De Europese Unie lijkt welhaast bewust een ingewikkelde samenwerkingsstructuur te creëren om ons het zicht op de toekomst van dit continent te ontnemen. Niet gekozen ambtenaren houden zich op in talloze oncontroleerbare werkgroepen met onuitspreekbare namen.
Als argument voor de ingewikkelde beleidsstructuur wordt vaak aangevoerd dat de EU uit veel landen bestaat. Dat zorgt voor veel bureaucratie. Samenwerking kan volgens de regeringsleiders worden verbeterd door gemeenschappelijke databanken en de mogelijkheid om elkaars politiegegevens te bekijken.
De oude manier met behulp van rechtshulpverzoeken zou niet werken, zo wordt beweerd. Een rechtshulpverzoek is een brief van bijvoorbeeld de Belgische politie aan Nederland om agenten in België met een onderzoek te assisteren. Volgens de regeringsleiders was die manier van samenwerking omslachtig en bureaucratisch.
De rechtshulpverzoeken werkten echter wel, maar werden bijvoorbeeld door de Nederlandse politie jarenlang niet bijster snel of zelfs helemaal niet behandeld. De Belgen waren daarover dusdanig gepikeerd dat ze op hun beurt de Nederlandse politie niet hielp.
Zo verliep grensoverschrijdend politiewerk uiterst moeizaam. Dit is de laatste jaren weliswaar verbeterd, maar ondanks dat wordt er voornamelijk ingezet om te komen tot een gemeenschappelijk politie- en justitiebeleid. De bouw van deze Europese rechtsstaat heeft zich de afgelopen decennia buiten elke democratische controle om ontwikkeld.
High level
Oktober 1999 werd naar aanleiding van de bijeenkomst van de Europese Raad in het Finse Tampere de High Level Working Group (HLWG) voor asiel en migratie opgezet die een gemeenschappelijk beleid van de Europese landen op poten moest zetten, gericht op het tegenhouden van vluchtelingen en op de opvang in zogenoemde derde landen. Dit zijn landen buiten de Europese Unie die moeten opdraaien voor de migratiedruk uit conflictgebieden.
De High Level Working Group was een Nederlands initiatief en bestond uit niet gekozen hoge ambtenaren. Hun voorstellen werden direct in de Europese ministerraad voor Justitie en Binnenlandse Zaken, JBZ-Raad, besproken. De plannen moesten wel voorgelegd worden aan het Europees Parlement, maar die had slechts een adviserende rol. Wat voor rol de HLWG heeft gespeeld blijft onduidelijk. Twee jaar eerder was er ook al een high level group opgericht voor bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Deze groep ambtenaren heeft ook maar kort bestaan.
De JBZ-Raad maakte deel uit van de zogenoemde derde pijler van de Unie. Tot 1 december 2009, de invoeringsdatum van het Verdrag van Lissabon, was het beleid van de EU in drie pijlers verdeeld. In de derde pijler ging het om de Europese samenwerking van politie en justitie, de tweede omvatte een gemeenschappelijk buitenlands beleid, terwijl de eerste pijler economie, landbouw, onderwijs en cultuur omvatte.
In 1997, met het Verdrag van Amsterdam, werd het asiel- en migratiebeleid overgeheveld van de derde naar de eerste pijler. Bij de besluitvorming in de derde pijler moesten alle landen het met elkaar eens zijn, pas dan werden er wet- en regelgeving ontwikkeld.
Werkgroepen
Om die eensgezindheid voor elkaar te krijgen met zoveel landen en zoveel verschillende belangen, zijn er de afgelopen jaren verschillende werkgroepen opgericht die buiten de schijnwerpers vergaderen over de samenwerking op het terrein van politie en justitie. De High Level Working Group voor asiel en migratie was daar er een van.
Eind jaren ’90 had je ook nog de Schengen Taskforce die zich bezighield met illegale migratie. Deze taskforce is niet meer nodig want het Verdrag van Schengen is opgenomen in de Europese Unie als geheel. Er zijn wel allerlei nieuwe Schengen-werkgroepen in het leven geroepen.
Andere instanties verwierven zelfs een coördinerende rol in beleidsbepaling rond migratie zoals CIREA (Centrum voor Informatie, Beraad en Gegevensuitwisseling met betrekking tot Asiel) en CIREFI. CIREA is een stille dood gestorven, maar CIREFI (Centrum voor Informatie, Beraad en Gegevensuitwisseling op het gebied van Grensbewaking en Immigratie) is nog steeds actief. Het behoorde tot één van de meer geheimzinnige organen van de derde pijler en was in de jaren ’90 vooral op gericht om kandidaat lidstaten strengere migratiewetgeving op te leggen. Een ander exotisch klinkende naam is CIBGGI, Centrum voor informatie, beraad en gegevensuitwisseling inzake grensoverschrijding en immigratie.
Migratie staat nog steeds bovenaan de lijst, ook wat het aantal werkgroepen betreft. Er zijn nog de werkgroepen Asiel, Grenzen/valse documenten, Migratie en Verwijdering, Visa, Schengen-evaluatie, SIS/Sirene en SIS-Tech. De laatste gaan over het Schengen Informatiesysteem. Tot slot is er de JAIEX/JHA-RELEX Ad Hoc Support Group, een werkgroep op het terrein van het buitenlands beleid van de Unie die zich ook met migratie bezig houdt, maar is niet zo relaxt zoals de naam doet vermoeden, want is evenals alle andere werkgroepen gericht op het verder tegengaan van migratie.
K4
Er is vast een werkgroep die de namen van werkgroepen verzint, want het is nog niet afgelopen. Op andere beleidsterreinen zijn er ook werkgroepen zoals de al genoemde High Level Group over georganiseerde criminaliteit, nu waarschijnlijk opgevolgd door de MDG (Multidisciplinary Group on Organised Crime, judicial cooperation), DROIPEN (Working Group on Substantive Criminal Law of harmonisering van het Strafrecht) en de Working Party X ‘Freedom, Security and Justice’. MDG klinkt als een nieuwe drug zoals MDMA. DROIPEN en Party X als een dansfeest, maar Party X is helaas al voorbij.
Het niet meer actieve CIREA, CIREFI en andere centra en werkgroepen maakten deel uit het K4 comité die voor de coördinatie van alle terreinen van de JBZ-raad zorgde, te weten asiel en migratie, politie en douane samenwerking en justitiële samenwerking. De taken van het K4 comité waren geregeld in het Verdrag van Maastricht uit 1992. Het zou om het verbeteren van de structuur en orde van de onderhandelingen tussen de landen gaan, maar het comité kon net als de High Level Working Group voorstellen voorleggen aan de Raad van Ministers.
Eind jaren ’90 werd K4 vervangen door SCIFA en CATS, niet de musical, maar een serieuze ambtenarengroep. Het Strategisch comité voor Immigratie, Grenzen en Asiel (SCIFA) houdt zich ook bezig met migratie en CATS of het artikel 36 comité met politie en justitie samenwerking.
Voorstellen van de ambtenaren uit SCIFA en CATS, de twee geheime musicals voor een gemeenschappelijk veiligheidsbeleid, worden door COREPER aan de ministers van justitie en binnenlandse zaken voorgelegd. Nee, niet aan het parlement, want daar is het niet democratisch genoeg voor. Of de CATS en SCIFA wél functioneren, is niet vastgesteld, maar er is besloten om er een COSI comité op te zetten. Ook dat is weer geen supergezellige praatgroep, maar een serieus overlegorgaan voor de samenwerking van politie- en justitiediensten in Europa. COSI is nu even de belangrijkste ambtenaren lobbygroep.
Bent u er nog?
Alsof het een slechte thriller is, komt er geen eind aan de nieuwe groepen en initiatieven. Wat er precies in die verschillende centra, comités en werkgroepen voorvalt valt moeilijk te achterhalen. Notulen, verslagen en evaluaties zijn niet terug te vinden. Vaak gaat het om onderhandelen of koehandel. Nederland wil graag dat Spanje zijn grenzen beter bewaakt omdat de vluchtelingen allemaal naar het noorden komen en niet in Spanje blijven. Spanje heeft daar niet zo’n zin in omdat het teveel kost, maar krijgt als wederdienst het Europese satellietstation en investeringen in de infrastructuur.
De Future Group is weer een nieuwe aanwinst. Nederland maakt geen deel uit van deze werkgroep, dit in tegenstelling tot veel overlegorganen in het verleden. In de Future Group zijn dus niet alle 27 lidstaten vertegenwoordigd. Duitsland, Portugal, Slovenië, Frankrijk, Tsjechië, Zweden, Spanje, Italië, Hongarije en België maakten deel van deze groep in mei 2007.
Het idee was dat de groep het Stockholm-programma ging voorbereiden. Dit verliep natuurlijk niet op rolletjes en sommige landen vonden de ontwikkeling van de Europese rechtsstaat niet snel genoeg gaan. Zij sloten verdragen af met enkele landen, zoals Nederland met Duitsland en het verdrag van Prum, dat Nederland met België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Oostenrijk en Spanje afsloot.
Dergelijke verdragen tussen twee of meer landen stuwen de ontwikkeling van de samenwerking van politie en justitie in Europa verder voort. Met de ontwikkeling van een democratische Europese rechtsstaat heeft het allemaal niets meer te maken, omdat het meeste buiten de geëigende democratische kanalen om wordt bekokstooft en er geen inhoudelijk debat plaatsvindt.