EUROPESE UNIE
DE RAAD Brussel, 18 juli 1995
SN3549/95 LIMITE EUROPOL 54
NOTA
Betreft : Akte van de Raad tot vaststelling van de overeenkomst op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-Overeenkomst)
Voor de delegaties gaat hierbij de bovengenoemde tekst zoals bijgewerkt door de Groep Juristen/Vertalers.
Akte van de Raad
van
tot vaststelling van de Overeenkomst op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-Overeenkomst)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
GELET OP het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzonderheid op artikel K.3, lid 2, onder c),
OVERWEGENDE dat de Lid-Staten, met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Unie, de oprichting van een Europese Politiedienst als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang beschouwen,
BESLUIT dat de Overeenkomst waarvan de tekst in de bijlage is opgenomen en die heden door de vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten van de Unie wordt ondertekend, is vastgesteld,
BEVEELT AAN dat de Lid-Staten deze Overeenkomst overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aannemen.
Gedaan te
Voor de Raad
De Voorzitter
BIJLAGE
OVEREENKOMST OP GROND VAN ARTIKEL K.3 VAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE EUROPESE UNIE TOT OPRICHTING VAN EEN EUROPESE POLITIEDIENST (EUROPOL-OVEREENKOMST)
DE HOGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN, Lid-Staten van de Europese Unie,
GELET OP de akte van de Raad van de zesentwintigste juli negentienhonderd vijfennegentig,
ZICH BEWUST van de dringende problemen die zich voordoen ten gevolge van terrorisme, illegale drughandel en andere ernstige vormen van internationale criminaliteit ; OVERWEGENDE dat meer solidariteit en samenwerking tussen de Lid-Staten van de Europese Unie vereist is, in het bijzonder door verbetering van de politiele samenwerking tussen de Lid-Staten ;
OVERWEGENDE dat door vooruitgang op die gebieden de bescherming van de openbare veiligheid en orde nog verbeterd moet kunnen worden ;
OVERWEGENDE dat het Verdrag betreffende de Europese Unie van 7 februari 1992 voorziet in de oprichting van een Europese Politiedienst (Europol) ;
GEZIEN het besluit van de Europese Raad van 29 oktober 1993 om Europol in Nederland te vestigen, met Den Haag als zetel ;
HERINNEREND AAN de gemeenschappelijke doelstelling van een betere politiele samenwerking op het gebied van terrorisme, illegale drughandel en andere ernstige vormen van internationale criminaliteit door middel van een voortdurende, vertrouwelijke en intensieve uitwisseling van gegevens tussen Europol en de nationale eenheden van de Lid-Staten ; ERVAN UITGAANDE dat de in deze Overeenkomst vastgelegde vormen van samenwerking geen afbreuk mogen doen aan andere vormen van multilaterale of bilaterale samenwerking ; ERVAN OVERTUIGD dat ook op het gebied van de politiele samenwerking scherp moet worden toegezien op het beschermen van de rechten van het individu, in het bijzonder op de bescherming van zijn persoonsgegevens ; OVERWEGENDE dat de werkzaamheden van Europol op grond van deze Overeenkomst geen afbreuk doen aan de bevoegdheden van de Europese Gemeenschappen, en overwegende dat Europol en de Europese Gemeenschappen er in het kader van de Europese Unie wederzijds belang bij hebben te komen tot samenwerkingsvormen die aan beide de mogelijkheid bieden hun respectieve taken zo efficient mogelijk uit te voeren, HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT DE VOLGENDE BEPALINGEN :
INHOUDSOPGAVE :
Titel I Oprichting en taakomschrijving
- Artikel 1 Oprichting
Artikel 2 Doelstelling
Artikel 3 Taken
Artikel 4 Nationale eenheden
Artikel 5 Verbindingsofficieren
Artikel 6 Geautomatiseerde gegevensbestanden
Titel II Informatiesysteem
- Artikel 7 Het aanleggen van het informatiesysteem
Artikel 8 Inhoud van het informatiesysteem
Artikel 9 Recht van toegang tot het informatiesysteem
Titel III Werkbestanden voor analyse
- Artikel 10 Verzameling, verwerking en gebruik van persoonsgegevens
Artikel 11 Indexsysteem
Artikel 12 Bestandsreglement
Titel IV Gemeenschappelijke voorwaarden voor informatieverwerking
- Artikel 13 Mededelingsplicht
Artikel 14 Niveau van gegevensbescherming
Artikel 15 Verantwoordelijkheid voor de gegevensbescherming
Artikel 16 Vastlegging van de verstrekking
Artikel 17 Regeling van het gebruik van de gegevens
Artikel 18 Verstrekking van gegevens aan derde Staten en instanties
Artikel 19 Recht op kennisneming
Artikel 20 Verbetering en verwijdering van gegevens
Artikel 21 Termijnen voor het opslaan en verwijderen van gegevens in bestanden
Artikel 22 Het bewaren en verbeteren van gegevens in dossiers
Artikel 23 Nationaal controle-orgaan
Artikel 24 Gemeenschappelijk controle-orgaan
Artikel 25 Beveiliging van de gegevens
Titel V Rechtspositie, organisatie en financiele bepalingen
- Artikel 26 Handelingsbevoegdheid
Artikel 27 Organen van Europol
Artikel 28 Raad van Bestuur
Artikel 29 Directeur
Artikel 30 Personeel
Artikel 31 Geheimhouding
Artikel 32 Zwijg- en geheimhoudingsplicht
Artikel 33 Talen
Artikel 34 Informatie aan het Europees Parlement
Artikel 35 Begroting
Artikel 36 Controle van de rekeningen
Artikel 37 Zetelovereenkomst
Titel VI Aansprakelijkheid en rechtsbescherming
- Artikel 38 Aansprakelijkheid voor onrechtmatige of onjuiste verwerking van gegevens
Artikel 39 Overige aansprakelijkheid
Artikel 40 Regeling van geschillen
Artikel 41 Voorrechten en immuniteiten
Titel VII Slotbepalingen
- Artikel 42 Betrekkingen met derde Staten en instanties
Artikel 43 Wijziging van de Overeenkomst
Artikel 44 Voorbehouden
Artikel 45 Inwerkingtreding
Artikel 46 Toetreding door nieuwe Lid-Staten
Artikel 47 Depositaris
Bijlage In artikel 2 bedoelde bijlage
OPRICHTING EN TAAKOMSCHRIJVING
ARTIKEL 1 OPRICHTING
1. De Lid-Staten van de Europese Unie, hierna Lid-Staten te noemen, richten bij deze Overeenkomst een Europese politiedienst op, hierna Europol te noemen.
2. Europol is in elke Lid-Staat verbonden met een overeenkomstig artikel 4 op te richten of aan te wijzen nationale eenheid.
ARTIKEL 2 DOELSTELLING
1. Europol heeft ten doel, in het kader van de samenwerking tussen de Lid-Staten overeenkomstig artikel K.1, punt 9, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, door de in deze Overeenkomst genoemde maatregelen het optreden van en de samenwerking tussen de bevoegde instanties van de Lid-Staten met betrekking tot het voorkomen en bestrijden van terrorisme, de illegale handel in verdovende middelen en andere ernstige vormen van internationale criminaliteit, doeltreffender te maken voor zover er c anwijzingen zijn voor het bestaan van een criminele structuur of organisatie en twee of meer Lid-Staten betrokken zijn bij de genoemde vormen van criminaliteit op een wijze die, gelet op de omvang, de ernst en de gevolgen van de strafbare feiten, een gemeenschappelijk optreden van de Lid-Staten noodzakelijk maakt.
2. Om het in lid 1 genoemde doel geleidelijk te verwezenlijken houdt Europol zich vooreerst bezig met de voorkoming en bestrijding van illegale handel in verdovende middelen, nucleaire en radioactieve stoffen, alsmede van illegale immigratie, mensenhandel en handel in gestolen voertuigen.
Tevens behandelt Europol, uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, strafbare feiten die zijn gepleegd of wellicht zullen worden gepleegd in het kader van terroristische activiteiten die gericht zijn tegen het leven, de lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid, alsmede tegen goederen. De Raad kan, volgens de procedure van artikel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie, met eenparigheid van stemmen besluiten om Europol voor het verstrijken van de termij behandeling van deze terroristische activiteiten te belasten.
De Raad kan volgens de procedure van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie met eenparigheid van stemmen Europol opdragen zich ook te belasten met andere in de bijlage bij deze Overeenkomst vermelde vormen van criminaliteit of specifieke uitingsvormen daarvan . Alvorens een besluit te nemen, geeft de Raad aan de Raad van Bestuur opdracht zijn besluit voor te bereiden en met name de volgen daarvan voor de begroting en het personeel van Europol uiteen te zetten.
3. De bevoegdheid van Europol met betrekking tot een vorm van criminaliteit of met betrekking tot specifieke aspecten van een vorm van criminaliteit omvat tevens :
1) Het witwassen van geld in verband met deze vormen van criminaliteit of specifieke aspecten ervan.
2) De daarmee samenhangende strafbare feiten.
Als samenhangend worden beschouwd en als zodanig overeenkomstig de nadere bepalingen van de artikelen 8 en 10 in aanmerking genomen :
- – strafbare feiten die zijn gepleegd om zich de middelen te verschaffen om daden te plegen die onder de werkingssfeer van Europol vallen ;
- – strafbare feiten die zijn gepleegd om daden die onder de werkingssfeer van Europol vallen, te vergemakkelijken of uit te voeren ;
- – strafbare feiten die zijn gepleegd om ervoor te zorgen dat daden die onder de werkingssfeer van Europol vallen, ongestraft blijven.
4. Bevoegde autoriteiten in de zin van deze Overeenkomst zijn alle in de Lid-Staten bestaande overheidsinstanties die krachtens het nationaal recht bevoegd zijn op het gebied van het voorkomen en bestrijden van strafbare feiten.
5. Onder illegale handel in verdovende middelen als bedoeld in de leden 1 en 2 wordt verstaan de in artikel 3, lid 1, van het Verdrag van de Verenigde Naties van 20 december 1988 tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen en de bepalingen ter wijziging of aanvulling van dit Verdrag genoemde strafbare feiten.
ARTIKEL 3 TAKEN
1. Europol heeft binnen het kader van zijn in artikel 2, lid 1, omschreven doelstelling primair de volgende taken :
- 1) de uitwisseling van informatie tussen de Lid-Staten te vergemakkelijken ;
2) informatie en inlichtingen te verzamelen, te compileren en te analyseren ;
3) de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten, via de nationale eenheden als omschreven in artikel 4, onverwijld te voorzien van informatie die voor hen van belang is, en hen onmiddellijk informatie te geven over de verbanden tussen strafbare feiten die aan het licht zijn gekomen ;
4) het opsporingsonderzoek in de Lid-Staten te ondersteunen door de nationale eenheden alle relevante informatie te verstrekken ;
5) geautomatiseerde gegevensbestanden bij te houden waarin gegevens als bedoeld in de artikelen 8, 10 en 11 zijn opgeslagen.
2. Ten einde via de nationale eenheden de samenwerking tussen en de doeltreffendheid van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten in het kader van de in artikel 2, lid 1, omschreven doelstelling te verbeteren, vervult Europol voorts nog de volgende taken :
1) de vakkennis die in het kader van de onderzoeksactiviteiten van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten wordt gebruikt, te vergroten en ten behoeve van opsporingsonderzoekers van advies te dienen ;
2) strategische inlichtingen te verstrekken om een doeltreffende en rationele besteding op nationaal niveau van de voor operationele taken beschikbare middelen te vergemakkelijken en te bevorderen ;
3) algemene verslagen over de verrichte werkzaamheden op te stellen.
3. Europol kan voorts in het kader van zijn in artikel 2, lid 1, omschreven doelstelling, afhankelijk van de personele en budgettaire mogelijkheden en binnen de door de Raad van Bestuur bepaalde grenzen, de Lid-Staten met raad en onderzoek bijstaan op de volgende gebieden :
1) opleiding van de leden van hun bevoegde autoriteiten,
2) organisatie en uitrusting van deze autoriteiten,
3) methoden van misdaadpreventie,
4) methoden van criminalistiek en forensische technologie en methoden van opsporingsonderzoek.
ARTIKEL 4 NATIONALE EENHEDEN
1. Door elke Lid-Staat wordt een nationale eenheid opgericht of aangewezen, die belast is met de in dit artikel opgesomde taken.
2. De nationale eenheid vormt het enige contact tussen Europol en de bevoegde nationale autoriteiten. De betrekkingen tussen de nationale eenheid en de bevoegde autoriteiten worden beheerst door het nationale recht, en met name de grondwettelijke bepalingen ervan.
3. De Lid-Staten treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat hun nationale eenheid haar taken kan uitvoeren en in het bijzonder om de toegang van deze eenheid tot de betrokken nationale gegevens te verzekeren.
4. De nationale eenheid heeft de volgende taken :
- 1) Europol uit eigen beweging te voorzien van informatie en inlichtingen die Europol nodig heeft voor zijn taakvervulling ;
- 2) in te gaan op verzoeken van Europol om informatie, inlichtingen en adviezen ;
- 3) informatie en inlichtingen te actualiseren ;
- 4) informatie en inlichtingen overeenkomstig het nationale recht ten behoeve van de bevoegde autoriteiten te evalueren en onder deze autoriteiten te verspreiden ;
- 5) verzoeken om adviezen, informatie, inlichtingen en analyses aan Europol voor te leggen ;
- 6) informatie voor invoering in de geautomatiseerde bestanden aan Europol te verstrekken ;
- 7) zorg te dragen voor de rechtmatigheid van elke uitwisseling van informatie met Europol.
5. Onverminderd de uitoefening van de in artikel K.2, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie genoemde verantwoordelijkheden van de Lid-Staten is een nationale eenheid in afzonderlijke gevallen niet verplicht de in lid 4, punten 1, 2 en 6, alsmede de in de artikelen 8 en 10 bedoelde informatie en inlichtingen te verstrekken indien :
- 1) wezenlijke nationale veiligheidsbelangen daardoor worden geschaad, of
- 2) het welslagen van lopende opsporingsonderzoeken of de veiligheid van een persoon daardoor in gevaar wordt gebracht, of
- 3) het informatie betreft die afkomstig is van specifieke inlichtingendiensten of -activiteiten op het gebied van de Staatsveiligheid.
6. De kosten die de nationale eenheid maakt voor communicatie met Europol zijn nationale kosten en worden, met uitzondering van de verbindingskosten, niet aan Europol doorberekend.
7. Indien nodig komen de hoofden en de nationale eenheden bijeen om Europol van advies te dienen.
ARTIKEL 5 VERBINDINGSOFFICIEREN
1. Elke nationale eenheid vaardigt ten minste een verbindingsofficier naar Europol af. Het aantal verbindingsofficieren dat de Lid-Staten kunnen afvaardigen, wordt met eenparigheid van stemmen door de Raad van Bestuur vastgesteld. Dit besluit kan te allen tijde met eenparigheid van stemmen door de Raad van Bestuur worden gewijzigd. Behoudens bijzondere bepalingen van deze Overeenkomst zijn de verbindingsofficieren onderworpen aan het nationale recht van de Lid-Staat die hen heeft afgevaardigd.
2. De verbindingsofficieren worden door hun nationale eenheid gemachtigd om, overeenkomstig het nationale recht van de Lid-Staat en met inachtneming van de op Europol van toepassing zijnde voorschriften, binnen Europol de belangen van de nationale eenheid te vertegenwoordigen.
3. Onverminderd artikel 4, leden 4 en 5, ondersteunen de verbindingsofficieren in het kader van de in artikel 2, lid 1, omschreven doelstelling de uitwisseling van informatie tussen hun nationale eenheid en Europol, met name door :
- 1) informatie van hun nationale eenheid aan Europol door te geven,
- 2) de van Europol afkomstige informatie aan hun nationale eenheid door te geven, en
- 3) met de Europol-ambtenaren samen te werken door middel van het doorgeven van informatie en het geven van advies bij de analyse van de informatie die de afvaardigende Lid-Staat aangaat.
4. De verbindingsofficieren ondersteunen overeenkomstig hun nationale recht in het kader van de in artikel 2, lid 1, omschreven doelstelling voorts de uitwisseling van informatie, afkomstig van de nationale eenheden, alsmede de coordinatie van de daaruit voortvloeiende maatregelen.
5. Voor zover dit voor de taakvervulling ingevolge lid 3 nodig is, hebben de verbindingsofficieren toegang tot de diverse bestanden, overeenkomstig de specifieke bepalingen in de desbetreffende artikelen.
6. Artikel 25 is van overeenkomstige toepassing op de werkzaamheden van de verbindingsofficieren.
7. Onverminderd de andere bepalingen van deze Overeenkomst worden de rechten en verplichtingen van de verbindingsofficieren jegens Europol met eenparigheid van stemmen door de Raad van Bestuur vastgesteld.
8. De verbindingsofficieren genieten overeenkomstig artikel 41, lid 2, de voorrechten en immuniteiten die nodig zijn voor hun taakvervulling.
9. Europol stelt de Lid-Staten voor de werkzaamheden van hun verbindingsofficieren de nodige werkruimten in het Europol-gebouw vrij van kosten ter beschikking. Alle overige kosten die verband houden met het afvaardigen van de verbindingsofficieren zijn voor rekening van de afvaardigende Lid-Staat. Hetzelfde geldt voor de kosten voor de uitrusting van de verbindingsofficieren, voor zover de Raad van Bestuur in speciale gevallen niet met eenparigheid van stemmen andersluidende regelingen aanbeveelt ader van de opstelling van de Europolbegroting.
ARTIKEL 6 GEAUTOMATISEERDE GEGEVENSBESTANDEN
1. Europol beheert geautomatiseerde gegevensbestanden, die uit de volgende bestanddelen bestaan :
- 1) het in artikel 7 bedoelde informatiesysteem met een beperkte, nauwkeurig vastgelegde inhoud waarmee snel kan worden nagegaan welke gegevens bij de Lid-Staten en Europol voorhanden zijn,
- 2) de in artikel 10 bedoelde werkbestanden met uitgebreide informatie, die zijn aangelegd voor een variabele tijd met het oog op analyse en
- 3) een indexsysteem dat uitsluitend elementen uit de onder 2) bedoelde bestanden bevat, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.
2. De door Europol beheerde geautomatiseerde gegevensbestanden mogen onder geen beding worden verbonden met andere systemen voor geautomatiseerde gegevensverwerking, met uitzondering van het systeem voor geautomatiseerde gegevensverwerking van de nationale eenheden.
ARTIKEL 7 HET AANLEGGEN VAN HET INFORMATIESYSTEEM
1. Om zijn taken te vervullen, wordt door Europol een geautomatiseerd informatiesysteem aangelegd en beheerd, waarin de Lid-Staten, vertegenwoordigd door de nationale eenheden en de verbindingsofficieren, met inachtneming van hun nationale procedures, rechtstreeks gegevens invoeren, en Europol de door derde Staten en instanties verstrekte gegevens alsmede de uit analyses voortvloeiende gegevens invoert. Het informatiesysteem kan rechtstreeks worden geraadpleegd door de nationale eenheden, de verb ficieren, de directeur, de adjunct-directeuren en de daartoe gemachtigde personeelsleden van Europol.
De directe toegang van de nationale eenheden tot het informatiesysteem wordt voor de in artikel 8, lid 1, punt 2, vermelde categorie van personen beperkt tot de in artikel 8, lid 2, bedoelde persoonsgegevens. Op verzoek krijgen de nationale eenheden via de verbindingsofficieren toegang tot alle gegevens indien dat voor een bepaald onderzoek noodzakelijk is.
2. Europol
- 1) heeft tot taak de naleving van de bepalingen inzake samenwerking en het beheer van het informatiesysteem te verzekeren, en
- 2) is verantwoordelijk voor de goede werking van het informatiesysteem in technisch en operationeel opzicht. Europol treft met name alle nodige maatregelen om te garanderen dat de in de artikelen 21 en 25 genoemde maatregelen met betrekking tot het informatiesysteem in overeenstemming met de regels worden uitgevoerd.
3. In de Lid-Staten is de nationale eenheid verantwoordelijk voor de communicatie met het informatiesysteem. De eenheid is met name bevoegd met betrekking tot de veiligheidsmaatregelen als bedoeld in artikel 25 ten aanzien van de op het grondgebied van de betrokken Lid-Staat gebruikte gegevensverwerkingsapparatuur, met betrekking tot de controle uit hoofde van artikel 21 en – voor zover dit op grond van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en procedures van deze Lid-Staat noodzakelijk rszins met betrekking tot de goede uitvoering van deze Overeenkomst.
ARTIKEL 8 INHOUD VAN HET INFORMATIESYSTEEM
1. In het informatiesysteem mogen uitsluitend worden opgeslagen, gewijzigd en gebruikt de voor de taakvervulling van Europol benodigde gegevens, met uitzondering van de gegevens betreffende samenhangende strafbare feiten overeenkomstig artikel 2, lid 3, tweede alinea, met betrekking tot :
- 1) personen die, gelet op het nationale recht van de betrokken Lid-Staat, verdacht worden van het plegen van of deelnemen aan een strafbaar feit ten aanzien waarvan Europol ingevolge artikel 2 bevoegd is, of die veroordeeld zijn voor een dergelijk strafbaar feit, 2) personen ten aanzien van wie bepaalde ernstige feiten gelet op het nationale recht het vermoeden rechtvaardigen dat zij een strafbaar feit zullen begaan ten aanzien waarvan Europol ingevolge artikel 2 bevoegd is.
2. De gegevens over de in lid 1 bedoelde personen mogen slechts betrekking hebben op :
- 1) achternaam, meisjesnaam, voornamen en eventuele bijnamen of valse namen,
- 2) geboortedatum en -plaats,
- 3) nationaliteit,
- 4) geslacht,
- 5) voor zover nodig, andere voor identificering geschikte kenmerken, in het bijzonder niet aan verandering onderhevige objectieve lichamelijke kenmerken.
3. Behalve de in lid 2 genoemde gegevens en de vermelding van Europol of de nationale eenheid die de gegevens heeft ingevoerd, mogen met betrekking tot de in lid 1 bedoelde personen de volgende bijkomende gegevens in het informatiesysteem worden opgeslagen, gewijzigd en gebruikt :
- 1) strafbare feiten, belastende feiten, tijd en plaats van het strafbare feit,
- 2) middelen waarmee het strafbare feit (vermoedelijk) is begaan,
- 3) de diensten die het dossier hebben aangelegd en de dossiernummers,
- 4) de verdenking deel uit te maken van een misdaadorganisatie,
- 5) veroordelingen, voor zover deze betrekking hebben op strafbare feiten ten aanzien waarvan Europol ingevolge artikel 2 bevoegd is.
Deze gegevens mogen ook worden ingevoerd wanneer er nog geen verband met een bepaalde persoon wordt gelegd. Indien Europol de gegevens zelf invoert, voegt het aan het dossiernummer een extra aantekening toe om aan te geven of de gegevens door derden zijn verstrekt dan wel het resultaat zijn van een eigen analyse.
4. De door de nationale eenheden en door Europol verkregen aanvullende informatie over de in lid 1 bedoelde personen kan op verzoek worden verstrekt aan elke nationale eenheid en aan Europol. Wat de nationale eenheden betreft, geschiedt dit met inachtneming van hun nationale recht. Indien deze aanvullende informatie betrekking heeft op een of meer samenhangende strafbare feiten in de zin van artikel 2, lid 3, tweede alinea, worden de in het informatiesysteem opgeslagen gegevens voorzien van een aantekening om het bestaan van samenhangende strafbare feiten te signaleren, opdat de nationale eenheden en Europol de informatie over de daarmee samenhangende strafbare feiten kunnen uitwisselen.
5. Wanneer een procedure tegen de betrokkene definitief wordt beeindigd of wanneer de betrokkene wordt vrijgesproken, dienen alle gegevens die op deze beslissing betrekking hadden, te worden verwijderd.
ARTIKEL 9 RECHT VAN TOEGANG TOT HET INFORMATIESYSTEEM
1. Alleen de nationale eenheden, de verbindingsofficieren, de directeur, de adjunct-directeuren en de daartoe gemachtigde personeelsleden van Europol hebben het recht om rechtstreeks gegevens in het informatiesysteem in te voeren en daaruit op te vragen. Het opvragen van gegevens is toegestaan voor zover dit noodzakelijk is voor de vervulling van een bepaalde taak en vindt plaats in overeenstemming met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en procedures van de opvragende eenheid, voor z Overeenkomst geen stringentere bepalingen bevat.
2. Alleen de eenheid die de gegevens heeft ingevoerd, is bevoegd deze te wijzigen, te verbeteren of te verwijderen. Indien een eenheid aanwijzingen heeft dat de in artikel 8, lid 2, bedoelde gegevens onjuist zijn of indien zij deze gegevens wil aanvullen, deelt zij dit onverwijld mee aan de invoerende eenheid, die de plicht heeft om deze mededeling onmiddellijk te toetsen en om de gegevens indien nodig onmiddellijk te wijzigen, aan te vullen, te verbeteren of te verwijderen. Indien in artikel 8, doelde gegevens over personen zijn opgeslagen, kan elke eenheid nadere gegevens als bedoeld in artikel 8, lid 3, bij wijze van aanvulling invoeren. Indien deze gegevens elkaar duidelijk tegenspreken, plegen de betrokken eenheden overleg. Indien een eenheid voornemens is de door haar ingevoerde persoonsgegevens als bedoeld in artikel 8, lid 2, volledig te verwijderen en indien er door andere eenheden met betrekking tot deze persoon gegevens als bedoeld in artikel 8, lid 3, zijn ingevoerd, gaan de e
3. De verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid van het opvragen uit en het invoeren en wijzigen van gegevens in het informatiesysteem ligt bij de eenheid die de gegevens opvraagt, invoert of wijzigt ; er moet kunnen worden vastgesteld welke eenheid deze handeling verricht. De uitwisseling van informatie tussen de nationale eenheden en de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten vindt plaats overeenkomstig het nationale recht.
TITEL III WERKBESTANDEN VOOR ANALYSE
ARTIKEL 10 VERZAMELING, VERWERKING EN GEBRUIK VAN PERSOONSGEGEVENS
1. Voor zover dit noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de in artikel 2, lid 1, omschreven doelstelling, kan Europol, naast niet-persoonsgebonden gegevens, in andere bestanden gegevens opslaan, wijzigen en gebruiken in verband met strafbare feiten ten aanzien waarvan Europol ingevolge artikel 2, lid 2, bevoegd is, met inbegrip van de gegevens betreffende de in artikel 2, lid 3, tweede alinea, bedoelde samenhangende strafbare feiten ten behoeve van specifieke analysewerkzaamheden, welke gege ekking hebben op :
- 1) personen als bedoeld in artikel 8, lid 1 ;
- 2) personen die wellicht als getuige moeten optreden bij onderzoeken naar de betrokken strafbare feiten of bij daaropvolgende strafvervolgingen ;
- 3) personen die het slachtoffer zijn geworden van een van de betrokken strafbare feiten of ten aanzien van wie zich bepaalde omstandigheden voordoen die doen vermoeden dat zij het slachtoffer van een dergelijk strafbaar feit kunnen worden ;
- 4) contact- en begeleidende personen alsmede
- 5) personen die informatie kunnen verschaffen over de betrokken strafbare feiten. Het verzamelen, de opslag en de verwerking van de gegevens als bedoeld in artikel 6, eerste zin, van het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens is slechts toegestaan voor zover dit absoluut noodzakelijk is voor het met het betrokken bestand beoogde doel en voor zover deze gegevens een aanvulling vormen op andere in hetzelfde bestand opgeslagen persoonsgegevens. Het is verboden om in str ovengenoemde voorwaarden een specifieke categorie personen te selecteren uitsluitend aan de hand van de gegevens als bedoeld in artikel 6, eerste zin, van het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981. De Raad stelt met eenparigheid van stemmen volgens de procedure van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie de door de Raad van Bestuur voorbereide regels vast voor het gebruik van de bestanden vast waarin met name de aanwijzingen met betrekking tot de in dit artikel bedoelde persoonsgegevens, alsmede de voorschriften inzake de beveiliging van deze gegevens en de interne controle op het gebruik ervan, nader worden omschreven.
2. Deze bestanden worden aangelegd voor analysedoeleinden omschreven als het compileren, verwerken of gebruiken van gegevens ter ondersteuning van het strafrechtelijk onderzoek. Voor elk analyseproject wordt een analysegroep ingesteld waarin de volgende deelnemers overeenkomstig de in artikel 3, lid 1 en 2, en in artikel 5, lid 3, omschreven taken en opdrachten nauw met elkaar samenwerken :
- 1) de door de directie van Europol aangewezen analisten en andere personeelsleden van Europol ; uitsluitend de analisten zijn gemachtigd in het betrokken bestand gegevens in te voeren en op te zoeken ;
- 2) de verbindingsofficieren of de deskundigen van de Lid-Staten die de informatie hebben verstrekt of die als partij bij de analyse betrokken zijn in de zin van lid 6.
3. Op verzoek van Europol of uit eigen beweging verstrekken de nationale eenheden, onverminderd artikel 4, lid 5, alle informatie aan Europol die noodzakelijk is voor de vervulling van zijn taken als omschreven in artikel 3, lid 1, onder 2). De Lid-Staten verstrekken deze gegevens slechts wanneer zij ook volgens het desbetreffende nationale recht verwerkt mogen worden met het oog op het voorkomen, bestrijden of analyseren van strafbare feiten. Afhankelijk van de mate van gevoeligheid, kunnen de van de nationale eenheden afkomstige gegevens rechtstreeks en met alle passende middelen, al dan niet via de betrokken verbindingsofficieren, aan de analysegroepen worden verstrekt.
4. Indien het gerechtvaardigd blijkt dat Europol, behalve de in lid 3 bedoelde informatie, nadere inlichtingen nodig heeft voor zijn taakvervulling ingevolge artikel 3, lid 1, onder 2), kan Europol :
- 1) de Europese Gemeenschappen en de publiekrechtelijke instellingen die op grond van de Gemeenschapsverdragen zijn opgericht,
- 2) andere publiekrechtelijke instellingen die in het kader van de Europese Unie zijn opgericht,
- 3) instellingen die zijn opgericht op grond van een overeenkomst tussen twee of meer Lid-Staten van de Europese Unie,
- 4) Staten die geen lid zijn van de Europese Unie,
- 5) internationale organisaties en de daaronder ressorterende publiekrechtelijke instellingen,
- 6) andere publiekrechtelijke instellingen die zijn opgericht op grond van een overeenkomst tussen twee of meer Staten, evenals
- 7) de Internationale Criminele Politie-Organisatie, verzoeken om deze informatie met alle passende middelen te verstrekken. Europol kan eveneens, onder dezelfde voorwaarden en met dezelfde middelen, gegevens ontvangen die deze instanties uit eigen beweging verstrekken. De Raad stelt hiervoor volgens de procedure van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie, na advies van de Raad van Bestuur, met eenparigheid van stemmen de door Europol op dit gebied te volgen regels vast.
5. Indien Europol in het kader van andere overeenkomsten het recht heeft verkregen om andere informatiesystemen geautomatiseerd te raadplegen, kan Europol op deze wijze persoonsgegevens opzoeken indien dat noodzakelijk is voor zijn taakvervulling ingevolge artikel 3, lid 1, onder 2).
6. Indien het om een algemene strategische analyse gaat, delen alle Lid-Staten via verbindingsofficieren of deskundigen volledig in het resultaat van de werkzaamheden, in het bijzonder door toezending van de door Europol opgestelde verslagen. Indien de analyse betrekking heeft op bijzondere gevallen die niet alle Lid-Staten aangaan en een rechtstreekse operationele bedoeling heeft, nemen de vertegenwoordigers van de volgende Lid-Staten daaraan deel :
- 1) de Lid-Staten van wie de informatie afkomstig is die geleid heeft tot het besluit om het analysebestand aan te leggen of die daarbij rechtstreeks betrokken zijn, alsmede de Lid-Staten welke de analysegroep in een later stadium uitnodigt mee te werken omdat zij eveneens daarbij betrokken raken ;
- 2) de Lid-Staten die op grond van raadpleging van het indexsysteem weten dat zij kennis moeten kunnen nemen van bedoelde gegevens en die dit overeenkomstig de voorwaarden van lid 7 hebben medegedeeld.
7. De gemachtigde verbindingsofficieren delen deze noodzaak tot kennisneming mee. Elke Lid-Staat benoemt en machtigt daartoe een beperkt aantal verbindingsofficieren en doet de lijst van die verbindingsofficieren aan de Raad van Bestuur toekomen. De verbindingsofficier moet de noodzaak tot kennisneming in de zin van lid 6 motiveren in een schriftelijke mededeling die getekend is door het bevoegd gezag waaronder hij in zijn Lid-Staat ressorteert ; hij legt deze mededeling aan alle deelnemers van de analyse voor, waarna hij van rechtswege als deelnemer bij de desbetreffende analyse wordt ingeschakeld. Indien de analysegroep daartegen bezwaar maakt, wordt deze inschakeling van rechtswege als volwaardig deelnemer uitgesteld voor de duur van een arbitrageprocedure die uit drie achtereenvolgende fasen kan bestaan :
- 1) de deelnemers aan de analyse trachten tot overeenstemming te komen met de verbindingsofficier die heeft medegedeeld, het noodzakelijk te achten er kennis van te nemen ; zij beslissen binnen een termijn van ten hoogste acht dagen ;
- 2) indien de onenigheid blijft bestaan, wordt binnen drie dagen een vergadering van de hoofden van de betrokken nationale eenheden met de directie van Europol belegd ;
- 3) indien nog steeds geen overeenstemming is bereikt, beleggen de vertegenwoordigers van de betrokken partijen in de Raad van Bestuur van Europol binnen acht dagen een vergadering. Indien de Lid-Staat bij zijn standpunt blijft dat hij ervan kennis moet nemen, wordt met algemene stemmen besloten of hij als volwaardig deelnemer bij de analyse ingeschakeld wordt.
8. De Lid-Staat die informatie verstrekt aan Europol, kan als enige oordelen over de mate van en de verandering in de gevoeligheid van die informatie. Over elke verstrekking en elk operationeel gebruik van analysegegevens vindt tussen de deelnemers aan de analyse overleg plaats. Elke Lid-Staat die als deelnemer wordt ingeschakeld bij een analyse die al gaande is, mag de gegevens met name niet verspreiden of gebruiken zonder voorafgaande toestemming van de Lid-Staten die reeds daarbij betrokken wa
ARTIKEL 11 INDEXSYSTEEM
1. Europol legt van de overeenkomstig artikel 10, lid 1, in bestanden opgeslagen gegevens een indexsysteem aan.
2. De directeur, de adjunct-directeuren en de gemachtigde personeelsleden van Europol alsmede de verbindingsofficieren zijn bevoegd het indexsysteem te raadplegen. Uit het indexsysteem moet de raadplegende verbindingsofficier, aan de hand van de geraadpleegde gegevens, duidelijk kunnen opmaken of in de in artikel 6, lid 1, punt 2, en artikel 10, lid 1, bedoelde bestanden gegevens zijn opgeslagen die van belang zijn voor de Lid-Staat die hem heeft afgevaardigd. De toegang tot het indexsysteem is zodanig geregeld dat de verbindingsofficieren kunnen vaststellen of bepaalde gegevens al dan niet opgeslagen zijn ; er mogen geen verbanden gelegd of conclusies getrokken kunnen worden met betrekking tot de inhoud van de bestanden.
3. De regels betreffende de inrichting van het indexsysteem worden met eenparigheid van stemmen door de Raad van Bestuur vastgesteld.
ARTIKEL 12 BESTANDSREGLEMENT
1. Voor elk bij Europol voor zijn taakvervulling overeenkomstig artikel 10 bijgehouden geautomatiseerd bestand met persoonsgegevens dient Europol in een door de Raad van Bestuur goedgekeurd reglement vast te leggen :
- 1) de omschrijving van het bestand,
- 2) het doel van het bestand,
- 3) categorieen personen over wie gegevens worden opgeslagen,
- 4) de aard van de op te slagen gegevens en eventueel de absoluut noodzakelijke gegevens als bedoeld in artikel 6, eerste zin, van het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981,
- 5) de aard van de persoonsgegevens die ertoe dienen om het bestand toegankelijk te maken,
- 6) het aanleveren of invoeren van de voor opslag bestemde gegevens,
- 7) de voorwaarden waaronder de in het bestand opgeslagen persoonsgegevens mogen worden verstrekt, aan welke ontvangers en volgens welke procedure,
- 8) de controletermijnen en de duur van de opslag,
- 9) de vastlegging van de verstrekking. Het in artikel 24 bedoelde gemeenschappelijk controle-orgaan wordt door de directeur van Europol onmiddellijk op de hoogte gebracht van het ontwerp-reglement voor een dergelijk bestand en ontvangt het dossier, opdat het de opmerkingen die het noodzakelijk acht onder de aandacht van de Raad van Bestuur kan brengen.
2. Wanneer het, in spoedeisende gevallen, niet mogelijk is de in lid 1 bedoelde toestemming van de Raad van Bestuur te verkrijgen, kan de Directeur, uit eigen beweging of op verzoek van de betrokken Lid-Staten, in een met redenen omkleed besluit opdracht geven een bestand aan te leggen. Hij stelt de leden van de Raad van Bestuur hiervan onmiddellijk in kennis. De procedure van lid 1 dient dan onmiddellijk in gang te worden gezet en zo spoedig mogelijk te worden voltooid.
TITEL IV GEMEENSCHAPPELIJKE VOORWAARDEN VOOR INFORMATIEVERWERKING
ARTIKEL 13 MEDEDELINGSPLICHT
Europol doet de nationale eenheden, en, indien zij daarom verzoeken, hun verbindingsofficieren, onverwijld mededeling van op hun Lid-Staat betrekking hebbende informatie en van de vaststelling van verbanden tussen strafbare feiten ten aanzien waarvan Europol ingevolge artikel 2 bevoegd is. Informatie en inlichtingen over andere ernstige strafbare feiten waarvan Europol bij zijn taakvervulling kennis neemt, mogen eveneens worden verstrekt.
ARTIKEL 14 NIVEAU VAN GEGEVENSBESCHERMING
1. Elke Lid-Staat treft uiterlijk op het tijdstip van inwerkingtreding van deze Overeenkomst in zijn nationale wetgeving met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in bestanden in het kader van deze Overeenkomst, de nodige maatregelen ter waarborging van een niveau van gegevensbescherming dat ten minste gelijk is aan het niveau dat voortvloeit uit de toepassing van de beginselen van het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981, rekening houdend met Aanbeveling R(87) 15 van he van Ministers van de Raad van Europa van 17 september 1987 tot regeling van het gebruik van persoonsgegevens op politieel gebied.
2. Persoonsgegevens mogen pas krachtens deze Overeenkomst worden verstrekt nadat op het grondgebied van de bij de verstrekking betrokken Lid-Staten de in lid 1 bedoelde regelingen inzake de bescherming van persoonsgegevens in werking zijn getreden.
3. Europol houdt bij het verzamelen, verwerken en gebruiken van persoonsgegevens rekening met de beginselen van het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 en met Aanbeveling R(87) 15 van het Comite van Ministers van de Raad van Europa van 17 september 1987. Europol neemt deze beginselen eveneens in acht voor niet-geautomatiseerde gegevens die het bijhoudt in de vorm van handmatige bestanden, d.w.z. een gestructureerd geheel van persoonsgegevens dat volgens bepaalde criteria kan worden geraadpleegd.
ARTIKEL 15 VERANTWOORDELIJKHEID VOOR DE GEGEVENSBESCHERMING
1. Tenzij anders bepaald in deze Overeenkomst berust de verantwoordelijkheid voor de bescherming van bij Europol opgeslagen gegevens, met name voor de rechtmatigheid van het verzamelen en van de verstrekking aan Europol, alsmede voor het invoeren, de juistheid en de actualiteit van de gegevens en voor het toezicht op de bewaartermijnen :
- 1) bij de Lid-Staat die de gegevens heeft ingevoerd of verstrekt,
- 2) bij Europol wat betreft de gegevens die door derden aan Europol zijn verstrekt of die het resultaat zijn van de analysewerkzaamheden van Europol.
2. Daarnaast is Europol, tenzij anders bepaald in deze Overeenkomst, verantwoordelijk voor alle door Europol ontvangen en verwerkte gegevens, ongeacht of deze zich in het in artikel 8 bedoelde informatiesysteem, in de in artikel 10 bedoelde werkbestanden, in het in artikel 11 bedoelde indexsysteem of in de in artikel 14, lid 3, bedoelde handmatige bestanden bevinden.
3. Europol slaat de gegevens zodanig op dat kan worden vastgesteld welke Lid-Staat of welke derde Staat of instantie de gegevens heeft verstrekt, dan wel of zij het resultaat zijn van de analysewerkzaamheden van Europol.
ARTIKEL 16 VASTLEGGING VAN DE VERSTREKKING
Europol legt gemiddeld ten minste elke tiende opvraging van persoonsgegevens vast – en elke opvraging van persoonsgegevens in het kader van het informatiesysteem als bedoeld in artikel 7 – om na te gaan of deze toelaatbaar is. De vastgelegde gegevens mogen alleen voor dit doel door Europol en de in de artikelen 23 en 24 vermelde controle-organen worden gebruikt en moeten na zes maanden worden verwijderd, tenzij zij in het kader van een lopende controle vereist blijven. Nadere regels worden door d n Bestuur vastgesteld, na raadpleging van het gemeenschappelijk controle-orgaan.
ARTIKEL 17 REGELING VAN HET GEBRUIK VAN DE GEGEVENS
1. Persoonsgegevens die worden opgevraagd uit het informatiesysteem, het indexsysteem of de voor analysedoeleinden aangelegde bestanden en de gegevens die op enige andere passende wijze zijn meegedeeld mogen door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten slechts worden verstrekt en gebruikt ter voorkoming en bestrijding van de tot de bevoegdheid van Europol behorende criminaliteit en van andere ernstige vormen van criminaliteit. Het gebruik van de in de eerste alinea bedoelde gegevens geschiedt met inachtneming van het recht van de Lid-Staat waaronder de diensten die de gegevens gebruiken, ressorteren. Europol kan de in lid 1 bedoelde gegevens alleen maar gebruiken met het oog op de vervulling van de in artikel 3 genoemde taken.
2. Indien de verstrekkende Lid-Staat of de verstrekkende derde Staat of instantie als bedoeld in artikel 10, lid 4, voor afzonderlijke gegevens beperkingen voor het gebruik ervan meedeelt die voor deze gegevens in de betrokken Lid-Staat of derde Staat of instantie gelden, dienen deze beperkingen ook door de gebruiker te worden nageleefd, behalve in het bijzondere geval waarin het nationale recht voorschrijft dat van deze gebruiksbeperkingen moet worden afgeweken ten behoeve van de gerechtelijke a en, de wetgevende instanties of elke andere onafhankelijke bij de wet opgerichte instantie die belast is met het toezicht op de bevoegde nationale autoriteiten als bedoeld in artikel 2, lid 4. In dat geval mogen de gegevens slechts worden gebruikt na voorafgaande raadpleging van de verstrekkende Staat, met wiens belangen en standpunten zoveel mogelijk rekening moet worden gehouden.
3. De gegevens kunnen slechts voor andere doeleinden of door andere dan in de artikel 2 van deze overeenkomst bedoelde autoriteiten worden gebruikt na voorafgaande toestemming van de Lid-Staat die de gegevens heeft verstrekt en voor zover het nationale recht van deze Lid-Staat dat toelaat.
ARTIKEL 18 VERSTREKKING VAN GEGEVENS AAN DERDE STATEN EN INSTANTIES
1. Door Europol opgeslagen persoonsgegevens kunnen onder de voorwaarden van lid 4 aan derde Staten en instanties als bedoeld in artikel 10, lid 4, worden verstrekt indien :
- 1) dit in individuele gevallen nodig is voor het voorkomen of bestrijden van strafbare feiten ten aanzien waarvan Europol ingevolge artikel 2 bevoegd is,
- 2) in die Staat of bij die instantie een passend niveau van gegevensbescherming is gewaarborgd,
- 3) dit volgens de algemene regels in de zin van lid 2 toegestaan is.
2. De Raad stelt, volgens de procedure van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie en met inachtneming van de in lid 3 genoemde omstandigheden, met eenparigheid van stemmen algemene regels vast voor de verstrekking van persoonsgegevens door Europol aan derde Staten en instanties als bedoeld in artikel 10, lid 4. De Raad van Bestuur bereidt het besluit van de Raad voor en raadpleegt het in artikel 24 bedoelde gemeenschappelijk controle-orgaan.
3. De passende gegevensbescherming die geboden wordt door de derde Staten en instanties als bedoeld in artikel 10, lid 4, wordt beoordeeld met inachtneming van alle omstandigheden die bij de verstrekking van persoonsgegevens een rol spelen ; in het bijzonder wordt acht geslagen op :
- 1) de aard van de gegevens,
- 2) de doelomschrijving,
- 3) de duur van de beoogde verwerking, alsook
- 4) de voor de derde Staten en instanties als bedoeld in artikel 10, lid 4, geldende algemene of bijzondere voorschriften.
4. Indien de gegevens door een Lid-Staat aan Europol zijn verstrekt, mag Europol deze slechts met toestemming van die Lid-Staat aan derde Staten of instanties verstrekken. De Lid-Staat kan daartoe een voorafgaande, al dan niet algemene, toestemming geven, die te allen tijde kan worden ingetrokken. Indien de gegevens niet door een Lid-Staat zijn verstrekt, vergewist Europol zich ervan dat door de verstrekking
- 1) de behoorlijke vervulling van de onder de bevoegdheid van een Lid-Staat vallende taken niet in gevaar komt,
- 2) de openbare orde en veiligheid van een Lid-Staat niet in gevaar komen of diens belangen op geen enkele wijze kunnen worden geschaad.
5. De verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid van de verstrekking berust bij Europol. Europol houdt aantekening van de verstrekking en de redenen daarvan. Verstrekking is slechts toegestaan als de ontvanger toezegt dat de gegevens alleen worden gebruikt voor het doel waarvoor ze zijn verstrekt. Dit geldt niet voor de verstrekking van persoonsgegevens die vereist is ingevolge een verzoek van Europol.
6. Indien de in lid 1 bedoelde verstrekking betrekking heeft op informatie waarvoor geheimhouding vereist is, is deze slechts toegestaan indien Europol en de ontvanger een overeenkomst ter bescherming van geheime informatie hebben gesloten.
ARTIKEL 19 RECHT OP KENNISNEMING
1. Een ieder die zijn recht op kennisneming van bij Europol opgeslagen op hem betrekking hebbende gegevens wil uitoefenen of deze wil laten controleren, kan daartoe kosteloos een verzoek indienen in de Lid-Staat van zijn keuze bij de nationale autoriteit, welke het verzoek onmiddellijk doorgeeft aan Europol en de verzoeker vervolgens laat weten dat Europol hem rechtstreeks zal antwoorden.
2. Het verzoek moet door Europol volledig worden beantwoord binnen de drie maanden die volgen op de ontvangst ervan door de bevoegde nationale autoriteit van de Lid-Staat.
3. Het recht van personen om kennis te nemen van op hen betrekking hebbende gegevens of deze gegevens te laten controleren wordt uitgeoefend met inachtneming van het recht van de Lid-Staat waar dit recht wordt uitgeoefend, rekening houdende met de volgende bepalingen : Indien het recht van de aangezochte Lid-Staat voorziet in een mededeling met betrekking tot de gegevens, wordt deze mededeling geweigerd indien zulks nodig is :
- 1) opdat Europol zijn taken naar behoren kan vervullen,
- 2) om de veiligheid van de Lid-Staten en de openbare orde te beschermen of strafbare feiten te bestrijden,
- 3) om de rechten en vrijheden van derden te beschermen, en het belang van de bij de mededeling van de informatie betrokken persoon derhalve niet kan prevaleren.
4. Het recht op kennisneming wordt overeenkomstig lid 3 uitgeoefend volgens onderstaande procedures :
- 1) gegevens die zijn opgeslagen in het in artikel 8 omschreven informatiesysteem, mogen slechts ter kennisneming worden medegedeeld nadat de Lid-Staat die de gegevens heeft ingevoerd en de Lid-Staten die rechtstreeks bij de mededeling van deze gegevens zijn betrokken, eerst hun standpunt kenbaar hebben kunnen maken, dat in het uiterste geval een weigering tot mededeling kan inhouden. Door de Lid-Staat die de gegevens heeft ingevoerd wordt gemeld welke gegevens mogen worden meegedeeld en op welke dient te geschieden ;
- 2) met betrekking tot gegevens die door Europol in het informatiesysteem zijn opgeslagen, moeten de rechtstreeks betrokken Lid-Staten eerst een standpunt hebben kunnen innemen, dat in het uiterste geval een weigering tot mededeling kan inhouden ;
- 3) met betrekking tot gegevens die zijn opgeslagen in de werkbestanden voor analysedoeleinden als omschreven in artikel 10, geldt dat deze slechts mogen worden meegedeeld als daarover een consensus bestaat tussen Europol en de Lid-Staten die aan de analyse deelnemen in de zin van artikel 10, lid 2, en de rechtstreeks bij deze mededeling betrokken Lid-Staat of Lid-Staten. Indien een of meer Lid-Staten of Europol zich hebben verzet tegen de mededeling betreffende de gegevens, stelt Europol de verzoeker ervan in kennis dat het de nodige controles heeft verricht, zonder aanwijzingen te geven waaruit de betrokkene kan opmaken of hij al dan niet bekend is.
5. Ten aanzien van de uitoefening van het recht op controle gelden de volgende procedures : Indien het van toepassing zijnde nationale recht niet in de mededeling betreffende de gegevens voorziet of als het alleen een verzoek om controle betreft, verricht Europol in nauw overleg met de betrokken nationale autoriteiten de controles en laat het de verzoeker weten dat het de nodige controles heeft verricht, zonder aanwijzingen te geven waaruit de betrokkene kan opmaken of hij al dan niet bekend is.
6. In zijn antwoord op een verzoek om controle of kennisneming van gegevens, laat Europol de verzoeker weten dat hij, indien hij niet tevreden is met de beslissing, beroep kan instellen bij het gemeenschappelijke controle-orgaan. De verzoeker kan zich ook tot het gemeenschappelijke controle-orgaan wenden indien binnen de in dit artikel gestelde termijn geen antwoord is gegeven op zijn verzoek.
7. Indien de verzoeker beroep instelt bij het in artikel 24 bedoelde gemeenschappelijke controle-orgaan, wordt dit beroep door dit orgaan behandeld.
Indien het beroep betrekking heeft op de mededeling betreffende de gegevens die door een Lid-Staat in het informatiesysteem zijn ingevoerd, neemt het gemeenschappelijke controle-orgaan een beslissing overeenkomstig het nationale recht van de Lid-Staat bij wie het verzoek werd ingediend. Het gemeenschappelijke controle-orgaan raadpleegt eerst het nationale controle-orgaan of de bevoegde rechterlijke instantie van de Lid-Staat van wie het gegeven afkomstig is. Dit orgaan of deze instantie verricht controles om in het bijzonder na te gaan of de beslissing tot weigering overeenkomstig de bepalingen van de leden 3 en 4, eerste alinea, van dit artikel is genomen. In dat geval wordt de beslissing, die in het uiterste geval een weigering tot mededeling kan inhouden, genomen door het gemeenschappelijke controle-orgaan in nauw overleg met het nationale controle-orgaan of de bevoegde rechterlijke instantie.
Indien het beroep betrekking heeft op de mededeling betreffende de door Europol in het informatiesysteem opgeslagen gegevens of gegevens die voor analysedoeleinden in de bestanden zijn opgeslagen en Europol of een Lid-Staat zich blijven verzetten, kan het gemeenschappelijke controle-orgaan slechts na Europol of de Lid-Staat te hebben gehoord, en met een meerderheid van twee derden van zijn leden aan dit verzet voorbijgaan. Bij ontstentenis van deze meerderheid stelt het gemeenschappelijke control de verzoeker ervan in kennis dat de controles zijn verricht zonder aanwijzingen te geven waaruit deze laatste kan opmaken of hij al dan niet bekend is.
Indien het beroep betrekking heeft op de controle van door een Lid-Staat in het informatiesysteem ingevoerde gegevens, vergewist het gemeenschappelijk controle-orgaan zich ervan dat de nodige controles correct zijn uitgevoerd, een en ander in nauw overleg met het nationale controle-orgaan van de Lid-Staat dat de gegevens heeft ingevoerd. Het gemeenschappelijke controle-orgaan stelt de verzoeker ervan in kennis dat de controles zijn verricht, zonder aanwijzingen te geven waaruit deze laatste kan o hij al dan niet bekend is.
Als het beroep betrekking heeft op de controle van door Europol in het informatiesysteem ingevoerde gegevens of gegevens die voor analysedoeleinden in de bestanden zijn opgeslagen, vergewist het gemeenschappelijke controle-orgaan zich ervan dat de nodige controles correct door Europol zijn uitgevoerd. Het gemeenschappelijke controle-orgaan stelt de verzoeker ervan in kennis dat de controles zijn verricht zonder aanwijzingen te geven waaruit deze laatste kan opmaken of hij al dan niet bekend is.
8. Bovenstaande bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op de niet-geautomatiseerde gegevens die Europol in de vorm van handmatige bestanden bijhoudt, d.w.z. elk gestructureerd geheel van persoonsgegevens dat volgens bepaalde criteria kan worden geraadpleegd.
ARTIKEL 20 VERBETERING EN VERWIJDERING VAN GEGEVENS
1. Indien blijkt dat bij Europol opgeslagen gegevens die door derde Staten of instanties zijn verstrekt of die het resultaat zijn van de analysewerkzaamheden van Europol, onjuistheden bevatten of dat de invoer of opslag van deze gegevens strijdig is met de bepalingen van deze Overeenkomst, dient Europol deze gegevens te verbeteren of te verwijderen.
2. Indien onjuiste gegevens rechtstreeks door de Lid-Staten bij Europol zijn ingevoerd of deze invoer strijdig is met de bepalingen van deze Overeenkomst, dienen de Lid-Staten deze gegevens te verbeteren of te verwijderen in overleg met Europol. Indien onjuiste gegevens via een andere passende weg worden verstrekt of indien de onjuistheden in de door de Lid-Staten verstrekte gegevens te wijten zijn aan foutieve of met de bepalingen van deze Overeenkomst strijdige verstrekking of indien de onjuist gevolg zijn van foutieve of met de bepalingen van deze Overeenkomst strijdige invoer, verwerking of opslag door Europol, dient Europol deze in overleg met de betrokken Lid-Staten te verbeteren of te verwijderen.
3. In de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen worden al degenen voor wie deze gegevens zijn bestemd, onverwijld ingelicht. Dezen dienen de desbetreffende gegevens te verbeteren of te verwijderen.
4. Een ieder kan Europol verzoeken onjuiste hem betreffende gegevens te verbeteren of te verwijderen. Europol laat de verzoeker weten dat de hem betreffende gegevens zijn verbeterd of verwijderd. Indien de verzoeker geen genoegen neemt met het antwoord van Europol of indien hij binnen een termijn van drie maanden geen antwoord heeft gekregen, kan hij zich tot het gemeenschappelijk controle-orgaan wenden.
ARTIKEL 21 TERMIJNEN VOOR HET OPSLAAN EN VERWIJDEREN VAN GEGEVENS IN BESTANDEN
1. Gegevens mogen niet langer bij Europol in bestanden worden opgeslagen dan voor de taakvervulling van Europol noodzakelijk is. Uiterlijk drie jaar na invoering dient de noodzaak van verdere bewaring getoetst te worden. Het toetsen en verwijderen van in het informatiesysteem opgeslagen gegevens geschiedt door de invoerende eenheid. Het toetsen en verwijderen van de in de overige bestanden bij Europol opgeslagen gegevens geschiedt door Europol. Europol stelt de Lid-Staten drie maanden van tevoren sch in kennis van het aflopen van de termijn waarbinnen de door hen ingevoerde gegevens moeten worden getoetst.
2. Bij de toetsing kunnen de in de derde en de vierde zin van lid 1 bedoelde instanties besluiten de opslag van de gegevens te verlengen tot de volgende toetsing indien het opslaan voor de taakvervulling van Europol nodig blijft. Blijft een besluit over verdere opslag uit, dan worden de gegevens automatisch verwijderd.
3. Het opslaan van de in artikel 10, lid 1, eerste alinea, punt 1, bedoelde persoonsgegevens mag in totaal niet langer dan drie jaar duren. Deze termijn begint telkens opnieuw op de dag dat een feit plaatsvindt dat aanleiding geeft tot het opslaan van gegevens over de betrokkene. Jaarlijks wordt getoetst of verdere opslag nodig is ; deze toetsing moet schriftelijk worden vastgelegd.
4. Wanneer een Lid-Staat uit zijn nationale bestanden gegevens verwijdert die aan Europol zijn verstrekt en die in de overige bestanden van Europol opgeslagen zijn, deelt hij dit aan Europol mee. In dit geval verwijdert Europol de gegevens, tenzij Europol verder belang hecht aan deze gegevens op grond van uitvoeriger informatie over de betrokkene dan de verstrekkende Lid-Staat bezit. Europol stelt de betrokken Lid-Staat in kennis van de voortgezette opslag van deze gegevens.
5. Er wordt niet verwijderd indien dit schade zou berokkenen aan de gerechtvaardigde belangen van de betrokkene. In dat geval mogen de gegevens alleen nog worden gebruikt met toestemming van de betrokkene.
ARTIKEL 22 HET BEWAREN EN VERBETEREN VAN GEGEVENS IN DOSSIERS
1. Indien blijkt dat een geheel dossier of gegevens in dit dossier van Europol niet meer nodig zijn voor de taakvervulling van Europol, of indien deze inlichtingen in hun geheel strijdig zijn met de bepalingen van deze Overeenkomst, moeten het dossier of de betrokken gegevens worden vernietigd. Zolang het dossier of de betrokken gegevens niet daadwerkelijk zijn vernietigd, moet een aantekening worden aangebracht waaruit blijkt dat dit dossier of deze gegevens niet mogen worden gebruikt. Een dossier mag niet worden vernietigd indien er redenen zijn om aan te nemen dat de gerechtvaardigde belangen van de betrokkene daardoor zouden worden geschaad. In dat geval moet dezelfde aantekening worden gemaakt waaruit blijkt dat dit dossier niet mag worden gebruikt.
2. Indien blijkt dat gegevens in dossiers van Europol onjuistheden bevatten, dient Europol deze gegevens te verbeteren.
3. Elke bij een dossier van Europol betrokken persoon kan jegens Europol een recht op verbetering, vernietiging van het dossier of het opnemen van een aantekening uitoefenen. Artikel 20, lid 4, en artikel 24, lid 2 en lid 7, zijn van toepassing.
ARTIKEL 23 NATIONAAL CONTROLE-ORGAAN
1. Elke Lid-Staat wijst een nationaal controle-orgaan aan, dat volgens het nationale recht onafhankelijk toeziet op de toelaatbaarheid van de invoer, de opvraging en de verstrekking op welke wijze ook van persoonsgegevens aan Europol door de betrokken Lid-Staat, en dat dient te toetsen of de rechten van de betrokkenen hierdoor niet worden geschaad. Het controle-orgaan heeft daartoe bij de nationale eenheden of de verbindingsofficieren toegang tot de door de Lid-Staat ingevoerde gegevens van het i systeem en het indexsysteem, overeenkomstig de geldende nationale procedures. De nationale controle-organen hebben voor de uitoefening van hun toezicht toegang tot de kantoren en dossiers van de respectieve verbindingsofficieren bij Europol. Voorts zien de nationale controle-organen, overeenkomstig de geldende nationale procedures, toe op de werkzaamheden van de nationale eenheden ingevolge artikel 4, lid 4, en die van de verbindingsofficieren ingevolge artikel 5, lid 3, punten 1, 2 en 3, en leden 4 en 5, in zoverre deze werkzaamheden de bescherming van persoonsgegevens betreffen.
2. Een ieder heeft het recht het nationale controle-orgaan te verzoeken om te toetsen of het invoeren, het verstrekken op welke wijze ook van zijn persoonsgegevens aan Europol alsmede het opvragen van gegevens door de betrokken Lid-Staat, rechtmatig zijn. Dit recht wordt uitgeoefend overeenkomstig het nationale recht van de Lid-Staat bij wiens nationale controle-orgaan het verzoek is ingediend.
ARTIKEL 24 GEMEENSCHAPPELIJK CONTROLE-ORGAAN
1. Er wordt een onafhankelijk gemeenschappelijk controle-orgaan opgericht, dat tot taak heeft in overeenstemming met deze Overeenkomst toe te zien op de werkzaamheden van Europol opdat de rechten van de personen niet geschaad worden door de opslag, de verwerking en het gebruik van de gegevens waarover Europol beschikt. Tevens ziet het gemeenschappelijk controle-orgaan toe op de rechtmatigheid van de verstrekking van de van Europol afkomstige gegevens. Het gemeenschappelijk controle-orgaan bestaat hoogste twee leden of vertegenwoordigers van elk nationaal controle-orgaan, eventueel bijgestaan door plaatsvervangers, die alle waarborgen inzake onafhankelijkheid bieden en de vereiste kwalificaties bezitten, en die door elke Lid-Staat voor een periode van vijf jaar worden benoemd. Bij stemming heeft elke Lid-Staat een stem. Het gemeenschappelijke controle-orgaan wijst uit zijn midden een voorzitter aan. Bij de uitoefening van hun bevoegdheden ontvangen de leden van het gemeenschappelijk controle-orgaan geen instructies van andere instanties.
2. Europol is verplicht het gemeenschappelijk controle-orgaan bij zijn taakvervulling te steunen. Europol zorgt daarbij in het bijzonder voor :
- 1) het verstrekken van informatie op verzoek van het orgaan, de inzage in alle documenten en dossiers, alsmede de toegang tot de opgeslagen gegevens,
- 2) het verlenen van permanente toegang tot alle dienstruimten, en
- 3) het uitvoeren van de beslissingen van de gemeenschappelijke controle-autoriteit op overeenkomstig het bepaalde in artikel 19, lid 7, en artikel 20, lid 4, ingestelde beroepen
3. Het gemeenschappelijk controle-orgaan is tevens bevoegd om een onderzoek in te stellen naar toepassings- of interpretatiekwesties in verband met de werkzaamheden van Europol op het gebied van het verwerken en gebruiken van persoonsgegevens, naar kwesties in verband met het door de nationale controle-organen van de Lid-Staten onafhankelijk uitgevoerde toezicht of met de uitoefening van het recht op kennisneming, alsook om geharmoniseerde voorstellen uit te werken om voor de bestaande problemen nschappelijke oplossing te vinden.
4. Een ieder heeft het recht het gemeenschappelijk controle-orgaan te verzoeken zich ervan te vergewissen of Europol bij de opslag, het verzamelen, de verwerking en het gebruik van zijn persoonsgegevens op een toelaatbare en juiste wijze tewerk is gegaan.
5. Indien het gemeenschappelijk controle-orgaan vaststelt dat bij de opslag, het verwerken of het gebruik van persoonsgegevens inbreuken op de bepalingen van deze Overeenkomst zijn gemaakt, richt het de opmerkingen die het nodig acht aan de directeur van Europol en sommeert het de directeur om binnen een door het controle-orgaan te bepalen termijn op deze opmerkingen te antwoorden. De directeur houdt de Raad van Bestuur van de procedure op de hoogte. In geval van moeilijkheden legt het gemeenscha ontrole-orgaan de zaak voor aan de Raad van Bestuur.
6. Het gemeenschappelijk controle-orgaan doet regelmatig verslag van zijn werkzaamheden. Deze verslagen worden volgens de procedure van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie aan de Raad toegezonden ; de Raad van Bestuur krijgt van tevoren de gelegenheid een advies te formuleren, dat aan het verslag wordt toegevoegd. Het gemeenschappelijk controle-orgaan besluit of het verslag van zijn werkzaamheden al dan niet openbaar wordt gemaakt en neemt in voorkomend geval een besluit over de wijze van openbaarmaking.
7. Het gemeenschappelijk controle-orgaan stelt met eenparigheid van stemmen zijn reglement van orde vast. Dit reglement van orde moet door de Raad met eenparigheid van stemmen worden goedgekeurd. Binnen het gemeenschappelijk controle-orgaan wordt een comite ingesteld dat bestaat uit een lid per delegatie en waarin elk lid over een stem beschikt. Dit comite heeft tot taak met alle passende middelen, de beroepen te behandelen bedoeld in artikel 19, lid 7, en artikel 20, lid 4. Indien zij daarom ver rden de partijen, desgewenst bijgestaan door hun raadsman, gehoord door dit comite. De in dit kader genomen beslissingen zijn voor alle betrokken partijen definitief.
8. Het gemeenschappelijk controle-orgaan kan daarenboven een of meer commissies oprichten.
9. Het gemeenschappelijk controle-orgaan wordt geraadpleegd over het op dit orgaan betrekking hebbende gedeelte van de ontwerp-begroting. Het advies van het gemeenschappelijk controle-orgaan wordt bij de betrokken ontwerp-begroting gevoegd.
10. Het wordt bijgestaan door een secretariaat, waarvan de taken in het reglement van orde worden omschreven.
ARTIKEL 25 BEVEILIGING VAN DE GEGEVENS
1. Europol treft de technische en organisatorische maatregelen die nodig zijn om de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst te waarborgen. Maatregelen zijn slechts dan nodig als de kosten ervan in verhouding tot het doel van de bescherming staan.
2. Elke Lid-Staat en Europol treffen met het oog op de geautomatiseerde verwerking van gegevens door Europol passende maatregelen om
- 1) te verhinderen dat onbevoegden toegang krijgen tot installaties voor de verwerking van persoonsgegevens (controle op de toegang tot de installatie) ;
- 2) te verhinderen dat onbevoegden de gegevensdragers lezen, kopieren, wijzigen of meenemen (controle op de gegevensdragers) ;
- 3) te verhinderen dat onbevoegden gegevens in het bestand invoeren of opgeslagen persoonsgegevens lezen, wijzigen of verwijderen (opslagcontrole) ;
- 4) te verhinderen dat onbevoegden de systemen voor geautomatiseerde gegevensverwerking gebruiken met behulp van datatransmissie-apparatuur (gebruikscontrole) ;
- 5) te waarborgen dat diegenen die bevoegd zijn tot het gebruik van een systeem voor geautomatiseerde gegevensverwerking uitsluitend toegang krijgen tot de gegevens waarvoor hun recht van toegang geldt (toegangscontrole) ;
- 6) te waarborgen dat kan worden nagegaan en vastgesteld aan welke eenheden persoonsgegevens met behulp van datatransmissie-apparatuur verstrekt kunnen worden (transmissiecontrole) ;
- 7) te waarborgen dat achteraf kan worden nagegaan en vastgesteld welke persoonsgegevens in de systemen voor geautomatiseerde gegevensverwerking zijn ingevoerd, alsook wanneer en door wie de gegevens zijn ingevoerd (invoercontrole) ;
- 8) te verhinderen dat bij de overdracht van persoonsgegevens of bij het vervoer van gegevensdragers onbevoegden gegevens lezen, kopieren, wijzigen of verwijderen (transportcontrole) ;
- 9) te waarborgen dat de gebruikte systemen in geval van storing onverwijld opnieuw ingezet kunnen worden (herstel) ;
- 10) te waarborgen dat de functies van het systeem foutloos verlopen, dat eventuele functionele storingen onmiddellijk gesignaleerd worden (betrouwbaarheid) en dat opgeslagen gegevens niet door verkeerd functioneren van het systeem vervalst kunnen worden (echtheid).
TITEL V
RECHTSPOSITIE, ORGANISATIE EN FINANCIELE BEPALINGEN
ARTIKEL 26 HANDELINGSBEVOEGDHEID
1. Europol bezit rechtspersoonlijkheid.
2. In elk der Lid-Staten heeft Europol de ruimste handelingsbevoegdheid welke naar nationaal recht aan rechtspersonen wordt toegekend. Europol kan met name roerende en onroerende zaken verkrijgen en vervreemden en in rechte optreden.
3. Europol is bevoegd om met het Koninkrijk der Nederlanden een zetelovereenkomst, en, met de derde Staten en instanties in de zin van artikel 10, lid 4, de op grond van artikel 18, lid 6, benodigde overeenkomsten ter bescherming van geheime informatie, alsmede andere regelingen te sluiten, in het kader van de regels die door de Raad met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld op basis van deze Overeenkomst en van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
ARTIKEL 27 ORGANEN VAN EUROPOL
De organen van Europol zijn :
- 1) de Raad van Bestuur,
- 2) de directeur,
- 3) de financieel controleur,
- 4) het financieel comite.
ARTIKEL 28 RAAD VAN BESTUUR
1. Europol heeft een Raad van Bestuur. De Raad van Bestuur :
- 1) werkt mee aan de verruiming van de doelstelling van Europol (artikel 2, lid 2),
- 2) stelt met eenparigheid van stemmen de rechten en plichten van de verbindingsofficieren jegens Europol vast (artikel 5),
- 3) beslist met eenparigheid van stemmen hoeveel verbindingsofficieren de Lid-Staten naar Europol mogen afvaardigen (artikel 5),
- 4) bereidt de regels voor het gebruik van de bestanden voor (artikel 10),
- 5) werkt mee aan het vaststellen van de regels voor de betrekkingen tussen Europol en de derde Staten en instanties als bedoeld in artikel 10, lid 4 (artikelen 10, 18, 42),
- 6) stelt met eenparigheid van stemmen de voorschriften vast betreffende het aanleggen van het indexsysteem (artikel 11),
- 7) keurt met een meerderheid van twee derden van de stemmen bestandsreglementen goed (artikel 12),
- 8) kan adviezen formuleren over de opmerkingen en verslagen van het gemeenschappelijk controle-orgaan (artikel 24),
- 9) onderzoekt de problemen die hem door het gemeenschappelijk controle-orgaan worden voorgelegd (artikel 24, lid 5),
- 10) regelt de bijzonderheden van de procedure voor de controle op de rechtmatigheid van de verzoeken in het kader van het informatiesysteem (artikel 16),
- 11) werkt mee aan de benoeming en het ontslag van de directeur en de adjunct-directeuren (artikel 29),
- 12) houdt toezicht op de ambtsuitoefening van de directeur (artikelen 7, 29),
- 13) werkt mee aan de vaststelling van het personeelsstatuut (artikel 30),
- 14) werkt mee aan het opstellen van de overeenkomst ter bescherming van geheime informatie en aan het vaststellen van bepalingen inzake de bescherming van geheime informatie (artikelen 18, 31),
- 15) werkt mee aan de opstelling van de begroting, inclusief een lijst van het aantal formatieplaatsen, de controle van de rekeningen en de kwijting van de directeur (artikelen 35, 36),
- 16) keurt met eenparigheid van stemmen de financiele vijfjarenraming goed (artikel 35),
- 17) benoemt met eenparigheid van stemmen de financieel controleur en houdt toezicht op diens ambtsuitoefening (artikel 35),
- 18) werkt mee aan de vaststelling van het financieel reglement (artikel 35),
- 19) keurt met eenparigheid van stemmen de sluiting van de zetelovereenkomst goed (artikel 37),
- 20) neemt met eenparigheid van stemmen de regels voor machtiging van personeelsleden van Europol aan,
- 21) doet met een tweederde meerderheid uitspraak in geschillen tussen een Lid-Staat en Europol of tussen Lid-Staten over de schadevergoedingen uit hoofde van de aansprakelijkheid voor onrechtmatige of onjuiste verwerking van gegevens (artikel 38),
- 22) werkt mee aan de eventuele wijziging van de Overeenkomst (artikel 43),
- 23) is verantwoordelijk voor de uitvoering van andere taken die de Raad hem opdraagt, met name in het kader van de bepalingen ter uitvoering van deze Overeenkomst.
2. De Raad van Bestuur bestaat uit een vertegenwoordiger per Lid-Staat. Elk lid van de Raad van Bestuur beschikt over een stem.
3. Elk lid van de Raad van Bestuur kan zich laten vertegenwoordigen door een plaatsvervanger ; wanneer een gewoon lid verhinderd is, kan de plaatsvervanger diens stemrecht uitoefenen.
4. De Commissie van de Europese Gemeenschappen wordt uitgenodigd om zonder stemrecht de vergaderingen van de Raad van Bestuur bij te wonen. De Raad van Bestuur kan echter besluiten om in afwezigheid van de Commissievertegenwoordiger te beraadslagen.
5. De leden of plaatsvervangers kunnen zich bij de besprekingen van de Raad van Bestuur doen bijstaan door deskundigen uit hun Lid-Staat.
6. De Raad van Bestuur wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Lid-Staat die het voorzitterschap van de Raad uitoefent.
7. De Raad van Bestuur stelt met eenparigheid van stemmen zijn reglement van orde vast.
8. Onthoudingen vormen geen beletsel voor de aanneming van besluiten van de Raad van Bestuur waarvoor eenparigheid van stemmen vereist is.
9. De Raad van Bestuur komt ten minste tweemaal per jaar bijeen.
10. De Raad van Bestuur neemt elk jaar met eenparigheid van stemmen :
- 1) een algemeen verslag over de activiteiten van Europol in het voorgaande jaar aan,
- 2) een verslag over de voorgenomen activiteiten van Europol aan, waarin rekening wordt gehouden met de operationele behoeften van de Lid-Staten en de gevolgen voor de begroting en de personeelsformatie van Europol. Deze verslagen worden volgens de procedure van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie aan de Raad voorgelegd.
ARTIKEL 29 DIRECTEUR
1. Met de leiding van Europol is een directeur belast, die op advies van de Raad van Bestuur voor een termijn van vier jaar met eenparigheid van stemmen door de Raad wordt benoemd volgens de procedure van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie ; hij kan eenmaal voor een termijn van vier jaar worden herbenoemd.
2. De directeur wordt bijgestaan door adjunct-directeuren, wier aantal door de Raad wordt bepaald en die volgens de procedure van lid 1 voor een termijn van vier jaar worden benoemd. Zij kunnen eenmaal voor een termijn van vier jaar worden herbenoemd. Hun taak wordt nader vastgesteld door de directeur.
3. De directeur is verantwoordelijk voor :
- 1) de uitvoering van de aan Europol opgedragen taken,
- 2) het dagelijks bestuur,
- 3) het personeelsbeheer,
- 4) de adequate voorbereiding en uitvoering van de besluiten van de Raad van Bestuur,
- 5) het opstellen van de ontwerpen voor de begroting, de personeelsformatie en de financiele raming voor de volgende vijf jaar, alsmede voor de uitvoering van de begroting van Europol,
- 6) alle andere hem bij de Overeenkomst of door de Raad van Bestuur opgedragen taken.
4. De directeur legt aan de Raad van Bestuur rekenschap af over zijn taakuitoefening. Hij woont de vergaderingen van de Raad van Bestuur bij.
5. De directeur vertegenwoordigt Europol in en buiten rechte.
6. Bij een volgens de procedure van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie vast te stellen besluit van de Raad, dat met een meerderheid van twee derden van de stemmen van de Lid-Staten moet worden genomen, kunnen de directeur en de adjunct-directeuren op advies van de Raad van Bestuur van hun functie worden ontheven.
7. In afwijking van de leden 1 en 2 bedraagt de eerste ambtstermijn na de inwerkingtreding van de Overeenkomst voor de directeur vijf jaar, voor zijn eerste adjunct vier jaar en voor zijn tweede adjunct drie jaar.
ARTIKEL 30 PERSONEEL
1. De directeur, de adjunct-directeuren en de personeelsleden van Europol dienen bij het uitoefenen van hun werkzaamheden de doelstelling en taken van Europol voor ogen te houden en mogen geen aanwijzingen vragen of aanvaarden van enige regering of van enig gezag, enige organisatie of persoon buiten Europol, behoudens andersluidende bepalingen in deze Overeenkomst ; Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie blijft onverlet.
2. De directeur is de meerdere van de adjunct-directeuren en van de personeelsleden van Europol. Hij benoemt en ontslaat de personeelsleden. Bij de selectie van personeelsleden dient hij, behalve met de persoonlijke geschiktheid en de beroepsbekwaamheid van de gegadigden, rekening te houden met een deelname in gepaste mate van onderdanen van alle Lid-Staten en van alle officiele talen van de Europese Unie.
3. De bijzonderheden worden geregeld in een statuut voor het personeel, dat volgens de procedure van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie, na advies van de Raad van Bestuur, met eenparigheid van stemmen door de Raad wordt aangenomen.
ARTIKEL 31 GEHEIMHOUDING
1. Europol en de Lid-Staten dragen er door middel van passende maatregelen zorg voor dat informatie waarvoor geheimhouding nodig is en die op grond van deze Overeenkomst ingewonnen of met Europol uitgewisseld is, beschermd wordt. Hiertoe stelt de Raad met eenparigheid van stemmen een passende regeling ter bescherming van geheime informatie vast nadat deze door de Raad van Bestuur is voorbereid en volgens de procedure van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie aan de Raad is voorgel
2. Wanneer personen door Europol belast worden met activiteiten die een veiligheidsrisico inhouden, verplichten de Lid-Staten zich ertoe op verzoek van de directeur van Europol hun eigen onderdanen in overeenstemming met hun nationale bepalingen aan een veiligheidsonderzoek te onderwerpen en elkaar daarbij te ondersteunen. De overeenkomstig de nationale bepalingen bevoegde autoriteit stelt Europol slechts op de hoogte van het resultaat van het veiligheidsonderzoek, dat voor Europol bindend is.
3. De Lid-Staten en Europol mogen de gegevensverwerking bij Europol uitsluitend toevertrouwen aan personen die daarvoor een speciale opleiding hebben genoten en die een veiligheidsonderzoek hebben ondergaan.
ARTIKEL 32 ZWIJG- EN GEHEIMHOUDINGSPLICHT
1. De organen, de leden van de organen, de adjunct-directeuren, het personeel van Europol en de verbindingsofficieren onthouden zich van iedere handeling en iedere meningsuiting die afbreuk zou kunnen doen aan het aanzien van Europol of zijn activiteiten zou kunnen schaden.
2. De organen, de leden van de organen, de adjunct-directeuren, het personeel van Europol, de verbindingsofficieren, alsmede alle overige personen aan wie uitdrukkelijk een zwijg- of geheimhoudingsplicht is opgelegd, zijn verplicht tegenover elke onbevoegde persoon alsook tegenover het publiek geheimhouding te bewaren met betrekking tot alle feitelijke gegevens en inlichtingen welke in de uitoefening van hun functie of in het kader van hun activiteit te hunner kennis komen. Deze plicht geldt niet telijke gegevens en inlichtingen waarvan het belang geen geheimhouding vereist. De zwijg- en geheimhoudingsplicht geldt ook na beeindiging van hun ambt, dienstverband of activiteit. Van de in de eerste zin bedoelde plicht wordt kennis gegeven door Europol, waarbij wordt gewezen op de strafrechtelijke gevolgen van mogelijke inbreuken ; van deze kennisgeving wordt schriftelijk akte genomen.
3. De organen, de leden van de organen, de adjunct-directeuren, het personeel van Europol, de verbindingsofficieren, alsmede de andere aan de in lid 2 bedoelde verplichting onderworpen personen, mogen in een gerechtelijke of extrajudiciele procedure geen gewag maken van of verklaringen afleggen over feitelijke gegevens en inlichtingen welke in de uitoefening van hun functie of activiteit te hunner kennis zijn gekomen, zonder zich eerst tot de directeur te wenden, of als het de directeur betreft, ad van Bestuur. De directeur of, naar gelang van het geval, de Raad van Bestuur wendt zich tot de rechter of tot een andere bevoegde instantie met het oog op het treffen van de maatregelen die in het licht van het nationale recht dat op de aangezochte instantie van toepassing is, vereist zijn hetzij om de modaliteiten van de getuigenis te regelen, hetzij om de geheimhouding van de gegevens te waarborgen, hetzij om, voor zover het nationale recht zulks toelaat, de mededeling betreffende de gegevens te weigeren in escherming van fundamentele belangen van Europol of van een Lid-Staat dit vereist. Indien het recht van een Lid-Staat voorziet in het recht om te weigeren te getuigen, moeten personen die opgeroepen worden om te getuigen daartoe naar behoren worden gemachtigd. De machtiging wordt gegeven door de directeur en in geval de directeur zelf moet getuigen, door de Raad van Bestuur. Wanneer een verbindingsofficier wordt opgeroepen om te getuigen betreffende gegevens die hij van Europol heeft ontvangen, wordt deze machtiging verleend na instemming van de Lid-Staat waaronder de betrokken ngsofficier ressorteert. Indien daarenboven blijkt dat de getuigenis informatie en inlichtingen kan omvatten die door een Lid-Staat zijn verstrekt of naar alle waarschijnlijkheid een Lid-Staat aangaan, moet het advies van deze Lid-Staat worden ingewonnen voordat de machtiging wordt verleend. De machtiging om te getuigen kan alleen maar worden geweigerd indien dat noodzakelijk is voor het vrijwaren van hogere belangen die door Europol of door de betrokken Lid-Staat of Lid-Staten dienen te worden beschermd. Deze verplichting geldt ook na beeindiging van hun ambt, dienstverband of activiteit.
4. Elke Lid-Staat beschouwt iedere schending van de in de leden 2 en 3 bedoelde zwijg- en geheimhoudingsplicht als een inbreuk op zijn wettelijke voorschriften betreffende dienst- of beroepsgeheimen of van zijn regelingen ter bescherming van gerubriceerde gegevens. In voorkomend geval stelt elke Lid-Staat uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst de nationale rechtsregels of de bepalingen vast die nodig zijn met het oog op de vervolging van overtredingen van de in de leden 2 en 3 bedoelde zwijg- en geheimhoudingsplicht. De Lid-Staat draagt er zorg voor dat deze regels en bepalingen ook van toepassing zijn op de eigen ambtenaren die in het kader van hun werkzaamheden contacten hebben met Europol.
ARTIKEL 33 TALEN
1. Verslagen en alle andere stukken die aan de Raad van Bestuur worden voorgelegd, moeten in alle officiele talen van de Europese Unie gesteld zijn ; de werktalen van de Raad van Bestuur zijn de officiele talen van de Europese Unie.
2. De vertalingen die nodig zijn voor de werkzaamheden van Europol worden verzorgd door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.
ARTIKEL 34 INFORMATIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT
1. De Voorzitter van de Raad zendt het Europees Parlement jaarlijks een bijzonder verslag over de werkzaamheden van Europol. Bij een eventuele wijziging van deze Overeenkomst wordt het Europees Parlement geraadpleegd.
2. Ten aanzien van het Europees Parlement houdt het Voorzitterschap van de Raad of de door het Voorzitterschap aangewezen vertegenwoordiger rekening met de zwijg- en geheimhoudingsplicht.
3. De verplichtingen van dit artikel gelden onverminderd de rechten van de nationale parlementen, artikel K.6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de algemene beginselen die uit hoofde van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie op de betrekkingen met het Europees Parlement van toepassing zijn.
ARTIKEL 35 BEGROTING
1. Alle ontvangsten en uitgaven van Europol, met inbegrip van de kosten van het gemeenschappelijk controle-orgaan en van zijn overeenkomstig artikel 24 opgericht secretariaat, worden voor elk begrotingsjaar geraamd en opgenomen in de begroting ; bij de begroting wordt een lijst van het aantal formatieplaatsen gevoegd. Het begrotingsjaar begint op 1 januari en sluit op 31 december. Op de begroting moeten de ontvangsten en uitgaven in evenwicht zijn. Samen met de begroting wordt een financiele raming voor de volgende vijf jaar opgesteld.
2. De begroting wordt gefinancierd met bijdragen van de Lid-Staten en andere incidentele ontvangsten. De financiele bijdrage van elke Lid-Staat wordt vastgesteld aan de hand van het aandeel van zijn bruto nationaal produkt in de totale som van de bruto nationale produkten van de Lid-Staten in het jaar dat aan de opstelling van de begroting voorafgaat. Met het bruto nationaal produkt wordt in dit lid het bruto nationaal produkt bedoeld in de zin van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom van de Raad van 13 1989 betreffende de harmonisatie van de opstelling van het bruto nationaal produkt tegen marktprijzen.
3. De directeur stelt uiterlijk op 31 maart van ieder jaar de ontwerp-begroting en de ontwerp-lijst van het aantal formatieplaatsen voor het volgende begrotingsjaar op, en legt die na controle door het begrotingscomite van Europol aan de Raad van Bestuur voor, samen met het ontwerp van de financiele raming voor de volgende vijf jaar.
4. De Raad van Bestuur stelt de financiele raming voor de volgende vijf jaar vast. Het besluit van de Raad van Bestuur wordt genomen met eenparigheid van stemmen.
5. De Raad stelt volgens de procedure van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie de begroting van Europol, na advies van de Raad van Bestuur, uiterlijk vast op 30 juni van het aan het begrotingsjaar voorafgaande jaar. Het besluit van de Raad wordt genomen met eenparigheid van stemmen. Dezelfde procedure wordt gevolgd ten aanzien van gewijzigde en aanvullende begrotingen. De goedkeuring van de begroting door de Raad houdt voor elke Lid-Staat de verplichting in om zijn financiele bij nnen de aangegeven termijn ter beschikking te stellen.
6. De directeur voert de begroting uit overeenkomstig het in lid 9 bedoelde financieel reglement.
7. De controle op het aangaan van betalingsverplichtingen en op de betalingen, en de controle op de vaststelling en de inning van de ontvangsten, worden verricht door een financieel controleur die met eenparigheid van stemmen door de Raad van Bestuur benoemd wordt en aan deze Raad verantwoording moet afleggen. In het financieel reglement kan ook worden bepaald dat de financieel controleur bepaalde ontvangsten of uitgaven achteraf controleert.
8. Het begrotingscomite bestaat uit een met begrotingszaken vertrouwde vertegenwoordiger per Lid-Staat. Het comite bereidt de besprekingen over financiele en begrotingsaangelegenheden voor.
9. De Raad stelt volgens de procedure van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie met eenparigheid van stemmen het financieel reglement vast, waarin met name de wijze van opstellen, wijzigen en uitvoeren van de begroting, de controle op de uitvoering van de begroting, alsmede de wijze van betaling van de financiele bijdragen van de Lid-Staten worden bepaald.
ARTIKEL 36 CONTROLE VAN DE REKENINGEN
1. De rekeningen over alle ontvangsten en uitgaven op de begroting, alsmede de balans van de activa en passiva van Europol, worden overeenkomstig het financieel reglement jaarlijks gecontroleerd. Daartoe legt de directeur uiterlijk op 31 mei van het daaropvolgende jaar een verslag over het afgesloten boekjaar voor. 2. De rekeningen worden gecontroleerd door een gemeenschappelijk controlecomite, samengesteld uit drie leden die door de Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen op voordracht van haar President worden aangewezen. De duur van het mandaat van deze leden bedraagt drie jaar ; zij wisselen elkaar hierbij zodanig af dat elk jaar het lid dat reeds drie jaar in het controlecomite zitting had, vervangen wordt. In afwijking van het bepaalde in de tweede zin, wordt voor de eerste samenstelling van het gem elijk controlecomite na de aanvang door Europol van zijn werkzaamheden het mandaat van het lid dat bij loting
- – op de eerste plaats komt, op twee jaar,
- – op de tweede plaats komt, op drie jaar,
- – en op de derde plaats komt, op vier jaar vastgesteld.
De eventuele kosten van de financiele controle komen ten laste van de in artikel 35 bedoelde begroting.
3. Elk jaar legt het gemeenschappelijk controlecomite volgens de procedure van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie aan de Raad een controleverslag voor over het afgelopen boekjaar, nadat de directeur en de financiele controleur daarover advies hebben kunnen uitbrengen, en nadat de Raad van Bestuur daaraan een bespreking heeft gewijd.
4. De directeur verstrekt de leden van het gemeenschappelijk controlecomite alle inlichtingen en bijstand die voor de vervulling van hun taak vereist zijn.
5. Na de controle van het verslag over het afgesloten boekjaar, verleent de Raad aan de directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting.
6. De bijzonderheden van de controle van de rekeningen worden in het financieel reglement geregeld.
ARTIKEL 37 ZETELOVEREENKOMST
De bepalingen betreffende de huisvesting van Europol in het land van de zetel en met betrekking tot de voorzieningen die het land van de zetel moet treffen, alsmede de bijzondere regels die in het land van de zetel van Europol van toepassing zijn op de leden van zijn organen, op de adjunct-directeuren, op de personeelsleden en hun familieleden, worden vastgelegd in een zetelovereenkomst tussen Europol en het Koninkrijk der Nederlanden, die gesloten wordt nadat de Raad van Bestuur deze met eenpari stemmen heeft goedgekeurd.
TITEL VI
AANSPRAKELIJKHEID EN RECHTSBESCHERMING
ARTIKEL 38 AANSPRAKELIJKHEID VOOR ONRECHTMATIGE OF ONJUISTE VERWERKING VAN GEGEVENS
1. Iedere Lid-Staat is naar nationaal recht aansprakelijk voor de schade die een persoon lijdt ten gevolge van bij Europol onrechtmatig of feitelijk onjuist opgeslagen of verwerkte gegevens of onrechtmatig opgenomen gegevens. Enkel tegen de Lid-Staat waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan kan door de betrokken persoon bij de naar nationaal recht bevoegde rechter van de aldus betrokken Lid-Staat een vordering tot schadevergoeding worden ingesteld. Een Lid-Staat kan zich jegens een ben ersoon niet ontlasten van zijn aansprakelijkheid naar nationaal recht met een beroep op de omstandigheid dat een andere Lid-Staat of Europol onjuiste gegevens heeft verstrekt.
2. Indien de onrechtmatig of feitelijk onjuist opgeslagen of verwerkte gegevens het gevolg zijn van de foutieve verstrekking of het niet nakomen van de uit deze Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen door een of meer Lid-Staten of van de onrechtmatige of onjuiste opslag dan wel verwerking door Europol, dienen Europol of deze Lid-Staten desgevraagd de toegekende schadevergoeding terug te betalen, tenzij de gegevens door de Lid-Staat op het grondgebied waarvan het schadebrengende feit zich heef aan, in strijd met deze overeenkomst werden gebruikt.
3. Ieder meningsverschil tussen deze Lid-Staat en Europol of een andere Lid-Staat betreffende het beginsel of het bedrag van de terugbetaling moet aan de Raad van Bestuur worden voorgelegd, die met tweederde meerderheid besluit.
ARTIKEL 39 OVERIGE AANSPRAKELIJKHEID
1. De contractuele aansprakelijkheid van Europol wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op het betrokken contract.
2. In het kader van zijn niet-contractuele aansprakelijkheid is Europol, los van enige aansprakelijkheid overeenkomstig artikel 38, verplicht de door zijn organen, adjunct-directeuren of personeelsleden bij de uitoefening van hun functie veroorzaakte schade te vergoeden in de mate waarin bovengenoemden daarvoor verantwoordelijk zijn. Deze bepaling sluit het op de nationale wetgeving van de Lid-Staten gebaseerde recht op andere schadeloosstelling niet uit.
3. De betrokkene kan ten aanzien van Europol eisen dat bepaalde handelingen worden stopgezet of ongedaan gemaakt.
4. De desbetreffende bepalingen van het Verdrag van Brussel van 27 september 1968 inzake de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, zoals later aangepast bij toetredingsverdragen, zijn van toepassing om uit te maken welke nationale rechter bevoegd is om kennis te nemen van geschillen omtrent de in dit artikel bedoelde aansprakelijkheid van Europol.
ARTIKEL 40 REGELING VAN GESCHILLEN
1. Geschillen tussen de Lid-Staten over de uitlegging of de toepassing van deze Overeenkomst moeten, met het oog op een oplossing, in een eerste fase in de Raad worden besproken volgens de procedure van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
2. Indien binnen zes maanden geen oplossing is gevonden, gaan de Lid-Staten die partij zijn bij het geschil in onderlinge overeenstemming een verbintenis aan betreffende de wijze waarop het geschil zal worden geregeld.
3. De bepalingen inzake verzoeken en beroep als bedoeld in de voorschriften betreffende de regeling welke van toepassing is op de tijdelijke en hulpfunctionarissen van de Europese Gemeenschappen zijn van overeenkomstige toepassing op het personeel van Europol.
ARTIKEL 41 VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN
1. Voor de uitvoering van hun opdracht genieten Europol, de leden van de organen, zijn adjunct-directeuren en zijn personeelsleden de noodzakelijke voorrechten en immuniteiten krachtens een protocol dat de regelingen bevat die in elk der Lid-Staten van kracht zijn.
2. Het Koninkrijk der Nederlanden en de andere Lid-Staten stellen op gelijke wijze de voorrechten en immuniteiten vast die nodig zijn voor een goede taakvervulling van de door de andere Lid-Staten afgevaardigde verbindingsofficieren, alsmede voor de leden van hun familie, in de Staat waar Europol gevestigd is.
3. Het in lid 1 bedoelde Protocol wordt door de Raad met eenparigheid van stemmen volgens de procedure van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgesteld en door de Lid-Staten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aangenomen.
ARTIKEL 42 BETREKKINGEN MET DERDE STATEN EN INSTANTIES
1. Indien dit voor de vervulling van de in artikel 3 omschreven taken dienstig is, vestigt en onderhoudt Europol met derde instanties als bedoeld in artikel 10, lid 4, punten 1 tot en met 3, samenwerkingsverbanden. De Raad van Bestuur stelt hiervoor met eenparigheid van stemmen een regeling op. Artikel 10, leden 4 en 5, en artikel 18, lid 2, blijven onverlet ; persoonsgegevens kunnen uitsluitend met inachtneming van de Titels II tot en met IV van deze Overeenkomst worden uitgewisseld.
2. Indien dit voor de vervulling van de in artikel 3 omschreven taken nodig is, kan Europol voorts betrekkingen aangaan en onderhouden met derde Staten en instanties als bedoeld in artikel 10, lid 4, punten 4, 5, 6 en 7. Voor de in de eerste zin genoemde betrekkingen stelt de Raad, na advies van de Raad van Bestuur, volgens de procedure van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie met eenparigheid van stemmen een regeling op. Lid 1, derde zin, is van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL 43 WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST
1. De Raad neemt volgens de procedure van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie op initiatief van een Lid-Staat – de Raad van Bestuur gehoord – in het kader van artikel K.1, punt 9, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, met eenparigheid van stemmen een besluit over wijzigingen in deze Overeenkomst, waarvan hij de aanneming door de Lid-Staten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aanbeveelt.
2. De wijzigingen treden overeenkomstig artikel 45, lid 2, van deze Overeenkomst in werking.
3. De Raad kan evenwel met eenparigheid van stemmen besluiten om op voorstel van een Lid-Staat en na onderzoek door de Raad van Bestuur, volgens de procedure van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de omschrijvingen van de in de bijlage genoemde vormen van criminaliteit te verrijken, te wijzigen of aan te vullen. Hij kan ook besluiten voor deze vormen van criminaliteit nieuwe omschrijvingen op te nemen.
4. De Secretaris-Generaal van de Raad van de Europese Unie stelt alle Lid-Staten in kennis van het tijdstip waarop de wijzigingen in werking treden.
ARTIKEL 44 VOORBEHOUDEN
Ten aanzien van deze Overeenkomst zijn geen voorbehouden toegelaten.
ARTIKEL 45 INWERKINGTREDING
1. Deze Overeenkomst wordt door de Lid-Staten aangenomen overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen.
2. De Lid-Staten stellen de depositaris in kennis van de voltooiing van de procedures die overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen vereist zijn voor de aanneming van deze Overeenkomst.
3. Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op een periode van drie maanden na de in lid 2 beoogde kennisgeving door de Staat die op de datum van aanneming door de Raad van de akte tot vaststelling van deze Overeenkomst lid is van de Europese Unie en die als laatste deze formaliteit vervult.
4. Onverminderd lid 2 vangt Europol niet eerder met zijn in deze Overeenkomst vastgelegde werkzaamheden aan dan na de inwerkingtreding van het laatste van de besluiten als bedoeld in artikel 5, lid 7, artikel 10, lid 1, artikel 30, lid 3, artikel 31, lid 1, artikel 35, lid 9, artikel 37 en artikel 41, leden 1 en 2.
5. Met de aanvang van de werkzaamheden van Europol eindigen de activiteiten van de Europol-Drugseenheid overeenkomstig het gemeenschappelijk optreden van de Raad van 10 maart 1995 betreffende de Europol-Drugseenheid. Tegelijkertijd wordt Europol eigenaar van de uitrusting die uit de gemeenschappelijke begroting van de Europol-Drugseenheid is gefinancierd, door de Europol-Drugseenheid is ontwikkeld of vervaardigd dan wel haar door het land van de zetel voor blijvend kosteloos gebruik ter beschikki teld, alsmede van alle archieven en zelfstandig beheerde gegevensbestanden.
6. De Lid-Staten treffen vanaf de aanneming door de Raad van de akte tot vaststelling van deze Overeenkomst, in het kader van hun intern recht, individueel of gemeenschappelijk, alle nodige voorbereidende maatregelen om Europol in staat te stellen zijn werkzaamheden aan te vatten.
ARTIKEL 46 TOETREDING DOOR NIEUWE LID-STATEN
1. Elke Staat die lid wordt van de Europese Unie kan tot deze Overeenkomst toetreden.
2. De door de Raad van de Europese Unie vastgestelde tekst van de Overeenkomst in de taal van de toetredende Lid-Staat is authentiek.
3. De akten van toetreding worden neergelegd bij de depositaris.
4. Deze Overeenkomst treedt voor de toetredende Lid-Staat in werking op de eerste dag van de maand die volgt op een periode van drie maanden na de datum van nederlegging van de akte van toetreding of op de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst als deze nog niet in werking is getreden op het moment waarop die periode verstreken is.
ARTIKEL 47 DEPOSITARIS
1. De Secretaris-Generaal van de Raad van de Europese Unie is depositaris van deze Overeenkomst.
2. De depositaris maakt de kennisgevingen, akten of mededelingen in verband met deze Overeenkomst bekend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze Overeenkomst hebben gesteld. GEDAAN te Brussel, de zesentwintigste juli negentienhonderd vijfennegentig, opgesteld in een exemplaar in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde elk der teksten gelijkelijk authentiek ; de Overeenkomst zal worden neergelegd bij het Secretariaat-Generaal van de Raad van de Europese Unie, dat een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toezendt aan de Lid-Staten.
Lijst van andere dan de reeds in artikel 2, lid 2, genoemde ernstige vormen van internationale criminaliteit die door Europol zouden kunnen worden behandeld, met inachtneming van de in artikel 2, lid 1, omschreven doelstelling van Europol. Misdrijven tegen het leven, de lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid :
- – moord en doodslag, zware mishandeling
- – illegale handel in menselijke organen en weefsels
- – ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling
- – racisme en vreemdelingenhaat
Misdrijven tegen eigendom, openbare goederen en fraude :
- – georganiseerde diefstal
- – illegale handel in cultuurgoederen, waaronder antiquiteiten en kunstvoorwerpen
- – oplichting en fraude
- – racketeering en afpersing
- – namaak van produkten en produktpiraterij
- – vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten
- – valsemunterij, vervalsing van betaalmiddelen
- – computercriminaliteit
- – omkoping
Illegale handel en aantasting van het milieu :
- – illegale handel in wapens, munitie en explosieven
- – illegale handel in bedreigde diersoorten
- – illegale handel in bedreigde planten- en boomsoorten
- – milieucriminaliteit
- – illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars.
Conform artikel 2, lid 2, houdt het feit dat Europol wordt belast met een van de hierboven genoemde vormen van criminaliteit in, dat Europol ook bevoegd is voor de behandeling van het daarmee verband houdende witwassen van geld en voor met die vormen samenhangende strafbare feiten. Wat betreft in artikel 2, lid 2, genoemde vormen van criminaliteit in de zin van deze Overeenkomst wordt verstaan onder :
- – criminaliteit in verband met nucleaire en radioactieve stoffen : de strafbare feiten als genoemd in artikel 7, lid 1, van het op 3 maart 1980 te Wenen en New York ondertekende Verdrag inzake fysieke beveiliging van kernmateriaal en met betrekking tot nucleaire en radioactieve stoffen als omschreven in respectievelijk artikel 197 van het Euratomverdrag en Richtlijn 80/836/Euratom van de Raad van 15 juli 1980 ;
- – illegale immigratie : de handelingen die erop gericht zijn om, in strijd met de in de Lid-Staten van de Europese Unie geldende voorschriften en voorwaarden inzake de toelating van vreemdelingen, uit winstbejag opzettelijk de binnenkomst, het verblijf op de tewerkstelling op het grondgebied van de Lid-Staten te vergemakkelijken ;
- – mensenhandel : het onderwerpen van een persoon aan de feitelijke en wederrechtelijke macht van andere personen door gebruik te maken van geweld of bedreiging met geweld dan wel door misbruik te maken van een gezagsverhouding of van misleiding met name ten einde zich bezig te houden met de exploitatie van prostitutie van die andere persoon, vormen van uitbuiting en sexueel geweld ten aanzien van minderjarigen of met de handel in afgestane kinderen ;
- – criminaliteit in verband met gestolen motorvoertuigen : diefstal of verduistering van personenauto’s, vrachtwagens, opleggers, de lading van vrachtwagens of opleggers, autobussen, motorfietsen, caravans en landbouwvoertuigen, bouwplaatsvoertuigen en onderdelen van voertuigen alsmede de heling daarvan ;
- – illegale witwasgedragingen : de strafbare feiten als opgesomd in artikel 6, leden 1 tot en met 3, van het op 8 november 1990 te Straatsburg ondertekende Verdrag van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven.
De in artikel 2 en in deze bijlage vermelde vormen van criminaliteit worden beoordeeld door de bevoegde nationale diensten volgens de nationale wetgeving van hun respectieve Staten.
Ad artikel 10, lid 1
“Bij het opstellen van de uitvoeringsbepalingen betreffende artikel 10, lid 1, zullen de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk er zorg voor blijven dragen dat het volgende beginsel recht wordt gedaan : De gegevens betreffende personen als bedoeld in punt 1 van de eerste zin van artikel 10, lid 1, en andere personen dan bedoeld in artikel 8, leden 2 en 3, worden alleen opgeslagen indien er uit de aard van de zaak, de feitelijke omstandigheden of op grond van enige andere overweging aanleiding bestaat tot het vermoeden dat tegen deze personen strafrechtelijke procedures in gang moeten worden gezet wegens strafbare feiten die krachtens artikel 2 onder de bevoegdheid van Europol ressorteren.”
Ad artikel 14, leden 1 en 3, artikel 15, lid 2, en artikel 19, lid 8
1. “De Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Oostenrijk en het Koninkrijk der Nederlanden zullen uit hoofde van deze Overeenkomst gegevens verstrekken met dien verstande dat zij voor wat betreft het op niet-geautomatiseerde wijze verwerken en gebruiken van deze gegevens verwachten dat Europol en de Lid-Staten de geest van de bepalingen van deze Overeenkomst met betrekking tot de rechtsbescherming van gegevens respecteren.”
2. “Gelet op artikel 14, leden 1 en 3, artikel 15, lid 2, en artikel 19, lid 8, van de Overeenkomst, verklaart de Raad ten aanzien van de inachtneming van het niveau van bescherming van tussen de Lid-Staten en Europol uitgewisselde gegevens, wat betreft de niet-geautomatiseerde verwerking ervan, dat Europol drie jaar na de aanvang van zijn activiteiten, met de medewerking van het gemeenschappelijk controle-orgaan en de nationale controle-organen, een verslag zal opstellen dat na bestudering in d n Bestuur, ter bespreking aan de Raad zal worden voorgelegd.
Ad artikel 40, lid 2
“De volgende Lid-Staten komen overeen dat zij in dergelijke gevallen het betrokken geschil stelselmatig zullen voorleggen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen :
- – het Koninkrijk Belgie
- – het Koninkrijk Denemarken
- – de Bondsrepubliek Duitsland
- – de Helleense Republiek
- – het Koninkrijk Spanje
- – de Franse Republiek
- – Ierland
- – de Italiaanse Republiek
- – het Groothertogdom Luxemburg
- – het Koninkrijk der Nederlanden
- – de Republiek Oostenrijk
- – de Portugese Republiek
- – de Finse Republiek
- – het Koninkrijk Zweden”.
Ad artikel 42
“De Raad verklaart dat Europol bij voorrang betrekkingen moet aanknopen met de bevoegde diensten van de Staten waarmee de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten een gestructureerde dialoog tot stand hebben gebracht.”