• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • #@??KQP/X:+GT^^C;*A![]W>

    de casus

    Teamleider Drost van het Interregionaal rechercheteam Noord-Holland schudt nog eens mistroostig zijn hoofd. Voor hem liggen de rapporten van het observatieteam dat nu al drie weken lang 24 uur per dag een verdachte in de gaten houdt. De observatie heeft tot nu alleen opgeleverd dat de verdachte een hardnekkige voorkeur heeft voor de Albert Heijn. Uit de vuilnissnuffel blijkt bovendien een licht alcoholische aanleg.
    Meer zorgen nog maakt Drost zich over de verontrustende geluiden uit de tapkamer. Het enige wat de politie opvangt bij het aftappen is een ‘vreemd geruis’. ‘Een vreemd geruis?’ vraagt Drost nog eens ten overvloede. De rechercheur van de tapkamer knikt. ‘Een vreemd geruis.’


    Drost staart uit het raam. De hemel is grauwgesluierd en gestage regendruppels tekenen vreemde mozaïekjes op de ruiten. Volgens gegevens van de Criminele Inlichtingendienst is de verdachte betrokken bij grootschalige hasjtransporten. ‘Ik denk,’ oppert zijn ondergeschikte voorzichtig, ‘dat-ie gebruik maakt van versleuteling.’ Drost knikt. Die gedachte was ook bij hem opgekomen. ‘Laten we de computerexperts er maar eens bijhalen. Eens kijken of zij hier wat mee kunnen.’
    ‘De digitale boys,’ zegt de rechercheur. Drost knikt weer. Ik word te oud voor dit vak, denkt hij, niet voor de eerste keer.
    1. #@??KQP/X:+GT^^C;*A![]W>

    Het toetsenbord als wapen

    Wie een mobiel telefoontje pleegt of een e-mail verstuurt, gaat er doorgaans van uit dat anderen niet meeluisteren of meelezen. Wil je echter zeker van je zaak zijn, dan moet je de communicatie versleutelen. Bescherming van de privacy of bescherming van gevoelige informatie kan een goede en legitieme reden zijn. Politie- en inlichtingendiensten vinden dit echter per definitie verdacht. Wie communicatie versleutelt heeft wat te verbergen, redeneren ze. De mogelijkheden tot afluisteren nemen een steeds hogere vlucht. Het grootschalig gebruik van versleuteling dreigt echter een streep door deze rekening te zetten. En dat is zeer tegen de zin van de autoriteiten.

    Afluisteren is zo oud als de mensheid. Waar vroeger de veldwachter zich strategisch in een greppel nabij Appelscha posteerde, in de hoop geheime informatie van loslippige anarchisten op te vangen, werden later tapkamers ingericht om telefoongesprekken te kunnen volgen. De politie luistert graag mee met gesprekken van verdachten, in de hoop informatie te verkrijgen die kan leiden tot het oplossen van misdrijven en het achter de tralies zetten van criminelen. Maar ook inlichtingendiensten leggen graag hun oor te luisteren.
    Het afluisteren van telefoongesprekken is echter een zware inbreuk op de privacy. Daarom zijn er regels ontworpen om het afluisteren aan banden te leggen. De politie mag in Nederland alleen onder bepaalde omstandigheden, en na goedkeuring door een rechter-commissaris, een lijntje inpluggen.[1] Voor inlichtingendiensten gelden die restricties in veel mindere mate.
    Aftappen heeft een hoge vlucht genomen. Na een overval wordt bijvoorbeeld standaard nagegaan welke mobiele telefoons gedurende die tijd in de omgeving gebruikt zijn. Dankzij nieuwe technologieën is het mogelijk niet alleen gesprekken af te luisteren, maar ook een beeld te krijgen van iemands belgedrag, dwarsverbanden te leggen en de mobiele telefoon als peilbaken te gebruiken. Telefoons zijn, met de hoorn op de haak, niettemin op afstand in te schakelen, waardoor ze afluisterapparaten worden. Ook is het mogelijk uitgebreide ‘visexpedities’ op touw te zetten.
    Zo luisterde de Britse regering tien jaar lang al het telefoonverkeer tussen Ierland en Groot-Brittannië af. Een raamloze torenflat van dertien verdiepingen, geheel volgestouwd met afluisterapparatuur, vormde de spil van een afluistercentrum dat het telefoonverkeer onderschepte, bewaarde, decodeerde en doorzocht op sleutelwoorden. Dit alles onder het mom van de strijd tegen de IRA.[2]
    De Franse politie wist de daders te arresteren van de moord op de Corsicaanse prefect Erignac, nadat de politie 300 duizend GSM-gesprekken analyseerde die op de avond van de moord werden gevoerd. Met een speciaal computerprogramma achterhaalde de politie niet alleen dat de vier verdachten rond de moord veel met elkaar belden, maar men kon ook tot op de vierkante kilometer de positie van de bellers bepalen: in de buurt van de moordplaats. Geconfronteerd met deze gegevens sloegen de verdachten door.[3]

    Toch hameren politie en justitie vooral op de problemen die de modernisering van de telecommunicatie met zich meebrengt. Met name Internet wordt als een potentiële bron van ongecontroleerde, dus gevaarlijke communicatie gezien. Daarnaast is er nog een ontwikkeling, die menig professioneel aftapper grijze haren bezorgt: het gebruik van encryptie om de inhoud van communicatie te beveiligen. Waar afluisteraars zich vroeger het hoofd braken over de cryptische boodschap ‘Clara kan de vlucht regenwulpen afhalen op nest 5’, worden ze nu geconfronteerd met een vreemd gepiep en geknetter op de lijn, of met een onleesbare woordenbrij die doet vermoeden dat een geblinddoekte chimpansee zich heeft uitgeleefd op het toetsenbord.
    Encryptie is in feite hetzelfde als het verzegelen van een enveloppe: men wil niet dat een onbevoegde de inhoud van een boodschap leest. Daarbij kan het, in de digitale maatschappij, gaan om uiteenlopende zaken als privé-communicatie, e-commerce, het uitbrengen van een digitale stem of het uitwisselen van gevoelige bedrijfsinformatie dan wel politieke informatie.
    Er is dus sprake van een klassiek conflict tussen privacybelangen van burgers, economische belangen van het bedrijfsleven en politieke belangen van mensenrechtenorganisaties of oppositiegroeperingen enerzijds versus de wens van justitie, politie en inlichtingendiensten om hun onderzoeken goed te kunnen uitvoeren anderzijds.

    Echelon
    Het gebruik van cryptografie leidde al in 1979 tot waarschuwingen van de National Security Agency (NSA), Amerika’s meest geheime dienst die het afluisteren tot een ware kunst heeft verheven. In een toespraak, die de geschiedenis in ging als de ‘the sky is falling-speech’, waarschuwde de toenmalige NSA-directeur Bobby Inman in 1992 dat ‘non-gouvernementele cryptologische ontwikkelingen een duidelijk gevaar zijn voor de nationale veiligheid.’[4]
    De NSA kan het weten, want ze zijn dé expert op het gebied van afluisteren en het kraken van codes. De NSA runt samen met een aantal andere landen het wereldwijde afluisternetwerk Echelon, dat in februari 1998 in de schijnwerpers kwam te staan door een rapport van het Scientific Technological Options Assessment (STOA), een onderzoeksafdeling van het Europees Parlement.
    [5] Het rapport onthulde dat de NSA routinematig al het telefoon-, fax- en emailverkeer in onder meer Europa onderschept. Naspeuringen van onderzoeksjournalisten legden al eerder de fundamenten van het wereldwijde afluistersysteem bloot, hoewel veel details nog steeds geheim zijn.[6] Officiële bevestiging van het bestaan van Echelon kwam in mei 1999 uit onverdachte hoek. Martin Brady, directeur van het Australische Defence Signals Directorate (DSD), bevestigde dat zijn dienst, in het kader van Echelon, dagelijks miljoenen berichten onderschept en verwerkt.[7]
    In documenten die onlangs in Amerika onder de Freedom of Information Act werden vrijgegeven, is een bevestiging van het bestaan van Echelon te vinden. In gedeclassificeerde NSA-documenten is sprake van ‘Echelon-installaties’, die de Naval Security Group in Sugar Groove (West Virginia) bedient.[8]
    Het Europees parlement wijdde op 23 februari 2000 een hoorzitting aan Echelon. De voorzitter van het parlement, Nicole Fontaine, veroordeelde de spionageactiviteiten als een aanslag op de privacy van individuen en de legitieme belangen van bedrijven. ‘Voor de Europese Unie gaat het om essentiële belangen,’ aldus Fontaine. ‘Het lijkt duidelijk bewezen dat er sprake is van schending van de fundamentele rechten van de Europese burgers, en economische spionage kan desastreuze gevolgen hebben voor de werkgelegenheid.’[9]
    Ook andere parlementsleden toonden zich overtuigd van het bestaan van Echelon, ook al betwijfelden ze of er economisch misbruik van werd gemaakt. Ze eisten in ieder geval een gedegen onderzoek door de Europese Commissie. Deze hult zich echter voorlopig in stilzwijgen. Het is overigens zeer de vraag wat de regeringen van de lidstaten uiteindelijk zullen doen, want als het gaat om economische en politieke spionage heeft iedereen boter op z’n hoofd.

    De oorsprong van Echelon ligt in de Tweede Wereldoorlog. De geallieerden waren in de Tweede Wereldoorlog vrij succesvol in het afluisteren en decoderen van het berichtenverkeer van de tegenstanders. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog kwam een nieuwe vijand in beeld: de Sovjet-Unie. De Verenigde Staten en Engeland besloten nauw samen te werken bij het afluisteren, verzamelen en bewerken van het elektronisch berichtenverkeer: de zogenaamde signal intelligence, in het jargon afgekort tot SIGINT. Deze zogenaamde UKUSA-overeenkomst is nog steeds geheim. Later traden andere landen van het Commonwealth toe: Canada, Nieuw Zeeland en Australië. Tezamen vormden ze in 1947 de Commonwealth SIGINT-alliantie.
    In Amerika is de National Security Agency (NSA) de geheime dienst die belast is met signal intelligence. In Engeland is dat het Government Communications Headquarters (GCHQ), in Australië de Defense Signals Directorate (DSD), in Canada het Communications Security Establishment (CSE) en in Nieuw-Zeeland het Government Communications Security Bureau (GCSB). Deze landen zijn zogenaamde ‘partners’ in de overeenkomst: ze doen actief mee aan Echelon en plukken er ook de vruchten van. Andere landen participeren ook in het netwerk, maar dan voornamelijk door het ter beschikking stellen van faciliteiten voor afluisterstations, of het doorsluizen van de eigen vergaarde informatie. Onder meer Duitsland, Japan, Noorwegen, Zuid-Korea, Turkije en China zijn op die manier verbonden aan Echelon.

    Ook Nederland blaast zijn partijtje mee. Het op het Marinecomplex Kattenburg in Amsterdam gevestigde Technisch Informatieverwerkings Centrum (TIVC) van de Marine Inlichtingendienst ontvangt en decodeert satellietverbindingsverkeer dat wordt opgevangen door diverse grondstations. Het bekendste is het grondstation in Zoutkamp. Het TIVC gaat op dezelfde wijze te werk als grote broer NSA, zo bleek uit een publicatie van interne stukken en onthullingen in 1985 in de Haagsche Courant. Gesprekken via satellietverbindingen worden op band opgenomen en met behulp van trefwoorden geselecteerd voor nader onderzoek. De door het TIVC vergaarde inlichtingen gingen naar de Inlichtingendienst Buitenland totdat deze in 1994 werd opgeheven. Sindsdien zijn alle elektronische inlichtingen in handen van de Militaire Inlichtingendienst.[10]
    Begin 1999 lekte uit dat de Zwitsers hun eigen mini-Echelon hadden ontworpen. Het geheime besluit tot de bouw van een enorme interceptie-installatie lekte uit, omdat de nieuwbouw niet onopgemerkt voorbij ging. Het Ministerie van Defensie moest de bouw van de installatie erkennen en gaf later ook toe dat niet alleen de militaire inlichtingendienst, maar ook politiediensten toegang zullen krijgen tot afgeluisterd materiaal.[11]
    Ook Rusland heeft een dergelijke spionagetak ontwikkeld. De Russische geheime dienst (FSB) beschikt over SORM 1, een tegenhanger van Echelon, om Internetverkeer af te luisteren. Nu is daar nog een wettelijk bevel voor nodig, maar in de plannen voor SORM 2 is tussenkomst van een rechter niet langer noodzakelijk. De FSB wil dat alle vierhonderd Russische serviceproviders een permanente verbinding naar de FSB openstellen, zodat de FSB toegang krijgt tot al het verkeer op het netwerk – op kosten van de serviceproviders.[12]

    Het Echelonnetwerk is een product van de Koude Oorlog. Er zit een zekere logica in het bespioneren van vijanden waarmee men op voet van (koude) oorlog verkeert. Het probleem is echter dat Echelon voor veel meer doelen is te gebruiken en dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. Doordat ongericht alle datacommunicatie wordt afgetapt, is het mogelijk die ook op andere sleutelwoorden te doorzoeken. Echelon wordt bijvoorbeeld ingezet voor het observeren van eigen burgers en van organisaties met onwelkome politieke opvattingen of betrokkenheid.[13]

    Tussen 1967 en 1973 werden bijna 6000 buitenlanders en 1700 organisaties en Amerikaanse burgers op de observatielijsten van project Minaret geplaatst. Ondanks pogingen om de betrokkenheid van de NSA in dit project te verhullen, verklaarde NSA directeur Lew Allen Despite voor het Inlichtingencomité van de Senaat dat de NSA 3900 rapporten had vervaardigd over Amerikaanse burgers die op de observatielijsten stonden. Daarnaast hield het Office of Security Services van de NSA tussen 1952 en 1974 rapporten bij van zeker 75.000 Amerikanen. Deze lijst bevatte onder meer de namen van iedereen die werd genoemd in berichten die door de NSA waren onderschept.

    Ook niet-controversiële organisaties kunnen in de fuik van Echelon terechtkomen, zoals meerdere oud-medewerkers van GCHQ vertrouwelijk vertelden aan de London Observer van juni 1992. Onder meer Amnesty International, Greenpeace en Christian Aid, een Amerikaanse missie-organisatie die samenwerkt met inheemse pastors in landen die gesloten zijn voor Westerse christelijke werkers, behoorden tot de doelen.
    – Geciteerd in: Scientific Technological Options Assessment, An Appraisal of technologies of political control –
    Interim Study, Luxemburg 19 januari 1998

    Spionage
    Daarnaast is economische spionage, zeker na het eindigen van de Koude Oorlog, in belang toegenomen. Robert Gates, directeur van de CIA, hield op 13 april 1992 voor de Economic Club of Detroit een lezing over dit onderwerp. ‘De herdefiniëring van nationale veiligheid onderstreept het enorm toegenomen belang van internationale economische zaken in het werk van de inlichtingendiensten,’ hield Gates zijn gehoor voor. ‘Bijna veertig procent van de nieuwe opdrachten zijn economisch van aard. De meeste beleidsmakers van de overheid zien in dat veel van de belangrijkste uitdagingen en kansen aan het eind van deze eeuw in de internationale economische arena liggen.’
    Eerder had Gates in een interview met Time gesteld dat, ook al deed de CIA niet aan ‘commerciële spionage’, de dienst wel ‘behulpzaam kon zijn bij economische inlichtingen, door buitenlandse regeringen te identificeren die zich schuldig maken aan corrupt zakendoen’, waaronder zaken ‘waarin ze samenwerken met bedrijven in hun eigen land ten nadele van de Verenigde Staten.’
    Gates zei in zijn speech in Detroit verder dat een ‘tweede algemene economische inlichtingentaak’ ligt in het volgen van ‘technologische trends die de nationale veiligheid kunnen bedreigen.’ ‘We moeten nauw toezien op de ontwikkeling van buitenlandse capaciteit op het gebied van geavanceerde technologie – niet alleen op militair gebied – die grote veiligheids- of economische gevolgen kunnen hebben.’[14]
    Economische spionage is niet alleen een Amerikaanse hebbelijkheid. De Canadezen weten bijvoorbeeld ook van wanten. ‘Omdat Westerse regeringen bezorgd zijn over hun economieën, werkgelegenheid en dergelijke, besteden ze steeds meer aandacht aan economische spionage,’ verklaarde Alistair Hensler, die van 1991 tot 1995 assistent-directeur van de Canadian Security Intelligence Service (CSIS) was. ‘Als een land een miljardencontract verliest door de spionage van een ander land, kan dat een industrie opblazen.’[15]
    De Engelsen weten ook wel raad met de ongekende mogelijkheden die Echelon biedt. De voormalig Britse minister van Buitenlandse Zaken Lord Owen en ex-topambtenaar Lord Renwick gaven in de BBC-documentaire ‘How to be a Foreign Secretary’ (januari 1998) toe dat MI6 de Europese bondgenoten bespioneert. ‘Het zou een vorm van plichtsverzuim zijn als we niet probeerden zoveel mogelijk informatie te verzamelen over degenen met wie we onderhandelen, maar onze bedoelingen zijn doorgaans honorabel,’ zei Renwick in deze documentaire.[16]
    De Engelsen zijn op hun beurt weer het doelwit van de Fransen. De Franse inlichtingendiensten hebben hun aftapcentra voor miljoenen gemoderniseerd en richten vanuit zeker acht stations hun ontvangers op Britse zakenlieden uit de defensie- en olie-industrie, en op andere commerciële sectoren. Britse zakenlieden van British Petroleum, British Airways en British Aerospace horen tot de doelen. De zakenlieden zijn door de Engelse regering gewaarschuwd geen vertrouwelijke gesprekken over hun GSMs te voeren en erg voorzichtig te zijn bij campagnes voor nieuwe orders, zoals momenteel de marktstrijd om de leverantie van raketten voor de Eurofighter.[17]
    Omgekeerd worden in Frankrijk momenteel rechtszaken voorbereid tegen de Amerikaanse en Engelse regering teneinde schadevergoeding te eisen voor misgelopen zakendeals. Franse parlementsleden zijn overtuigd van het bestaan van Echelon en spreken van een ‘een enorme belangentegenstelling in het hart van de Europese Unie’. Volgens de Parijse advocaat Jean Pierre Millet ‘kun je er vergif op innemen dat iedere keer dat een regeringsfunctionaris een mobiel telefoontje pleegt, dat gesprek opgenomen wordt.’[18]

    De New York Times berichtte in 1993 dat de CIA en de NSA in 1991 telefoongesprekken hebben afgeluisterd over de GATT, waardoor de Verenigde Staten op de hoogte waren van gesprekken tussen de Franse president Francois Mitterand en de voorzitter van de Europese Commissie, Jacques Delors. Dit is ‘oorlog met andere middelen’, concludeerde de New York Times.

    In de zomer van 1996 vonden veiligheidsdeskundigen van de Europese Unie bewijzen dat de NSA via het Internet was binnengedrongen in het interne emailsysteem waarmee zo’n vijfduizend Europese politici en ambtenaren onderling communiceren. De aldus verkregen informatie zou door de Verenigde Staten gebruikt zijn in de GATT-onderhandelingen. De infiltratie leidde tot het onderzoek van STOA naar de afluisteractiviteiten van de NSA in Europa.
    – STOA, An appraisal of technologies of political control, Interim study, Luxemburg 19 januari 1998

    Zowel politie- en inlichtingendiensten hebben het een en ander te verliezen als ze niet langer in staat zijn ongehinderd communicatie af te tappen. Daarbij vormen ‘bescherming van de nationale veiligheid’ en ‘bestrijding van de georganiseerde criminaliteit’ de legitimatie, maar het is goed om in het achterhoofd te houden dat zowel politie- en inlichtingendiensten als de autoriteiten er in de praktijk vaak een wat creatievere functieomschrijving op na houden.
    In een aanval van eerlijkheid noemde David Henderson, hoofd van de Senior Officials Group on Information Security, die namens de Europese Commissie met de OESO landen onderhandelt over harmonisatie van het telecomverkeer, de strijd tegen de criminaliteit een ‘rookgordijn’. ‘De juiste term is buitenlandse inlichtingen; daar draait het allemaal om,’ verklaarde hij tegen Engineering Weekly. ‘De criminaliteit is een goede kapstok omdat iedereen uit eigen ervaring wel iets weet over politieagenten, rechtbanken en dergelijke. De misdaadbestrijding is inderdaad een belangrijk aspect, dat zal ik niet ontkennen, maar het is ook een dekmantel. De helft van de mensen met wie ik bij de Oeso onderhandel weet dat, de andere helft niet.’[19]
    Daarnaast bewegen politie- en inlichtingendiensten zich steeds meer op elkaars werkterrein. Inlichtingendiensten hebben ook georganiseerde criminaliteit in de portefeuille gekregen, politiediensten stappen in de schemerwereld van terrorisme en politiek activisme. Beiden hebben een gemeenschappelijk belang in het aftapbaar houden van nieuwe vormen van datacommunicatie. Politie- en justitiediensten zijn aan meer wettelijke beperkingen onderhevig dan inlichtingendiensten, bijvoorbeeld wat betreft het afluisteren van communicatie. Door de toenemende overlap wordt het echter steeds moeilijker te controleren waar politie en justitie hun informatie vandaan halen en of dit wel volgens de regels is gebeurd. De klassieke legitimatie voor inlichtingenwerk – het bespioneren van je politieke en militaire tegenstander vraagt nu eenmaal om onorthodoxe methoden die zich noodzakelijkerwijze onttrekken aan gangbare vormen van democratische en juridische controle – breidt zich zo als een inktvlek uit over andere terreinen.

    Cyberterreur
    De aanval op het gebruik van cryptografie werd als eerste in de Verenigde Staten ingezet. ‘Het is duidelijk dat het succes van de inlichtingenoperaties van de NSA afhankelijk is van hun voortdurende vermogen om buitenlandse communicatie te verzamelen en te lezen. Encryptie kan onze capaciteit om buitenlandse inlichtingen te produceren verstoren,’ verklaarde dr. Clinton Brooks van de NSA in 1994 voor het Amerikaanse Congres.[20]
    Ook de FBI waarschuwt regelmatig voor de grote gevaren van encryptie. ‘Ordehandhavers zijn unaniem van mening dat de verspreiding van krachtige encryptie het onmogelijk maakt om misdaad en terrorisme te bestrijden,’ zei FBI-directeur Louis Freeh eind januari 1999 in een hoorzitting voor de Senaat. ‘Onbreekbare encryptie zal druglords, terroristen en gewelddadige bendes in staat stellen om straffeloos te communiceren en de elektronisch opgeslagen bewijzen van hun misdaden aan onderzoek te onttrekken.’[21]
    Om de pleidooien voor controle op de nieuwe communicatienetwerken en controle op encryptie kracht bij te zetten, luidde CIA-directeur John Deutsch in 1996 de alarmbel. Er dreigt een elektronisch Pearl Harbor, getuigde hij voor een comité van het Congres in juni 1996, daarmee het grootste nationale trauma van Amerika oprakelend.
    Door de toenemende afhankelijkheid van computernetwerken wordt Amerika steeds kwetsbaarder voor aanslagen die de economische infrastructuur van het land kunnen ontwrichten. ‘Landen en terroristische organisaties kunnen vrij gemakkelijk aan de technieken komen die nodig zijn om in informatiesystemen in te breken,’ zo zei hij. Met de juiste technologie zou een ‘kleine’ vijand het op basis van gelijkheid tegen de Verenigde Staten kunnen opnemen. Criminele hackers bieden ‘bandietstaten’ hun diensten aan, volgens Deutsch. ‘Ze bieden verschillende methoden aan om vitale belangen van de VS te schaden door in computernetwerken in te breken.’[22]

    Deutsch’s waarschuwing bleek de opmaat voor een serie rapporten en beleidsinitiatieven die allemaal de cocktail van Internet, encryptie en de kwetsbaarheid van de Verenigde Staten tot onderwerp hadden. Het begrip Information Warfare begon in de epistels een prominente rol te spelen. Amerika’s ‘digitale onderbuik’ wordt bedreigd, staat in het ene rapport. [23]Bytes, not bullets are the new ammunition,’ stelt het andere rapport. [24] We moeten een ‘elektronisch Waterloo’ voorkomen, waarschuwt het volgende rapport.[25]
    President Clinton maakte de nieuwe veiligheidsbedreigingen tot een vast onderdeel van zijn speeches. In mei 1998 zei hij in een toespraak tot de US Naval Academy: ‘Onze veiligheid wordt steeds indringender bedreigd door niet-traditionele bedreigingen van tegenstanders, zowel oude als nieuwe, niet alleen vijandige regiems, maar ook internationale criminelen en terroristen, die ons niet kunnen verslaan op de traditionele slagvelden, maar daarvoor in de plaats nieuwe wegen zoeken om aan te vallen door gebruik te maken van nieuwe technologieën en de toenemende openheid in de wereld (…) Doelbewuste aanvallen op onze kritische systemen vinden al plaats.’ De frontcommandanten van morgen, zei Clinton, komen uit kringen van computer wizards.[26]

    De combinatie van Internet en cryptografie is een dodelijk mengsel en vereist een actieve controle, willen de autoriteiten dus maar zeggen. Het Amerikaanse virus slaat over naar andere delen van de wereld. Cybercriminaliteit en cyberterreur worden rap een hot issue. In alle Europese landen verschijnen berichten over de gevaren van Internet. De teneur is steeds hetzelfde: Internet onttrekt zich aan iedere controle. Mede door het gebruik van encryptie dreigt het een vrijruimte te worden voor uiteenlopende schurken als pedofielen, terroristen en drugshandelaren. De elektronische snelweg behoeft dringend surveillanten, die de wettelijke bevoegdheden en technische middelen hebben om spookrijders van allerlei slag naar de kant te kunnen dirigeren. De indringende boodschap van politie- en inlichtingendiensten heeft haar vruchten afgeworpen: het probleem staat hoog op de (internationale) politieke agenda.


    [1] Ook onder de nieuwe wet bijzondere opsporingsbevoegdheden is het de rechter-commissaris die een telefoontap moet goedkeuren. In de praktijk wordt in Nederland zeer veel getapt en lijkt het erop dat de goedkeuring voor een telefoontap snel gegeven is. Met de nieuwe opsporingbevoegdheden mogen ook telefoons worden afgetapt van mensen die geen verdachte zijn, maar wel ‘betrokken’ zijn bij georganiseerde criminaliteit.
    [2] Leidsch dagblad, 16 juli 1999
    [3] Volkskrant, 26 mei 1999
    [4] Wired, nr. 4, 1993
    [5] Scientific Technological Options Assessment, An Appraisal of technologies of political control – Interim Study, Luxemburg 19 januari 1998
    [6] Zie onder meer: Nicky Hager, Secret Power: New Zeland’s role in the international spy network; James Badford, The Puzzle Palace; Duncan Campell, Somebody’s Listening, New Statesman 12 augustus 1988
    [7] Duncan Campbell, Existenz von Echelon erstmals offiziël bestätigt, Telepolis 28 mei 1999.
    [8] Zie: http://www.gwu.edu/~nsarchiv/NSAEBB/NSAEBB23/09-03.htm
    [9] Barry James, Report EU says U.S. and U.K. Spied on Allies, International Herald Tribune, 24 februari 2000
    [10] Zie onder meer De Groene Amsterdammer, 2 december 1998; Bob de Graaff en Cees Wiebes, Villa Maarheeze, de geschiedenis van de inlichtingendienst buitenland, SDU 1998, Den Haag
    [11] Martin Stoll, Echelon fur die Schweiz, Sonntags Zeitung, 10 februari 1999
    [12] Florian Rötzer, Russlands Geheimdienst will freie hand zum Abhören der Internetkommunikation, Telepolis 21 februari 1999; Forian Hassel, Die langen Ohren des FSB im Internet, Frankfurter Rundschau, 18 maart 1999
    [13] Zie onder meer de voorbeelden in het rapport van het STOA (noot 5)
    [14] Citaten afkomstig uit: Stanley Kober, Policy Analysis No. 185, 8 december 1992, Cato-Institute, Washington
    [15] Zie onder meer Patrick S. Poole, Echelon: America’s Secret Global Surveillance Network, http://fly.hiwaay.net/~pspoole/echelon.html
    [16] Geciteerd in De Groene Amsterdammer, 24 februari 1998
    [17] Sunday Times, 23 januari 2000
    [18] Adam Sage, French to sue US and Britian over network of spies, The Times, 10 februari 2000
    [19] De Groene Amsterdammer, 18 februari 1998
    [20] Dr. Clinton C. Brooks, National Security Agency testimony before the House science, space and technology committee’s technology, environment, and aviation subcommittee may 3, 1994
    [21] Geciteerd in: De Groene, 10 feb 1999
    [22] Geciteerd in: Global Organized Crime Project, Cybercrime, Cyberterrorism, Cyberwarfare… Averting an Electronic Waterloo, Center for Strategic and International Studies, Washington, februari 1999
    [23] United States Senate Committee on the judiciary subcommittee on technology, terrorism, and government information, senator John Kyle, chairman, ‘Crime, terror and war: national security and public safety in the information age’, november 1998
    [24] Wired News, 16 december 1998
    [25] CSIS – Taskforce on Information warfare and Security: Cybercrime, Cyberterrorism, Cyberwarfare… Averting an Electronic Waterloo, december 1998
    [26] Geciteerd in: Global Organized Crime Project, Cybercrime, Cyberterrorism, Cyberwarfare… Averting an Electronic Waterloo, Center for Strategic and International Studies, Washington, februari 1999