De bestrijding van cybercriminaliteit staat sinds enige tijd hoog op de politieke agenda. Vooral in de Verenigde Staten roert de overheid zich. De denial-of-service aanvallen die in februari plaatsvonden tegen een aantal belangrijke commerciële websites, zoals Yahoo!, Amazon.com, en CNN, waren koren op de molen van de Amerikaanse Justitie. Bij dit soort aanvallen worden grote hoeveelheden informatie tegelijkertijd verstuurd, die opstoppingen in computers veroorzaken waardoor websites niet langer bereikbaar zijn. Een soort winkelblokkade dus, maar dan in cyberspace.
De Amerikaanse minister van Justitie Janet Reno eiste onmiddellijk een verhoging van de justitiële budgetten en uitbreiding van bevoegdheden om cybercriminelen aan te kunnen pakken. De budgetten tegen cybermisdaad zijn al indrukwekkend. In januari 2000 kondigde president Bill Clinton een pakket maatregelen aan ter waarde van 2 miljard dollar. Het geld wordt gestoken in de opleiding van computerbeveiligingsspecialisten, onderzoek naar computerbeveiliging en publiek-private programma’s op dit gebied. ‘Onze diensten zullen de capaciteit krijgen om cybercriminelen over de hele wereld op te sporen en te vervolgen,’ verzekerde een strijdlustige Reno. Dat belooft wat.
Het cybercrime virus heeft inmiddels autoriteiten over de hele wereld aangestoken. In de retoriek over de bedreiging die van cybercriminaliteit, cyberterrorisme en cyberoorlogsvoering uitgaat, duiken steevast drie onderdelen op. De kwetsbaarheid van de digitale infrastructuur, het gebruik van het Internet om digitale misdaden te plegen, en het gebruik van versleuteling om ongehinderd te communiceren en bewijsmateriaal te verdonkeremanen. Harde gegevens over de werkelijke gevaren ontbreken; er wordt druk gegoocheld met cijfers en alles wat ook maar enigszins op een hack of een overtreding lijkt, wordt op de grote berg van cybercriminaliteit geworpen. De autoriteiten benadrukken de gevaren van een onveilige en ongecontroleerde cyberwereld dan ook voornamelijk om zoveel mogelijk bevoegdheden tot datasurveillance, opsporing en afluisteren te krijgen.
Dit Dossier Cryptografie belicht de pogingen van de autoriteiten om Internet aftapbaar te maken, met speciale aandacht voor de manieren waarop zij proberen het probleem van cryptografie aan te pakken. Het onder controle brengen van het Internet is een internationale aangelegenheid. Het dossier belicht de moeilijk controleerbare organen, zoals de P8, de Raad van Europa en de Europese Raad van Justitie en Binnenlandse Zaken. In deze fora overleggen de geïndustrialiseerde landen over de harmonisatie van technische standaarden die het Internet aftapbaar moeten maken, over harmonisatie van opsporingsbevoegdheden en over samenwerking bij grensoverschrijdende onderzoeken naar cybercriminaliteit. De daar overeengekomen maatregelen druppelen vervolgens rechtstreeks of via verdragen door in de nationale wetgeving.
Politie- en inlichtingendiensten beweren met de regelmaat van de klok dat ze hun tent wel kunnen sluiten als er geen oplossing wordt gevonden voor het gebruik van versleutelingsprogramma’s. Daartegenover staan de argumenten van burgerrechtengroepen, die versleuteling als een belangrijke voorwaarde zien voor het beschermen van privacy in de digitale wereld. Ook het bedrijfsleven roert zich stevig in deze discussie. Betrouwbare cryptografie is nodig om digitaal zakendoen mogelijk te maken.
In dit Dossier staan de diverse pogingen beschreven die zijn ondernomen om cryptografie te verbieden of onder strikte controle te houden en de nieuwe wegen die justitie inmiddels is ingeslagen. Nu duidelijk is dat cryptografie niet is tegen te houden, grijpen de autoriteiten naar andere opsporingsmethoden om versleuteling te omzeilen.
Privacy en de rechten van verdachten lijken het stiefkindje te zijn van alle cyberontwikkelingen. Dat geldt zeker nu inlichtingendiensten zich met overgave op het digitale jachtterrein hebben gestort. Het aftapbaar maken en houden van communicatie is voor inlichtingendiensten van groot belang. De enorme aftapnetwerken die communicatie uit de lucht plukken en doorzoeken op steekwoorden, vormen een onuitputtelijke bron van politieke en economische inlichtingen. Controle op het werk van de inlichtingendiensten is nauwelijks mogelijk.
In een aantal Europese lidstaten begint serieuze kritiek door te dringen op Echelon, het wereldwijde aftapnetwerk van de Verenigde Staten, Engeland, Canada, Nieuw Zeeland en Australië. Er worden rechtszaken voorbereid, in de kranten verschijnen uitgebreide artikelen over Echelon en er vinden serieuze polemieken plaats. In Den Haag heerst vooralsnog, zoals te doen gebruikelijk bij onderwerpen van enige importantie, de stilte van het sterfhuis.
Wie het Internet opgaat, laat een makkelijk traceerbare weg van digitale sporen na. Met de toenemende digitalisering van de maatschappij wordt de handel en wandel van burgers steeds transparanter. Dat biedt ongekende mogelijkheden tot opsporing en het pro-actief in kaart brengen van ‘mogelijke’ dadergroepen. Politie en justitie knagen aan de schotten tussen de vele databases waarin gegevens van burgers liggen opgeslagen. De activiteiten van politiediensten en inlichtingendiensten overlappen elkaar steeds meer.
De klaagzang van politie en justitie dat ze lichtjaren achterlopen op high-tech criminelen, is vooral een deuntje in het koor dat om uitbreiding van bevoegdheden vraagt. De digitale wereld is eerder een vat vol virtuele verleidingen dat uitnodigt tot grensverleggend onderzoek.