Den Haag vergeet de alledaagse politiesamenwerking aan de grens
Jelle van Buuren en Wil van der Schans
In Limburg pioniert de politie volop met grensoverschrijdende politiesamenwerking. Dat moet ook wel, gezien de geografische ligging. Voor alledaagse obstakels worden pragmatische oplossingen gezocht. Maar daarbij stuit de politie vaak op de onnavolgbare logica van de Haagse bureaucratie. ‘In Limburg moeten we wel Europees denken, anders overleven we niet.’ Het regiokorps Limburg-Zuid mag gerust een pionier worden genoemd in de Europese politiesamenwerking. Waar veel Europese politiesamenwerking zich concentreert op de bestrijding van zware internationale criminaliteit, gaat het in Limburg vooral om de alledaagse grensoverschrijdende politiezaken. Limburg ligt ingeklemd tussen België en Duitsland en krijgt elke dag zo’n 50 tot 80.000 buitenlanders over de vloer. Als geen ander ervaren de Limburgse dienders wat de gevolgen zijn van de opheffing van de binnengrenzen en de toegenomen mobiliteit.
Limburg-Zuid introduceerde dan ook al snel na de formele openstelling van de binnengrenzen in 1995 een Internationaal Coördinatiecentrum (ICC). Het centrum maakt snelle politiële communicatie met de buurlanden mogelijk, maar fungeert ook als helpdesk, operationeel commandocentrum en handelt buitenlandse rechtshulpverzoeken af. Door een justitieambtenaar in het ICC te stationeren liep de omlooptijd van rechtshulpverzoeken snel terug en bestond een beter overzicht van de afhandeling ervan. Maar het succes van het ICC dreigde zich tegen Limburg-Zuid te keren. Procureur-generaal Dato Steenhuis toonde zich zeer ingenomen met het initiatief, en wilde het landelijk invoeren. Hij dacht daarmee twee vliegen in een klap te slaan: snellere afhandeling van rechtshulpverzoeken en meer grip van Justitie op wat de politie allemaal uitspookte op het gebied van de rechtshulp. Steenhuis drukte de oprichting van acht bovenregionale centra door, die wel anders gingen heten: Internationale Rechtshulpcentra (IRC). ‘Het probleem is dat de IRC’s helemaal in de justitiehoek dreigen terecht te komen,’ zegt Henk de Heus, tot voor kort internationaal coördinator van het korps Limburg-Zuid, en net met pensioen. ‘Het zijn echte rechtshulpfabrieken geworden. Ons idee was nu juist dat het centrum het centrale ondersteunende orgaan voor de grensoverschrijdende politiesamenwerking moest zijn. Dat dreigt nu onder te sneeuwen. We zijn véél meer dan alleen afhandelaar van rechtshulpverzoeken.’
Voor de Limburgse politie is snelle communicatie en pragmatische samenwerking met de buurlanden juist van essentieel belang. De bestaande Europese regels op dat gebied bieden onvoldoende soelaas. Het Verdrag van Schengen regelt wel een paar grensoverschrijdende bevoegdheden, maar in praktijk voldoet dat niet. ‘Het probleem is dat het teveel van bovenaf door juristen is bedacht,’ vindt De Heus. In een rapport van het ministerie van Binnenlandse Zaken uit 2001 wordt onomwonden geconstateerd dat er in de grensstreek een ‘veiligheidsvacuüm’ heerst. Bladzijde na bladzijde worden de knelpunten in de alledaagse politiesamenwerking uit de doeken gedaan. Inmiddels onderhandelen Duitsland en Nederland over een nieuw verdrag om de problemen op te lossen. Henk de Heus hoopt maar dat de Nederlandse regering bereid is om tot échte oplossingen te komen, want de ervaringen tot nu toe stemmen hem somber. De politiechefs aan beide kanten van de Limburgse grens spraken bijvoorbeeld in 2002 af om bij ongevallen of andere calamiteiten op bedrijventerreinen aan de grens gewoon op te treden. ‘Wij vonden: als iemand daar dood ligt te bloeden, gaan we geen discussie houden of dat nu een Nederlandse of een Duitse bevoegdheid is,’ zegt De Heus. Maar de politiechefs werden teruggefloten door de minister van Binnenlandse Zaken. Het is niet aan de politieregio’s om dergelijke zaken af te spreken, vond de minister. ‘Theoretisch heeft hij gelijk,’ zegt De Heus. ‘Maar de minister laat zich dus niet leiden door de behoeften van de mensen, of de eisen die veiligheid stelt. Het gaat puur om machtsdenken, grenzen, soevereiniteit, territoriale beginselen. Formeel klopt dat, maar dat de minister mijn politiechef domweg verbiedt om pragmatische oplossingen toe te passen, vind ik stuitend. Veiligheid interesseert hem dus eigenlijk geen hol als het er op aankomt. Alleen het formele telt.’
Voor De Heus is het voorbeeld symptomatisch voor de geringe politieke aandacht die bestaat voor de problemen in de grensregio’s. Hij moet weinig hebben van alle ingewikkelde discussies over harmonisatie van wetten en bevoegdheden, waar de Europese ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken in grossieren. ‘Dat lukt in geen vijftig jaar,’ zegt De Heus. ‘De Fransen zullen echt niet ons drugsbeleid overnemen of hun politiecultuur veranderen. Dat moet je accepteren en vervolgens kijken naar wat wél kan.’
De Heus heeft daar ook wel een idee voor. Ontwikkel een communicatiesysteem waarmee alle politiemensen in heel Europa direct met elkaar kunnen communiceren. Zorg dat elke politieman waar dan ook in Europa binnen tien minuten antwoord op zijn vraag krijgt. ‘Voor de zware grensoverschrijdende criminaliteit hebben we Europol,’ zegt De Heus. ‘Maar er is een enorme lacune op het gebied van de alledaagse politiezorg.’ Ook op dit gebied heeft Limburg-Zuid al de nodige expertise in huis. In samenwerking met universiteiten werd de Euregionale Multimediale Informatievoorziening ontwikkeld (EMMI). Het systeem is op internettechnologie gebaseerd en maakt via gestandaardiseerde e-mailformulieren razendsnelle communicatie mogelijk. In 2002 werden zo ruim 34.000 informatieverzoeken verwerkt. Het systeem maakt bovendien goede analyses van de uitgewisselde data mogelijk, waardoor de politie snel nieuwe patronen in de criminaliteit ontdekt. Limburg-Zuid participeert ook in het eerste euregionale politiebureau in de regio: een internationaal politiebureau met eigen peroneel en voorzieningen, dat als internationaal informatie- en ondersteuningscentrum gaat fungeren.
De praktijkervaringen in Limburg kunnen de basis leggen voor betere Europese politiesamenwerking, denkt De Heus. EMMI kan de basis bieden voor een Europees communicatiesysteem. ‘Al dat gezever over bevoegdheden in het buitenland, volkenrecht en soevereiniteit kun je dan achter je laten. Een goed communicatiesysteem is de sleutel voor Europese politiesamenwerking.’ Ook wijst hij op het belang van het denken in grensregio’s. Limburg-Zuid heeft veel meer gemeen met aanpalende regio’s in België en Duitsland, dan met de rest van Nederland. ‘We moeten toe naar entiteiten op de grens, waarin alle diensten uit de landen zijn vertegenwoordigd,’ zegt De Heus. ‘Zo’n bureau moet ingebonden zijn in het alledaagse leven. Dat betekent dat je heel goed moet bekijken met wie je nog wel en niet wat hebt, op basis van cijfers over verkeer, overvallen en criminaliteit, maar ook hoe het economisch, sociale, culturele en toeristische leven in elkaar steekt.’ Want ook dat is een les die De Heus uit de Limburgse ervaringen trekt: de politiesamenwerking moet kleinschalig georganiseerd zijn. Er moet meer in termen van regio’s worden gedachten, en minder in termen van de lidstaten of de Europese Unie. Bovendien zijn goede persoonlijke contacten de basis voor internationale politiesamenwerking. ‘Zonder onderling vertrouwen overwin je de praktische obstakels niet.’
Volgens De Heus zou minister Donner van Justitie met deze ideeën goed kunnen scoren tijdens het Nederlands Voorzitterschap van de Europese Unie in de tweede helft van 2004. Maar Den Haag ziet het nog steeds als een afgeleid thema, constateert hij met spijt. ‘De politiek is de alledaagse politiesamenwerking vergeten,’ stelt De Heus. ‘In Den Haag wordt er amper over nagedacht. Weinigen horen wat er vanaf de grens wordt geroepen. Wij hebben geen Haagse koker.’ Europese politiesamenwerking is teveel een ver-van-mijn-bed-schow voor Den Haag. ‘In de machtscentra wordt niet Europees gedacht,’zegt De Heus. ‘Dat is ook niet vreemd, want ambtenaren worden geacht te denken in termen van nationale regels, procedures en grenzen. Maar hier in Limburg moeten we wel Europees denken. Anders overleven we niet.’
Dit artikel is een bewerking van een hoofdstuk uit het net verschenen boek ‘Keizer in lompen – politiesamenwerking in Europa’, Uitgeverij Papieren Tijger, ISBN 90 6728 126 3