Verhoren – de heer J. van VondelJanuary 1, 1999
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 77
2 november 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
donderdag 2 november 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
de heer J. van Vondel
Zie ook: Eerste verhoor de heer J. van Vondel (red.)
Aanvang 12.00 uur
lees meer
Verhoren – de heer H.F. DijkstalJanuary 1, 1999
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 93
9 november 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
donderdag 9 november 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
de heer H.F. Dijkstal
Aanvang 17.11 uur
lees meer
Bijlage X – 2.6. SlotbeschouwingJanuary 1, 1999
2.6. Slotbeschouwing
De advocaat heeft een moeilijk beroep: hij dient partijdig te
zijn, doch hierbij zijn onafhankelijkheid jegens de clint te
bewaren. De normering van – en controle op – de beroepsuitoefening
is sterk professioneel van karakter. Het beroep evolueert evenwel
steeds meer in de richting van een gewoon, commercieel beroep. Het
werkterrein van de advocaat (wat is eigenlijk des advocaten?) is
niet duidelijk afgegrensd, terwijl de beroepsbeoefenaar wel alle
parafernalia bezit van het klassieke, professionele beroep.
lees meer
Bijlage X – 1.2. VraagstellingJanuary 1, 1999
1.2. Vraagstelling
In dit deelrapport wordt nagegaan op welke wijze
vertegenwoordigers van de hier genoemde vrije-beroepen op een
verwijtbare manier betrokken zijn (geweest) bij de activiteiten van
criminele organisaties. Twee vragen dienen in dit verband te worden
beantwoord: 1. Is er sprake van verwijtbare betrokkenheid?
lees meer
Bijlage X – 5.4. Afscherming in het licht van de
verschillende fraudevormenJanuary 1, 1999
5.4. Afscherming in het licht van de verschillende
fraudevormen
In de voorafgaande paragrafen is in algemene zin beschreven hoe
criminele groepen waarbij de kernactiviteiten gelegen zijn op
fraudegebied, zich tegen dreigende interventie van buitenaf
trachten in te dekken. Een vraag die resteert, is op welke wijze
parasitaire fraudevormen zich qua immuniseringsstrategie
onderscheiden van fraudes waarin sprake is van een symbiose met de
wettige marktomgeving. In deze paragraaf zal dit aspect nader
worden uitgewerkt, waarbij voor beide fraudetypen de meest
kenmerkende elementen van afscherming zullen worden aangestipt.
lees meer
Bijlage X – 9.1. Van zwart geld naar misdaadgeldJanuary 1, 1999
9. INLEIDING
9.1. Van zwart geld naar misdaadgeld
Misdaad lijkt te lonen. De winsten die met georganiseerde
criminaliteit worden behaald, zijn soms buitensporig hoog. Toch is
de aandacht in Nederland voor het confisceren van deze winsten pas
van recente datum.
lees meer
Bijlage X – LITERATUURJanuary 1, 1999
LITERATUUR
Altena, M. J. van
Crimineel geld: de aanpak bij banken, In: C. D. van der Vijver
(red.),
lees meer
Bijlage XI – 4.2. De horeca en het gokwezenJanuary 1, 1999
4.2. De horeca en het gokwezen
De stad Amsterdam is ongeveer 4.000 horeca-gelegenheden rijk en
deze gelegenheden variren van hotels en restaurants tot
drinklokalen en coffeeshops. Er werken 15.000 werknemers in deze
sector en hun aantal neemt (licht) toe. De horeca vertegenwoordigt
dus een zeer aanzienlijk economisch belang. Maar de horeca is ook
op velerlei wijze bij criminaliteit betrokken: (a) de sector is er
slachtoffer van, (b) zijn openbare toegankelijkheid maakt hem
geschikt als pleegplaats ervoor en (c) er zijn horeca-ondernemers
die zichzelf aan misdaad schuldig maken. Deze drie mogelijke
relaties staan niet op zichzelf: als er misdaden in een lokaliteit
worden gepleegd is er vaak ook met de eigenaren al meer aan de hand
dan dat zij in hun eigen zaak geen overwicht hebben, of ondernemers
die veelvuldig zelf slachtoffer zijn geworden kunnen gemakkelijk in
de verleiding komen het hoofd boven water te houden op een illegale
manier.
lees meer
Bijlage XI – 6.5. Inschakeling van de mediaJanuary 1, 1999
6.5. Inschakeling van de media
De vraag in hoeverre de media onder druk staan van de
georganiseerde misdaad is in dit hoofdstuk contra de overheid in
zoverre van belang dat de media de intermediair kunnen
vormen waarlangs bedreigingen aan haar adres publiek worden
gemaakt. Ook kunnen zij een middel vormen om politie en justitie in
diskrediet te brengen, en dus te ondermijnen, met loze verhalen
over corruptie en onrechtmatig optreden. Een andere vraag is in
hoeverre de media zelf een branche vormen die door de
georganiseerde misdaad wordt genfiltreerd. Over dat laatste is
weinig bekend, maar we zullen er hier toch even bij stilstaan.
Journalisten zijn altijd al spreekbuis geweest van prominente
misdadigers. De verhalen die zij uit hun mond optekenen hebben niet
zelden een romantische inslag. De levensgeschiedenissen van
Pistolen Paultje, Haring Arie en Heer Olivier laten zich lezen als
schelmenromans. De hoofdpersonen stellen zichzelf natuurlijk niet
in een ongunstig daglicht en de lezers worden geacht hun avonturen
met een korreltje zout te nemen. Dat wordt anders wanneer de
verslaggever zich kritisch opstelt en het vraaggesprek aanvult met
informatie uit bronnen die de betrokken misdadiger misschien liever
niet had onthuld. Dan wordt het een
kwestie van onderhandelen en is het maar de vraag welke waarheid in
de media verschijnt. Ton van Dijk schreef in de jaren zeventig en
tachtig stukken over Amsterdam als Redacteur Onderwereld en hield
toen zijn voornaamste zegslieden uit de (negatieve) publiciteit.
Jopie de Vries was van mening dat zijn kleine imperium ten onrechte
steeds door de politie werd aangepakt omdat het het grootste was en
de meeste aandacht trok. Als een goktent was gesloten liet De Vries
aan Van Dijk zien welke ravage de politie nu weer had aangericht.
Van Dijk schreef erover en hield Zwarte Jopie dan inderdaad uit de
wind. Dit geldt ook in de richting van de politie:
misdaadverslaggevers hebben vaste relaties met n of meer
politiemensen die hun heldendaden graag vereeuwigd zien of die
welbewust criminele nieuwsfeiten laten uitlekken om uiteenlopende
redenen. De journalistieke vuistregel luidt in alle gevallen:
iedere primeur is een lek. En dus zal een journalist doorgaans zijn
bron niet noemen. De namen van vaste informanten, waar zij ook
zitten, bereiken de publiciteit niet of slechts in verhulde
vorm.
lees meer
Bijlage XI – 6.3. De afwezigheid van georganiseerde
criminele activiteitenJanuary 1, 1999
6.3. De afwezigheid van georganiseerde criminele
activiteiten
De situatie inzake de aard, ernst en omvang van de
georganiseerde criminaliteit kan ook worden beschreven in termen
van wat niet voorkomt. Noot Zoals gezegd, komen
vormen van racketeering in legale branches vermoedelijk niet voor.
Ook de aan georganiseerde misdaad geparenteerde vormen van geweld
komen slechts op beperkte schaal voor. Van het voorkomen van andere
activiteiten die kenmerkend zijn voor de georganiseerde misdaad in
andere landen, zoals loan-sharking, illegale loterijen en
gokgelegenheden op
grote schaal, is ons weinig ter ore gekomen.
Het is van belang te onderstrepen dat sommige allochtone groepen,
die vaak met georganiseerde misdaad in verband worden gebracht, of
allochtone groepen uit de buurlanden nauwelijks in de drie steden
opereren. Een van de opmerkelijke bevindingen is dat er geen Duitse
criminele groepen actief zijn. Je zou op zijn minst in
grensgebieden toch wel enige grensoverschrijdende activiteiten van
criminele groepen mogen verwachten. Er zijn echter geen
aanwijzingen dat Duitse misdadigers georganiseerd in groepen in de
steden werkzaam zijn. De reden zou kunnen zijn dat het Duitse
achterland van Enschede, Arnhem en Nijmegen relatief dun bevolkt is
en dat Duitse criminele groepen voornamelijk hun aandacht richten
op het dichtbevolkte Ruhrgebied. Het Bundeskriminalambt wijst in
haar rapportage op de concentratie van de georganiseerde misdaad in
het gebied met de steden Dsseldorf, Dortmund, Keulen waar de meeste
kansen liggen om op illegale wijze geld te verdienen (BKA, 1990).
Politiemensen met een lange staat van dienst kunnen zich nog wel
herinneren dat er in de jaren zestig schuchtere pogingen zijn
ondernomen door Duitsers om in de steden te penetreren. Na enige
schermutselingen schijnen zij zich snel weer op hun eigen
grondgebied te hebben teruggetrokken. Het is vermoedelijk eerder zo
dat Duitsland meer te maken heeft met Nederlandse criminele groepen
dan andersom. Ook van de aanwezigheid van Belgische,
Scandinavische, Engelse of Franse criminele groepen zijn nauwelijks
sporen aangetroffen. Er zijn wel drugtransporten naar die landen
die door de Enschedese, Nijmeegse en Arnhemse groepen worden
georganiseerd, maar deze handel heeft niet geleid tot het overkomen
van criminele groepen uit die landen naar hier. Ook de Italiaanse
mafia is niet aanwezig in deze steden. De expansie van de
Italiaanse mafia in Europa heeft de Italianen vrijwel direct naar
Amsterdam geleid zonder eerst in de grenssteden pogingen te
ondernemen om de markt te verkennen. Opmerkelijk is wel dat de
koppelbazen uit Nijmegen nooit te maken hebben met hun Italiaanse
collega’s in de Duitse bouwnijverheid. Hoewel de Italiaanse mafia
koppelbazerij in Belgi en Frankrijk verricht, blijven deze
activiteiten in Nederland en Duitsland buiten haar werkterrein. Van
andere, ons bekende Europese criminele groepen is wel de
aanwezigheid door ons gesignaleerd. Ex-Joegoslaven houden zich
bezig met autodiefstallen (Enschede), met ripdeals (Enschede en
Nijmegen) en proberen Oosteuropese vrouwen te plaatsen binnen de
lokale prostitutie van de steden. In Enschede hebben
ex-Joegoslaven, in het bijzonder Serven en Kroaten een aantal jaren
geleden geprobeerd de lokale exploitant te intimideren in een
poging om de clubs over te nemen. Dat is toen niet gelukt, maar na
de dood van de grootste exploitant vreest de politie dat
Joegoslaven nogmaals pogingen zullen ondernemen. Hun gewelddadige
imago bezorgt menigeen in de plaatselijke onderwereld en de politie
grote zorgen.
lees meer
Bijlage I – 2.2 De stafJanuary 1, 1999
2.2 De staf
De samenstelling van de staf was n van de eerste taken waarmee de
commissie na haar constitutie aan de slag ging. De enqutecommissie
was op grond van de kamerstukken 23.945, nrs. 1-11, met
verschillende taken belast. De 77 vragen die de Werkgroep
vooronderzoek opsporingsmethoden in haar rapport had geformuleerd,
namen daarbij een centrale plaats in. De beantwoording van deze
vragen noopte tot het opzetten van een projectorganisatie, waarin
verschillende vormen van kennis en vaardigheid werden samengebald.
De samenstelling van de staf diende een weerspiegeling daarvan te
zijn. Om de vertrouwelijkheid van het onderzoek zoveel mogelijk te
waarborgen, heeft de commissie ervoor gekozen zo weinig mogelijk
onderzoek uit te besteden. Slechts het in kaart brengen van de
ernst, aard en omvang van de zware, georganiseerde criminaliteit
heeft de commissie uitbesteed.
lees meer
Bijlage I – 6.4 Geheime delen commissie-WierengaJanuary 1, 1999
6.4 Geheime delen commissie-Wierenga
Tijdens de openbare verhoren kwamen zoveel nieuwe feiten over de
door het voormalig interregionaal rechercheteam
Noord-Holland/Utrecht gehanteerde methode, de gecontroleerde
doorlevering van drugs (de Deltamethode), aan het licht, dat de
commissie tot de overtuiging kwam dat zij over de geheime gedeelten
van het rapport van de commissie-Wierenga diende te beschikken om
tot een verantwoorde eindrapportage te kunnen komen. Op basis van
artikel 3 van de Wet op de Parlementaire Enqute en van de afspraken
met de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken over de
behandeling van gevoelige informatie Noot , verzocht de
commissie op 2 oktober 1995 beide bewindspersonen om toezending van
het complete geheime deel van de rapportage van de
commissie-Wierenga. Het geheime deel van die rapportage bestaat uit
de aanbiedingsbrief van 24 maart 1994, delen van de
processen-verbaal van de verklaringen van 27 personen, afgelegd ten
overstaan van de commissie-Wierenga, en twee processen-verbaal van
bevindingen. Op 6 oktober 1995 vernam de commissie van beide
ministers dat kennisneming van de stukken alleen kon geschieden na
ondertekening van een geheimhoudingsverklaring door de commissie.
De commissie kon daar niet op ingaan, aangezien dat zou betekenen
dat die gedeelten niet bij haar openbare rapportage betrokken
zouden kunnen worden. Het intensieve overleg dat hierop volgde,
leidde op 20 oktober tot de toezending van een gedeelte van het
geheime deel van bedoelde rapportage, te weten de aanbiedingsbrief
en een proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 1994 van
commissaris van politie H. Jansen. Op diezelfde dag verzocht de
commissie de ministers de ontbrekende gedeelten van het geheime
deel, dan wel een afschrift daarvan, aan haar ter hand te
stellen.
lees meer
Bijlage V – 11.5 Inventarisatie van opsporingsmethoden in de
Verenigde Staten van AmerikaJanuary 1, 1999
11.5 Inventarisatie van opsporingsmethoden in de Verenigde
Staten van Amerika
11.5.1 De georganiseerde misdaad in de Verenigde
Staten
Het Amerikaanse ministerie van Justitie (US Department of
Justice) definieert de georganiseerde misdaad als een langdurig
gestructureerd en gedisciplineerd samenwerkingsverband van
individun of groepen die financieel winstbejag beogen en dit geheel
of gedeeltelijk bereiken met behulp van illegale middelen en
hun
activiteiten beschermen door middel van corruptie en omkoping.
Het ministerie gaat daarbij uit van de veel voorkomende, maar niet
noodzakelijke kenmerken: samenzwering, gebruik van geweld en
bedreiging daarmee, systematische of hoog gedisciplineerde
uitvoering van activiteiten, een hirarchische structuur van de
organisatie waardoor de leiders vaak zelf niet feitelijk de
strafbare handelingen verrichten, invloed in de handel, de politiek
en de overheid met behulp van corruptie en omkoping, alsmede
winstbejag door middel van illegale activiteiten zoals de
drughandel, gokautomaten, kredietverlening met verhoogde rente en
het witwassen van geld en investering of deelname in legale
bedrijven. Noot
lees meer
Bijlage V – Omgekatte auto’sJanuary 1, 1999
Omgekatte auto’s
Rechtbank ‘s-Hertogenbosch 12 juni 1992, park.nr. 037.044/92 en
Hof ‘s-Hertogenbosch 19 december 1992, park. nr 20.001178.92
(Artt. 311 lid 1 aanhef onder 4 j 310, 219 aanhef onder 1 j 45
Sr en 150 j 148 lid 3 Sv) Op 20 december 1992 deelde de
politie, de officier van justitie telefonisch mede, dat uit CID
informatie was gebleken, dat in een bepaalde schuur gestolen auto’s
waren ondergebracht om omgekat te worden (dat is het voorzien van
een ander chassisnummer en dergelijke om weer verkocht te kunnen
worden). De officier besloot op grond van de bepaling van de schouw
(art. 150 Sv juncto 148 lid 3 Sv) in die schuur te gaan kijken,
teneinde de juistheid van die informatie vast te stellen. De
rechthebbende op die schuur werd hiervan niet op de hoogte
gesteld.
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>