Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
s-Gravenhage, 16 mei 2003
Daartoe gemachtigd door Hare Majesteit de Koningin doen wij u hierbij
toekomen het Hoofdlijnenakkoord voor een kabinet van CDA, VVD en D66
van 16 mei 2003, waarmee de Tweede-Kamerfracties van genoemde
partijen heden hebben ingestemd. Het hoofdlijnenakkoord is het resultaat
van de onderhandelingen tussen CDA, VVD en D66 en bevat de program-grondslag
van een kabinet van CDA, VVD en D66.
Naar aanleiding van het verzoek van het lid uwer Kamer Halsema, dat ons
is gebleken uit het ons toegezonden stenografisch verslag van de regeling
van werkzaamheden van 15 mei jl., verwijzen wij naar de brief van de
informateurs mr. J. P. H. Donner en prof. dr. F. Leijnse van 12 april jl.,
kenmerk FU03/062. Overeenkomstig het daarin vervatte standpunt, dat wij
tot het onze maken, hebben de besprekingen in het kader van een infor-matie
naar hun aard een vertrouwelijk karakter. Om tijdens de informatie
een vrije gedachtewisseling tussen partijen mogelijk te maken, moeten zij
ervan kunnen uitgaan dat bouwstenen en verkenningen voor de onder-handelingen
die geen onderdeel uitmaken van een door de betrokken
partijen aanvaard regeerakkoord, vertrouwelijk blijven. Het is dan ook
goed gebruik dat alleen het eindresultaat van de onderhandelingen die
leiden tot de vorming van een kabinet, na afloop van de formatie open-baar
gemaakt wordt, alsmede een beperkt aantal stukken die direct voor
dat eindresultaat relevant zijn.
Nu de informatie door de heren Donner en Leijnse niet geleid heeft tot
een akkoord tussen de bij die informatie betrokken partijen, maken de
CPB-stukken die in die fase zijn gebruikt geen deel uit van het (in)formatie-dossier,
zodat wij daarover niet beschikken.
Gelet op het resultaat van onze informatie en het verlangen van de
betrokken partijen het Hoofdlijnenakkoord voor een kabinet CDA, VVD en
D66 van 16 mei 2003 aan u te doen toekomen, menen wij door toezending
van bovengenoemde notitie van het Centraal Planbureau nummer 2003/49
Budgettaire en economische effecten van het Hoofdlijnenakkoord 20042007
van 16 mei jl.binnen de gebruikelijke en gangbare grenzen aan het
verzoek van eerdergenoemde leden van uw Kamer te kunnen voldoen.
Partijen hebben deze notitie relevant geacht voor de beoordeling van het
resultaat van de informatie. Wij zenden u deze notitie hierbij toe.
Indien daartoe uitgenodigd, houden wij ons beschikbaar voor het
verstrekken van inlichtingen aan uw Kamer.
F. Korthals Altes
R. J. Hoekstra
1 Zie bijlage.
Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 20022003
KST68091
0203tkkst28637-19
ISSN 0921 – 7371
Sdu Uitgevers
s-Gravenhage 2003
MEEDOEN, MEER WERK EN MINDER REGELS
Hoofdlijnenakkoord voor het kabinet CDA, VVD, D66
Inhoudsopgave
Meedoen, meer werk, minder regels 4
Beleid 6
Sociaal-economisch beleid 6
Onderwijs en kennis 8
Veiligheid en justitiële keten 9
Zorg 10
Enkele aspecten van immateriële aard 12
Bestuurlijke vernieuwing en openbaar bestuur 12
Immigratie en integratie 14
Ruimte, milieu en natuur, platteland en landbouw, wonen en
mobiliteit 15
Internationaal en Europees beleid; defensie 16
Bijlage: financieel kader 20042007 18
MEEDOEN, MEER WERK, MINDER REGELS
De burgers zijn zich meer dan ooit bewust van de gebreken die onze
samenleving vertoont en van de noodzaak de kwaliteit van onze demo-cratie,
de publieke dienstverlening, de veiligheid, het onderwijs en de zorg
te verbeteren. Tegelijkertijd is de economische en budgettaire situatie van
ons land dramatisch slechter geworden. Het nieuwe kabinet wil daarom
hard aan de slag voor een beter Nederland. Ondanks economische tegen-wind
moet er flink vooruitgang worden geboekt in het oplossen van
problemen waarmee de samenleving kampt.
Inzet
Het kabinet zet zich in voor een sterke economie, een slagvaar-dige
overheid, een betere democratie en een veilige samenleving.
Daartoe zal beleid worden gevoerd om de concurrentiekracht van
Nederland te herstellen, regelzucht en bureaucratie te vermin-deren,
de verantwoordelijkheid en zeggenschap van burgers en
samenleving te versterken en veiligheid te waarborgen. Dit kan
het kabinet niet alleen. Aan het oplossen van de problemen van
de Nederlandse samenleving zal iedereen naar vermogen en
draagkracht moeten bijdragen.
Iedereen moet meedoen
Om dit te realiseren moet iedereen meedoen. Met werk, met vrijwilligers-
activiteiten, in het verenigingsleven, op school en in de buurt. Meedoen
betekent niet alles van een ander of van de overheid verwachten, maar
zelf verantwoordelijkheid nemen. De overheid heeft te lang gedacht dat
door steeds meer regels te maken Nederland er beter voor komt te staan.
Dat blijkt echter niet te werken. Mensen kunnen veel zelf als zij daarvoor
de vrijheid krijgen: als ondernemer, als werknemer, als docent, agent,
verpleger of opvoeder. En als kiezer.
Onderwijs en kennis belangrijk
De vitale rol van het onderwijs voor onze samenleving moet worden
versterkt. Onderwijs en kennis vormen de basis voor economische kracht,
eigen verantwoordelijkheid en saamhorigheid. Onderwijs is ook een
belangrijke plaats voor het doorgeven van Nederlandse waarden en
normen, die voorwaarde zijn voor succesvolle integratie in de samenle-
ving.
Haperende economie
De krapte op de arbeidsmarkt heeft geleid tot oplopende loonstijgingen en
tot een verslechtering van de concurrentiepositie. Met de negatieve inter-nationale
economische ontwikkeling worden de gevolgen zichtbaar in
afnemende economische groei, toenemende ontslagen en oplopende
werkloosheid. Bovendien exploderen de kosten van de gezondheidszorg.
De begroting vertoont op dit moment weer oplopende tekorten. De
problemen zijn niet alleen van tijdelijke, maar ook van structurele aard.
Onze concurrentiepositie is fors verzwakt. Ook de stijgende kosten van de
vergrijzing van de bevolking vragen om een houdbare oplossing.
Sterke economie
Het kabinet wil de economische kracht en de concurrentiepositie van
Nederland herstellen door werkgelegenheid en arbeidsparticipatie te
bevorderen, de kwaliteit van onderwijs en wetenschap te verbeteren,
mobiliteit mogelijk te maken en de tekorten op de begroting weg te
werken. Dit alles binnen de grenzen van draagkracht en duurzaamheid.
Tekortschietende overheid
De mensen klagen over de kwaliteit van de publieke dienstverlening. Zij
.voelen een te grote afstand tussen overheid en burger. Wachten in de
zorg, op de trein en in de file, gevoelens van onveiligheid, beperkte
openingstijden van overheidsdiensten, bureaucratie, de kwaliteit van het
onderwijs, overdadige regelgeving: het zijn gespreksonderwerpen waar
veel ergernis aan te pas komt. Hoewel de afgelopen jaren veel extra finan-ciële
middelen ter beschikking zijn gekomen voor allerlei publieke dien-sten,
leidde dit niet tot een noemenswaardige toeneming van de tevre-denheid.
Het tegendeel lijkt eerder het geval.
Bovenmatig ziekteverzuim, bureaucratie, veel en gedetailleerde rijks-regels,
te veel aandacht voor beleid maken en te weinig voor de uitvoe-ring
daarvan, een ingewikkeld oerwoud van subsidies, gebrek aan hand-having:
het zijn allemaal signalen van een overheid die minder doeltref-fend
en doelmatig is dan gewenst. Ook zonder extra geld kan beter
worden gepresteerd.
Slagvaardige overheid, betere democratie
De slagvaardige overheid moet zich kenmerken door minder bureaucratie
en regelzucht, concrete beleidsdoelstellingen, een voortvarende aanpak
van langslepende problemen en herstel van de verantwoordelijkheden
van de samenleving. Versterking van het representatieve karakter van de
democratie, meer rechtstreekse invloed van de burger en bestuurlijke
vernieuwing moeten de afstand tussen kiezer en gekozene verkleinen.
Onpersoonlijke samenleving
De samenleving wordt ondertussen als steeds onpersoonlijker en onvei-liger
ervaren. Respect en fatsoen zijn niet zelden ver te zoeken. De
publieke ruimte lijkt van niemand en in grote steden vertaalt een gebrek-kige
integratie zich in eenzijdig samengestelde wijken.
Veilige samenleving
De kerntaak van de overheid, het waarborgen van veiligheid, moet
worden waargemaakt. Daartoe moeten criminaliteit en vandalisme harder
worden aangepakt, maar moet er ook veel meer energie worden gestoken
in preventie, verantwoordelijkheid van mensen zelf en overdracht van
waarden en normen. Naleving is primair, zichtbaar en merkbaar toezicht
daarvoor voorwaarde, handhaving is sluitstuk. Daarmee opent zich een
perspectief op een samenleving die wordt gekenmerkt door respect voor
elkaar en tolerantie.
Hoofdlijnenakkoord
Deze doelstellingen en de financiële basis daarvoor zijn neergelegd in dit
hoofdlijnenakkoord. De democratie en het dualisme tussen regering en
Staten-Generaal worden versterkt door deze programgrondslag te
beperken tot hoofdlijnen. In de regeringsverklaring en in een op de derde
dinsdag van september uit te brengen beleidsprogramma zal het te
voeren regeringsbeleid nader worden uiteengezet, in het vertrouwen dat
op basis daarvan met de Staten-Generaal een beleid tot stand zal worden
gebracht dat onze samenleving de komende vier jaren nodig heeft.
BELEID
Sociaal-economisch beleid
De economische en budgettaire situatie van Nederland is dramatisch
slechter geworden. Alle seinen staan op rood. De werkloosheid zal zonder
maatregelen in 2007 zijn verdubbeld ten opzichte van 2001 tot vijfhonderd-duizend
personen. Er zijn maandelijks honderden faillissementen. De
premielast van de toekomstige pensioenen dreigt onbetaalbaar te
worden. De overheidsfinanciën komen in de Europese gevarenzone. De
kern van het probleem wordt gevormd door te hoge loonkosten en te
weinig innovatief vermogen. Daardoor heeft Nederland in sterke mate te
lijden van de wereldwijde conjuncturele neergang. En daardoor dreigt
Nederland bij een toekomstig herstel van de wereldconjunctuur de boot te
missen.
Meerjarige matiging van alle inkomens is een voorwaarde voor herstel
van de werkgelegenheid. Dit werkt alleen als de matiging stevig is en een
aantal jaren wordt volgehouden. Dat geldt zowel voor de publieke
sectoren als voor de marktsector.
De overheid zal haar verantwoordelijkheid nemen door de arbeidsvoor-waardenruimte
in de publieke sectoren te begrenzen met 1%-punt per jaar
ten opzichte van de huidige middellangetermijn (MLT) prognose. De
ontwikkeling van het bruto minimumloon (en daarmee de uitkeringen)
loopt gelijk op met de contractloonstijging van ambtenaren.
Het in dit hoofdlijnenakkoord ingezette beleid leidt (volgens de CPB door-rekening)
tot een matiging van de loonontwikkeling in de marktsector met
0,6%-punt. Het verschil in loonontwikkeling tussen de publieke en de
marktsector wordt daarmee op voorhand verkleind.
Daar staat tegenover dat de arbeidsvoorwaardenruimte voor de ambte-naren
met gemiddeld %-punt per jaar wordt belast door stijging van de
werkgeverspremies voor de pensioenen. Deze stijging is hoger dan in de
marktsector. Naar de mate waarin deze lasten worden beperkt door
aanpassingen in de pensioenrechten kan de ruimte voor het contractloon
voor de ambtenaren stijgen, en in navolging daarvan ook de uitkeringen.
Dit is zeer gewenst; de overheidswerkgevers zullen zich hier krachtig voor
inzetten.
Op werkgevers en werknemers in de marktsector wordt een dringend
appèl gedaan om in CAO-verband de contractlonen tot hetzelfde niveau
als dat van de overheid te matigen. De sociale uitkeringen zullen alsdan
tevens geheel in de pas lopen met de loonontwikkeling in de marktsector.
Het kabinet roept de CAO-partijen op om specifiek aandacht te besteden
aan scholing en innovatie, aan leeftijdsbewust personeelsbeleid, aan de
(jeugd)werkgelegenheid en aan de betaalbaarheid van de pensioenen op
lange termijn.
Het algemeen verbindend verklaren van CAOs wordt niet ter discussie
gesteld, ervan uitgaande dat de sociale partners de verantwoordelijkheid
nemen om in de Stichting van de Arbeid goede afspraken te maken en
deze na te komen.
Koopkrachtbehoud zal de komende jaren vanwege de lage economische
groei, de oplopende pensioenpremies en de sterk oplopende kosten van
de gezondheidszorg niet mogelijk zijn. Een uiterste inspanning is geleverd
door van overheidszijde in de komende periode ten opzichte van 2003 de
lasten niet te laten stijgen. Wel zullen introductie van eigen risicos en
verkleining van het verplicht verzekerde pakket leiden tot extra door de
burgers zelf te dragen lasten voor de zorg. Daartegenover zal de overheid
per saldo een beperkte verlaging van belastingen en premies stellen.
Vanzelfsprekend wordt gestreefd naar een eerlijke verdeling van de lasten.
Ter verzachting van de gevolgen van de loonmatiging voor kwetsbare
groepen (65-plussers en gezinnen met kinderen en een laag inkomen) en
ter stimulering van de werkgelegenheid worden fiscale verlichtingen
doorgevoerd (ouderenkorting, kinderkorting, arbeidskorting en combi-korting).
Het is onverantwoord en niet aanvaardbaar dat in moeilijke economische
tijden veel bestuurders van ondernemingen en zelfstandige organen in de
publieke sector, in schril contrast met de van werknemers gevraagde pas
op de plaats, bovenmatige inkomensontwikkelingen kennen. Voor struc-tuurvennootschappen
wordt de bevoegdheid om de arbeidsvoorwaarden
(waaronder ontslagregelingen en leningen) voor de bestuurders vast te
stellen gelegd bij de algemene vergadering van aandeelhouders (in plaats
van de raad van commissarissen). Bezien wordt hoe het fiscale instrumen-tarium
kan worden ingezet om bovenmatige belonings- en afvloeiingsre-gelingen
te beperken. Inkomens in de (semi-)publieke sector die uitgaan
boven het inkomensniveau van een minister, worden openbaar gemaakt.
Het inkomensbeleid zal worden gekenmerkt door een verdere aanpak van
de armoedeval en door een verdere stroomlijning (door bundeling van
regelingen en uniformering van inkomensbegrippen) van inkomensafhan-kelijke
regelingen, met name voor zorg, kinderen en wonen. Op zo kort
mogelijke termijn wordt de huidige kinderkorting meer glijdend inko-mensafhankelijk
gemaakt; deze wordt met ingang van 2004 verhoogd. In
het kader van het nieuwe zorgstelsel wordt een zorgtoeslag ingevoerd, die
de kosten voor zorg voor huishoudens aan een maximum bindt. Een aan
de belastingdienst gelieerde uitvoeringsinstantie zal deze en andere inko-mensafhankelijke
regelingen gaan uitvoeren.
Om de arbeidsparticipatie structureel te bevorderen zal de werking van de
socialezekerheids-regelingen moeten worden verbeterd. Dat geldt voor de
werkloosheidsregelingen (met doorvertaling naar de collectieve sector),
voor hervorming van de WAO en voor de WAZ, welke laatste wordt afge-schaft.
In het bijzonder moet de arbeidsparticipatie tussen 55 en 65 jaar
fors worden verhoogd. Fiscale en andere regelingen die stoppen met
werken bevorderen, worden beperkt. Ruimere mogelijkheden om werk en
tijd voor andere doelen (zoals zorg en scholing) over de gehele levensloop
te spreiden, worden gerealiseerd in een levensloopregeling, die zal
worden uitgewerkt als een gelijkwaardige keuzemogelijkheid naast het
spaarloon. Een nieuwe, meer vraaggestuurde regeling voor kinderopvang
is ook nodig voor de arbeidsmarktdynamiek.
Gegeven de noodzaak van herstel van de economische dynamiek en
daarmee van de werkgelegenheid zullen de reeds ingezette deregulering
en decentralisatie van reïntegratiebudgetten, gesubsidieerde arbeid en
algemene bijstand naar de gemeenten worden doorgezet, gericht op
invoering per 1 januari 2004. Zij zijn een noodzakelijke voorwaarde voor
een beter werkende arbeidsmarkt. De vorig jaar met sociale partners en
gemeenten overeengekomen stappen om te komen tot het verder regulier
maken van gesubsidieerde arbeidsplaatsen (ID-banen), worden met hand-having
van de voorziene financiële middelen voortgezet. Tevens wordt
uitvoering gegeven aan de afspraken tussen het rijk en de gemeenten om
tot een daadwerkelijke doorstroom te komen van mensen met een ID- of
WIW-baan naar reguliere banen, waarbij een groter beroep op bijstand en
de WAO wordt voorkomen.
Een verlaging van de administratieve lasten voor bedrijven en burgers in
de komende kabinetsperiode met een kwart ten opzichte van 31 december
2002, zal per ministerie taakstellend worden toebedeeld. Het aldus vastge-stelde
administratievelastenplafond zal worden gehandhaafd.
Onderwijs en kennis
Onderwijs en onderzoek zijn een essentiële basis van de samenleving en
de economie. Ondanks de moeilijke financieel-economische situatie wordt
er niet bezuinigd op onderwijs en kennis. Integendeel, het kabinet trekt
juist fors extra middelen uit voor deze prioriteit in het beleid. Bovendien
kan de sector efficiencywinsten door vermindering van bureaucratie en
overhead herinvesteren in het onderwijs. Schoolbudgetten zullen zo veel
mogelijk worden gebundeld en gedecentraliseerd (ook van gemeenten)
naar de scholen. In dat kader worden middelen voor onderwijsachter-standenbeleid
en gewichtenregeling samengebracht in één nieuwe rege-ling,
met als maatstaf de feitelijke achterstand van de leerling. Dat biedt
scholen de mogelijkheid om meer gebruik te maken van schakelklassen
om leerlingen met achterstanden te laten inlopen. Het extra budget dat
scholen krijgen kan dan ook naar eigen inzicht worden besteed. De over-heid
gaat zich vooral richten op de kwaliteit van de onderwijsoutput
(eindtermen, kerncurriculum) en zorgt voor toezicht daarop. Er zal meer
ruimte geboden worden voor de inrichting van het onderwijs (zoals
studiehuis en basisvorming). Ouders, docenten en leerlingen moeten
meer invloed op de inrichting van het funderend onderwijs krijgen.
Daartoe moeten besturen meer verantwoording afleggen en meer inzicht
geven in bestedingen en de kwaliteit van het onderwijs. Het kabinet kiest
voor kleinschalig onderwijs en stimuleert dit door fusies en de vorming
van steeds grotere scholen af te remmen. De maatschappelijke stage in
het voortgezet onderwijs, die in het vrije deel van het curriculum mogelijk
is, wordt bevorderd.
Aan de vrijheid van onderwijs wordt niet getornd. Scholen hebben recht
op naleving en bescherming van hun eigen grondslag en traditie. Scholen
kunnen van ouders en leerlingen vragen de grondslag en traditie van de
school te respecteren. Van scholen mag dan worden gevraagd, zonder
acceptatieplicht, om leerlingen op die basis te aanvaarden. In dat kader is
het nuttig als gemeenten met scholen afspraken maken over de opneming
van allochtone leerlingen.
Het terugdringen van het lerarentekort heeft prioriteit. Door uitbreiding
van ondersteunende functies wordt de werkdruk verlicht; het vak wordt
aantrekkelijker gemaakt. Uitval in het beroepsonderwijs wordt tegenge-gaan
door meer leerlingbegeleiders. betere aansluiting tussen vmbo en
mbo, praktijkgerichte lessen die het beste uit elke leerling halen, en
bijvoorbeeld door deelcertificaten op verschillende niveaus mogelijk te
maken. De aansluiting van de beroepsopleiding op de arbeidsmarkt wordt
verbeterd, onder andere door meer samenwerking met het bedrijfsleven.
Nederland moet tot de Europese voorhoede behoren op het terrein van
hoger onderwijs, onderzoek en innovatie. Ter wille van de benodigde
integrale aanpak wordt een Innovatieplatform opgericht, waarin de bij
onderwijs en innovatiebeleid betrokken ministers en vertegenwoordigers
van relevante maatschappelijke partijen (zoals bedrijfsleven en onder-wijsen
kennisinstellingen) onder leiding van de minister-president
plannen uitwerken voor de te volgen strategie voor kennisontwikkeling en
-exploitatie. Het budget voor de Wet bevordering speur- en ontwikkelings-werk
wordt verhoogd om met name het midden- en kleinbedrijf te stimu-leren
te investeren in onderzoek en ontwikkeling. Het klimaat voor star-tende
ondernemers in de technologiesector wordt versterkt. Excelleren in
kennis kan slechts door goed en toegankelijk hoger onderwijs en concen-tratie
van onderzoeksgebieden en -locaties, bijvoorbeeld biotechnologie
en ICT. Om de kwaliteit te verhogen en concurrentie te stimuleren wordt
een deel van de eerste geldstroom overgeheveld naar de tweede.
Instroom in en afronding van bètaen technische opleidingen worden
gestimuleerd door, zonodig onorthodoxe, maatregelen.
Kunst inspireert en draagt bij aan de kwaliteit van de samenleving. Het
kabinet stimuleert een sterke culturele infrastructuur. Het behoud van de
Nederlandse taal en cultuur in een steeds kleiner wordende wereld is van
groot belang. Bij de beoordeling van subsidieaanvragen staat de kwaliteit
voorop. Om kunstenaars en kunstinstellingen meer ruimte te geven zich
op de inhoud van hun werk te richten, worden minder administratieve
eisen aan de subsidieaanvragen gesteld.
Veiligheid en justitiële keten
Een effectievere aanpak van criminaliteit is nodig. Dat vergt meer aan-dacht
voor overdracht van waarden en normen, preventie, aanpak van
asociaal gedrag en vandalisme, resocialisatie (zoals Glenn Mills-scholen
en Den Engh), slachtofferzorg, het tegengaan van verloedering van de
publieke ruimte en handhaving van beleid en regels. Intensiveringen in
preventie en de justitiële keten zijn prioriteit. Het vigerende veiligheids-plan
zal worden uitgevoerd en aangevuld. De middelen die extra ter
beschikking worden gesteld voor knelpunten in diverse onderdelen van de
justitiële keten, zullen op elkaar worden afgestemd. Daarbij zal een accent
worden gelegd op preventie, de rechterlijke macht (zittende en staande
magistratuur) en het gevangeniswezen, alsmede op enkele knelpunten bij
de politie. Bovendien is in alle onderdelen van de keten verbetering van
efficiency mogelijk.
De overheid kan wetten en regels niet handhaven als burgers en bedrijven
zich daarvoor niet in de eerste plaats zelf verantwoordelijk achten. Nale-ving
is primair, zichtbaar en merkbaar toezicht daarvoor voorwaarde,
handhaving is sluitstuk. Zo is het de taak van ouders, gesteund door de
sociale omgeving, om hun kinderen op te voeden. Er moet een systeem
van jeugdzorg zijn, waarin bij probleemsituaties tijdig ondersteuning
wordt geboden en adequaat wordt ingegrepen om ernstige schade te
voorkomen (opvoedingsondersteuning, gezinscoaches). Kinderen en
gezinnen mogen niet tussen wal en schip raken door afstemmingsproble-men
tussen departementen, bestuurslagen en jeugdzorginstellingen. Als
onderdeel van een goed preventiebeleid moeten gemeenten in samen-werking
met woningbouwcorporaties en opvanginstellingen zorgdragen
voor voldoende maatschappelijke opvang, die 24 uur per dag toegankelijk
is bij crisissituaties.
Het functioneren van de politie kan en moet effectiever en efficiënter.
Daarvoor ligt een nadrukkelijke opdracht bij de korpsen zelf. Ook bij de
komende CAO-onderhandelingen zal dit inzet zijn. Toezichthouders
onder regie van de politie moeten de politie in staat stellen zich te
concentreren op haar eigenlijke kerntaak en de goede uitvoering daarvan.
Daartoe kunnen gemeenten de opbrengst van bestuurlijke boetes inzetten.
Om de politie te ontlasten zal grootschalige politie-inzet bij manifestaties
worden teruggedrongen; een voorstel voor bijdragen aan de politiekosten
bij commerciële manifestaties wordt voorbereid. Er komt een algemene
identificatieplicht, waarbij iedereen van 14 jaar en ouder een identificatie-bewijs
bij zich moet hebben (draagplicht), dat getoond moet worden
wanneer politie en andere toezichthouders bij de uitoefening van hun
taken daarom vragen. Het kabinet zal te zijner tijd op basis van de resul-taten
van een evaluatie bezien of deze leeftijdsgrens aanpassing behoeft.
De mogelijkheden voor het toepassen van preventief fouilleren zullen
worden uitgebreid met specifieke openbaar-vervoerstrajecten en vervoer-sassen.
Het nieuwe kabinet gaat door op de ingeslagen weg naar verster-king
van de beheersbevoegdheid van de minister van BZK inzake de
politie en de vorming van een nationale recherche. In 2004 vindt een
evaluatie naar het functioneren van de politie plaats om te bezien of
verdergaande organisatorische maatregelen nodig zijn.
Het kabinet zal inzetten op een harde aanpak van de productie van en
handel in harddrugs, in het bijzonder XTC. Luchtvaartmaatschappijen
worden verantwoordelijk gesteld voor het uitvoeren van controles waar-door
drugssmokkelaars geen gebruik kunnen maken van hun vluchten. Bij
het herhaald tekortschieten van de inspanningen van een luchtvaartmaat-schappij
zullen sancties volgen, waaronder de intrekking van landings-rechten.
Heroïneverstrekking onder strenge medische begeleiding aan
zeer zwaar verslaafden voor wie geen andere behandelings-mogelijk-heden
meer openstaan (met nadrukkelijke aandacht voor een individueel
behandelplan), zal in de huidige omvang worden voortgezet. Te zijner tijd
zal op basis van de resultaten van een evaluatie worden bezien of dit
beleid zal worden aangepast. Het kabinet treedt in overleg met gemeenten
teneinde coffeeshops in de buurt van scholen en in grensgebieden terug
te dringen.
Binnen en buiten de overheid moeten hoge eisen worden gesteld aan
integriteit en dienen corruptie en fraude met harde hand te worden tegen-gegaan
en bestreden. Het kabinet zal een strikt integriteitsbeleid voeren
binnen de overheid en zorgdragen voor effectief toezicht op de financiële
markten. Daarnaast dienen fraude en uitbating van illegalen door werkge-vers
en huisjesmelkers krachtig bestreden te worden. Bescherming van de
persoonlijke levenssfeer komt een ieder toe, maar mag worden door-broken
indien wetshandhaving en bestrijding van criminaliteit dat
vereisen. Uitgangspunt is daarbij dat belemmeringen voor informatie-uitwisseling
die een effectieve aanpak van criminaliteit en misbruik van
sociale zekerheid verhinderen, worden weggenomen.
De rechterlijke macht moet in haar algemeenheid ontlast worden van
minder zware zaken (door afdoening buiten rechte door politie en open-baar
ministerie, bestuurlijke handhaving, mediation, arbitrage, klachten-commissies
en dergelijke). De leden van het openbaar ministerie zullen
zich moeten specialiseren om doeltreffender complexe zaken tot een
veroordeling te kunnen brengen. Op een aantal terreinen is, gelet op de
grote maatschappelijke problemen, hardere bestraffing nodig. Daarbij is
een hogere strafmaat nodig voor recidive en draaideurcriminelen alsmede
voor misdrijven waarvan kinderen het slachtoffer zijn. Een effectievere
aanpak van huiselijk geweld is nodig (daderbehandeling, uithuisplaatsing
e.d.). Vervroegde invrijheidstelling moet worden vervangen door een
systeem waarbij invrijheidstelling een voorwaardelijk karakter krijgt en
van rechtswege vervalt bij hernieuwd delinquent gedrag. De capaciteit
van het gevangeniswezen zal worden vergroot. Meer gedetineerden op
één cel wordt mogelijk voor kortgestraften en voorlopig gehechten, mits
er geen onverantwoord risico is voor gedetineerden en bewakers, en de
cellen daarop zijn aangepast. Er komt meer capaciteit voor de strafrechte-lijke
opvang van verslaafden. De positie van het slachtoffer wordt
versterkt. Het kabinet treedt in overleg met de Nederlandse Orde van
Advocaten over de versterking van de rechtsbijstand aan minder draag-krachtigen.
Zorg
Kwaliteit en kwantiteit van de zorg schieten te vaak tekort, terwijl de
kosten explosief stijgen. Het kabinet houdt nu reeds rekening met een
stijging van de collectief verzekerde zorguitgaven boven de basisraming
van het CPB van 1 miljard euro in de kabinetsperiode. Met het oog op de
economische ontwikkeling is het niet gewenst dat de toch al sterk stij-Tweede
gende ziektekostenpremies door deze extra uitgaven nog hoger zouden
moeten worden vastgesteld. Ingrijpende maatregelen zijn dan ook op
korte termijn noodzakelijk om tot een houdbaar stelsel te komen, waarin
een collectieve verzekering van noodzakelijke zorg duurzaam kan worden
gegarandeerd. Het verzekerd pakket in AWBZ en ziekenfonds zal daartoe
met ingang van 2004 worden verkleind, waarbij de poortwachtersfunctie
van de huisarts zal worden behouden 1 . Er moet ernstig rekening mee
worden gehouden dat de uitgaven voor zorg nog verder zullen door-groeien
dan nu reeds in de meerjarenramingen is voorzien. Het kabinet zal
alsdan maatregelen nemen om de zorguitgaven binnen het budgettair
kader te houden en het beslag op de collectieve middelen niet verder te
laten oplopen. Daarbij zal het gaan om verdere pakketbeperkingen, de
verhoging van eigen bijdragen in de AWBZ en een eigen risico in het
ziekenfonds, en maatregelen om de doelmatigheid te verhogen. Bij het
vergroten van de doelmatigheid heeft de sector een zware verantwoorde-lijkheid.
Indien de benodigde verhoging van eigen betalingen sociaal
onverantwoorde consequenties dreigt te krijgen, kan alleen in het uiterste
geval ook het herintroduceren van budgetplafonds voor (onderdelen van)
de AWBZ aan de orde komen. Bij het inkomensbeleid zal het kabinet reke-ning
houden met de gevolgen van deze maatregelen voor chronisch
zieken, gehandicapten en andere kwetsbare groepen. Om het beroep op
de zorg terug te dringen, zal ook meer aandacht worden geschonken aan
bevordering van de volksgezondheid door preventief beleid en sport.
Sport is van grote maatschappelijke betekenis. Van sportbeoefening gaat
een positieve impuls uit voor jongeren en sport heeft door het fijnvertakte
netwerk van sportverenigingen en vrijwilligerswerk een sterke samenbin-dende
functie. Het overheidsbeleid is erop gericht dat waar nodig te
ondersteunen. Dat geldt in het bijzonder ook voor gehandicaptensport.
In de zorg horen de behoeften van patiënten en cliënten centraal te staan
en moet de professionaliteit van medewerkers tot haar recht komen. De
administratievelastendruk, de bureaucratie en overhead in alle onderdelen
van de zorg moeten fors omlaag. Geld en tijd moeten aan patiënten en
cliënten worden besteed, niet aan bovenmatige overhead, formulieren en
kantoren. De centrale aanbodsturing is vastgelopen en wordt zo snel als
verantwoord is vervangen door gereguleerde marktwerking. De normali-sering
van marktverhoudingen in diverse deelmarkten in de zorg zal
worden bevorderd, met de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) als
toezichthouder, waarbij het kabinet zorgdraagt voor afstemming van de
activiteiten van de NMa en die van het College Tarieven Gezondheidszorg.
Eigen verantwoordelijkheid en initiatief van partijen in de zorg komt
voorop te staan. De overheid blijft uiteraard toegankelijkheid, betaalbaar-heid
en kwaliteit van de zorg garanderen. In dit kader wordt de stelsel-herziening
van de zorg, binnen de contouren die door de vorige twee
kabinetten zijn aangegeven, doorgezet. Per 1 januari 2006 wordt een
verplichte standaardverzekering voor curatieve zorg ingevoerd. Deze
wordt uitgevoerd door private uitvoerders, die winst mogen beogen,
binnen publieke randvoorwaarden (zoals acceptatieplicht, risicovereve-ning
en een verbod op premiedifferentiatie op grond van persoonlijke
kenmerken). Werkgevers dragen de helft van de totale macropremielast
via een loongerelateerde bijdrage. Iedere volwassene betaalt een nomi-nale
premie, met een verplicht eigen risico, waarbij het kabinet voor-alsnog
uitgaat van 200 euro per jaar. Dit eigen risico kan op vrijwillige
basis verder worden verhoogd. In de premie voor kinderen tot 18 jaar
wordt via een rijksbijdrage voorzien; voor hen geldt geen eigen risico.
Door middel van een zorgtoeslag 2 wordt blijvend gezorgd voor een
compensatie van in verhouding tot het gezinsinkomen te hoge premie-lasten.
Bij de stelselherziening zal in beginsel alle op genezing gerichte
1 De beperkingen van het verzekerde pakket
hebben betrekking op het aantal psychothera-peutische
behandelingen bij bepaalde stoor-nissen,
tandheelkundige zorg voor volwas-senen,
zittend ziekenvervoer, niet-chronische
fysiotherapie en oefentherapie, bepaalde
geneesmiddelen, een korting op subsidies,
alsmede een effectiever geneesmiddelen-beleid.
2 De hoogte van de zorgtoeslag is gelijk aan
de genormeerde ziektekosten per huishouden
minus de standaard ziektekostenpremie minus
het verplicht eigen risico.
zorg van de AWBZ worden overgeheveld naar de standaardverzekering
curatieve zorg.
Bijzondere aandacht zal worden besteed aan het terugdringen van de
wachttijden bij ziekten met levensbedreigende risicos. Het kabinet zal
daarom de capaciteit van medische opleidingen verruimen (waarmee de
numerus fixus op termijn overbodig wordt), de aantrekkelijkheid van
werken in de zorg bevorderen, en het huisartsentekort aanpakken.
Enkele aspecten van immateriële aard
Handhaving van de zorgvuldigheidsnormen bij zwangerschapsafbreking
is gewenst, waarbij bijzondere aandacht dient te worden besteed aan het
voorhouden van alternatieven, waaronder adoptie. Tevens zal extra
aandacht worden besteed aan voorlichting om ongewenste zwangerschap
te voorkomen. Wat betreft de laatste fase van het leven is meer aandacht
nodig voor palliatieve zorg en de opleiding daarvoor. Tijdens de komende
kabinetsperiode zal het verbod op het speciaal tot stand brengen en
gebruiken van embryos voor wetenschappelijk onderzoek en andere
doeleinden dan het tot stand brengen van zwangerschap, worden gehand-haafd.
Aan gemeenten zal een ruimere vrijheid worden gegeven om in
hun beleid ter zake van ruimtelijke ordening rekening te houden met
bestaande bordelen, ook in de regio waarin de betrokken gemeente ligt.
Overeenkomstig het destijds geformuleerde beleid brengt zorgvuldige
omgang met gewetensbezwaarde ambtenaren van de burgerlijke stand
met zich dat in onderling overleg in plaats van de gewetensbezwaarde
een andere ambtenaar van de burgerlijke stand een huwelijk tussen
personen van hetzelfde geslacht voltrekt, mits in elke gemeente de
voltrekking van een dergelijk huwelijk mogelijk blijft.
Bestuurlijke vernieuwing en openbaar bestuur
Het kabinet zal de bestuurlijke vernieuwing en vergroting van de kwaliteit
van het openbaar bestuur met kracht ter hand nemen. Versterking van het
huidige stelsel van representatieve democratie is daarvoor noodzakelijk,
inclusief versteviging van de politieke partijen en hun wetenschappelijke-en
scholingsinstituten, alsmede verbetering van de voorbereiding en
uitvoering van overheidsbesluitvorming. Effectiviteit, slagkracht en «luis-terend
vermogen» van de overheid moeten worden vergroot. Een taken-operatie,
waarin regelgeving, staand beleid en organisatie van de rijks-dienst
ter hand worden genomen, is nodig. Daarbij zullen ook de taken,
werkwijze en omvang van de zelfstandige bestuursorganen, gedeconcen-treerde
rijksdiensten en adviesraden tegen het licht worden gehouden. Bij
de uitvoering van de rijkstaken zal meer en beter gebruik worden gemaakt
van ICT. In het kader van het terugdringen van de bureaucratie zal het
kabinet terughoudend zijn met het uitbrengen van nieuwe beleidsnotas
en studies. Daarom zullen ook de bestaande wettelijke verplichtingen tot
het periodiek uitbrengen van beleidsnotas, indien verantwoord, worden
geschrapt.
De minister-president zal leiding geven aan een regiegroep uit het kabinet,
die een grondig en gericht onderzoek zal instellen naar de verschillende
modaliteiten van de versterking van de positie van de minister-president,
diens bevoegdheden en diens democratische legitimatie, waaronder de
argumenten voor en tegen diens rechtstreekse verkiezing. Het kabinet
doet daarna zo spoedig mogelijk beargumenteerd verslag van zijn bevindingen
aan de Staten-Generaal, waar mogelijk vergezeld van concrete
voorstellen.
Voor een betere werking van de parlementaire democratie is dualisme een
noodzakelijke voorwaarde. Herziening van het kiesstelsel kan een belang-rijke
bijdrage leveren aan versterking van de democratie. Een nieuw kiesstelsel
dient te blijven binnen de grondwettelijke voorwaarden van even-redige
vertegenwoordiging en het vaste aantal van 150 Tweede Kamerzetels.
Uitgangspunt van verandering is een sterkere nadruk op het eigen
mandaat van de individuele volksvertegenwoordiger. Daartoe zal worden
bezien hoe een deel van de zetels via districten aan kandidaten kan
worden toegewezen. Een ander deel zou toegewezen kunnen worden via
landelijke lijsten die door de partijen worden vastgesteld. De uitslag van
het aantal per partij behaalde zetels wordt bepaald door het totale aantal
in het gehele land uitgebrachte stemmen per partij. Op deze manier wordt
verzekerd dat partijen en hun ondersteunende kiezersgroepen op dezelfde
grondslag van evenredige vertegenwoordiging als in het huidige stelsel in
de Tweede Kamer zijn vertegenwoordigd. Het stelsel gaat uit van ofwel
één stem (die districtsgewijs wordt uitgebracht) ofwel twee stemmen, één
op de landelijke lijst en één op een districtskandidaat naar voorkeur. De
stem op de landelijke lijst is dan bepalend voor de zetelverdeling in de
Tweede Kamer. De partijen stellen, binnen zelfgekozen procedures, kandi-daten
voor de districten. Dit kunnen enkelvoudige of meervoudige
districten zijn. Bij de voorbereiding van voorstellen worden ook andere
varianten betrokken die het eigen mandaat van volksvertegenwoordigers
benadrukken. Het nieuwe kiesstelsel zal in deze kabinetsperiode worden
ingevoerd. Daartoe zal het noodzakelijke voorstel tot wijziging van de
kieswet binnen 12 maanden na het aantreden van het kabinet om advies
aan de Raad van State worden aangeboden.
Het oordeel van beide Kamers in tweede lezing met betrekking tot het
correctief wetgevings-referendum wordt afgewacht. Het wetsvoorstel tot
intrekking van de tijdelijke referendumwet wordt ingetrokken, zodat de
tijdelijke referendumwet zijn gelding blijft behouden tot de daarin opge-nomen
expiratiedatum (1 januari 2005). Het blijft mogelijk dat in
gemeenten referenda worden gehouden.
Veranderingen in het gemeentebestuur zijn nodig om de slagvaardigheid
te vergroten en de betrokkenheid van burgers te versterken. De tweede
lezing van de deconstitionalisering van de aanstellingswijze van de burgemeester
wordt gesteund. Binnen 12 maanden na het aantreden van het
kabinet zal een wetsvoorstel om advies aan de Raad van State worden
aangeboden ter invoering van de rechtstreeks door de bevolking gekozen
burgemeester. Na aanvaarding van de deconstitutionalisering is dit
binnen de Grondwet mogelijk. In de tussentijd wordt de wet gewijzigd
teneinde te bereiken dat bij de verplichte voordracht van twee kandidaten,
alleen de eerste openbaar gemaakt wordt indien de raad heeft besloten
geen burgemeestersreferendum uit te schrijven. Belangrijke randvoor-waarden
voor de invoering van de rechtstreeks gekozen burgemeester zijn
een passende regeling van diens bevoegdheden in relatie tot de wethou-ders
en van de gemeenteraad, diens bevoegdheden op het terrein van de
politie en een herziening van de verantwoordelijkheid voor het korps-beheer.
Het grotestedenbeleid wordt voorgezet. Het kabinet staat welwillend
tegenover pleidooien van de grote steden om hun bevoegdheden en
mogelijkheden te verruimen, voor zover deze ontoereikend zijn om de
problemen in eigen stad succesvol aan te pakken.
Het 50-jarig bestaan van het Statuut van het Koninkrijk leidt tot een herbezinning
op het Koninkrijksverband. Het Statuut blijft daarbij de basis voor
de samenwerking tussen de drie landen Nederland, Nederlandse Antillen
en Aruba. Gelet op de ontwikkelingen wordt in samenspraak met het land
de Nederlandse Antillen en de afzonderlijke eilanden gezocht naar een
aanpassing van de huidige structuur, waardoor meer recht wordt gedaan
aan de eigen mogelijkheden en eigen verantwoordelijkheden om de
problemen van de afzonderlijke eilanden aan te pakken. Behoud van de
landsverantwoordelijkheid voor overstijgende aangelegenheden blijft de
inzet. Het kabinet spant zich in voor erkenning van de bijzondere positie
van de Nederlandse Antillen en Aruba als ultraperifere gebieden in de zin
van het EU-verdrag.
Immigratie en integratie
Een belangrijk uitgangspunt in onze samenleving is dat ruimte wordt
gegeven aan religieuze, culturele en etnische verschillen, waarbij op basis
van de fundamentele Nederlandse normen en waarden eenieder respect
heeft voor de opvattingen van de medemens in een door tolerantie geken-merkte
samenleving. Respect, tolerantie en het bestrijden van discrimi-natie
zijn essentieel om de samenhang in onze maatschappij te behouden.
Wie zich duurzaam wil vestigen in ons land moet actief aan de samenle-ving
deelnemen en zich de Nederlandse taal eigen maken, zich bewust
zijn van de Nederlandse waarden, en de normen naleven. Iedere nieuw-komer
die op vrijwillige basis naar ons land komt en valt onder de doel-groepen
van de Wet inburgering nieuwkomers, moet eerst in eigen land
Nederlands op basisniveau leren als voorwaarde voor toelating. Eenmaal
in Nederland aangekomen, moet hij of zij zich dan nog verdiepen in de
Nederlandse maatschappij. Nader af te bakenen groepen oudkomers, in
ieder geval zij die onvoldoende Nederlands beheersen en afhankelijk zijn
van een uitkering, moeten alsnog een inburgeringsexamen halen. Asiel-zoekers
krijgen pas een definitieve verblijfsstatus, na het behalen van het
examen. Het cursusaanbod wordt vrijgegeven en wordt op eigen kosten
gevolgd. De overheid reguleert een staatsexamen en geeft aan oudko-mers
en statushouders na het behalen daarvan een gemaximeerde
vergoeding voor gemaakte kosten voor de opleiding als stimulans tot het
volgen daarvan. Om gezinsvorming te combineren met goede integratie
worden binnen de grenzen van internationale verdragen eisen gesteld,
zoals een leeftijdsgrens van 21 jaar en een inkomenseis van 120% van het
wettelijk minimumloon. Aanvragen voor machtiging tot voorlopig verblijf
worden sneller afgehandeld.
Nederland blijft bereid vluchtelingen in de zin van het Vluchtelingenver-drag
op te vangen. Om dat mogelijk te maken moeten aanvragen om asiel
strikt, rechtvaardig, snel en met behoud van zorgvuldigheid worden
beoordeeld. Een effectief terugkeerbeleid voor afgewezen asielzoekers
(inclusief AMAs) is een onmisbaar onderdeel van het asielbeleid. Daartoe
wordt een aparte organisatie opgezet. Het kabinet streeft naar een Euro-pees
asiel- en migratiebeleid. Het verdient de voorkeur dat vluchtelingen
worden opgevangen in de regio en dat de asielprocedure door de UNHCR
wordt uitgevoerd. Daartoe wordt gestreefd naar versterking van de positie
van de UNHCR door aanvulling van het Vluchtelingenverdrag.
Op de kortst mogelijke termijn wordt een regeling vastgesteld waarmee
een verblijfsstatus wordt gegeven aan een beperkte nader af te bakenen
groep asielzoekers in procedure die vanwege inactiviteit van de overheid
langer dan vijf jaar in één asielprocedure zijn. Voorwaarden zijn dat aan
hen niet op voorhand de tijdelijkheid van verblijf is meegedeeld en dat
aanzuigende werking en nieuwe procedures in verband met de definitie
van de groep worden vermeden. Dit laat de inherente afwijkings-bevoegdheid
van de minister onverlet.
Illegaal verblijf en profiteren van illegalen moeten krachtiger worden
bestreden. Het kabinet zal vooral met financiële sancties (boetes, verhalen
van uitzettingskosten en ontnemen van genoten voordeel) optreden tegen
mensen die zich via illegalen verrijken (huisjesmelkers, koppelbazen,
werkgevers). Het tegengaan van misbruik van illegalen is ook een aspect
van de voorgenomen intensivering van de bestrijding van mensenhandel,
gedwongen prostitutie en jeugdprostitutie.
Ruimte, milieu en natuur, platteland en landbouw, wonen en
mobiliteit
Duurzame kwaliteit van de leefomgeving is voor alle burgers van direct
belang. De overheid dient zich dit met beperking van centralisme en
regelgeving ter harte te nemen. Met het oog op een leefbaar land voor
toekomstige generaties dienen het milieu en de natuur, het wonen en de
infrastructuur, verantwoord te worden beheerd en ontwikkeld.
De noodzaak tot beperking van de bureaucratie en tot vermindering van
regeldruk doet zich nadrukkelijk voor op de beleidsterreinen die te maken
hebben met de ruimtelijke inrichting van ons land. In lijn met de z.g.
Stellingnamebrief zullen, binnen de randvoorwaarden van bescherming
van de natuurlijke leefomgeving en de rijksverantwoordelijkheid ter zake,
meer ruimte en verantwoordelijkheid aan provincies en gemeenten
worden gegeven. De afzonderlijke notas op desbetreffende onderdelen
van ruimtelijk beleid zullen worden samengevoegd tot één nota Ruimte.
Om sneller ruimtelijke ontwikkelingen te kunnen realiseren worden
gestroomlijnde en daardoor kortere procedures ingevoerd (zoals de rijks-projectenprocedure).
Een aldus dynamischer vormgegeven ruimtelijk
instrumentarium draagt bij aan een daadkrachtig beleid voor milieu en
natuur, platteland en landbouw, en wonen.
Behoud en versterking van natuur en milieu vergen een activerend beleid
in nationaal, Europees en internationaal verband. De ontkoppeling van
economische groei en milieudruk, die de afgelopen jaren tot stand is
gebracht, dient te worden gehandhaafd. Milieutechnologie zal worden
gestimuleerd. Een verdere vergroening van het belastingstelsel is een
belangrijk instrument. Voorts is een actief Nederlands optreden in interna-tionaal
en Europees verband nodig. Nederland zal in de Europese Unie
pleiten voor een scherpe normstelling ten aanzien van milieu en dieren-welzijn,
waaronder verbetering van de omstandigheden van intensieve
veehouderij, alsmede afschaffing van het Europese non-vaccinatiebeleid.
Nederland zal geen nieuw beleid introduceren dat stringenter is dan de
Europese normen voorschrijven, tenzij een specifiek Nederlands probleem
een specifiek Nederlandse oplossing vergt. Nederland zal zijn Kyotover-plichtingen
op de meest kostenefficiënte wijze nakomen en zal de nako-ming
van het Verdrag van Kyoto in EU-verband bepleiten. De kerncentrale
Borssele zal worden gesloten wanneer de technische ontwerplevensduur
(ultimo 2013) geëindigd is.
Boren naar gas in de Waddenzee is niet toegestaan.
Voor schuin boren onder de Waddenzee zijn reeds aanzienlijke investe-ringen
gedaan in de twee bestaande locaties. Er wordt niettemin gestreefd
naar een verder moratorium van tien jaren met betrekking tot het schuin
boren naar gas onder de Waddenzee.
Ten aanzien van de Biesbosch zal een moratorium van tien jaren worden
ingesteld.
Het kabinetsbeleid moet gericht zijn op een leefbaar platteland en op een
vitale en duurzame agrarische sector. Een forse verlichting van de admini-stratieve
lasten is in deze sector dringend noodzakelijk. De gemeenten in
het landelijk gebied krijgen overeenkomstig de Stellingnamebrief meer
mogelijkheden om te bouwen overeenkomstig de natuurlijke bevolkings-aanwas,
opdat er voldoende ruimte is voor werken en wonen, mede reke-Tweede
ning houdend met de sociale samenhang in de gemeenten. De provincies
geven tot op regionaal niveau de kaders aan. De voorgenomen intensive-ring
van particulier en agrarisch natuurbeheer, die naast de aankoop van
natuurterreinen wordt nagestreefd, draagt eveneens bij aan een vitaal en
leefbaar platteland. De ambities en wensen ten aanzien van de reconstruc-tieplannen
moeten in evenwicht worden gebracht met de financiële
middelen; de consequenties zullen niet afgewenteld worden op de agrari-sche
bedrijven. De Wet ammoniak veehouderij wordt zodanig vorm-gegeven,
dat deze gericht is op de zeer kwetsbare natuur. Het streven blijft
om 10% van de landbouwproductie in 2010 bestemd te hebben voor
biologische landbouw. Realisatie van de doelstellingen van de Ecologi-sche
Hoofdstructuur in 2018 acht het kabinet van vitaal belang. Adequaat
toezicht op de voedselveiligheid door de Voedsel- en Warenautoriteit is
voor de volksgezondheid en voor de toekomst van de agrarische sector
noodzakelijk.
Het over de gehele linie teruglopend bouwvolume en de kwaliteit en
diversiteit van (achterstands) wijken in de grote steden vergen een stevige
aanpak. Van gemeenten en woningcorporaties wordt verwacht, dat zij in
lijn met de door hen onderling gesloten convenanten, hun verantwoorde-lijkheid
waarmaken voor een betekenisvolle verhoging van het bouwvo-lume
in het algemeen en voor een extra inspanning in achterstandswijken
in grote steden in het bijzonder. Het kabinet zal daaraan zijn bijdrage
leveren door belemmeringen weg te nemen, onder andere in de Onteige-ningswet,
in de besluitvorming met betrekking tot infrastructurele ontslui-ting
en door schrapping van door wijkontwikkelingsmaatschappijen te
betalen dubbele overdrachtsbelasting. Bij de allocatie van stadsvernieu-wingsbudgetten
zal rekening worden gehouden met de vermogenspositie
van de betrokken woningcorporaties.
Het bewonersdeel van de onroerendezaakbelasting (OZB) op woningen
wordt afgeschaft. Via het Gemeentefonds worden gemeenten daarvoor
gecompenseerd. De stijging van de OZB op bedrijfspanden en van het
eigenaarsdeel van de OZB op woningen wordt na overleg met de
gemeenten gemaximeerd.
Het beleid is gericht op evenwicht tussen wegen en openbaar vervoer,
tussen grote mainports en kleinschaliger regionale infrastructuur. Het
kabinet zal actief middelen binnen het meerjarig investeringsprogramma
transport (MIT) herprioriteren ten gunste van (onderhouds)knelpunten in
het openbaar vervoer en daarnaast filebestrijding (de motie TK 20022003
nr. 28 600, nr. 59 wordt op de toegezegde wijze uitgevoerd) en het
Bestuursakkoord water. De opbrengst van het «kwartje van Kok» zal gelet
op de herkomst vooral worden aangewend voor wegen en daarnaast voor
onderhoud van openbaar vervoer en vaarwegen. Verdergaande decentra-lisatie
van infrastructuurmiddelen naar provincies zal worden nagestreefd.
Het kabinet zal in overleg met de transportsector de mogelijkheid van
beprijzing van de transportsector, onder gelijktijdige terugsluis binnen de
budgettaire spelregels, bezien.
Internationaal en Europees beleid; defensie
Verdergaande samenwerking binnen de Europese Unie is op tal van
terreinen zoals grensoverschrijdende criminaliteit, migratie en milieu
onmisbaar voor een effectieve aanpak van problemen. Stabiliteit en
behoud van gemeenschappelijke waarden en normen zijn het best
gewaarborgd door de onderlinge verbondenheid van de Lidstaten in een
vitale Europese Unie. Daardoor gemotiveerd zet het kabinet zich in om de
Unie te versterken en de communautaire methode, met versterking van de
rol van de Europese Commissie en het Europees Parlement, te intensi-
veren. Het subsidiariteitsbeginsel blijft daarbij uitgangspunt. Het kabinet
streeft ernaar het evenwicht tussen de instellingen van de Europese Unie
alsmede de gelijkwaardigheid van de verschillende Lidstaten te behou-den.
Nederland streeft naar versterking van het Europees buitenlands- en
veiligheidsbeleid. Het kabinet acht het van belang verdergaande meerderheidsbesluitvorming
op verantwoorde manier vorm te geven.
Tijdens het Nederlands voorzitterschap van de Unie in de tweede helft van
2004 moeten onder andere ten aanzien van de uitbreiding met nieuwe
Lidstaten belangrijke stappen worden genomen. Nederland staat positief
tegenover de uitbreiding waarbij vrijwaringsclausules adequaat dienen te
worden vastgesteld. Het kabinet zal bevorderen dat de toetredende landen
de door hen aangegane verplichtingen kunnen nakomen en met de Euro-pese
Commissie in overleg treden over de vrijwaringsclausules. Het voor-zitterschap
biedt ook een goede gelegenheid activiteiten te richten op het
betrekken van de Nederlandse bevolking bij de Europese Unie. Het
kabinet zal ten aanzien van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
inzetten op meer marktwerking en verdere omvorming van productsteun
in inkomenssteun die gekoppeld is aan natuur- en landschapsbeheer, een
grotere nadruk op plattelandsbeleid en beperking van het totale beslag op
de Europese begroting. Tevens wordt gestreefd naar verruiming van de
toegang tot de Europese markt voor producten uit ontwikkelingslanden.
Het budgetrecht van het Europees Parlement moet worden uitgebreid tot
alle EU-uitgaven.
Vrede en veiligheid in de wereld zijn gediend met een versterking van de
internationale rechtsorde door middel van de Verenigde Naties en de
Veiligheidsraad. Bij de beslissing over deelneming aan vredesoperaties
zullen de criteria van het Toetsingskader worden gehanteerd. Het kabinet
zal binnen het kader van de NAVO werken aan de totstandkoming van een
effectief Europees veiligheids- en defensiebeleid. Daarnaast zal het
kabinet zich ook actief inzetten om de transatlantische relatie te verste-vigen.
In het Integraal Defensieplan, dat deel uitmaakt van de defensie-begroting
voor 2004, worden de rol van de krijgsmacht en de daaruit
voortvloeiende prioriteitstellingen onder veranderende internationale
omstandigheden nader bepaald.
Bij het Nederlands buitenlands- en veiligheidsbeleid dient sprake te zijn
van een geïntegreerde besluitvorming, waarbij de inzet op de verschil-lende
relevante beleidsterreinen wordt gecoördineerd.
Het kabinet acht ontwikkelingssamenwerking naast vrijmaking van de
wereldhandel een belangrijk instrument ter bevordering van internatio-nale
solidariteit en stabiliteit. De hulp aan ontwikkelingslanden conform
de ODA-definitie is en blijft 0,8% BBP. Naar verwachting worden meer
schulden van ontwikkelingslanden kwijtgescholden dan tot nu toe
geraamd. Volgens de bestaande toerekeningssystematiek en in overeen-stemming
met de internationale richtlijnen (OESO/DAC) leidt dit tot een
budgettaire verlichting. Bij de OESO wordt bepleit dat een groter deel van
de kosten van vredesoperaties in ontwikkelingslanden alsmede het
klimaatbeleid in ontwikkelingslanden (CDM) onder de ODA-definities
worden gebracht.
BIJLAGE FINANCIEEL KADER 20042007 HOOFDLIJNENAKKOORD CDA,
VVD, D66
1. Begrotingsbeleid
Uitgegaan wordt van het voorzichtig scenario van het Centraal Planbu-reau.
Er geldt een scheiding tussen inkomsten en uitgaven. Voor de
uitgaven geldt een onderscheid in drie sectoren (rijksbegroting, sociale
zekerheid, zorg). Voor elke sector wordt een reëel uitgavenplafond vastge-steld.
Elke sector behoort eventuele overschrijdingen binnen het uitgaven-plafond
te compenseren. Vanzelfsprekend zullen de regels voor het strin-gente
begrotingsbeleid voor de ministeries worden bestendigd.
Inkomstenmeevallers komen ten gunste van het begrotingssaldo.
Inkomstentegenvallers komen ten laste van het EMU-saldo, met dien
verstande dat nadere maatregelen worden getroffen indien tegenvallers
het in het kader van het Stabiliteits- en Groeipact noodzakelijke structurele
reductietraject van 0,5% per jaar en/of de feitelijke grens van een EMU-tekort
om redenen van prudentie te stellen op 2 1 /2 % als signaalwaarde
bedreigen.
2. Voorjaarsnota 2003
De opstelling van de Voorjaarsnota (begrotingsuitvoering) 2003 loopt in
de tijd samen met de opstelling van het financieel kader voor de kabinets-periode
20042007. Het demissionaire kabinet heeft de onderhandelende
partijen geïnformeerd over de uitvoeringsproblematiek 2003 (en de door-werking
daarvan). Deze problematiek en de voorgenomen dekking zijn
weergegeven in onderstaande tabel. Het nieuwe kabinet zal dienovereen-komstig
de Voorjaarsnota 2003 aan de Tweede Kamer toen toekomen.
Voorjaarsnota 2003 2004 2005 2006 2007
Bijstellingen zorg (ijklijn termen) 0,65 0,37 0,29 0,29
Oplossingen zorg (ijklijntermen) 0,34 0,31 0,31 0,31 0,31
Bijstelling sociale zekerheid 0,44 0,39 0,24 0,16 0,08
Oplossingen sociale zekerheid 0,56 0,07 0,07 0,10 0,12
Bijstellingen rijksbegroting 1,05 0,52 0,61 0,41 0,32
Beperking incidenteel 2003 0,19 0,19 0,19 0,20 0,20
Oplossingen rijksbegroting 0,16 0,01 0,01 0,02 0,02
Versnelling maatregelen 2004 naar 2003 0,52
Prijsbijstelling 2003 0,35 0,35 0,35 0,35 0,35
Per saldo doorwerking GF/PF 0,05 0,07 0,07 0,02 0,00
Totaal 0,03 0,44 0,30 0,10 0,31
Verhoging AWBZ premie per 1/7/03 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50
3. Toelichting op ombuigingen, lasten en intensiveringen
20042007
Ondanks de enorme inspanning die geleverd wordt om het EMU-tekort
substantieel terug te dringen, is een samenhangend pakket aan maatre-gelen
bereikt die de structurele economische groei niet schaadt en die de
werkgelegenheid merkbaar bevordert.
Het pakket aan ombuigingen op de uitgaven verbetert het feitelijke
EMU-saldo van 1,8% BBP met + 1,3% BBP in 2007 tot 0,5% BBP.
Daarmee voldoet Nederland aan de criteria van het Europese Stabiliteits-en
Groeipact. Het structurele saldo slaat om van een tekort van 1,2% naar
een overschot van 0,5%, wat van belang is om in de toekomst de lasten
van de vergrijzing te kunnen dragen. Ten opzichte van 2003 (na verwer-king
van de Voorjaarsnota) zijn de lasten verlicht. Daarmee wordt voor-komen
dat lastenstijgingen de groei remmen. Het pakket is zowel aan de
uitgaven- als aan de lastenkant gericht op maatregelen die de economi-sche
structuur versterken en de arbeidsparticipatie bevorderen.
2007
EMU-saldo bij ongewijzigd beleid 1,8% BBP
Ombuigingen (incl. zorg) ! 13,1 miljard
Uitgavenintensiveringen (incl. zorg) ! 3,4 miljard
Lastenverlichting t.o.v. 2003 ! 1,4 miljard
Resulterend EMU-saldo 0,5% miljard
Binnen het pakket is er ruimte gemaakt voor enkele intensiveringen. Gelet
op de (door EMU-saldo en lastenniveau) begrensde mogelijkheden is de
omvang van de intensiveringen relatief fors. Zeker indien daarbij wordt
betrokken dat in 2004 (door het vorige kabinet) voor een aantal zelfde
beleidsterreinen ook extra middelen zijn uitgetrokken en het feit dat een
aantal van deze beleidsterreinen daarenboven nog autonome groei kent.
Onderwijs en kennis heeft (afgezien van de overschrijdingen in de zorg)
bij de uitgaven het grootste accent gekregen met een intensivering van
800 miljoen (waarvan 100 mln fiscaal), bovenop de 1 1 /2 miljard aan extra
onderwijsuitgaven die reeds in de meerjarenramingen is vervat.
Intensiveringen (in miljoenen euro, 2007) Additionele
Uitgavengroei
ongewijzigd beleid
Intensiveringen
strategisch akkoord
2002
Additionele
Intensiveringen
hoofdlijnen akkoord
2003
Totaal
Onderwijs en kennis 1000 mln 580 mln 1 800 mln 2 2380 mln
Veiligheid 800 mln 350 mln 1150 mln
Jeugdzorg/preventie 100 mln 100 mln
Kinderopvang (WBK) 100 mln 100 mln
Defensie, internationaal 50 mln 100 mln 150 mln
Natuur, landbouw en milieu 250 mln 3 250 mln
Mobiliteit 500 mln 420 mln 500 mln 1420 mln
Zorg 2500 mln 5 1200 mln 1000 mln 4 4700 mln
1 Incl. ICES/KIS;
2 waarvan netto 100 mln verhoging budget WBSO (fiscaal)
3 plus 450 mln verdere vergroening belastingen (fiscaal); dit wordt teruggesluisd
4 overschrijdingen in de zorg;
5 reële volumegroei
3a. Ombuigingen
Ombuigingen (in miljarden euro 2002) 2004 2005 2006 2007
a Verantwoorde arbeidsvoorwaardenruimte
1 Loonontwikkeling collectieve sector 0,55 1,10 1,65 2,20
2 Incidentele loonontwikkeling collectieve sector 20042007 0,13 0,25 0,38 0,51
b Bevorderen arbeidsparticipatie
1 WW-maatregelen (netto) 0,13 0,24 0,39
2 Doorwerking WW-maatregelen naar collectieve sector (netto) 0,01 0,02 0,04 0,05
3 Herkeuren WAOers (herprioritering keuringssystematiek) 0,08 0,14 0,14
4 Afbouw REA mede i.r.t. nieuwe WAO 0,13 0,25 0,25
5 Afschaffen WAZ 0,05 0,07 0,13
6 Ontwikkeling uitkeringen 0,63 1,43 2,18 2,91
7 Beperken gemeentelijk minimabeleid 0,15 0,15 0,15 0,15
8 RWI adviestaken naar SER, RWI subsidies afschaffen 0,04 0,07 0,07 0,07O
9 Aanpak illegaliteit 0,02 0,03 0,04 0,04
10 Versobering IHS gericht op kwaliteitskorting en scheefwonen 0,11 0,19 0,21
11 Budget verlofknip (zie ook lastenmaatregelen) 0,10 0,20 0,20 0,20
c Buitenland, defensie en asiel
1 Ramingbijstelling (schuldkwijtschelding) 0,30 0,30 0,30 0,30
2 Reëel constant houden non ODA, o.a. door CO2 -meevallers 0,04 0,08 0,11 0,15
3 Asiel/inburgering/immigratie 0,05 0,10 0,10 0,10
4 Beëindiging remigratieregeling 0,01 0,02 0,03 0,03
5 Financiële Perspectieven EU vanaf 2007 0,05
Ombuigingen (in miljarden euro 2002) 2004 2005 2006 2007
d Beperken bureaucratie en regelgeving collectieve sector
1 Inhuur externen 0,15 0,20 0,20 0,20
2 Efficiency door professionele inkoop en aanbesteding 0,02 0,03 0,05 0,05
3 Additionele efficiency 1% per jaar, Rijk 0,04 0,08 0,11 0,15
4 Idem tranche 2007 1% extra 0,04