Begin september 2004 wordt eindelijk de datum van het proces tegen Maarten bekend. Hij zal op 23 en 24 september moeten verschijnen voor de Göteborgse rechtbank. Omdat we hem niet alleen willen laten in het koude Zweden besluit de steungroep een busreis te organiseren voor familie, vrienden en bekenden van Maarten. Op dinsdag 21 september vertrekt een bus met zo’n 40 personen naar Göteborg. Na een lange, vermoeiende reis komen we daar woensdagochtend aan. Nadat we onze spullen hebben gestald in de appartementen die beschikbaar zijn gesteld door vrienden in Göteborg, vertrekken we ‘s middags met de bus naar de gevangenis waar Maarten op dat moment vastzit. Met behulp van fluitjes, schreeuwen en het slaan op potten en pannen maken we zoveel mogelijk lawaai om Maarten te laten weten dat we er zijn en hem steunen.
Op hetzelfde moment gaan een paar mensen nog op bezoek bij Stig Centerwall, de Zweedse advocaat van Maarten. We bespreken de theorie dat er waarschijnlijk sprake is van verwisseling met een ander incident dat op de containers heeft plaatsgevonden: een mogelijke verklaring voor het niet kloppen van het dossier. Het incident dat volgens Stig in aanmerking komt, staat helaas niet op de videoband die we hebben meegenomen als bewijsmateriaal uit Nederland. In allerijl wordt er ‘s nachts nog een videoband uit het Noorse Oslo gehaald. Op deze band staat een veel langer verslag van de schermutselingen rondom de containers.
Hoewel Maarten een zeer kleine – volgens de meeste Zweden zelfs geen – kans heeft om te winnen (hij is zelf ook op het ergste voorbereid) is iedereen zenuwachtig voor het proces. Tijdens de busreis hebben we namelijk een bericht gekregen dat van groot belang voor de zaak lijkt te zijn. De rechter is plotseling vervangen. Hoewel we weten dat de vorige rechter berucht was vanwege verschillende andere Eurotop-rechtszaken, en dat hij goed bevriend was met de aanklager, weten we niet precies wat we van deze ongebruikelijke ontwikkeling kunnen verwachten. De nieuwe rechter heeft een reputatie als gematigde en zorgvuldige man; de advocaat waarschuwt ons echter: in een zaak als deze zegt dat weinig. Hoewel we het eigenlijk niet durven hopen, erkent hij dat Maarten nu in ieder geval een (zij het zeer kleine) kans heeft.
De volgende morgen staan we al vroeg bij de rechtszaal. Er is afgesproken wie er in ieder geval naar binnen moeten, want de plaatsen zijn beperkt. In de pauzes zal er worden gewisseld. Voor Maartens ouders is een eigen tolk geregeld. We staan met een spandoek voor de deur van de rechtszaal en trekken daarmee heel wat aandacht, onder andere van de aanwezige pers, kranten, radio en zelfs televisie. Bij geen enkel ander proces is op deze manier steun betuigd, zo wordt ons verteld. Er volgt een emotioneel moment als Maarten met een busje naar binnen wordt gereden. De hele groep rent er heen om te roepen en te zwaaien. Uiteindelijk vertrekt een deel van de groep naar binnen. De rest blijft zitten in het parkje voor de deur en wordt voortdurend voorzien van koffie en thee door sympathieke buren.
Op 23 september, om 9 uur ’s ochtends, begint dan eindelijk het proces, in de zwaarbeveiligde rechtszaal van Göteborg. Na de aanklacht en het eerste verweer van de advocaat komt de Zweedse aanklager, Thomas Ahlstrand met een opmerkelijke mededeling. Hij beklaagt zich erover dat hij niet alle informatie heeft gekregen voor Maartens uitlevering. Zo heeft hij de meeste video’s voor het eerst gezien op de voorlopige zitting in Zweden. Hij is in het bijzonder verbolgen over de videoband die vandaag nog moet worden ingebracht. Hij meldt dat hij op deze manier de zaak niet echt goed heeft kunnen voorbereiden en komt met de uitsmijter: ‘Dit zou kunnen betekenen dat het Maarten Blok helemaal niet is geweest die de agent heeft geslagen’. Dit zal hij later die ochtend nog een paar keer herhalen.
Vervolgens zegt hij het vreemd te vinden dat Maarten er niet alles aan heeft gedaan om zijn onschuld te bewijzen. Een normaal mens zou in zo’n situatie toch informatie die zijn of haar onschuld aantoont, opsturen? Hij begrijpt dan ook niet waarom Maarten niet de video’s en de namen van de getuigen vanuit Nederland heeft doorgegeven, hiermee min of meer suggererend dat Maarten misschien toch niet zo onschuldig is als hij beweert te zijn.
Hierna gaat hij in op het feit dat Maarten in eerste instantie meteen naar Nederland werd uitgezet en weer is vrijgelaten zonder aanklacht. Volgens Ahlstrand komt dit door het feit dat iedereen die gearresteerd werd binnen de omsingeling, aangeklaagd werd voor verstoring van de openbare orde. Omdat dit meer dan 300 personen waren, is besloten iedereen vrij te laten; er was gewoonweg geen tijd om alle zaken te behandelen. Het is in Zweden normaal dat buitenlanders die een niet al te zwaar misdrijf plegen (bijvoorbeeld winkeldiefstal) uitgezet worden zonder aanklacht. Als Maarten meteen zou zijn aangeklaagd voor het mishandelen van een agent zou hij volgens Ahlstrand zeker niet zijn vrijgelaten. Dat de geslagen agent vervolgens pas op 5 september een aanklacht indient, heeft volgens Ahlstrand niks te maken met het feit dat op hetzelfde moment de brief van Maarten aankomt waarin hij de Zweden aanklaagt voor vrijheidsberoving en het schenden van zijn recht op demonstreren. Volgens de aanklager zijn dit complottheoriëen die ver van de werkelijkheid staan. Opmerkelijk is vervolgens Ahlstrands bewering dat hij Nederland heeft gevraagd om Maarten in Nederland te mogen verhoren, maar dat hij nooit antwoord heeft gehad op deze vraag. Dit, terwijl tijdens de processen in Nederland over het toestaan van uitlevering van Maarten aan Zweden, de landsadvocaat nog volhield dat er vanuit Zweden geen verzoek was gekomen om Maarten in Nederland te horen.
Na een korte pauze is het de beurt aan de verdediging. Stig Centerwall brengt drie films in, waarvan een die nacht nog uit Oslo is gehaald. Deze films laten vanuit drie verschillende hoeken zien dat Maarten op de containers staat, ongewapend, rustig is en op een gegeven moment door een agent gesommeerd wordt naar beneden te springen. Er gebeurt wel het een ander boven op de containers, maar het is duidelijk te zien dat dat een stuk bij Maarten vandaan is.
Vervolgens wijst Centerwall op een aantal zaken uit het dossier. Zo zijn er verschillende foto’s gebruikt tijdens de fotoconfrontatie. In een rij met heldere, duidelijke foto’s werd van Maarten een vage, onduidelijke foto (een kopie van de foto in z’n paspoort) geplaatst, waar bovendien ook nog eens de letters ‘NL’ duidelijk op zichtbaar waren. Ook is er op het arrestatieformulier geen signalement ingevuld. In het algemeen zijn de formulieren slecht, onvolledig en elke keer anders ingevuld, en door veel verschillende personen. Ook wijst de advocaat op het feit dat een van de agenten heeft verklaard dat degene die geslagen zou hebben, halflang haar had, terwijl Maarten tijdens de EU-top een kaalgeschoren hoofd had.
Daarna gaat hij nog een keer terug naar het uitleveringsformulier. Op dit formulier staat niets over geweld tegen een agent. Er staat dat Maarten uitgezet wordt omdat er werd ‘verwacht’ dat hij iets zou gaan doen, dat hij deel uitmaakte van een groep waarvan werd ‘verwacht’ dat ze misdrijven zouden gaan plegen.
Hierna is het tijd voor de eerste getuige, Raymond Jönsson, de agent die met een stok op zijn hoofd zou zijn geslagen. Hij verklaart dat hij met een collega op de containers stond, zonder schild of knuppel, om de situatie in te schatten. Hij kwam vervolgens vast te zitten in een net boven op de container en werd daarna met een grote stok op z’n hoofd geslagen. Zijn collega zag dit en kwam hem te hulp. Na een korte worsteling zagen ze kans om de persoon van de container te duwen, aldus Jönsson. Hij heeft niet gezien hoe de persoon eruit zag, maar zegt zeker te weten dat deze later op de grond is aangehouden. Jönsson is later tijdens de EU-top gewond geraakt, en vervolgens op vakantie gegaan. Toen hij in augustus terug op z’n werk kwam, is er daar afgesproken dat agenten die iets was overkomen een aanklacht zouden indienen.
Nadat hij de films van de verdediging heeft gezien (waarop onder andere te zien is dat een agent door iemand geduwd wordt, omvalt en vast komt te zitten, waarna hij samen met een collega zijn aanvaller naar beneden werkt) verklaart hij dat dat niet de situatie is die hij beschreven heeft, en dat hij nooit op die plaats geweest is. Ook droeg hij naar eigen zeggen een ander uniform. Omdat Maarten ook op die video te zien is, moet het volgens Jönsson op een eerder tijdstip zijn gebeurd. Hij blijft er bij dat hij de persoon naar beneden heeft geduwd, dat hij heeft gezien dat die persoon weer naar boven probeerde te klimmen, dat hij heeft gezien dat de persoon vervolgens werd opgepakt, maar dat hij zich op geen enkele manier kan herinneren hoe die persoon er uit zag, wat voor kleren hij droeg en wat voor haardracht hij had. Ook nu hij Maarten in de rechtszaal ziet, kan hij niet zeggen of het Maarten is geweest of toch iemand anders. Ook in zijn antwoorden op vragen van Centerwall komt Jönsson niet veel verder dan: ’Ik weet het niet meer, het is al lang geleden. Wat ik toen verklaard heb, daar blijf ik bij, maar verder kan ik me niks meer herinneren’.
Vervolgens is het de beurt aan de collega van Jönsson, Mikael Wallin. Hij is degene die zich samen met Jönsson op de containers bevond op het moment dat het (vermeende) stok-incident plaatsvond. Hij vertelt hetzelfde verhaal als zijn collega, en kan zich verder net als Jönsson niet veel meer herinneren van de situatie. Ook hij herkent Maarten in de rechtszaal niet als degene die geslagen zou hebben, maar kan ook niet zeggen dat het Maarten niet geweest is. Verder vertelt hij, net als zijn collega, dat hij zeker weet dat de persoon die geslagen zou hebben op de grond gearresteerd is. Wallin verklaart dat hij naar een politie-eenheid uit Stockholm geroepen heeft dat ze de persoon moeten arresteren, omdat hij een politieman geslagen heeft, en dat deze eenheid dat ook gedaan heeft.
De volgende twee getuigen die de aanklager oproept, zijn twee van de agenten van de hiervoor genoemde groep uit Stockholm. De eerste, Löwinder, heeft daadwerkelijk iemand op de grond gearresteerd. De ander, Jörgen Nilsson, was daar niet bij, maar heeft iets later samen met Löwinder de arrestant naar de arrestantenbus begeleid. Löwinder verklaart dat ook hij zich weinig van de gebeurtenissen kan herinneren. Hij bevestigt dat hij heeft verklaard dat de arrestant volgens hem een witte helm op had. Hij zegt dat het zeker Maarten geweest moet zijn, omdat hij, voordat hij hem afleverde bij de bus, zijn paspoort heeft gepakt en zijn naam en paspoortnummer heeft opgeschreven op het arrestantenformulier. Het is zijn enige arrestant geweest die dagen, dus het moet Maarten wel geweest zijn. Waarom hij deze verklaring niet heeft ondertekend en geen tijdstip heeft genoteerd, kan Löwinder niet verklaren. Hij bevestigt verder de versie van Wallin: er werd vanaf de container naar ze geroepen dat ze deze persoon moesten arresteren, omdat hij een agent had geslagen, en dat ze dat hadden gedaan. Wie er precies riep kan Löwinder zich niet meer herinneren.
Agent Nilsson heeft hier verder niet veel aan toe te voegen. Hij heeft, zoals gezegd, alleen iemand naar de bus begeleid, weet niet wie dat geweest is, en kan -nu hij Maarten ter plekke ziet- bevestigen noch ontkennen dat hij het geweest is. Wel bevestigt hij dat hij in een telefonisch verhoor heeft verklaard, dat het om een persoon met halflang haar ging.
Inmiddels is het een uur of vijf ’s middags geworden en wordt de zitting voor deze dag gesloten. De stemming, die in de middag nog optimistisch was, met name omdat de aanklager zo onzeker overkwam, is omgeslagen. Dat is duidelijk te merken aan de reacties van de journalisten. Tijdens de lunch vertrouwde een verslaggeefster van de Goteborgs Posten ons nog toe dat vrijspraak logisch zou zijn; zelfs de aanklager twijfelde hardop aan Maartens schuld. Die avond spreken we haar opnieuw als we haar, samen met wat andere journalisten, op de manifestatiezien. Geen van de journalisten heeft iets hoopgevends te zeggen. Het verhaal van de aanklager is vaag, maar -zo stellen ze- Maarten heeft zelf ook geen sluitende verklaring voor zijn aanklacht die klopt met de verklaringen van de agenten. En agenten krijgen in de Zweedse rechtbank nu eenmaal standaard gelijk.
De geplande manifestatie vindt plaats op het plein tegenover de rechtbank. Alles is geregeld, een container waarop een dansvoorstelling wordt gegeven en een cursus ‘containerklimmen’, het spel ‘wie van de drie’ waarin de ‘echte Maarten’ moet worden aangewezen. Diverse sprekers spreken over Maartens zaak en over andere processen die al geweest zijn of die nog moeten komen. Ook is er muziek, poëzie, en wordt de nieuwste film over Maarten vertoond. De opkomst is niet massaal, maar de sfeer is goed en er is behoorlijk wat aandacht van de pers. Ook de Nederlandse pers blijft de hele avond bellen. Tegen de avond krijgen we berichten door uit de andere steden waar manifestaties zijn gehouden.
Terwijl het grootste deel van de steungroep bezig is de manifestatie in goed banen te leiden, samen met onze Zweedse ‘collega’s’, en anderen met de Nederlandse pers bezig zijn, is een klein groepje aan het overleggen over de juridische kant van het verhaal. Het is duidelijk dat het de verkeerde kant op gaat met het proces, alle Zweden die we spreken zijn erg negatief. Kunnen we nog iets doen? We pijnigen onze hersens. Als de advocaat klaar is in de rechtbank bellen we hem op. Duidelijk is dat hij zich ook ernstige zorgen maakt. We hebben een kort overleg in zijn auto.
Een spannende nacht
Bij het overleg blijkt het grootste probleem te zijn dat Maarten niet zelf met een sluitend verhaal kan komen dat overeenkomt met de verklaringen van de politiemensen. Hoewel hij daar officieel ook niet mee hoeft te komen – het zou eigenlijk de aanklager moeten zijn die Maartens schuld bewijst en niet Maarten die zijn onschuld bewijst – is dit het concrete dilemma waar we voor staan. De advocaat vraagt of zo’n verklaring nog ergens vandaan te halen is. We stellen dat dit praktisch niet mogelijk is, omdat de verklaringen van de agenten, zeker na wat we in de rechtbank hebben gehoord, eenvoudigweg niet allemaal kunnen kloppen. We komen tot de conclusie dat er maar één ding op zit, bewijzen dat er wordt gelogen. Probleem is echter dat we daar al 3 jaar mee bezig zijn, en dat we het wel aannemelijk maar niet spijkerhard kunnen maken. Aannemelijk is helaas gewoon niet goed genoeg. De advocaat gaat naar huis om de band nog een keer te bekijken, misschien dat daar een aanknopingspunt op te vinden is.
Kort daarna belt Stig, de advocaat, ons op: hij denkt dat hij aan de helmnummers van de agenten op de band kan zien dat het in de getoonde situatie toch om de agenten Jönsson en Wallin gaat (Zweedse agenten hebben een individueel nummer op hun helm). Helaas is het beeld op de videoband niet scherp genoeg om het met volledige zekerheid te kunnen zeggen. Hij vraagt of de steungroep misschien technische middelen heeft, waardoor de beeldkwaliteit verbeterd kan worden. De filmploeg van Twee Vandaag die in Zweden is om het proces te volgen, blijkt bereid ons te helpen, maar ook zij kunnen het nummer niet scherper krijgen, de kwaliteit van de band is te slecht. Plotseling ziet iemand van de steungroep echter een telefoonnummer op de videoband staan. Het is een Deens nummer, van iemand uit Kopenhagen. Ze belt het nummer, maar krijgt iemand aan de lijn die noch Zweeds, noch Engels spreekt. Gelukkig is er bij ons iemand in de buurt die Deens spreekt en met zijn hulp komen we er achter dat we – waarschijnlijk – de maker van de video-opnamen te pakken hebben. Hij heeft die nacht dienst in de studio waar ook de originele banden liggen, als we willen mogen we langskomen. De banden zijn van een formaat dat meestal van betere kwaliteit is dan de VHS die wij hebben, dus we besluiten het er op te wagen. De auto van de filmploeg met een tweede chauffeur, iemand van de steungroep en de Deense tolk vertrekken meteen. Het is een kleine kans, maar waarschijnlijk de enige om Maarten vrij te krijgen, geen tijd te verliezen dus!
De studio in Kopenhagen blijkt gelukkig makkelijk te vinden. De Deense filmmaker heeft ondertussen de banden al opgezocht. Het blijken niet alleen de goede banden te zijn, maar de beeldkwaliteit is ook nog eens haarscherp en de nummers op de helmen van de politiemannen zijn duidelijk te zien. Misschien gaat het toch nog lukken. Razendsnel wordt er weer terug naar Göteborg gereden, het is al midden in de nacht en het wordt nog krap om terug te zijn voordat het proces weer begint. Om zeven uur ‘s ochtends is de auto weer terug in Göteborg. Terwijl een lid van de filmploeg de beelden van het bandje omzet in een aantal scherpe foto’s, waarbij hij op aanraden van een lid van de steungroep niet alleen het nummer duidelijk maakt, maar ook laat zien dat de agent in kwestie een schild draagt, probeert een ander op Internet een mogelijkheid te vinden om de foto’s op tijd af te drukken. De avond ervoor hadden we ook al geprobeerd om een manier te vinden waarop we de beelden zouden kunnen laten afdrukken. Het resultaat was toen niet erg hoopgevend: kleurenprinters bleken schaars te zijn en printshops gaan niet voor negen uur ’s ochtends open. Plotseling valt het oog van de Deense jongen op een briefje op tafel. Er staat de naam van een drukkerij op. We googelen de naam en het bedrijf blijkt om acht uur open te gaan. We springen meteen weer in de auto.
Bij aankomst op het juiste adres blijken we de eersten te zijn, werknemers zijn nergens te bekennen. Gelukkig komt er al gauw een man die, verbazingwekkend genoeg, precies weet wie we zijn. Er blijkt de vorige avond te zijn gebeld, en hij weet dat we nogal haast hebben; we worden geholpen zodra de machines zijn aangezet. Al snel blijkt er echter een probleem te zijn: de printer, zo groot als een middenklasse caravan, heeft kuren en wil niet printen, en een gewone kleine kleurenprinter is er niet. Na een half uur reparaties en een schietgebedje van de vrouw die het apparaat bedient, slaat hij toch aan en zijn er prints. In vliegende vaart en de nodige verkeersregels overtredend, scheurt de auto vervolgens naar de rechtbank. De advocaat is al binnen en moet door een parketwacht uit de rechtbank gehaald worden. Als hij de prints krijgt, ziet hij het weer helemaal zitten. Zenuwachtig gaat iedereen naar binnen; hoe zullen rechter en aanklager op het nieuwe bewijsmateriaal reageren?
In de rechtzaal gaat Stig Centerwall meteen in de aanval. Hij wil nogmaals de laatste film van de vorige dag laten zien. Hierop was te zien dat een agent boven op de containers wordt geduwd door iemand, valt en vast komt te zitten in een net. Samen met een collega weet hij z’n aanvaller vervolgens van de container af te werken. Op de beelden is tevens te zien dat Maarten een flink stuk verderop ook op de container staat; het is dus uitgesloten dat hij degene is die de agent heeft geduwd. Agent Jönsson, degene die beweert met een stok op zijn hoofd te zijn geslagen, heeft gisteren op de eerste procesdag verklaard dat dit niet over hem gaat, en dat hij nooit op die plek op de containers is geweest. Centerwall laat vervolgens de prints die van de video gemaakt zijn aan de rechter, de aanklager en Jönsson zien en vraagt hen vooral te letten op het nummer op de politiehelm. Wat blijkt: dit is het nummer van de helm van Jönsson. Hij had zijn helm namelijk ingeleverd als bewijsstuk, en elke agent heeft een eigen individueel nummer. Centerwall stelt dat hier aangetoond is dat het niet Maarten is die de agent heeft aangevallen, maar dat het iemand anders moet zijn geweest. Afgezien van het feit dat er niet met een stok is geslagen maar dat Jönsson omver is geduwd, is het precies de situatie die Jönsson beschreven heeft.
Na deze beelden en foto’s neemt de aanklager het woord. Hij zegt tegen Jönsson: ‘We hebben nu gezien dat jij het bent op deze beelden, daar hoeven we verder niet meer over te twijfelen. Ben je vaker gevallen en door het net heen gezakt?’. ‘Dat weet ik niet meer.’ ‘Kun je je deze situatie herinneren?’ ‘Ik weet het niet meer, ik weet alleen dat ik met een stok ben geslagen.’ ‘Zou het niet kunnen zijn dat je zelf door alle commotie een verhaal geschapen hebt, en zaken hebt verwisseld?’ ‘Ik weet het allemaal niet meer precies, ik weet alleen dat ik met een stok ben geslagen. Ik blijf bij mijn verklaring van gisteren. Deze situatie moet eerder op de dag zijn gebeurd.’
Ook Centerwall heeft de nodige vragen aan Jönsson. Zo vraagt hij of Jönsson misschien twee keer aangevallen is. Deze kan zich dat niet herinneren. Ook vraagt hij hoe het komt dat Jönsson gisteren verklaarde geen schild en knuppel bij zich te hebben en nu op de beelden opeens wel. Is hij dan nog een keer naar beneden geklommen om deze te pakken? Jönsson weet het niet meer, maar zegt dat het zou kunnen, ze waren ruim een half uur op de containers.
Hierna is het de beurt aan de getuigen van de verdediging. De eerste twee waren bij Maarten op het moment dat ze de school verlieten om te proberen over de containers te komen. Ze hebben gezien dat Maarten op de containers stond om mensen naar boven te helpen, dat hij ongewapend was, dat er verder niet veel aan de hand was en dat hij opeens naar beneden viel. Daar belandde hij op de grond waar hij met veel geweld vastgehouden werd door een aantal agenten. Hierna werden de mensen die daarbij in de buurt stonden weggeduwd en uiteindelijk gearresteerd.
De andere twee getuigen stonden op dat moment buiten de politieomsingeling, maar zagen goed wat er op de containers gebeurde. Een van hen verklaarde dat hij zich Maarten goed herinnerde omdat iedereen, die het lukte om van binnen uit op de containers te klimmen, er meteen aan de buitenkant weer afsprong om te ontsnappen. Maarten was de enige die bleef staan om anderen te helpen ook op de containers te komen. De aanklager heeft vooral na het zien van de foto’s duidelijk de moed verloren. De verklaringen van de getuigen maken de zaak er voor hem niet beter op. Hij heeft dan ook eigenlijk geen vragen aan de getuigen.
Na de lunch is het tijd voor de eis van de aanklager en het slotpleidooi van Stig Centerwall, de advocaat van Maarten. Ahlstrand wijdt eerst nog een tijd uit over van alles en nog wat, en komt bijvoorbeeld terug op de suggestie dat Maarten aangeklaagd is omdat hij zelf een klacht heeft ingediend. Dit is onzin, volgens Ahlstrand. Hierna zegt hij dat Maarten in elk geval niet in Zweden hoeft te blijven, dat ook als hij wel veroordeeld wordt, hij meteen naar Nederland kan reizen, en dat men daar dan maar moet bekijken of hij ook daadwerkelijk z’n straf moet uitzitten. Hij moet toegeven dat na deze twee dagen niet uit te sluiten valt dat er een persoonsverwisseling heeft plaatsgevonden. Hij wil dan ook geen eis indienen, en laat de zaak over aan de rechter.
Stig Centerwall wil vooral niet dat de verschillende politiemensen er zo makkelijk van af komen. Hij gelooft er niks van dat, met name de twee op de containers, zich niks meer kunnen herinneren van de gebeurtenissen. Politieagenten die in zo’n situatie aangevallen worden, of zelfs twee keer zoals zij beweren, kunnen zich dat zeker nog wel herinneren, aldus Centerwall. Hij komt nog even terug op de verklaring van Jönsson over het schild en de knuppel. Jönsson beweert dat hij zonder schild en knuppel op de container was, toen hij werd aangevallen en met een stok werd geslagen. De beelden waarop we zien dat hij wordt omvergeduwd zouden voor die tijd moeten zijn gemaakt, want daar staat Maarten nog op. Deze redenatie volgend, zou dit dus moeten betekenen dat Jönsson nadat hij is omvergeduwd en bekogeld met flessen en stokken door een mensenmenigte die zich inmiddels rond de containers had gevormd, naar beneden is geklommen, z’n schild en knuppel heeft neergelegd en weer op de containers is geklommen. Hier zou Maarten hem dan vervolgens hebben aangevallen. Volledig ongeloofwaardig, aldus Centerwall. Een agent gaat zijn bescherming niet neerleggen als hij net is geslagen om vervolgens nog wat rond te gaan kijken. Het is duidelijk: er is sprake van persoonsverwisseling en Maarten moet worden vrijgelaten.
Maarten komt vrij!
Hierna trekt de rechter zich terug om te bepalen of hij die middag nog uitspraak zal doen of dat nog zal uitstellen. Hij besluit tot het eerste en een half uur later zit iedereen vol spanning weer in de rechtszaal.
De rechter draait er vervolgens niet lang om heen. Het is duidelijk dat Jönsson is aangevallen en dat Maarten is aangehouden. Het is echter onduidelijk of dat over dezelfde gebeurtenis gaat. Er is mogelijk een vergissing gemaakt en er is grote twijfel of Maarten wel een agent heeft aangevallen. In ieder geval is niet onomstotelijk vast komen te staan dat Maarten schuldig is en daarom moet hij onmiddelijk worden vrijgelaten. In enkele korte zinnen wordt drie jaar stress en onzekerheid aan de kant geveegd, het is bijna onwerkelijk…
Maarten krijgt zijn spullen, moet nog wat formulieren invullen en kan de rechtbank verlaten. Buiten wordt hij bedolven onder vrienden en familie en ook de Zweedse pers is uitgerukt. In eerste instantie liet die het ‘s ochtends afweten; na de eerste procesdag ging men er van uit dat Maarten veroordeeld zou worden. Toen zij echter in de lunchpauze gebeld werden door de steungroep met de mededeling dat het bewijs was geleverd dat de agenten gelogen hadden, werden ze weer enthousiast. Een journalist van de Goteborgs Posten kon een ‘We’re gonna nail the Bastards’ niet onderdrukken… Kranten, radio en televisie zijn die middag vertegenwoordigd, meer nog dan op de ochtend van de eerste procesdag. Groot is aanvankelijk het ongeloof en daarna het enthousiasme ook onder de Zweedse bekenden. Een moeder van een eerder veroordeelde jongen komt speciaal naar de rechtbank om te vertellen dat dit de meest gelukkige dag in haar leven is sinds 2001. Bij familie en vrienden stromen de tranen vrijelijk.
De eerste uren is Maarten vooral bezig de Zweedse, en telefonisch de Nederlandse pers te woord te staan. Na een tijdje is het echter wel genoeg geweest en wil iedereen, en vooral Maarten, gewoon naar huis. Via de Zweedse consul is inmiddels een tijdelijk reisdocument aangemaakt voor Maarten, omdat zijn paspoort in beslag was genomen en verlopen is. Iedereen stapt weer in de bus en, uitgezwaaid door enthousiaste Zweden, kan eindelijk de champagne ontkurkt worden. De volgende ochtend komt de bus in Amsterdam aan waar er natuurlijk ook nog een ontvangstfeestje gevierd moet worden en wat pers toegesproken. De vermoeidheid slaat nu toch wel toe en langzaam verdwijnt iedereen naar huis. Na zo’n succesvol reisje slaapt het in ieder geval een stuk lekkerder.