publieke sector die uitgaan
    boven het inkomensniveau van een minister, worden openbaar gemaakt.
    Het inkomensbeleid zal worden gekenmerkt door een verdere aanpak van
    de armoedeval en door een verdere stroomlijning (door bundeling van
    regelingen en uniformering van inkomensbegrippen) van inkomensafhan-kelijke
    regelingen, met name voor zorg, kinderen en wonen. Op zo kort
    mogelijke termijn wordt de huidige kinderkorting meer glijdend inko-mensafhankelijk
    gemaakt; deze wordt met ingang van 2004 verhoogd. In
    het kader van het nieuwe zorgstelsel wordt een zorgtoeslag ingevoerd, die
    de kosten voor zorg voor huishoudens aan een maximum bindt. Een aan
    de belastingdienst gelieerde uitvoeringsinstantie zal deze en andere inko-mensafhankelijke
    regelingen gaan uitvoeren.
    Om de arbeidsparticipatie structureel te bevorderen zal de werking van de
    socialezekerheids-regelingen moeten worden verbeterd. Dat geldt voor de
    werkloosheidsregelingen (met doorvertaling naar de collectieve sector),
    voor hervorming van de WAO en voor de WAZ, welke laatste wordt afge-schaft.
    In het bijzonder moet de arbeidsparticipatie tussen 55 en 65 jaar
    fors worden verhoogd. Fiscale en andere regelingen die stoppen met
    werken bevorderen, worden beperkt. Ruimere mogelijkheden om werk en
    tijd voor andere doelen (zoals zorg en scholing) over de gehele levensloop
    te spreiden, worden gerealiseerd in een levensloopregeling, die zal
    worden uitgewerkt als een gelijkwaardige keuzemogelijkheid naast het
    spaarloon. Een nieuwe, meer vraaggestuurde regeling voor kinderopvang
    is ook nodig voor de arbeidsmarktdynamiek.
    Gegeven de noodzaak van herstel van de economische dynamiek – en
    daarmee van de werkgelegenheid – zullen de reeds ingezette deregulering
    en decentralisatie van reïntegratiebudgetten, gesubsidieerde arbeid en
    algemene bijstand naar de gemeenten worden doorgezet, gericht op
    invoering per 1 januari 2004. Zij zijn een noodzakelijke voorwaarde voor
    een beter werkende arbeidsmarkt. De vorig jaar met sociale partners en
    gemeenten overeengekomen stappen om te komen tot het verder regulier
    maken van gesubsidieerde arbeidsplaatsen (ID-banen), worden met hand-having
    van de voorziene financiële middelen voortgezet. Tevens wordt
    uitvoering gegeven aan de afspraken tussen het rijk en de gemeenten om
    tot een daadwerkelijke doorstroom te komen van mensen met een ID- of
    WIW-baan naar reguliere banen, waarbij een groter beroep op bijstand en
    de WAO wordt voorkomen.
    Een verlaging van de administratieve lasten voor bedrijven en burgers in
    de komende kabinetsperiode met een kwart ten opzichte van 31 december
    2002, zal per ministerie taakstellend worden toebedeeld. Het aldus vastge-stelde
    administratievelastenplafond zal worden gehandhaafd.
    Onderwijs en kennis
    Onderwijs en onderzoek zijn een essentiële basis van de samenleving en
    de economie. Ondanks de moeilijke financieel-economische situatie wordt
    er niet bezuinigd op onderwijs en kennis. Integendeel, het kabinet trekt
    juist fors extra middelen uit voor deze prioriteit in het beleid. Bovendien
    kan de sector efficiencywinsten door vermindering van bureaucratie en
    overhead herinvesteren in het onderwijs. Schoolbudgetten zullen zo veel
    mogelijk worden gebundeld en gedecentraliseerd (ook van gemeenten)
    naar de scholen. In dat kader worden middelen voor onderwijsachter-standenbeleid
    en gewichtenregeling samengebracht in één nieuwe rege-ling,
    met als maatstaf de feitelijke achterstand van de leerling. Dat biedt
    scholen de mogelijkheid om meer gebruik te maken van schakelklassen
    om leerlingen met achterstanden te laten inlopen. Het extra budget dat
    scholen krijgen kan dan ook naar eigen inzicht worden besteed. De over-heid
    gaat zich vooral richten op de kwaliteit van de onderwijsoutput
    (eindtermen, kerncurriculum) en zorgt voor toezicht daarop. Er zal meer
    ruimte geboden worden voor de inrichting van het onderwijs (zoals
    studiehuis en basisvorming). Ouders, docenten en leerlingen moeten
    meer invloed op de inrichting van het funderend onderwijs krijgen.
    Daartoe moeten besturen meer verantwoording afleggen en meer inzicht
    geven in bestedingen en de kwaliteit van het onderwijs. Het kabinet kiest
    voor kleinschalig onderwijs en stimuleert dit door fusies en de vorming
    van steeds grotere scholen af te remmen. De maatschappelijke stage in
    het voortgezet onderwijs, die in het vrije deel van het curriculum mogelijk
    is, wordt bevorderd.
    Aan de vrijheid van onderwijs wordt niet getornd. Scholen hebben recht
    op naleving en bescherming van hun eigen grondslag en traditie. Scholen
    kunnen van ouders en leerlingen vragen de grondslag en traditie van de
    school te respecteren. Van scholen mag dan worden gevraagd, zonder
    acceptatieplicht, om leerlingen op die basis te aanvaarden. In dat kader is
    het nuttig als gemeenten met scholen afspraken maken over de opneming
    van allochtone leerlingen.
    Het terugdringen van het lerarentekort heeft prioriteit. Door uitbreiding
    van ondersteunende functies wordt de werkdruk verlicht; het vak wordt
    aantrekkelijker gemaakt. Uitval in het beroepsonderwijs wordt tegenge-gaan
    door meer leerlingbegeleiders. betere aansluiting tussen vmbo en
    mbo, praktijkgerichte lessen die het beste uit elke leerling halen, en
    bijvoorbeeld door deelcertificaten op verschillende niveaus mogelijk te
    maken. De aansluiting van de beroepsopleiding op de arbeidsmarkt wordt
    verbeterd, onder andere door meer samenwerking met het bedrijfsleven.
    Nederland moet tot de Europese voorhoede behoren op het terrein van
    hoger onderwijs, onderzoek en innovatie. Ter wille van de benodigde
    integrale aanpak wordt een Innovatieplatform opgericht, waarin de bij
    onderwijs en innovatiebeleid betrokken ministers en vertegenwoordigers
    van relevante maatschappelijke partijen (zoals bedrijfsleven en onder-wijsen
    kennisinstellingen) onder leiding van de minister-president
    plannen uitwerken voor de te volgen strategie voor kennisontwikkeling en
    -exploitatie. Het budget voor de Wet bevordering speur- en ontwikkelings-werk
    wordt verhoogd om met name het midden- en kleinbedrijf te stimu-leren
    te investeren in onderzoek en ontwikkeling. Het klimaat voor star-tende
    ondernemers in de technologiesector wordt versterkt. Excelleren in
    kennis kan slechts door goed en toegankelijk hoger onderwijs en concen-tratie
    van onderzoeksgebieden en -locaties, bijvoorbeeld biotechnologie
    en ICT. Om de kwaliteit te verhogen en concurrentie te stimuleren wordt
    een deel van de eerste geldstroom overgeheveld naar de tweede.
    Instroom in en afronding van bètaen technische opleidingen worden
    gestimuleerd door, zonodig onorthodoxe, maatregelen.
    Kunst inspireert en draagt bij aan de kwaliteit van de samenleving. Het
    kabinet stimuleert een sterke culturele infrastructuur. Het behoud van de
    Nederlandse taal en cultuur in een steeds kleiner wordende wereld is van
    groot belang. Bij de beoordeling van subsidieaanvragen staat de kwaliteit
    voorop. Om kunstenaars en kunstinstellingen meer ruimte te geven zich
    op de inhoud van hun werk te richten, worden minder administratieve
    eisen aan de subsidieaanvragen gesteld.
    Veiligheid en justitiële keten
    Een effectievere aanpak van criminaliteit is nodig. Dat vergt meer aan-dacht
    voor overdracht van waarden en normen, preventie, aanpak van
    asociaal gedrag en vandalisme, resocialisatie (zoals Glenn Mills-scholen
    en Den Engh), slachtofferzorg, het tegengaan van verloedering van de
    publieke ruimte en handhaving van beleid en regels. Intensiveringen in
    preventie en de justitiële keten zijn prioriteit. Het vigerende veiligheids-plan
    zal worden uitgevoerd en aangevuld. De middelen die extra ter
    beschikking worden gesteld voor knelpunten in diverse onderdelen van de
    justitiële keten, zullen op elkaar worden afgestemd. Daarbij zal een accent
    worden gelegd op preventie, de rechterlijke macht (zittende en staande
    magistratuur) en het gevangeniswezen, alsmede op enkele knelpunten bij
    de politie. Bovendien is in alle onderdelen van de keten verbetering van
    efficiency mogelijk.
    De overheid kan wetten en regels niet handhaven als burgers en bedrijven
    zich daarvoor niet in de eerste plaats zelf verantwoordelijk achten. Nale-ving
    is primair, zichtbaar en merkbaar toezicht daarvoor voorwaarde,
    handhaving is sluitstuk. Zo is het de taak van ouders, gesteund door de
    sociale omgeving, om hun kinderen op te voeden. Er moet een systeem
    van jeugdzorg zijn, waarin bij probleemsituaties tijdig ondersteuning
    wordt geboden en adequaat wordt ingegrepen om ernstige schade te
    voorkomen (opvoedingsondersteuning, gezinscoaches). Kinderen en
    gezinnen mogen niet tussen wal en schip raken door afstemmingsproble-men
    tussen departementen, bestuurslagen en jeugdzorginstellingen. Als
    onderdeel van een goed preventiebeleid moeten gemeenten in samen-werking
    met woningbouwcorporaties en opvanginstellingen zorgdragen
    voor voldoende maatschappelijke opvang, die 24 uur per dag toegankelijk
    is bij crisissituaties.
    Het functioneren van de politie kan en moet effectiever en efficiënter.
    Daarvoor ligt een nadrukkelijke opdracht bij de korpsen zelf. Ook bij de
    komende CAO-onderhandelingen zal dit inzet zijn. Toezichthouders –
    onder regie van de politie – moeten de politie in staat stellen zich te
    concentreren op haar eigenlijke kerntaak en de goede uitvoering daarvan.
    Daartoe kunnen gemeenten de opbrengst van bestuurlijke boetes inzetten.
    Om de politie te ontlasten zal grootschalige politie-inzet bij manifestaties
    worden teruggedrongen; een voorstel voor bijdragen aan de politiekosten
    bij commerciële manifestaties wordt voorbereid. Er komt een algemene
    identificatieplicht, waarbij iedereen van 14 jaar en ouder een identificatie-bewijs
    bij zich moet hebben (draagplicht), dat getoond moet worden
    wanneer politie en andere toezichthouders bij de uitoefening van hun
    taken daarom vragen. Het kabinet zal te zijner tijd op basis van de resul-taten
    van een evaluatie bezien of deze leeftijdsgrens aanpassing behoeft.
    De mogelijkheden voor het toepassen van preventief fouilleren zullen
    worden uitgebreid met specifieke openbaar-vervoerstrajecten en vervoer-sassen.
    Het nieuwe kabinet gaat door op de ingeslagen weg naar verster-king
    van de beheersbevoegdheid van de minister van BZK inzake de
    politie en de vorming van een nationale recherche. In 2004 vindt een
    evaluatie naar het functioneren van de politie plaats om te bezien of
    verdergaande organisatorische maatregelen nodig zijn.
    Het kabinet zal inzetten op een harde aanpak van de productie van en
    handel in harddrugs, in het bijzonder XTC. Luchtvaartmaatschappijen
    worden verantwoordelijk gesteld voor het uitvoeren van controles waar-door
    drugssmokkelaars geen gebruik kunnen maken van hun vluchten. Bij
    het herhaald tekortschieten van de inspanningen van een luchtvaartmaat-schappij
    zullen sancties volgen, waaronder de intrekking van landings-rechten.
    Heroïneverstrekking onder strenge medische begeleiding aan
    zeer zwaar verslaafden voor wie geen andere behandelings-mogelijk-heden
    meer openstaan (met nadrukkelijke aandacht voor een individueel
    behandelplan), zal in de huidige omvang worden voortgezet. Te zijner tijd
    zal op basis van de resultaten van een evaluatie worden bezien of dit
    beleid zal worden aangepast. Het kabinet treedt in overleg met gemeenten
    teneinde coffeeshops in de buurt van scholen en in grensgebieden terug
    te dringen.
    Binnen en buiten de overheid moeten hoge eisen worden gesteld aan
    integriteit en dienen corruptie en fraude met harde hand te worden tegen-gegaan
    en bestreden. Het kabinet zal een strikt integriteitsbeleid voeren
    binnen de overheid en zorgdragen voor effectief toezicht op de financiële
    markten. Daarnaast dienen fraude en uitbating van illegalen door werkge-vers
    en huisjesmelkers krachtig bestreden te worden. Bescherming van de
    persoonlijke levenssfeer komt een ieder toe, maar mag worden door-broken
    indien wetshandhaving en bestrijding van criminaliteit dat
    vereisen. Uitgangspunt is daarbij dat belemmeringen voor informatie-uitwisseling
    die een effectieve aanpak van criminaliteit en misbruik van
    sociale zekerheid verhinderen, worden weggenomen.
    De rechterlijke macht moet in haar algemeenheid ontlast worden van
    minder zware zaken (door afdoening buiten rechte door politie en open-baar
    ministerie, bestuurlijke handhaving, mediation, arbitrage, klachten-commissies
    en dergelijke). De leden van het openbaar ministerie zullen
    zich moeten specialiseren om doeltreffender complexe zaken tot een
    veroordeling te kunnen brengen. Op een aantal terreinen is, gelet op de
    grote maatschappelijke problemen, hardere bestraffing nodig. Daarbij is
    een hogere strafmaat nodig voor recidive en draaideurcriminelen alsmede
    voor misdrijven waarvan kinderen het slachtoffer zijn. Een effectievere
    aanpak van huiselijk geweld is nodig (daderbehandeling, uithuisplaatsing
    e.d.). Vervroegde invrijheidstelling moet worden vervangen door een
    systeem waarbij invrijheidstelling een voorwaardelijk karakter krijgt en
    van rechtswege vervalt bij hernieuwd delinquent gedrag. De capaciteit
    van het gevangeniswezen zal worden vergroot. Meer gedetineerden op
    één cel wordt mogelijk voor kortgestraften en voorlopig gehechten, mits
    er geen onverantwoord risico is voor gedetineerden en bewakers, en de
    cellen daarop zijn aangepast. Er komt meer capaciteit voor de strafrechte-lijke
    opvang van verslaafden. De positie van het slachtoffer wordt
    versterkt. Het kabinet treedt in overleg met de Nederlandse Orde van
    Advocaten over de versterking van de rechtsbijstand aan minder draag-krachtigen.
    Zorg
    Kwaliteit en kwantiteit van de zorg schieten te vaak tekort, terwijl de
    kosten explosief stijgen. Het kabinet houdt nu reeds rekening met een
    stijging van de collectief verzekerde zorguitgaven boven de basisraming
    van het CPB van 1 miljard euro in de kabinetsperiode. Met het oog op de
    economische ontwikkeling is het niet gewenst dat de toch al sterk stij-Tweede
    gende ziektekostenpremies door deze extra uitgaven nog hoger zouden
    moeten worden vastgesteld. Ingrijpende maatregelen zijn dan ook op
    korte termijn noodzakelijk om tot een houdbaar stelsel te komen, waarin
    een collectieve verzekering van noodzakelijke zorg duurzaam kan worden
    gegarandeerd. Het verzekerd pakket in AWBZ en ziekenfonds zal daartoe
    met ingang van 2004 worden verkleind, waarbij de poortwachtersfunctie
    van de huisarts zal worden behouden 1 . Er moet ernstig rekening mee
    worden gehouden dat de uitgaven voor zorg nog verder zullen door-groeien
    dan nu reeds in de meerjarenramingen is voorzien. Het kabinet zal
    alsdan maatregelen nemen om de zorguitgaven binnen het budgettair
    kader te houden en het beslag op de collectieve middelen niet verder te
    laten oplopen. Daarbij zal het gaan om verdere pakketbeperkingen, de
    verhoging van eigen bijdragen in de AWBZ en een eigen risico in het
    ziekenfonds, en maatregelen om de doelmatigheid te verhogen. Bij het
    vergroten van de doelmatigheid heeft de sector een zware verantwoorde-lijkheid.
    Indien de benodigde verhoging van eigen betalingen sociaal
    onverantwoorde consequenties dreigt te krijgen, kan alleen in het uiterste
    geval ook het herintroduceren van budgetplafonds voor (onderdelen van)
    de AWBZ aan de orde komen. Bij het inkomensbeleid zal het kabinet reke-ning
    houden met de gevolgen van deze maatregelen voor chronisch
    zieken, gehandicapten en andere kwetsbare groepen. Om het beroep op
    de zorg terug te dringen, zal ook meer aandacht worden geschonken aan
    bevordering van de volksgezondheid door preventief beleid en sport.
    Sport is van grote maatschappelijke betekenis. Van sportbeoefening gaat
    een positieve impuls uit voor jongeren en sport heeft door het fijnvertakte
    netwerk van sportverenigingen en vrijwilligerswerk een sterke samenbin-dende
    functie. Het overheidsbeleid is erop gericht dat waar nodig te
    ondersteunen. Dat geldt in het bijzonder ook voor gehandicaptensport.
    In de zorg horen de behoeften van patiënten en cliënten centraal te staan
    en moet de professionaliteit van medewerkers tot haar recht komen. De
    administratievelastendruk, de bureaucratie en overhead in alle onderdelen
    van de zorg moeten fors omlaag. Geld en tijd moeten aan patiënten en
    cliënten worden besteed, niet aan bovenmatige overhead, formulieren en
    kantoren. De centrale aanbodsturing is vastgelopen en wordt zo snel als
    verantwoord is vervangen door gereguleerde marktwerking. De normali-sering
    van marktverhoudingen in diverse deelmarkten in de zorg zal
    worden bevorderd, met de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) als
    toezichthouder, waarbij het kabinet zorgdraagt voor afstemming van de
    activiteiten van de NMa en die van het College Tarieven Gezondheidszorg.
    Eigen verantwoordelijkheid en initiatief van partijen in de zorg komt
    voorop te staan. De overheid blijft uiteraard toegankelijkheid, betaalbaar-heid
    en kwaliteit van de zorg garanderen. In dit kader wordt de stelsel-herziening
    van de zorg, binnen de contouren die door de vorige twee
    kabinetten zijn aangegeven, doorgezet. Per 1 januari 2006 wordt een
    verplichte standaardverzekering voor curatieve zorg ingevoerd. Deze
    wordt uitgevoerd door private uitvoerders, die winst mogen beogen,
    binnen publieke randvoorwaarden (zoals acceptatieplicht, risicovereve-ning
    en een verbod op premiedifferentiatie op grond van persoonlijke
    kenmerken). Werkgevers dragen de helft van de totale macropremielast
    via een loongerelateerde bijdrage. Iedere volwassene betaalt een nomi-nale
    premie, met een verplicht eigen risico, waarbij het kabinet voor-alsnog
    uitgaat van 200 euro per jaar. Dit eigen risico kan op vrijwillige
    basis verder worden verhoogd. In de premie voor kinderen tot 18 jaar
    wordt via een rijksbijdrage voorzien; voor hen geldt geen eigen risico.
    Door middel van een zorgtoeslag 2 wordt blijvend gezorgd voor een
    compensatie van in verhouding tot het gezinsinkomen te hoge premie-lasten.
    Bij de stelselherziening zal in beginsel alle op genezing gerichte
    1 De beperkingen van het verzekerde pakket
    hebben betrekking op het aantal psychothera-peutische
    behandelingen bij bepaalde stoor-nissen,
    tandheelkundige zorg voor volwas-senen,
    zittend ziekenvervoer, niet-chronische
    fysiotherapie en oefentherapie, bepaalde
    geneesmiddelen, een korting op subsidies,
    alsmede een effectiever geneesmiddelen-beleid.
    2 De hoogte van de zorgtoeslag is gelijk aan
    de genormeerde ziektekosten per huishouden
    minus de standaard ziektekostenpremie minus
    het verplicht eigen risico.
    zorg van de AWBZ worden overgeheveld naar de standaardverzekering
    curatieve zorg.
    Bijzondere aandacht zal worden besteed aan het terugdringen van de
    wachttijden bij ziekten met levensbedreigende risico’s. Het kabinet zal
    daarom de capaciteit van medische opleidingen verruimen (waarmee de
    numerus fixus op termijn overbodig wordt), de aantrekkelijkheid van
    werken in de zorg bevorderen, en het huisartsentekort aanpakken.
    Enkele aspecten van immateriële aard
    Handhaving van de zorgvuldigheidsnormen bij zwangerschapsafbreking
    is gewenst, waarbij bijzondere aandacht dient te worden besteed aan het
    voorhouden van alternatieven, waaronder adoptie. Tevens zal extra
    aandacht worden besteed aan voorlichting om ongewenste zwangerschap
    te voorkomen. Wat betreft de laatste fase van het leven is meer aandacht
    nodig voor palliatieve zorg en de opleiding daarvoor. Tijdens de komende
    kabinetsperiode zal het verbod op het speciaal tot stand brengen en
    gebruiken van embryo’s voor wetenschappelijk onderzoek en andere
    doeleinden dan het tot stand brengen van zwangerschap, worden gehand-haafd.
    Aan gemeenten zal een ruimere vrijheid worden gegeven om in
    hun beleid ter zake van ruimtelijke ordening rekening te houden met
    bestaande bordelen, ook in de regio waarin de betrokken gemeente ligt.
    Overeenkomstig het destijds geformuleerde beleid brengt zorgvuldige
    omgang met gewetensbezwaarde ambtenaren van de burgerlijke stand
    met zich dat in onderling overleg in plaats van de gewetensbezwaarde
    een andere ambtenaar van de burgerlijke stand een huwelijk tussen
    personen van hetzelfde geslacht voltrekt, mits in elke gemeente de
    voltrekking van een dergelijk huwelijk mogelijk blijft.
    Bestuurlijke vernieuwing en openbaar bestuur
    Het kabinet zal de bestuurlijke vernieuwing en vergroting van de kwaliteit
    van het openbaar bestuur met kracht ter hand nemen. Versterking van het
    huidige stelsel van representatieve democratie is daarvoor noodzakelijk,
    inclusief versteviging van de politieke partijen en hun wetenschappelijke-en
    scholingsinstituten, alsmede verbetering van de voorbereiding en
    uitvoering van overheidsbesluitvorming. Effectiviteit, slagkracht en «luis-terend
    vermogen» van de overheid moeten worden vergroot. Een taken-operatie,
    waarin regelgeving, staand beleid en organisatie van de rijks-dienst
    ter hand worden genomen, is nodig. Daarbij zullen ook de taken,
    werkwijze en omvang van de zelfstandige bestuursorganen, gedeconcen-treerde
    rijksdiensten en adviesraden tegen het licht worden gehouden. Bij
    de uitvoering van de rijkstaken zal meer en beter gebruik worden gemaakt
    van ICT. In het kader van het terugdringen van de bureaucratie zal het
    kabinet terughoudend zijn met het uitbrengen van nieuwe beleidsnota’s
    en studies. Daarom zullen ook de bestaande wettelijke verplichtingen tot
    het periodiek uitbrengen van beleidsnota’s, indien verantwoord, worden
    geschrapt.
    De minister-president zal leiding geven aan een regiegroep uit het kabinet,
    die een grondig en gericht onderzoek zal instellen naar de verschillende
    modaliteiten van de versterking van de positie van de minister-president,
    diens bevoegdheden en diens democratische legitimatie, waaronder de
    argumenten voor en tegen diens rechtstreekse verkiezing. Het kabinet
    doet daarna zo spoedig mogelijk beargumenteerd verslag van zijn bevindingen
    aan de Staten-Generaal, waar mogelijk vergezeld van concrete
    voorstellen.
    Voor een betere werking van de parlementaire democratie is dualisme een
    noodzakelijke voorwaarde. Herziening van het kiesstelsel kan een belang-rijke
    bijdrage leveren aan versterking van de democratie. Een nieuw kiesstelsel
    dient te blijven binnen de grondwettelijke voorwaarden van even-redige
    vertegenwoordiging en het vaste aantal van 150 Tweede Kamerzetels.
    Uitgangspunt van verandering is een sterkere nadruk op het eigen
    mandaat van de individuele volksvertegenwoordiger. Daartoe zal worden
    bezien hoe een deel van de zetels via districten aan kandidaten kan
    worden toegewezen. Een ander deel zou toegewezen kunnen worden via
    landelijke lijsten die door de partijen worden vastgesteld. De uitslag van
    het aantal per partij behaalde zetels wordt bepaald door het totale aantal
    in het gehele land uitgebrachte stemmen per partij. Op deze manier wordt
    verzekerd dat partijen en hun ondersteunende kiezersgroepen op dezelfde
    grondslag van evenredige vertegenwoordiging als in het huidige stelsel in
    de Tweede Kamer zijn vertegenwoordigd. Het stelsel gaat uit van ofwel
    één stem (die districtsgewijs wordt uitgebracht) ofwel twee stemmen, één
    op de landelijke lijst en één op een districtskandidaat naar voorkeur. De
    stem op de landelijke lijst is dan bepalend voor de zetelverdeling in de
    Tweede Kamer. De partijen stellen, binnen zelfgekozen procedures, kandi-daten
    voor de districten. Dit kunnen enkelvoudige of meervoudige
    districten zijn. Bij de voorbereiding van voorstellen worden ook andere
    varianten betrokken die het eigen mandaat van volksvertegenwoordigers
    benadrukken. Het nieuwe kiesstelsel zal in deze kabinetsperiode worden
    ingevoerd. Daartoe zal het noodzakelijke voorstel tot wijziging van de
    kieswet binnen 12 maanden na het aantreden van het kabinet om advies
    aan de Raad van State worden aangeboden.
    Het oordeel van beide Kamers in tweede lezing met betrekking tot het
    correctief wetgevings-referendum wordt afgewacht. Het wetsvoorstel tot
    intrekking van de tijdelijke referendumwet wordt ingetrokken, zodat de
    tijdelijke referendumwet zijn gelding blijft behouden tot de daarin opge-nomen
    expiratiedatum (1 januari 2005). Het blijft mogelijk dat in
    gemeenten referenda worden gehouden.
    Veranderingen in het gemeentebestuur zijn nodig om de slagvaardigheid
    te vergroten en de betrokkenheid van burgers te versterken. De tweede
    lezing van de deconstitionalisering van de aanstellingswijze van de burgemeester
    wordt gesteund. Binnen 12 maanden na het aantreden van het
    kabinet zal een wetsvoorstel om advies aan de Raad van State worden
    aangeboden ter invoering van de rechtstreeks door de bevolking gekozen
    burgemeester. Na aanvaarding van de deconstitutionalisering is dit
    binnen de Grondwet mogelijk. In de tussentijd wordt de wet gewijzigd
    teneinde te bereiken dat bij de verplichte voordracht van twee kandidaten,
    alleen de eerste openbaar gemaakt wordt indien de raad heeft besloten
    geen burgemeestersreferendum uit te schrijven. Belangrijke randvoor-waarden
    voor de invoering van de rechtstreeks gekozen burgemeester zijn
    een passende regeling van diens bevoegdheden in relatie tot de wethou-ders
    en van de gemeenteraad, diens bevoegdheden op het terrein van de
    politie en een herziening van de verantwoordelijkheid voor het korps-beheer.
    Het grotestedenbeleid wordt voorgezet. Het kabinet staat welwillend
    tegenover pleidooien van de grote steden om hun bevoegdheden en
    mogelijkheden te verruimen, voor zover deze ontoereikend zijn om de
    problemen in eigen stad succesvol aan te pakken.
    Het 50-jarig bestaan van het Statuut van het Koninkrijk leidt tot een herbezinning
    op het Koninkrijksverband. Het Statuut blijft daarbij de basis voor
    de samenwerking tussen de drie landen Nederland, Nederlandse Antillen
    en Aruba. Gelet op de ontwikkelingen wordt in samenspraak met het land
    de Nederlandse Antillen en de afzonderlijke eilanden gezocht naar een
    aanpassing van de huidige structuur, waardoor meer recht wordt gedaan
    aan de eigen mogelijkheden en eigen verantwoordelijkheden om de
    problemen van de afzonderlijke eilanden aan te pakken. Behoud van de
    landsverantwoordelijkheid voor overstijgende aangelegenheden blijft de
    inzet. Het kabinet spant zich in voor erkenning van de bijzondere positie
    van de Nederlandse Antillen en Aruba als ultraperifere gebieden in de zin
    van het EU-verdrag.
    Immigratie en integratie
    Een belangrijk uitgangspunt in onze samenleving is dat ruimte wordt
    gegeven aan religieuze, culturele en etnische verschillen, waarbij op basis
    van de fundamentele Nederlandse normen en waarden eenieder respect
    heeft voor de opvattingen van de medemens in een door tolerantie geken-merkte
    samenleving. Respect, tolerantie en het bestrijden van discrimi-natie
    zijn essentieel om de samenhang in onze maatschappij te behouden.
    Wie zich duurzaam wil vestigen in ons land moet actief aan de samenle-ving
    deelnemen en zich de Nederlandse taal eigen maken, zich bewust
    zijn van de Nederlandse waarden, en de normen naleven. Iedere nieuw-komer
    die op vrijwillige basis naar ons land komt en valt onder de doel-groepen
    van de Wet inburgering nieuwkomers, moet eerst in eigen land
    Nederlands op basisniveau leren als voorwaarde voor toelating. Eenmaal
    in Nederland aangekomen, moet hij of zij zich dan nog verdiepen in de
    Nederlandse maatschappij. Nader af te bakenen groepen oudkomers, in
    ieder geval zij die onvoldoende Nederlands beheersen en afhankelijk zijn
    van een uitkering, moeten alsnog een inburgeringsexamen halen. Asiel-zoekers
    krijgen pas een definitieve verblijfsstatus, na het behalen van het
    examen. Het cursusaanbod wordt vrijgegeven en wordt op eigen kosten
    gevolgd. De overheid reguleert een staatsexamen en geeft aan oudko-mers
    en statushouders na het behalen daarvan een gemaximeerde
    vergoeding voor gemaakte kosten voor de opleiding als stimulans tot het
    volgen daarvan. Om gezinsvorming te combineren met goede integratie
    worden binnen de grenzen van internationale verdragen eisen gesteld,
    zoals een leeftijdsgrens van 21 jaar en een inkomenseis van 120% van het
    wettelijk minimumloon. Aanvragen voor machtiging tot voorlopig verblijf
    worden sneller afgehandeld.
    Nederland blijft bereid vluchtelingen in de zin van het Vluchtelingenver-drag
    op te vangen. Om dat mogelijk te maken moeten aanvragen om asiel
    strikt, rechtvaardig, snel en met behoud van zorgvuldigheid worden
    beoordeeld. Een effectief terugkeerbeleid voor afgewezen asielzoekers
    (inclusief AMA’s) is een onmisbaar onderdeel van het asielbeleid. Daartoe
    wordt een aparte organisatie opgezet. Het kabinet streeft naar een Euro-pees
    asiel- en migratiebeleid. Het verdient de voorkeur dat vluchtelingen
    worden opgevangen in de regio en dat de asielprocedure door de UNHCR
    wordt uitgevoerd. Daartoe wordt gestreefd naar versterking van de positie
    van de UNHCR door aanvulling van het Vluchtelingenverdrag.
    Op de kortst mogelijke termijn wordt een regeling vastgesteld waarmee
    een verblijfsstatus wordt gegeven aan een beperkte nader af te bakenen
    groep asielzoekers in procedure die vanwege inactiviteit van de overheid
    langer dan vijf jaar in één asielprocedure zijn. Voorwaarden zijn dat aan
    hen niet op voorhand de tijdelijkheid van verblijf is meegedeeld en dat
    aanzuigende werking en nieuwe procedures in verband met de definitie
    van de groep worden vermeden. Dit laat de inherente afwijkings-bevoegdheid
    van de minister onverlet.
    Illegaal verblijf en profiteren van illegalen moeten krachtiger worden
    bestreden. Het kabinet zal vooral met financiële sancties (boetes, verhalen
    van uitzettingskosten en ontnemen van genoten voordeel) optreden tegen
    mensen die zich via illegalen verrijken (huisjesmelkers, koppelbazen,
    werkgevers). Het tegengaan van misbruik van illegalen is ook een aspect
    van de voorgenomen intensivering van de bestrijding van mensenhandel,
    gedwongen prostitutie en jeugdprostitutie.
    Ruimte, milieu en natuur, platteland en landbouw, wonen en
    mobiliteit

    Duurzame kwaliteit van de leefomgeving is voor alle burgers van direct
    belang. De overheid dient zich dit – met beperking van centralisme en
    regelgeving – ter harte te nemen. Met het oog op een leefbaar land voor
    toekomstige generaties dienen het milieu en de natuur, het wonen en de
    infrastructuur, verantwoord te worden beheerd en ontwikkeld.
    De noodzaak tot beperking van de bureaucratie en tot vermindering van
    regeldruk doet zich nadrukkelijk voor op de beleidsterreinen die te maken
    hebben met de ruimtelijke inrichting van ons land. In lijn met de z.g.
    Stellingnamebrief zullen, binnen de randvoorwaarden van bescherming
    van de natuurlijke leefomgeving en de rijksverantwoordelijkheid ter zake,
    meer ruimte en verantwoordelijkheid aan provincies en gemeenten
    worden gegeven. De afzonderlijke nota’s op desbetreffende onderdelen
    van ruimtelijk beleid zullen worden samengevoegd tot één nota Ruimte.
    Om sneller ruimtelijke ontwikkelingen te kunnen realiseren worden
    gestroomlijnde en daardoor kortere procedures ingevoerd (zoals de rijks-projectenprocedure).
    Een aldus dynamischer vormgegeven ruimtelijk
    instrumentarium draagt bij aan een daadkrachtig beleid voor milieu en
    natuur, platteland en landbouw, en wonen.
    Behoud en versterking van natuur en milieu vergen een activerend beleid
    in nationaal, Europees en internationaal verband. De ontkoppeling van
    economische groei en milieudruk, die de afgelopen jaren tot stand is
    gebracht, dient te worden gehandhaafd. Milieutechnologie zal worden
    gestimuleerd. Een verdere vergroening van het belastingstelsel is een
    belangrijk instrument. Voorts is een actief Nederlands optreden in interna-tionaal
    en Europees verband nodig. Nederland zal in de Europese Unie
    pleiten voor een scherpe normstelling ten aanzien van milieu en dieren-welzijn,
    waaronder verbetering van de omstandigheden van intensieve
    veehouderij, alsmede afschaffing van het Europese non-vaccinatiebeleid.
    Nederland zal geen nieuw beleid introduceren dat stringenter is dan de
    Europese normen voorschrijven, tenzij een specifiek Nederlands probleem
    een specifiek Nederlandse oplossing vergt. Nederland zal zijn Kyotover-plichtingen
    op de meest kostenefficiënte wijze nakomen en zal de nako-ming
    van het Verdrag van Kyoto in EU-verband bepleiten. De kerncentrale
    Borssele zal worden gesloten wanneer de technische ontwerplevensduur
    (ultimo 2013) geëindigd is.
    Boren naar gas in de Waddenzee is niet toegestaan.
    Voor schuin boren onder de Waddenzee zijn reeds aanzienlijke investe-ringen
    gedaan in de twee bestaande locaties. Er wordt niettemin gestreefd
    naar een verder moratorium van tien jaren met betrekking tot het schuin
    boren naar gas onder de Waddenzee.
    Ten aanzien van de Biesbosch zal een moratorium van tien jaren worden
    ingesteld.
    Het kabinetsbeleid moet gericht zijn op een leefbaar platteland en op een
    vitale en duurzame agrarische sector. Een forse verlichting van de admini-stratieve
    lasten is in deze sector dringend noodzakelijk. De gemeenten in
    het landelijk gebied krijgen overeenkomstig de Stellingnamebrief meer
    mogelijkheden om te bouwen overeenkomstig de natuurlijke bevolkings-aanwas,
    opdat er voldoende ruimte is voor werken en wonen, mede reke-Tweede
    ning houdend met de sociale samenhang in de gemeenten. De provincies
    geven tot op regionaal niveau de kaders aan. De voorgenomen intensive-ring
    van particulier en agrarisch natuurbeheer, die naast de aankoop van
    natuurterreinen wordt nagestreefd, draagt eveneens bij aan een vitaal en
    leefbaar platteland. De ambities en wensen ten aanzien van de reconstruc-tieplannen
    moeten in evenwicht worden gebracht met de financiële
    middelen; de consequenties zullen niet afgewenteld worden op de agrari-sche
    bedrijven. De Wet ammoniak veehouderij wordt zodanig vorm-gegeven,
    dat deze gericht is op de zeer kwetsbare natuur. Het streven blijft
    om 10% van de landbouwproductie in 2010 bestemd te hebben voor
    biologische landbouw. Realisatie van de doelstellingen van de Ecologi-sche
    Hoofdstructuur in 2018 acht het kabinet van vitaal belang. Adequaat
    toezicht op de voedselveiligheid door de Voedsel- en Warenautoriteit is
    voor de volksgezondheid en voor de toekomst van de agrarische sector
    noodzakelijk.
    Het over de gehele linie teruglopend bouwvolume en de kwaliteit en
    diversiteit van (achterstands) wijken in de grote steden vergen een stevige
    aanpak. Van gemeenten en woningcorporaties wordt verwacht, dat zij in
    lijn met de door hen onderling gesloten convenanten, hun verantwoorde-lijkheid
    waarmaken voor een betekenisvolle verhoging van het bouwvo-lume
    in het algemeen en voor een extra inspanning in achterstandswijken
    in grote steden in het bijzonder. Het kabinet zal daaraan zijn bijdrage
    leveren door belemmeringen weg te nemen, onder andere in de Onteige-ningswet,
    in de besluitvorming met betrekking tot infrastructurele ontslui-ting
    en door schrapping van door wijkontwikkelingsmaatschappijen te
    betalen dubbele overdrachtsbelasting. Bij de allocatie van stadsvernieu-wingsbudgetten
    zal rekening worden gehouden met de vermogenspositie
    van de betrokken woningcorporaties.
    Het bewonersdeel van de onroerendezaakbelasting (OZB) op woningen
    wordt afgeschaft. Via het Gemeentefonds worden gemeenten daarvoor
    gecompenseerd. De stijging van de OZB op bedrijfspanden en van het
    eigenaarsdeel van de OZB op woningen wordt na overleg met de
    gemeenten gemaximeerd.
    Het beleid is gericht op evenwicht tussen wegen en openbaar vervoer,
    tussen grote mainports en kleinschaliger regionale infrastructuur. Het
    kabinet zal actief middelen binnen het meerjarig investeringsprogramma
    transport (MIT) herprioriteren ten gunste van (onderhouds)knelpunten in
    het openbaar vervoer en daarnaast filebestrijding (de motie TK 2002–2003
    nr. 28 600, nr. 59 wordt op de toegezegde wijze uitgevoerd) en het
    Bestuursakkoord water. De opbrengst van het «kwartje van Kok» zal gelet
    op de herkomst vooral worden aangewend voor wegen en daarnaast voor
    onderhoud van openbaar vervoer en vaarwegen. Verdergaande decentra-lisatie
    van infrastructuurmiddelen naar provincies zal worden nagestreefd.
    Het kabinet zal in overleg met de transportsector de mogelijkheid van
    beprijzing van de transportsector, onder gelijktijdige terugsluis binnen de
    budgettaire spelregels, bezien.
    Internationaal en Europees beleid; defensie
    Verdergaande samenwerking binnen de Europese Unie is op tal van
    terreinen – zoals grensoverschrijdende criminaliteit, migratie en milieu –
    onmisbaar voor een effectieve aanpak van problemen. Stabiliteit en
    behoud van gemeenschappelijke waarden en normen zijn het best
    gewaarborgd door de onderlinge verbondenheid van de Lidstaten in een
    vitale Europese Unie. Daardoor gemotiveerd zet het kabinet zich in om de
    Unie te versterken en de communautaire methode, met versterking van de
    rol van de Europese Commissie en het Europees Parlement, te intensi-
    veren. Het subsidiariteitsbeginsel blijft daarbij uitgangspunt. Het kabinet
    streeft ernaar het evenwicht tussen de instellingen van de Europese Unie
    alsmede de gelijkwaardigheid van de verschillende Lidstaten te behou-den.
    Nederland streeft naar versterking van het Europees buitenlands- en
    veiligheidsbeleid. Het kabinet acht het van belang verdergaande meerderheidsbesluitvorming
    op verantwoorde manier vorm te geven.
    Tijdens het Nederlands voorzitterschap van de Unie in de tweede helft van
    2004 moeten onder andere ten aanzien van de uitbreiding met nieuwe
    Lidstaten belangrijke stappen worden genomen. Nederland staat positief
    tegenover de uitbreiding waarbij vrijwaringsclausules adequaat dienen te
    worden vastgesteld. Het kabinet zal bevorderen dat de toetredende landen
    de door hen aangegane verplichtingen kunnen nakomen en met de Euro-pese
    Commissie in overleg treden over de vrijwaringsclausules. Het voor-zitterschap
    biedt ook een goede gelegenheid activiteiten te richten op het
    betrekken van de Nederlandse bevolking bij de Europese Unie. Het
    kabinet zal ten aanzien van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
    inzetten op meer marktwerking en verdere omvorming van productsteun
    in inkomenssteun die gekoppeld is aan natuur- en landschapsbeheer, een
    grotere nadruk op plattelandsbeleid en beperking van het totale beslag op
    de Europese begroting. Tevens wordt gestreefd naar verruiming van de
    toegang tot de Europese markt voor producten uit ontwikkelingslanden.
    Het budgetrecht van het Europees Parlement moet worden uitgebreid tot
    alle EU-uitgaven.
    Vrede en veiligheid in de wereld zijn gediend met een versterking van de
    internationale rechtsorde door middel van de Verenigde Naties en de
    Veiligheidsraad. Bij de beslissing over deelneming aan vredesoperaties
    zullen de criteria van het Toetsingskader worden gehanteerd. Het kabinet
    zal binnen het kader van de NAVO werken aan de totstandkoming van een
    effectief Europees veiligheids- en defensiebeleid. Daarnaast zal het
    kabinet zich ook actief inzetten om de transatlantische relatie te verste-vigen.
    In het Integraal Defensieplan, dat deel uitmaakt van de defensie-begroting
    voor 2004, worden de rol van de krijgsmacht en de daaruit
    voortvloeiende prioriteitstellingen onder veranderende internationale
    omstandigheden nader bepaald.
    Bij het Nederlands buitenlands- en veiligheidsbeleid dient sprake te zijn
    van een geïntegreerde besluitvorming, waarbij de inzet op de verschil-lende
    relevante beleidsterreinen wordt gecoördineerd.
    Het kabinet acht ontwikkelingssamenwerking naast vrijmaking van de
    wereldhandel een belangrijk instrument ter bevordering van internatio-nale
    solidariteit en stabiliteit. De hulp aan ontwikkelingslanden conform
    de ODA-definitie is en blijft 0,8% BBP. Naar verwachting worden meer
    schulden van ontwikkelingslanden kwijtgescholden dan tot nu toe
    geraamd. Volgens de bestaande toerekeningssystematiek en in overeen-stemming
    met de internationale richtlijnen (OESO/DAC) leidt dit tot een
    budgettaire verlichting. Bij de OESO wordt bepleit dat een groter deel van
    de kosten van vredesoperaties in ontwikkelingslanden alsmede het
    klimaatbeleid in ontwikkelingslanden (CDM) onder de ODA-definities
    worden gebracht.
    BIJLAGE FINANCIEEL KADER 2004–2007 HOOFDLIJNENAKKOORD CDA,
    VVD, D66

    1. Begrotingsbeleid
    Uitgegaan wordt van het voorzichtig scenario van het Centraal Planbu-reau.
    Er geldt een scheiding tussen inkomsten en uitgaven. Voor de
    uitgaven geldt een onderscheid in drie sectoren (rijksbegroting, sociale
    zekerheid, zorg). Voor elke sector wordt een reëel uitgavenplafond vastge-steld.
    Elke sector behoort eventuele overschrijdingen binnen het uitgaven-plafond
    te compenseren. Vanzelfsprekend zullen de regels voor het strin-gente
    begrotingsbeleid voor de ministeries worden bestendigd.
    Inkomstenmeevallers komen ten gunste van het begrotingssaldo.
    Inkomstentegenvallers komen ten laste van het EMU-saldo, met dien
    verstande dat nadere maatregelen worden getroffen indien tegenvallers
    het in het kader van het Stabiliteits- en Groeipact noodzakelijke structurele
    reductietraject van 0,5% per jaar en/of de feitelijke grens van een EMU-tekort
    – om redenen van prudentie te stellen op – 2 1 /2 % als signaalwaarde
    – bedreigen.
    2. Voorjaarsnota 2003
    De opstelling van de Voorjaarsnota (begrotingsuitvoering) 2003 loopt in
    de tijd samen met de opstelling van het financieel kader voor de kabinets-periode
    2004–2007. Het demissionaire kabinet heeft de onderhandelende
    partijen geïnformeerd over de uitvoeringsproblematiek 2003 (en de door-werking
    daarvan). Deze problematiek en de voorgenomen dekking zijn
    weergegeven in onderstaande tabel. Het nieuwe kabinet zal dienovereen-komstig
    de Voorjaarsnota 2003 aan de Tweede Kamer toen toekomen.
    Voorjaarsnota 2003 2004 2005 2006 2007
    Bijstellingen zorg (ijklijn termen) 0,65 0,37 0,29 0,29
    Oplossingen zorg (ijklijntermen) –0,34 –0,31 –0,31 –0,31 –0,31
    Bijstelling sociale zekerheid 0,44 0,39 0,24 0,16 0,08
    Oplossingen sociale zekerheid –0,56 –0,07 –0,07 –0,10 –0,12
    Bijstellingen rijksbegroting 1,05 0,52 0,61 0,41 0,32
    Beperking incidenteel 2003 –0,19 –0,19 –0,19 –0,20 –0,20
    Oplossingen rijksbegroting –0,16 0,01 0,01 –0,02 –0,02
    Versnelling maatregelen 2004 naar 2003 –0,52
    Prijsbijstelling 2003 –0,35 –0,35 –0,35 –0,35 –0,35
    Per saldo doorwerking GF/PF –0,05 0,07 0,07 0,02 0,00
    Totaal –0,03 0,44 0,30 –0,10 –0,31
    Verhoging AWBZ premie per 1/7/03 –0,50 –0,50 –0,50 –0,50 –0,50
    3. Toelichting op ombuigingen, lasten en intensiveringen
    2004–2007
    Ondanks de enorme inspanning die geleverd wordt om het EMU-tekort
    substantieel terug te dringen, is een samenhangend pakket aan maatre-gelen
    bereikt die de structurele economische groei niet schaadt en die de
    werkgelegenheid merkbaar bevordert.
    Het pakket aan ombuigingen op de uitgaven verbetert het feitelijke
    EMU-saldo van – 1,8% BBP met + 1,3% BBP in 2007 tot – 0,5% BBP.
    Daarmee voldoet Nederland aan de criteria van het Europese Stabiliteits-en
    Groeipact. Het structurele saldo slaat om van een tekort van 1,2% naar
    een overschot van 0,5%, wat van belang is om in de toekomst de lasten
    van de vergrijzing te kunnen dragen. Ten opzichte van 2003 (na verwer-king
    van de Voorjaarsnota) zijn de lasten verlicht. Daarmee wordt voor-komen
    dat lastenstijgingen de groei remmen. Het pakket is zowel aan de
    uitgaven- als aan de lastenkant gericht op maatregelen die de economi-sche
    structuur versterken en de arbeidsparticipatie bevorderen.
    2007
    EMU-saldo bij ongewijzigd beleid –1,8% BBP
    Ombuigingen (incl. zorg) ! 13,1 miljard
    Uitgavenintensiveringen (incl. zorg) ! 3,4 miljard
    Lastenverlichting t.o.v. 2003 ! –1,4 miljard
    Resulterend EMU-saldo –0,5% miljard
    Binnen het pakket is er ruimte gemaakt voor enkele intensiveringen. Gelet
    op de (door EMU-saldo en lastenniveau) begrensde mogelijkheden is de
    omvang van de intensiveringen relatief fors. Zeker indien daarbij wordt
    betrokken dat in 2004 (door het vorige kabinet) voor een aantal zelfde
    beleidsterreinen ook extra middelen zijn uitgetrokken en het feit dat een
    aantal van deze beleidsterreinen daarenboven nog autonome groei kent.
    Onderwijs en kennis heeft (afgezien van de overschrijdingen in de zorg)
    bij de uitgaven het grootste accent gekregen met een intensivering van
    800 miljoen (waarvan 100 mln fiscaal), bovenop de 1 1 /2 miljard aan extra
    onderwijsuitgaven die reeds in de meerjarenramingen is vervat.
    Intensiveringen (in miljoenen euro, 2007) Additionele
    Uitgavengroei
    ongewijzigd beleid
    Intensiveringen
    strategisch akkoord
    2002
    Additionele
    Intensiveringen
    hoofdlijnen akkoord
    2003
    Totaal
    Onderwijs en kennis 1000 mln 580 mln 1 800 mln 2 2380 mln
    Veiligheid – 800 mln 350 mln 1150 mln
    Jeugdzorg/preventie – 100 mln 100 mln
    Kinderopvang (WBK) – 100 mln 100 mln
    Defensie, internationaal 50 mln 100 mln 150 mln
    Natuur, landbouw en milieu – 250 mln 3 250 mln
    Mobiliteit 500 mln 420 mln 500 mln 1420 mln
    Zorg 2500 mln 5 1200 mln 1000 mln 4 4700 mln
    1 Incl. ICES/KIS;
    2 waarvan netto 100 mln verhoging budget WBSO (fiscaal)
    3 plus 450 mln verdere vergroening belastingen (fiscaal); dit wordt teruggesluisd
    4 overschrijdingen in de zorg;
    5 reële volumegroei
    3a. Ombuigingen
    Ombuigingen (in miljarden euro 2002) 2004 2005 2006 2007
    a Verantwoorde arbeidsvoorwaardenruimte
    1 Loonontwikkeling collectieve sector 0,55 1,10 1,65 2,20
    2 Incidentele loonontwikkeling collectieve sector 2004–2007 0,13 0,25 0,38 0,51
    b Bevorderen arbeidsparticipatie
    1 WW-maatregelen (netto) 0,13 0,24 0,39
    2 Doorwerking WW-maatregelen naar collectieve sector (netto) 0,01 0,02 0,04 0,05
    3 Herkeuren WAO’ers (herprioritering keuringssystematiek) 0,08 0,14 0,14
    4 Afbouw REA mede i.r.t. nieuwe WAO 0,13 0,25 0,25
    5 Afschaffen WAZ 0,05 0,07 0,13
    6 Ontwikkeling uitkeringen 0,63 1,43 2,18 2,91
    7 Beperken gemeentelijk minimabeleid 0,15 0,15 0,15 0,15
    8 RWI adviestaken naar SER, RWI subsidies afschaffen 0,04 0,07 0,07 0,07O
    9 Aanpak illegaliteit 0,02 0,03 0,04 0,04
    10 Versobering IHS gericht op kwaliteitskorting en scheefwonen 0,11 0,19 0,21
    11 Budget verlofknip (zie ook lastenmaatregelen) 0,10 0,20 0,20 0,20
    c Buitenland, defensie en asiel
    1 Ramingbijstelling (schuldkwijtschelding) 0,30 0,30 0,30 0,30
    2 Reëel constant houden non ODA, o.a. door CO2 -meevallers 0,04 0,08 0,11 0,15
    3 Asiel/inburgering/immigratie 0,05 0,10 0,10 0,10
    4 Beëindiging remigratieregeling 0,01 0,02 0,03 0,03
    5 Financiële Perspectieven EU vanaf 2007 0,05
    Ombuigingen (in miljarden euro 2002) 2004 2005 2006 2007
    d Beperken bureaucratie en regelgeving collectieve sector
    1 Inhuur externen 0,15 0,20 0,20 0,20
    2 Efficiency door professionele inkoop en aanbesteding 0,02 0,03 0,05 0,05
    3 Additionele efficiency 1% per jaar, Rijk 0,04 0,08 0,11 0,15
    4 Idem tranche 2007 1% extra 0,04