Skafti op Justitie en Veiligheid
De Universiteit van Leiden en etnisch profileren.
Het onderkennen en benoemen van discriminatie ligt gevoelig in Nederland, zeker in relatie tot de politie. Deze gevoeligheid laat ook de wetenschap niet onberoerd.
Dit werd de afgelopen jaren zichtbaar tijdens het optreden van professor Joanne van der Leun en assistent-professor Maartje van der Woude, verbonden aan het Instituut voor Strafrecht & Criminologie van de Universiteit van Leiden, in het publieke debat over etnisch profileren in Nederland. In het verleden vonden beiden dat de wetenschap het mogelijk plaatsvinden van etnisch profileren serieus moet nemen, hoewel het onderwerp gevoelig ligt.
Maar als naar aanleiding van een rapport van Amnesty International en voortdurende berichtgeving over discriminatie en geweld door de politie in Den Haag etnisch profileren in oktober 2013 in de politieke en publieke belangstelling komt te staan, valt het optreden van Van der Leun en Van der Woude niet te rijmen met hun eerdere opvattingen. Zij manifesteerden zich in het publieke debat over etnisch profileren als spreekbuis van de politie. Zij verrichten onderzoek naar etnisch profileren in Den Haag als wetenschappers in dienst van de overheid.
Van der Leun en Van der Woude pleitten in het verleden voor meer aandacht van overheid, politie en wetenschap voor het plaatsvinden van etnisch profileren en hebben verschillende (wetenschappelijke) publicaties over het onderwerp op hun naam staan. Voor oktober 2013 vonden beide wetenschappers dat het plaatsvinden van etnisch profileren onderkend moest worden, hoewel het onderwerp gevoelig ligt.
Thans beschouwen zij het onderkennen van etnisch profileren als contraproductief voor de verbinding tussen politie en samenleving. Van der Leun en Van der Woude beschuldigen Amnesty van polarisering. Hierbij pogen beiden de betrouwbaarheid van het Amnesty-rapport in twijfel te trekken en beweren zij dat de mensenrechtenorganisatie wetenschappelijke onderzoeken herinterpreteert en bepaalde onderzoeken buiten beschouwing laat. Zij specificeren dit echter nooit.
Juni 2014 publiceerde de Universiteit van Leiden (UvL) een onderzoek naar etnisch profileren in Den Haag (Etnisch profileren in Den Haag? Een verkennend onderzoek naar opvattingen en beslissingen op straat) dat niet getuigt van het serieus nemen van het plaatsvinden van etnisch profileren. Uit stukken die door Buro Jansen & Janssen recent zijn verkregen via een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) blijkt dat de UvL en de politie Haaglanden voorafgaand aan het onderzoek afspraken hebben gemaakt om mogelijke imagoschade voor de politie Haaglanden te voorkomen.
Voorheen vonden Van der Leun en Van der Woude dat het plaatsvinden van etnisch profileren serieus genomen dient te worden, hoewel het onderwerp gevoelig ligt. Nu houden zij rekening met deze gevoeligheid en leveren een onderzoek waarbij zij het onwenselijk vinden indien het onderzoek zou wijzen op discriminatoir handelen door de Haagse politie. Bovendien berust het bewuste onderzoeksrapport op twee reeds afgeronde scripties waarvoor het veldwerk al in 2012 was verricht en die in augustus 2013 reeds waren afgerond.
De overheid had in november 2013 behoefte aan een wetenschappelijk onderzoek naar etnisch profileren, omdat hier in de Tweede Kamer en de Haagse gemeenteraad om werd gevraagd. De UvL heeft dit onderzoek op bestelling afgeleverd en bewust meegewerkt aan een politieke operatie in schadebeheersing. Onderzoeksleider Joanne van der Leun was tijdens het onderzoek tevens lid adviesraad politie Haaglanden.
De UvL heeft nooit openheid van zaken gegeven omtrent de totstandkoming van het onderzoek, de gemaakte afspraken en het feit dat haar onderzoek berust op twee masterscripties. Er vallen vraagtekens te plaatsen bij de inzichtelijkheid van de analyse en de kwaliteit ervan. Met de kennis van nu komt de door de wetenschappers getrokken conclusie dat er geen aanwijzingen zijn voor het structureel plaatsvinden van etnisch profileren in een ander daglicht te staan. Vooraf is immers afgesproken om imagoschade voor de politie Haaglanden te voorkomen. Hiermee stonden de conclusies van het onderzoek in feite al bij voorbaat vast.
Bovendien bevat het rapport geen kwantitatief onderzoek. Van der Leun en Van der Woude geven geen openheid van zaken over de redenen waarom zij geen kwantitatief onderzoek hebben verricht. Tevens relativeren zij in 2014 het belang van kwantitatief onderzoek om meer inzicht te verkrijgen in het plaatsvinden van etnisch profileren, terwijl zij in het verleden nog hebben gepleit voor kwantitatief onderzoek en het gebruik van controleformulieren.
De rol van Van der Leun en Van der Woude in het debat over etnisch profileren in Nederland wordt ten minste gekenmerkt door een flexibele omgang met de academische integriteit en de wetenschappelijke onafhankelijkheid. Hierbij wordt duidelijk dat beide wetenschappers veel belang hechten aan het opbouwen en onderhouden van een vertrouwensband met de politie. Eind 2014 ontvingen zij een prijs van het Tijdschrift voor de Politie voor het beste artikel dat in dat jaar over de Nederlandse politie is geschreven.
Professoren als spreekbuis van de politieDe Universiteit van Leiden en etnisch profileren.