Overtuiging en Geweld, een boek over de RaRa
Geweigerd door Vrij Nederland, 1995
Eigenlijk had dit hèt boek over de RaRa moeten worden. Een gedegen onderzoek naar Neerlands enige echte revolutionaire activisten. De wortels van de geweldadige acties tegen apartheid blootgelegd, afgezet tegen de reacties van overheid en bedrijfsleven.
De schrijver had de juiste achtergrond en de beste bedoelingen. Bovendien had hij een promotieplaats aan het Leids Instituut voor Sociaal Wetenschappelijk Onderzoek. Hij had dus de tijd en het geld, maar hij had ook een groot probleem. Het object van onderzoek werkte niet mee. De RaRa was, ook voor Frank Buijs, niet te vinden. En de mensen die ooit, in 1988, werden gearresteerd, wilden niet praten. Ook de betrokken ambtenaren weigerden, in belang van het opsporingsonderzoek, medewerking te verlenen.
Frank Buijs zag zich gedwongen tot een andere aanpak. Het nu verschenen boek, Overtuiging en Geweld, vreedzame en gewelddadige acties tegen apartheid, is bijna uitsluitend gebaseerd op schriftelijk materiaal. De gesprekken die hij voerde waren off the record. Deze noodgedwongen eenzijdige raadpleging van bronnen levert een vertekend beeld van de werkelijkheid op.
Waarom wordt een gebouw in brand gestoken? Politiek gemotiveerde gewelddaden moeten begrepen worden vanuit de aard van de eraan ten grondslagliggende politieke strijd.
Frank Buijs heeft geprobeerd de RaRa te duiden, eerst door haar te plaatsen binnen de toenmalige maatschappelijke verhoudingen en daarna aan de hand van haar eigen verklaringen.
Hij schetst de Nederlandse anti-apartheidsstrijd in vogelvlucht: de geschiedenis van de gevestigde komitees en hun moeizame lobby voor verandering van het regeringsbeleid. Na jaren tevergeefs pleiten voor een handels-embargo treedt in die kringen een zekere verbittering op, wat de weg vrijmaakte voor hardere acties.
De roots van de RaRa legt Buijs bij de kraakbeweging. In de samenvatting van de opkomst en de ondergang komt de kraakbeweging naar voren als een politiek-strategische groepering, die aanvankelijk succes had met het concept van ‘dreiging met maximaal geweld’ en vanaf 1980 steeds vaker daadwerkelijk overging tot de confrontatie.
Op de directe lijn van die doelbewust gewelddadige beweging naar de RaRa is maar één tussenstation, en dat zijn de anti- militaristen: ‘Onkruit is zowel personeel als politiek- ideologisch een van de bronnen van de radicalisering van ‘de beweging’ en in zekere zin een voorganger van gewelddadig actiegroepen die zich later hebben gemanifesteerd.’
De ervaringen in de politieke strijd hebben de betrokken activisten volgens Buijs gesterkt in hun opvatting dat zij een historische taak te vervullen hadden. Daarbij hoorden verdergaande actiemiddelen ‘zoals inbraak, vernieling of het in elkaar slaan van mensen’.
Enig bewijs voor deze gang van zaken wordt in het boek niet geleverd. Sterker nog, Buijs zaagt de poten onder zijn eigen stoel vandaan. Hij bekritiseert de perskonferentie na de arrestatie van acht actievoerders (“RaRa uit de anonimiteit gehaald!”) waar politiewoordvoerder Wilting breed uitpakte over ‘allerhande verdenkingen en vermeende betrekkingen’: ‘De vroeger gesuggereerde link met de traditionele kraakbeweging bleek nauwelijks te bestaan, wel met ‘de antimilitaristische hoek’. Vervolgens stelt Buijs dat naderhand gebleken is dat dit niet meer inhield dan dat n van de vier vermoedelijke kernleden van de RaRa wel eens wat te maken had gehad met Onkruit.
Waar en wanneer zulks gebleken is komt de lezer niet te weten, noch acht Buijs dit van belang voor zijn eigen betoog.
Omdat discussies tussen de RaRa en de meer gevestigde anti- apartheidscomitees voornamelijk op papier werden gevoerd, was het niet zo moeilijk daar een uitgebreid overzicht van te maken. In Overtuiging en Geweld zijn voor het eerst alle partijen bij elkaar gebracht in prettig leesbare hoofdstukken.
Voor de betekenis van de RaRa voor wat er nog restte van ‘de beweging’ waren minder schriftelijke bronnen beschikbaar. Maar met name waar het gaat over het opsporen van de RaRa ontstaan grote problemen. Buijs citeert vrijelijk uit het opsporingsdossier van René R. en kreeg daarbij aanvullende informatie die hij wel gebruikt, zij het zonder bronvermelding. Dat levert een aantal suggestieve, vaag geformuleerde verhaaltjes op.
Over een inbraak bij het Marokkaanse consulaat in Amsterdam, bijvoorbeeld, in 1984. Een proces verbaal uit het RaRa-dossier meldde dat ‘volgens ontvangen informatie’ een aantal van de later gearresteerde mensen bij de actie betrokken waren. In deze zaak zijn indertijd geen arrestaties verricht, maar Buijs weet hoe de politie aan de namen kwam. Hij schrijft: ‘Naar het schijnt waren één of meerdere betrokkenen in de bewuste periode in het vizier van een pro-actieve dienst en werden ze in de gaten gehouden.’ De gewaarschuwde politie kwam pas opdagen toen de vogels al waren gevlogen. Later dat jaar was er een aanslag op het Van Heutszmonument in Amsterdam, de actie werd telefonisch geclaimd bij het Marriot-hotel. Buijs: ‘Van deze claim is een bandopname gemaakt, waarin het LCT later (in 1987) de verdachte R.R. meende te herkennen. In 1984 leidde de opname niet tot vervolging van R.R. en vermoedelijk ook niet tot herkenning, maar bij het doorspitten van de eerdergenoemde zevenhonderd zaken zal dit voorval weer naar boven zijn gekomen.’
Buijs gebruikt deze ‘reconstructie van de vermoedelijke gang van zaken’ bij de opsporing van de RaRa en de ‘relatie die de recherche vermoedelijk heeft gelegd’ voor conclusies over ‘de specifieke problematiek van de opbouw van een hechte groep die politiek gewelddadig activisme bedrijft.’ Ook op het subversieve terrein van inbraak en brandstichting komt vakbekwaamheid slechts met de tijd, stelt hij. ‘De beschreven eerste acties van ‘kernleden’ van RaRa hadden tal van amateuristische aspecten, die hun latere opsporing hebben vergemakkelijkt.’
Zo makkelijk is die opsporing toch niet verlopen. De veel meer voor de hand liggende conclusies, namelijk die over de gehanteerde opsporingsmethoden, trekt Buijs niet.
De aanwijzingen in die eerdere zaken waren zo mager dat ze de rechtszaal niet eens hebben gehaald.
Een proces-verbaal dat begint met ‘volgens ontvangen informatie’ dient niet alleen voor het verwerken van tips van anonieme informanten. Sinds de IRT-affaire weet iedereen dat ook bijzonderheden verkregen via allerlei onkontroleerbare observaties zo hun weg vinden naar het strafdossier.
En hoe wist de politie dat de stem op het bandje die van René R. was? Met welke opname is dat vergeleken? Werd René’s telefoon al in 1987 afgeluisterd? Was hij toen al verdachte? Dat de in 1988 gearresteerde mensen behoorden tot de ‘kernleden’ van de RaRa staat voor Buijs blijkbaar vast, maar wordt nergens onderbouwd. Terwijl tegen zeven van de acht arrestanten niet eens voldoende bezwaren bestonden om ze na vier dagen in bewaring te stellen. Buijs vertrouwt blindelings op wat zijn zegslieden hem influisteren, zonder daar al te veel vraagtekens bij te zetten. En wie gaf hem eigenlijk inzage in het opsporingsdossier? De verdachten of hun advokaat in ieder geval niet.
Na het afbranden van de vierde Makro in Nuth besloot de SHV zich terug te trekken uit Zuid Afrika. Over de precieze achtergronden van dat vertrek is het laatste woord nog niet gezegd. Buijs geeft een nauwgezet verslag van de ruzies tussen de overheid en de eigenaren van de SHV, de Fenteners van Vlissingen. De regering weigerde deel te nemen in een waarborgfonds voor schade door politieke aanslagen en kon SHV geen garanties geven voor extra bewaking. Ook Paul Fentener van Vlissingen zelf houdt de mythe in stand dat de door minister Korthals Altes verspreidde roddel over tekortkomingen in de brandveiligheid van de Makro, de druppel was die de emmer deed overlopen. In Ondernemers zijn ezels blijkt dat Fenenter ervan overtuigd is dat er krachten in het spel waren die de Makro de nek wilden omdraaien. Dit Haags complot stuurde zelfs een BVD-er op hem af met het verhaal dat zijn dochter was gesignaleerd bij RaRa-bijeenkomsten.
Een week na de beslissing te vertrekken had SHV al haar belangen in Zuid Afrika verkocht. Die snelheid wekte hier en daar verwondering. NRC Handelsblad ging destijds op onderzoek uit en sprak met directieleden van het verkochte Makro- bedrijf. Die vertelden dat Fentener van Vlissingen al in Zuid Afrika was op zoek naar de hoogste bieder, op het moment dat de verzekering de dekking opzegde. Dat de verkoop geregeld was vòòr in Nederland de hooglopende ruzie uitbrak, werpt een ander licht op het verhaal van de machtige multinational op de knieën gedwongen door geweld. Helaas werden deze stemmen uit Zuid Afrika niet gehoord.
Buijs geeft wel vaker een wat eenzijdig beeld. Bijvoorbeeld als het gaat om de houding van Shell. Ook dat bedrijf had het in de jaren tachtig zwaar te verduren: een jarenlange boycotcampagne, nachtelijke slangensnijders en zelfs RaRa bleef Shell niet bespaard.
De vraag is wat het bedrijf heeft ondernomen tegen al dan niet gewelddadig activisme. ‘In activistische kringen circuleren hierover de meest fantastische verhalen’, schrijft Buijs. Op het gerucht dat het bedrijf zich actief zou hebben beziggehouden met het inwinnen van informatie over gewelddadige activisten wordt door de verantwoordelijke functionarissen met verbazing gereageerd. Welnee, het ongestoord functioneren van het bedrijf stond voorop.
Slangensnijden werd als minor disease geaccepteerd en toen de indruk bestond dat de politie de acties niet serieus genoeg nam is president-directeur Hooykaas persoonlijk gaan praten met de verantwoordelijk procureur-generaal. Een hoge functionaris ‘ontkent categorisch’ dat Shell een beroep deed op gespecialiseerd onderzoeksbureaus voor een analyse van de radicale tegenkrachten. Shell maakte uitsluitend gebruik van eigen mensen en publieke bronnen.
Goede relaties met politie en veiligheidsdiensten zijn natuurlijk van groot belang. Wat Buijs niet vertelt is hoe innig die betrekkingen zijn. Shell formaliseerde haar contacten door het voormalig hoofd van de Plaatselijke Inlichtingen Dienst (PID) bij de Amsterdamse politie weg te kopen. Een gouden greep voor het in kaart brengen van de omvang en kracht van de actiegroepen. De nieuwe chef security, Erik van der Veer, kon bij het opstellen van risico-analyses voor Shell eind jaren tachtig altijd een beroep doen op zijn voormalige collega’s, de CRI en de BVD. In het boek het Politiecomplex van Bob Hoogenbooom (1994), een onderzoek naar het grijze gebied tussen politie en particuliere diensten, vertelt Van der Veer dat hij daar volop gebruik van maakte. Buijs laat deze informatie weg en is geneigd de ontkenningen van Shell te geloven. Hij concludeert: ‘Het is goed mogelijk dat de aangestipte geruchten voortkomen uit een vorm van complotdenken van activisten die bovendien geneigd zijn om de betekenis van hun eigen (geweld)daden te overschatten.’
‘RaRa was de enige groep in Nederland het gebruik van gewelddadige middelen verbond met pogingen om een revolutionaire ideologie te verbreiden, een coherente strategie toe te passen en aanhang te winnen. Dat maakte de groep, in vergelijking met alle hiervoor beschreven groepen en groepjes, tot een uitzonderlijk verschijnsel in de Nederlandse politiek. Het was het enige groepje dat langdurig heeft bestaan, dat onafhankelijk van een massabeweging kon opereren en dat een herkenbare, eigen politieke ontwikkeling heeft doorgemaakt.’
Misschien is Frank Buijs geneigd de betekenis van de RaRa enigszins te overschatten.
Overtuiging en geweld, Vreedzame en gewelddadige acties tegen apartheid.
Frank Buijs
uitg. Babylon-de Geus
f 39,90
ISBN 90 6222 306 0
Ondernemers zijn ezels
Paul Fentener van Vlissingen
uitg. Balans
f 32,50
ISBN 90 5018 295 x