Van claimbrieven wil de politie altijd graag het origineel hebben. Of een zo origineel mogelijke versie. Als niet goedschiks, dan kwaadschiks.
Met de gevestigde media heeft zich een soort rituele dans ontwikkeld in de loop der jaren. Als de politie op zoek is naar bewijsmateriaal, bij de televisie vaak -niet uitgezonden- beelden van ongeregeldheden, komen ze daar eerst gewoon om vragen. Een redactie met een beetje eergevoel weigert in eerste instantie het bewuste materiaal zonder meer uit handen te geven. De politie dreigt dan de officier van justitie er bij te halen, om officieel de ‘uitlevering’ van de claimbrief of de tapes te eisen. Moet je doen, zegt de journalist. Als er dan een gezelschap heren op de stoep staat, wordt er voor de vorm nog even moeilijk gedaan. Maar het dreigen met huiszoeking is voor redacties meestal genoeg om door de knieën te gaan. De vraag is of justitie bij gevestigde media in zo’n geval daadwerkelijk een inval zou doen. Huiszoeking bij journalisten ligt erg gevoelig en komt niet vaak voor. De invallen bij Feike Salverda en Peter. R. de Vries, thuis en op hun werk, vonden plaats in verband met de legendarische gestolen floppies van Valente. De twee werden beschuldigd van hand- en spandiensten aan criminelen, en van heling van bij justitie gestolen materiaal. Wel even iets anders dan de situatie bij Ravage.
Een overeenkomst ligt in het feit dat justitie uit gebrek aan aanknopingspunten op zoek gaat bij journalisten. Als bliksemafleider voor het eigen falen, wordt de boodschapper van het slechte nieuws over misdaadbestrijding aangepakt, zei de advocaat van De Vries bij het proces. De journalisten werden overigens ontslagen van rechtsvervolging. Omdat informatie en gegevens niet onder heling vallen. En omdat uitingsvrijheid in internationale verdragen zwaarder weegt dan de strafbare feiten waar het om ging.
Er zal ‘niet lichtvaardig’ worden overgegaan tot politie-invallen bij journalisten om materiaal te bemachtigen. Dit verzekerde minister Sorgdrager eind vorig jaar de Nederlandse Vereniging voor journalisten, na bovengenoemde huiszoekingen en de inval bij het journalistencollectief Opstand. Twee gronden kunnen een inval rechtvaardigen. Ten eerste de situatie waarbij een journalist beschikt over gestolen materiaal en weigert dit af te geven. Ten tweede noemde de minister de verdenking dat een journalist als verlengstuk fungeert van een criminele organisatie. Dat laatste noemt een commentator van NRC Handelsblad niet ongevaarlijk. Journalistiek berichtgeving als ‘verlengstuk’ van criminele praktijken impliceert een overheidsoordeel over de inhoud. ‘En nog wel een op gevaarlijk vage gronden, want onze strafwet kent de term ‘verlengstuk’ niet. Zo’n oordeel roept bovendien al gauw de vraag op of de justitie selectief te werk gaat tegen berichtgeving die haar niet zint.’ schreef Frank Kuitenbrouwer in de NRC.
Een journalist heeft in Nederland geen verschoningsrecht. Een wetsvoorstel om zoiets te regelen is al jaren in voorbereiding, maar heeft kennelijk geen prioriteit.
Alleen in bijzondere omstandigheden hebben journalisten het recht te zwijgen over hun anonieme bronnen. Het Hof bepaalde dit in een rechtszaak van de voormalige burgemeester van Brunssum tegen twee journalisten. ‘Het is in ene democratische samenleving van groot belang dat door nieuwsgaring van de media misstanden ter algemen kennis van het publiek worden gebracht. Het spreekt vanzelf dat dit belang er in hoge mate mee is gedien dat de journalist onder omstandigheden de identiteit van zijn informanten niet hoeft te openbaren, opdat zijn bronnen van informatie niet opdrogen’, aldus het Hof.
Als Ravage zonder meer claimbrieven gaat doorgeven aan de politie, zullen actiegroepen er wel twee keer over nadenken voor ze -op wat voor manier dan ook- contact zoeken met de redactie. De ‘bronnen voor informatie’ zouden dan opdrogen.
Ravage was bij de huiszoeking zelf geen verdachte, het enig aanwezige redactielid was daarmee getuige. (Alhoewel hij als verdachte werd behandeld, hij mocht alleen de advocaat bellen, en verder niemand waarschuwen en hij mocht niet weg).
Getuigen is een burgerplicht. Maar een journalist is geen gewone getuige, zei de Nederlandse vereniging voor rechtspraak (NVR) in 1990 in een briefwisseling met de NVJ. Terughoudendheid past bij het oproepen van journalisten als getuige of bij inbeslagneming van journalistiek materiaal. De journalist -en de samenleving- hebben ‘alleszins belang bij een zo onbelemmerd mogelijke nieuwsgaring’ en dat kan het bezwaarlijk maken informatiebronnen bekend te maken. Zelfs als het om justitie gaat, schreef de NVR. Het uitleveren van een claimbrief kan de vrije nieuwsgaring in de toekomst behoorlijk belemmeren. Het inbeslagnemen van alle computers, de abonneadministratie en een deel van het archief doet dat zeker.
Wat dat betreft heeft het RaRa-team het bij het radicale maandblad Konfrontatie achteraf bezien netter aangepakt. Daags na de aanslag op het ministerie van Sociale Zaken in 1993 in Den Haag was de politie Haaglanden aan de deur bij Konfrontatie. De politie deed alle mogelijke moeite in contact te komen met bestuursleden van de stichting Konfrontatie. Doel was een geprek over plaatsing van communiqu‚s en een interview met de RaRa in het blad. De redactie had daar geen zin in, en vroeg de politie hen voortaan met rust te laten.
Dat had ook heel anders af kunnen lopen.
Redacteuren van Konfrontatie waren wel te gast in KRO’s Brandpunt.
Prompt kreeg KRO-journalist John Peters bezoek van de politie Haaglanden met de vraag alles wat hij van Konfrontatie had gekregen af te staan. Blijkbaar was het rechercheteam op zoek naar het origineel van de uitgebreide persverklaring van de RaRa. Voor John Peters was de druk zo hoog, dat hij besloot zijn bronbescherming op te geven. Uiuteraard had hij een kopie van de persverklaring gekregen.