• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Korps landelijke politiediensten

    3.7 Korps landelijke politiediensten (KLPD)

    Het Korps landelijke politie diensten (KLPD) is, naast de
    vijfentwintig regiokorpsen, het zesentwintigste politiekorps met
    zelfstandige en ondersteunende taken. De KLPD vervult zowel taken
    die primair samenhangen met de strafrechtelijke handhaving van de
    rechtsorde als taken die daarmee geen direct verband houden. Het
    KLPD was ook onderwerp van onderzoek in het rapport van de
    parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden. Op basis
    hiervan heeft de commissie besloten de onderdelen van het KLPD te
    onderzoeken op basis van de volgende onderzoeksvragen:

    lees meer

    Haagsche Courant, 15 maart 1996

    Uit de Haagsche Courant van 15 maart 1996

     

    Verhoren – de heer H.A. Jansen

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 14

    13 september 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    woensdag 13 september 1995
    in de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt
    de heer H.A. Jansen
    Aanvang 12.00 uur

    lees meer

    Verhoren – de heer W.H. Woelders

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 30

    28 september 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    donderdag 28 september
    1995 in de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den
    Haag

    Verhoord wordt de heer W.H. Woelders
    Aanvang 12.15 uur

    lees meer

    Verhoren – de heer J. van Vondel

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 46

    9 oktober 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    maandag 9 oktober 1995 in de
    vergaderzaal van de Eerste
    Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt de
    heer J. van Vondel
    Zie ook: Tweede verhoor de heer J. van Vondel (red.)
    Aanvang 14.45 uur

    lees meer

    Verhoren – drs. E.E. Nordholt

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 62

    19 oktober 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    donderdag 19 oktober 1995 in
    de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt
    drs. E.E. Nordholt
    Aanvang 16.30 uur

    lees meer

    Verhoren – mr. L.A.J.M. de

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 78

    2 november 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    donderdag 2 november 1995
    in de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt
    mr. L.A.J.M. de Wit
    Zie ook: Eerste verhoor mr. L.A.J.M. de Wit (red.)
    Aanvang 13.45 uur

    lees meer

    Bijlage X – 3.2. De karakteristiek van het beroep

    3.2. De karakteristiek van het beroep

    3.2.1. De plicht tot dienstverlening

    Als openbaar ambtenaar c.q. als de functionaris wiens
    tussenkomst dwingend is voorgeschreven, heeft de notaris veel
    minder speelruimte dan bijvoorbeeld de advocaat of de accountant om
    clinten of diensten te weigeren. Sterker nog, hij is volgens de
    heersende leer in beginsel zelfs verplicht om zijn diensten te
    verlenen als daarom wordt gevraagd. Op deze ministerieplicht kan
    alleen uitzondering worden gemaakt als de notaris gegronde redenen
    heeft om zijn dienst te weigeren. In de gedragsregels, die de KNB
    onlangs heeft gepubliceerd, en in de ontwerpwet op het Notarisambt
    zijn enkele gronden gespecificeerd.

    lees meer

    Bijlage X – 1.4. Opbouw van het verslag

    1.4. Opbouw van het verslag

    In dit rapport zullen achtereenvolgens de advocaat, de notaris
    en de accountant worden beschreven. Hierbij zal steeds dezelfde
    opzet worden gehanteerd. Begonnen wordt met het presenteren van de
    kerngegevens over de beroepsuitoefening, gevolgd door een
    karakterisering van het beroep. Vervolgens zal de aandacht worden
    gelegd op wat er fout kan gaan. Wat zijn, anders gezegd, de
    kwetsbare punten en hoe werkt het tuchtrecht als
    controlemechanisme? Voorts wordt een aantal verschijningsvormen van
    betrokkenheid bij criminele organisaties beschreven.

    lees meer

    Bijlage X – 1.1. Onderzoeksvragen en begripsbepaling

    1. INLEIDING

    1.1. Onderzoeksvragen en begripsbepaling

    In dit deelrapport wordt aandacht besteed aan illegaal optreden
    in legale bedrijfstakken en sectoren. Georganiseerde criminaliteit
    wordt al te gemakkelijk vereenzelvigd met de levering van illegale
    goederen of diensten (drugs!). Ook in ons onderzoek neemt de
    beschrijving van de drughandel een belangrijke plaats in. Maar er
    is geen enkele reden om de analyse van de georganiseerde misdaad
    hiertoe te beperken. Fraude in het handelsverkeer of oplichting van
    banken kan eveneens aan de elementen van onze definitie van
    georganiseerde misdaad voldoen. Deze criminele activiteiten, die
    worden ontplooid binnen de reguliere sectoren van de economie,
    vormen, althans indien zij voldoen aan de elementen van de
    definitie, een integraal onderdeel van de problematiek van de
    georganiseerde misdaad.

    lees meer

    Bijlage X – 9.3. Gegevens over het aantal MOT-meldingen

    9.3. Gegevens over het aantal MOT-meldingen

    De MOT-wetgeving is mede in het leven geroepen om een eerste dam
    op te werpen tegen de implementatie van het chartale geld, dat
    afkomstig is van criminaliteit, in het girale circuit. Gewaakt
    dient te worden voor de aantasting van de integriteit van het
    financile stelsel, hetgeen door de inbreng van de grote
    hoeveelheden crimineel geld kan geschieden. Wij willen ons niet
    wagen aan schattingen over de omvang van het witwassen. Schattingen
    die gebaseerd zijn op bijvoorbeeld de uitstroom en terugkeer van
    guldensbiljetten of de opbrengsten uit misdaad, zijn op teveel
    onzekerheden gebaseerd (zie ook: Van Duyne, 1993). Uit de
    landelijke CRI-inventarisatie 1995 komt naar voren dat 251 van de
    450 door de politie geregistreerde criminele organisaties op
    enigerlei wijze witwassen. De CRI-definitie van witwassen is
    overigens breed; de definitie omvat de verschillende onderdelen van
    een witwasconstructie, zoals regelmatig wisselen en investeringen
    in de legale economie (CRI-inventarisatie, 12).

    lees meer

    Bijlage X – 3.1. Inleiding

    3. VERSCHIJNINGSVORMEN VAN FRAUDE

    3.1. Inleiding

    Bij het exploreren van het omvangrijke en complexe fraudegebied
    dient ten behoeve van de overzichtelijkheid enige ordening te
    worden aangebracht. Anders dan de meeste van de tot dusverre
    ondernomen pogingen om tot een vorm van categorisering te komen, is
    in de onderhavige studie niet het accent gelegd op het object of de
    aard van de fraude – resulterend in de bekende reeks van
    belasting-, premie-, beleggings-, faillisementsfraude enz., maar is
    bij de beschrijving van de aangetroffen fraudepatronen gekozen voor
    een tweedeling die gebaseerd is op de impact die de fraude heeft op
    de reguliere marktverhoudingen. Een onderscheid is aangebracht
    tussen fraudes die in hoofdzaak parasitair van aard zijn en
    fraudes waarin sprake is van een symbiose met de wettige
    omgeving.

    lees meer

    Bijlage XI – 1.1. Het kader van het onderzoek

    1. ALGEMENE INLEIDING

    1.1. Het kader van het onderzoek

    De Parlementaire Enqutecommissie Opsporingsmethoden heeft niet
    alleen de taak gekregen om een onderzoek in te stellen naar de
    opsporingsmethoden en hun feitelijke toepassing, maar ook om,
    vooral met het oog op de normering van de bedoelde methoden, na te
    gaan hoe het in Nederland is gesteld met de aard en de omvang van
    de georganiseerde criminaliteit. Om deze laatste vraag te
    beantwoorden werd een externe onderzoeksgroep samengesteld van vier
    hoogleraren in de criminologie: F. Bovenkerk, G. Bruinsma, C.
    Fijnaut en H. van de Bunt.

    lees meer

    Bijlage XI – 7. ALGEMEEN BESLUIT

    7. ALGEMEEN BESLUIT

    Het probleem van de georganiseerde criminaliteit in Amsterdam is
    hoofdzakelijk nog een probleem van de (illegale) levering van
    (illegale) goederen en diensten. Op beperkte schaal doet dit
    probleem zich voor in de vorm van vrouwenhandel en wapenhandel. Het
    manifesteert zich bovenal in de drugshandel. Amsterdam is op dit
    gebied nu eenmaal een wereldmarkt. En dus is het geen wonder dat
    niet alleen klassieke georganiseerde-misdaad-groepen als de
    Italiaanse mafia en de Chinese triades op deze markt opereren, maar
    ook criminele groepen die hetzij rechtstreeks uit de bronlanden
    komen (Colombia bijvoorbeeld), hetzij onrechtstreeks, via de
    allochtone gemeenschappen in ons land (Turken, Marokkanen en
    Surinamers). Is georganiseerde criminaliteit in deze sector dan
    alleen een kwestie van buitenlandse en allochtone criminele
    groepen? Nee, bepaald niet. In de voorbije dertig jaren is de
    vertrouwde Amsterdamse penose goeddeels vervangen door autochtone
    criminele groepen – van verschillend formaat – die in menig opzicht
    helemaal niet onderdoen voor die andere groepen. Zij zijn met name
    groot geworden met de internationale handel in hash,
    maar meer in het geniep zijn zij ook betrokken bij de groothandel
    in hard drugs, in het bijzonder cocane. Zeker zo belangrijk is
    evenwel de andere kant, het complement zo men wil, van vorenstaande
    conclusie, namelijk dat in Amsterdam geen ernstige sporen van
    georganiseerde criminaliteit te ontdekken zijn in reguliere
    economische sectoren als de bouwnijverheid, de textielnijverheid en
    het particuliere vervoer. Want dit wil zeggen dat deze
    criminaliteit hier lang niet zo ernstig is als in sommige
    Amerikaanse, Italiaanse of Japanse steden, waar n of meer van de
    bedoelde branches grotendeels door criminele groepen worden
    gecontroleerd. Maar deze conclusie mag nu ook weer geen reden zijn
    om te denken dat het in Amsterdam dus allemaal wel meevalt. Wij
    hebben immers ook geconstateerd dat vooral autochtone criminele
    groepen er in de voorbije jaren in zijn geslaagd om in de stad,
    maar speciaal in de binnenstad en hier weer met name op de Wallen,
    machtsposities uit te bouwen in zowel de horeca en het gokwezen als
    in het onroerend goed. En deze economische machtsposities,
    hoogstwaarschijnlijk voor een belangrijk deel gebouwd op kapitaal
    dat met de drugshandel is verdiend, stellen hen niet alleen in
    staat de gewone economische verhoudingen in de betrokken branches,
    ook met (dreiging met) geweld, te fnuiken, maar verschaffen hen ook
    de infrastructuur, de logistiek, voor verdere ontplooiing van
    allerhande illegale activiteiten – drugshandel, vrouwenhandel,
    (illegaal) gokken en andere. Door deze ontwikkeling heeft het
    stadsbestuur op het vlak van de openbare orde en zedelijkheid
    feitelijk een belangrijk deel van zijn beleidsruimte in de
    binnenstad verloren. De groepen die in Amsterdam bij het plegen van
    georganiseerde criminaliteit zijn betrokken, kunnen niet over n en
    dezelfde kam worden geschoren. De onderlinge verschillen tussen wat
    hiervoor gemakshalve maar groepen zijn genoemd, zijn zelfs zo
    groot, dat deze term – wanneer ze niet wordt geconcretiseerd –
    nauwelijks nog betekenis lijkt te hebben. Wanneer er in het geval
    van de Italiaanse mafia of de Ghanese respectievelijk Nigeriaanse
    netwerken van groepen wordt gesproken, moet men zich goed
    realiseren dat het hier in feite hoofdzakelijk gaat om
    handelsvertegenwoordigers, makelaars, van de criminele organisaties
    die in betrokken landen van herkomst actief zijn. Bij de Chinese
    en, tot op zekere hoogte, de Joegoslavische groepen ligt het
    duidelijk anders. Hier is werkelijk sprake van bendes die ook als
    zodanig opereren in Amsterdam. Wat alleen niet altijd zo duidelijk
    is, dat zijn de verbindingen tussen deze bendes en bepaalde grote,
    internationaal opererende criminele organisaties. De term groepen
    is ook verwarrend in relatie tot de Surinaamse, Turkse en
    Marokkaanse drugshandel, tenzij er direct wordt bijverteld dat de
    groothandelaren uit de betrokken gemeenschappen niet op zichzelf
    werken, maar echte sleutelfiguren in deze gemeenschappen vormen:
    zij schakelen tal van hun lotgenoten in om de drugshandel te
    organiseren. En wanneer we tenslotte kijken naar de autochtone
    criminele groepen, dan zien die er weer anders uit. Hier gaat het
    niet om enkelingen, ook niet om kleine bendes die al dan niet deel
    uitmaken van internationale organisaties, en evenmin om delen van
    bepaalde bevolkingsgroepen. Waar het wel om gaat, zijn losjes
    georganiseerde, betrekkelijk zelfstandig opererende eenheden, die
    qua formaat variren van groepen die enkele tientallen personen
    tellen, tot groepen van 100 tot 150 man die weer uit verschillende
    kleinere groepen bestaan. Wat al deze groepen niettemin gemeen
    hebben, is hun bereidheid om geweld, dodelijk geweld, te gebruiken.
    Deze essentile karakteristiek van georganiseerde criminaliteit
    springt gewoonlijk het meest in het oog bij de buitenlandse en
    allochtone criminele groepen. En het mag dan inderdaad al zo zijn
    dat de bedoelde groepen naar verhouding meer liquidaties op hun
    conto hebben staan dan autochtone Amsterdamse groepen, ook de
    grotere onder de laatstbedoelde groepen laten zich in dezen bepaald
    niet onbetuigd. Het voorbeeld van de Bruinsma-clan heeft in de
    jaren negentig navolging gevonden. Onnodig te zeggen dat ook dit
    feit onderstreept dat de georganiseerde criminaliteit van eigen
    bodem niet dient te worden uitgevlakt. Ook al is het zo dat tot nu
    toe eigenlijk alleen Joegoslavische bendes te kennen hebben gegeven
    dat zij bereid zijn grof geweld tegen de politie te gebruiken
    wanneer deze systematisch en gericht in hun richting zou beginnen
    te werken. Dat het hier niet om een loze waarschuwing gaat, mag
    bekend worden verondersteld.

    lees meer

    Bijlage XI – 7. SLOTBESCHOUWING

    7. SLOTBESCHOUWING

    In dit hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies weergegeven
    van het onderzoek naar de aard, de ernst en de omvang van de
    georganiseerde criminaliteit in Arnhem, Enschede en Nijmegen.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>