DNA in de strijd tegen staatsvijanden
gepubliceerd in Ravage nr 10, 3 augustus 2001
door RONJA
Jongstleden januari 2001 heeft het Bundesgerichtshof (de hoogste Duitse rechtbank) het hoger beroep van één van de twee veroordeelden in het proces tegen de Antiimperialistische Zelle (AIZ) afgewezen. Op 1 september 1999 waren de aangeklaagden Bernhard Falk en Michael Steinau veroordeeld tot respectievelijk 13 en 9 jaar gevangenisstraf. Ze werden veroordeeld voor diverse pogingen tot moord in samenhang met aanslagen waarbij springstof werd gebruikt, en het voorbereiden van een aanslag. Bernhard Falk heeft gedurende het hele proces geweigerd verklaringen met betrekking tot de aanklacht af te leggen. Michael Steinau heeft zijn eigen betrokkenheid bij een aantal aanslagen toegegeven.
Het Openbaar Ministerie had hen ook aangeklaagd wegens het beruchte artikel 129a van het Duitse Wetboek van Strafrecht, lidmaatschap van een terroristische organisatie. De rechtbank wees deze beschuldiging echter af aangezien het OM slechts twee leden kon presenteren en er voor een beschuldiging op grond van deze paragraaf minimaal drie leden van een vermeende organisatie vereist zijn. Daarentegen meende de rechtbank wel dat “er niet vastgesteld had kunnen worden dat er geen terroristische organisatie bestaan heeft”. Volgens de rechtbank lag dat met name aan het dwarsliggen van het ministerie van Binnenlandse zaken van de Duitse deelstaat Nordrhein-Westfalen, die bepaalde akten van de Verfassungsschutz [Duitse binnenlandse veiligheidsdienst] niet vrij wou geven.
Deze zelfde Verfassungsschutz had een belangrijke rol gespeeld tijdens het proces door het presenteren van een gesuggereerde samenhang van mensen uit met name de stad Aken die betrokken zou zijn geweest bij de AIZ. Dit hersenspinsel van de Duitse geheime dienst is gebaseerd op de verslagen en analyses van jarenlange verdekte observatie door de Verfassungsschutz van een groot aantal mensen in de Akense linkse scene. De analyses van de Verfassungsschutz met betrekking tot Falk en Steinau waren medebepalend bij de beslissing van de rechtbank om tot veroordeling van het tweetal over te gaan. Er waren namelijk helemaal geen directe bewijzen die op schuld van een van beiden wees (totdat Steinau in de biechtstoel kroop).
In een uitgebreide bijlage bij het Amsterdamse actieblad Ravage nr. 273/274 van 18-12-1998 werd de hele voorgeschiedenis en het verloop van het proces tot dan toe uit de doeken gedaan (nog na te lezen op de website van Jansen en Janssen, internet: https://www.burojansen.nl/artikelen/Ach.htm). Uit in die bijlage afgedrukte kopieën van fragmenten uit de observatieverslagen van de Verfassungsschutz blijkt dat dit hele hersenspinsel gebaseerd is op waarnemingen dat diverse mensen – uit met name Aken – zich (on)regelmatig bij elkaar thuis of in één of andere kroeg troffen. Tijdens het proces werd ook bekend dat het Duitse OM een nieuw gerechtelijk vooronderzoek “wegens lidmaatschap van de terroristische organisatie AIZ en het plegen van andere misdrijven” had geopend tegen drie vrouwen die actief waren in de Akense linkse scene. Blijkbaar moet en zal het OM tenminste een derde lid van de AIZ vinden. Waar dit soort onaangenaam en neurotisch gewroet toe leidt blijkt uit de recentste ontwikkelingen in deze zaak.
In de periode van eind april tot medio juni 2001 ontvingen de eerder vermelde drie vrouwen een brief van een onderzoeksrechter bij het Bundesgerichtshof, waarin hen werd medegedeeld dat het OM bij het hof een aanvraag had ingediend om deze drie vrouwen lichaamscellen af te mogen nemen voor de vaststelling van een DNA-profiel. Deze aanvraag wordt beargumenteerd met de beschuldiging dat deze drie vrouwen ervan verdacht worden lid te zijn van een terroristische organisatie en evenzeer van poging tot moord en andere misdrijven. Dat zou blijken uit de nauwe en deels conspiratieve contacten met het AIZ-lid Bernhard Falk, zowel als de tijdens het proces door de geheime dienst van Nordrhein-Westfalen over Falk en Steinau gepresenteerde gegevens”. Hier wordt in feite twee maal hetzelfde aangevoerd, aangezien deze “nauwe en conspiratieve contacten” ook slechts gebaseerd zijn op de interpretatie van observaties van diezelfde dienst en informatie uit niet nader geïdentificeerde bronnen van die dienst. Op grond van deze `feiten’ worden nu drie vrouwen gevorderd lichaamscellen af te staan. Het OM wil deze DNA-analyse laten uitvoeren aangezien er in een park, in de buurt van een van locaties waar de AIZ in 1993 een aanslag op gepleegd zou hebben, sigarettenpeuken zijn gevonden waarop DNA-resten zijn vastgesteld die niet toebehoren aan Falk en Steinau.
Twee vrouwen die in Aken wonen hebben via hun advocaten laten weten dat ze niet akkoord gaan met een afname van lichaamscellen. De advocaten hebben inzicht geëist in het dossier. Eén van de twee advocaten heeft begin juni een deel van de dossiers op zijn kantoor bezorgd gekregen. De derde vrouw, die in Nederland woonachtig is, heeft medio juni ook een dergelijke brief ontvangen. Haar advocate heeft dossierinzage geëist en het Bundesgerichtshof heeft begin juli laten weten de `relevante dossiers’ aan de advocate te doen toekomen.
Op dit moment is het moeilijk in te schatten met welke intentie de Duitse Justitie de AIZ-zaak weer oprakelt. Enerzijds is het duidelijk dat ze graag haar DNA-databank uitbreidt met de profielen van zoveel mogelijk linkse activisten. Anderzijds blijft de mogelijkheid bestaan dat ze werkelijk het fantoom van de “terroristische organisatie AIZ” blijft najagen en tot realiteit wil maken – door op zijn minst een vereist derde lid te voorschijn te toveren. De enige reden die Justitie aanvoert voor de DNA-afname is het vermeende contact dat de drie vrouwen met een van de reeds veroordeelden zouden hebben gehad. Zelfs als dat zo geweest zou zijn dan is dat noch geen bewijs. En dan de aanleiding: twee gevonden peuken in een park in de buurt van een pand waarop een aanslag is gepleegd. Er is geen enkele aanwijzing, laat staan bewijs, dat doet vermoeden dat een of meerdere van de drie vrouwen (ooit) in het publiek toegankelijke park zou(den) zijn geweest. Het lijkt er verdacht veel op dat koste wat het kost een derde lid gevonden moet worden.
Voorlopig moet afgewacht worden hoe het Bundesgerichtshof zal gaan besluiten in deze zaak. Als de aanvraag van het Duitse OM ingewilligd wordt, dan valt er te verwachten dat de Duitse Justitie een internationaal rechtsbijstandverzoek zal indienen bij het Nederlandse Ministerie van Justitie voor ondersteuning bij de DNA-afname bij de in Nederland verblijvende vrouw. Als het Nederlandse Ministerie van Justitie besluit daar aan mee te werken, dan zal dat – voor zover bekend – de eerste keer zijn dat er in Nederland DNA-materiaal afgenomen wordt van een linkse activist(e) op verzoek van een collega EU-land.
DNA ALS ZALIGMAKEND OPSPORINGSMIDDEL?
Het afnemen van DNA-materiaal bij verdachten of veroordeelden heeft de laatste jaren in Duitsland – en ook in de overige EU-staten – een hoge vlucht genomen. In een toenemend aantal landen is in de nationale wetgeving opgenomen dat bij bepaalde categorieën misdrijven van verdachten, of reeds veroordeelden, lichaamscellen (in de vorm van wangslijm, bloed of haren) afgenomen mogen worden ter vaststelling van het DNA-profiel van de persoon in kwestie. Deze DNA-profielen worden vervolgens in databanken opgeslagen. De invoering van deze wettelijke mogelijkheden is in diverse landen – ook in Nederland – beargumenteerd met de redenering dat dit middel met name in geval van moord en zware zedendelicten ingezet zou worden. In Duitsland wordt de beruchte paragraaf 129a geregeld gebruikt als aanleiding voor de afname van DNA-materiaal. Zoals bekend is §129a in veel gevallen een kapstokparagraaf waarmee de opsporingsdiensten vergaande bevoegdheden hebben om op eenvoudige wijze grote groepen mensen in kaart te brengen die politiek actief zijn.
De Bondsrepubliek heeft volgens eigen zeggen in ruim twee jaar tijd een bestand van meer dan 118.000 DNA-profielen opgebouwd. Dagelijkse worden 2500 nieuwe profielen toegevoegd. Het afgelopen half jaar zijn tientallen gevallen bekend geworden van linkse activisten die werden gedwongen tot afname van DNA-materiaal omdat ze werden verdacht van lidmaatschap van een terroristische, of criminele organisatie. Tevens zijn een aantal voormalige politieke gevangenen die al jaren op vrije voeten zijn, gedwongen tot het afstaan van dit materiaal.
In Nederland is het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) in Rijswijk belast met het opbouwen van de DNA-databank. Juli 2000 bevatte deze databank volgens eigen opgave 1070 daderprofielen. De verwachting van Fred Tullener, die als beleidsmedewerker van het Nederlands Politie Instituut betrokken is bij het project Uitbreiding DNA-onderzoek, is dat – met de verruiming van de wetgeving voor het afnemen van celmateriaal bij verdachten, en als gevolg van de resultaten van het proefproject DNA bij inbraken – het aantal vast te stellen DNA-profielen in de toekomst circa 20.000 per jaar zal zijn. Streefcijfer is om honderdmaal zoveel profielen te hebben als dat het NFI misdrijfsporen heeft (medio 2000 waren dat 3000 sporen). Men mikt dus op 300.000 profielen! Daarbij dient nog rekening gehouden te worden met de ± 46.000 sporen met DNA-dragend materiaal uit onopgeloste zaken die bij het NFI liggen. Als je die ook meetelt kom je op een geëxtrapoleerd streefcijfer van 4,9 miljoen profielen.
Nederland loopt binnen de EU voorop bij het ijveren voor een Europese DNA-bank waarin DNA-materiaal van verdachten in de hele EU toegankelijk zou moeten worden. Volgens het Nederlandse voorstel, zoals dat eind mei in het dagblad Trouw werd beschreven, zou de in Den Haag gevestigde Europese politie-organisatie Europol hierbij een belangrijke rol moeten krijgen. Vele nationale wetgevingen van EU-landen vermelden officieel dat DNA-materiaal en –profielen van ten onrechte verdachte mensen vernietigd dient te worden. In veel gevallen gebeurt dat echter niet, zoals niemand zal verbazen. In Duitsland moet dat ook. Of dat gebeurd is maar de vraag. Wat velen in Duitsland echter niet weten is dat de uit het DNA-materiaal afgeleide profielen gewoon bewaard blijven.
Het middel wordt sinds kort ook op grote schaal ingezet bij het vaststellen van verwantschapsbanden van vluchtelingen. Ook in Nederland worden in het geval van verzoeken tot gezinshereniging geregeld DNA-proeven gedaan. De vluchteling die zijn/haar gezinsleden wil laten overkomen en die niet aan de hand van officiële documenten het vader- of moederschap kan aantonen, dient – in eerste instantie op eigen kosten – door GGD-personeel, dat ingehuurd wordt door justitie, bij zijn familieleden in het land waar de familieleden verblijven DNA-materiaal af te laten nemen. Er gaan sinds kort in de Europese Unie ook stemmen op om alle vluchtelingen, die de EU binnenkomen, aan een DNA-proef te onderwerpen, zodat vluchtelingen die in verschillende landen asiel proberen te krijgen eruit te filteren zouden zijn.
Op 2 juli 2001 nam de Eerste Kamer de “Wijziging van de wet inzake DNA-onderzoek in strafzaken” zonder stemming aan. Met de aanname van deze wet zullen op korte termijn onder andere de volgende belangrijke wijzigingen van kracht worden:
- DNA afname kan gevorderd worden bij verdachten van misdrijven waar maximaal 4 jaar gevangenisstraf of meer op staat (was: 8 jaar plus enkele met name genoemde gewelds- en zedendelicten waar 6 jaar of meer op staat). Dat betekent in de praktijk bijvoorbeeld dat ook verdachten van een inbraakje DNA moeten afstaan.
- Het DNA-onderzoek moet “in het belang zijn van het onderzoek” (was: “dringende noodzakelijkheid voor het aan de dag brengen van de waarheid”).
- Wanneer er al een verdachte is mag, naast de rechter commissaris, nu ook de Officier van Justitie opdracht geven tot DNA-onderzoek.
- De voorkeursmethode voor de afname van celmateriaal bij personen wordt wangslijmvlies (was: vloeibaar bloedmonster).
- Vrijwillige afname van celmateriaal geschiedt door daartoe opgeleide politieagenten. Onvrijwillige afnamen worden door een medicus verricht.
- In een beperkt aantal gevallen mag, zonder dat de verdachte daarvan af weet, celmateriaal van door de verdachte gehanteerde voorwerpen in plaats van afgenomen celmateriaal worden gebruikt voor DNA-onderzoek. Een voorbeeld hiervan is iemand die kort geleden verhoord werd op het politiebureau, een kop koffie aangeboden kreeg (en leegdronk) waarvan aangetroffen speekselresten werden gebruikt voor een DNA-analyse.
- Opdracht tot DNA-onderzoek aan een spoor of celmateriaal van een verdachte impliceert automatisch de opname van het DNA-profiel in de DNA-databank bij het NFI en het vergelijken daarvan met DNA-profielen die aan misdrijfsporen zijn ontleend.
- Celmateriaal mag net zo lang als de afgeleide DNA-profielen bewaard worden. Die termijnen variëren tussen de 18 en 30 jaar.
Dit wetsvoorstel was nog niet koud aangenomen of minister Korthals van Justitie liet op 13 juli weten de onder punt 1 genoemde grens te willen verlagen naar drie jaar. Tevens liggen er plannen om alle gedetineerden die veroordeeld zijn voor de onder punt 1 genoemde misdrijven, gedwongen DNA-materiaal af te laten nemen. Duidelijk is dat de bevoegdheden in een razend tempo worden opgerekt en de databank van het NFI zo snel mogelijk volgestopt moet worden met profielen.
Beetje bij beetje wordt de big brother -samenleving vorm gegeven en in wetten gegoten. Alles wat je doet en laat zal op termijn registreerbaar moeten zijn. Sociaal protest zal op deze manier in de kiem gesmoord moeten worden. Wij laten ons niet intimideren en zullen ons blijven verzetten tegen dergelijke ontwikkelingen. Stop het gesnuffel van geheime diensten en het dwangmatig creëren van fantoomorganisaties door Justitie! Weg met de databanken!
Ronja
Absolute pro-DNA-onderzoek informatie kan je vinden op http://www.dnasporen.nl, een gezamenlijke website van het NFI en het Ministerie van Justitie. Tevens vindt je uitgebreide informatie over de wetgeving en de technische ontwikkelingen betreffende DNA-analyses in het boek van de journalist Siem Eikelenboom, De genetische vingerafdruk; De waarde van DNA als opsporingsmiddel, Uitgeverij Veen, 2000, 272 pagina’s, ƒ39,90. Hoewel Eikelenboom ook tegenstanders en twijfelaars aan het woord laat, is de algemene conclusie van hem toch ten faveure van gecontroleerde uitbreiding van de wettelijke mogelijkheden.