EUROPESE UNIE DE RAAD
NOTA Brussel, 11 februari 1997,(20.02) (OR.en)
5716/97 LIMITE ENFOPOL 21
van : Europol-Drugseenheid
aan : Groep Drugs en Georganiseerde Criminaliteit
Betreft : Het concept van “kenniscentra” 5716/97
1. Inleiding
Overeenkomstig het gemeenschappelijk optreden in document 10810/96 van 28 oktober inzake het aanleggen en bijhouden van een repertorium voor specialistische bekwaamheden, vaardigheden en expertise op het gebied van de bestrijding van de internationale georganiseerde criminaliteit ten einde de samenwerking tussen de Lid-Staten van de Europese Unie op het gebied van wetshandhaving te vergemakkelijken, is de Europol Drugseenheid (EDE) in januari l997 haar benadering van dit concept van “kenniscentra” gaan bezien.
Er liggen een aantal voorstellen ter bespreking voor in de Groep Drugs en Georganiseerde Criminaliteit met het oog op de uitwerking van de punten van het gemeenschappelijk optreden.
De EDE beschikt niet over specifieke begrotingskredieten voor dit concept. Bijgevolg zullen sommige voorstellen kortlopend zijn, gericht op een initiële beginfase. Welke middelen op langere termijn nodig zijn, wordt bepaald naar gelang van de respons van de nationale autoriteiten.
2. Gegevensbank
De EDE gaat na welke de technische en financiële implicaties zijn van een met dit doel opgerichte gegevensbank (waarbij, indien mogelijk, gebruik wordt gemaakt van bestaande software).
3. Europol-verbindingsofficieren (EVO’s)
Elke Lid-Staat beschikt over minstens één bij de EDE gestationeerde verbindingsofficier. Daarom lijkt dit netwerk van verbindingsofficieren de meest efficiënte en doeltreffende manier om de gegevensbank toegankelijk te maken voor de Lid-Staten. Een dergelijke werkwijze :
- lost het talenprobleem op,
- vergemakkelijkt de controlerende rol van de EDE overeenkomstig artikel 4.3 van het gemeenschappelijk optreden,
- voorziet in een gemakkelijke en snelle communicatiemethode tussen de instanties die tot taak hebben het repertorium bij te houden en de Lid-Staten die er gebruik van zullen maken.
Er wordt voorgesteld dat de Lid-Staten naast de gegevensbank ook kunnen beschikken over een lijst van criminaliteitssferen en vestigingsplaatsen van de kenniscentra, die hun twee keer per jaar via hun EVO’s zou worden bezorgd. Een dergelijk document met basisinformatie biedt een snel overzicht van de situatie ten behoeve van de Lid-Staten en moet daarom – ondanks de kosten (minstens 3.600 ecu per jaar) in de 11 talen van de Lid-Staten worden opgesteld.
4 Criminaliteitssferen
Artikel 1 van het gemeenschappelijk optreden beoogt de vormen van criminaliteit “die onder de bevoegdheid van de Europol- Drugseenheid vallen terwijl in de laatste overweging “illegale handel in verdovende middelen en mensenhandel” worden genoemd. Dit zijn slechts twee van de vijf criminaliteitssferen (plus de ermee samenhangende witwasoperaties) waarvoor de EDE bevoegd is. Het is wenselijk dat het concept van bij het begin de vijf criminaliteitssferen (plus de ermee samenhangende witwasoperaties) zou bestrijken.
5. Controletaak
Het gemeenschappelijk optreden voorziet in een controlerende rol voor de EDE. De EVO’s zullen de EDE ieder ogenblik op de hoogte kunnen brengen als hun Lid-Staat het repertorium gebruikt, maar effectieve controle (gemeenschappelijk optreden, artikel 4.3) kan niet zonder feedback. Om die taak te vervullen, stelt de EDE voor de Groep Drugs en Georganiseerde Criminaliteit halfjaarlijks verslag uit te brengen over het gebruik van het systeem. Voor nadere bijzonderheden in verband met dit verslag suggereert de EDE om het advies van de nationale eenheden.van Europol in te winnen.
6. Actievoorstel 45
Op 16 oktober 1996 heeft de Groep Politiële Samenwerking een voorstel ingediend over gezamenlijke opleidingsprogramma’s voor ambtenaren van wetshandhavende instanties. In dit document wordt overwogen het concept van kenniscentra uit te werken in combinatie met een benadering via gezamenlijke opleiding. Voor de organisatie van een dergelijke procedure zijn evenwel middelen nodig en in het document wordt nergens vermeld waar het administratieve centrum van het voorgestelde programma moet komen. Als dit voorstel in gang wordt gezet en de EDE de administratie op zich moet nemen. moet verder worden nagedacht over het samenvoegen van beide concepten.
7. Conclusie
De EDE stelt voor het repertorium bij te houden in de vorm van een gegevensbank die door de EDE wordt beheerd en altijd toegankelijk is voor EVO’S. Twee keer per jaar wordt in de 11 talen van de Lid-Staten een overzicht gemaakt, dat via de EVO’s wordt verspreid. Van bij het begin moeten alle criminaliteitssferen worden bestreken die onder de bevo6gdheid van de EDE vallen. De EDE zal in een later stadium voorstellen formuleren in verband met haar controlerende rol. Als tenslotte wordt overwogen het concept uit te breiden tot gezamenlijke opleidingsprogramma’s, zal ernstig moeten worden nagedacht over de financiële implicaties hiervan.