• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Verhoren – de heer J. van Vondel

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 77

    2 november 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    donderdag 2 november 1995
    in de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt
    de heer J. van Vondel
    Zie ook: Eerste verhoor de heer J. van Vondel (red.)
    Aanvang 12.00 uur

    lees meer

    Verhoren – de heer H.F. Dijkstal

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 93

    9 november 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    donderdag 9 november 1995
    in de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt
    de heer H.F. Dijkstal
    Aanvang 17.11 uur

    lees meer

    Bijlage X – 2.6. Slotbeschouwing

    2.6. Slotbeschouwing

    De advocaat heeft een moeilijk beroep: hij dient partijdig te
    zijn, doch hierbij zijn onafhankelijkheid jegens de clint te
    bewaren. De normering van – en controle op – de beroepsuitoefening
    is sterk professioneel van karakter. Het beroep evolueert evenwel
    steeds meer in de richting van een gewoon, commercieel beroep. Het
    werkterrein van de advocaat (wat is eigenlijk des advocaten?) is
    niet duidelijk afgegrensd, terwijl de beroepsbeoefenaar wel alle
    parafernalia bezit van het klassieke, professionele beroep.

    lees meer

    Bijlage X – 1.2. Vraagstelling

    1.2. Vraagstelling

    In dit deelrapport wordt nagegaan op welke wijze
    vertegenwoordigers van de hier genoemde vrije-beroepen op een
    verwijtbare manier betrokken zijn (geweest) bij de activiteiten van
    criminele organisaties. Twee vragen dienen in dit verband te worden
    beantwoord: 1. Is er sprake van verwijtbare betrokkenheid?

    lees meer

    Bijlage X – 5.4. Afscherming in het licht van de verschillende fraudevormen

    5.4. Afscherming in het licht van de verschillende
    fraudevormen

    In de voorafgaande paragrafen is in algemene zin beschreven hoe
    criminele groepen waarbij de kernactiviteiten gelegen zijn op
    fraudegebied, zich tegen dreigende interventie van buitenaf
    trachten in te dekken. Een vraag die resteert, is op welke wijze
    parasitaire fraudevormen zich qua immuniseringsstrategie
    onderscheiden van fraudes waarin sprake is van een symbiose met de
    wettige marktomgeving. In deze paragraaf zal dit aspect nader
    worden uitgewerkt, waarbij voor beide fraudetypen de meest
    kenmerkende elementen van afscherming zullen worden aangestipt.

    lees meer

    Bijlage X – 9.1. Van zwart geld naar misdaadgeld

    9. INLEIDING

    9.1. Van zwart geld naar misdaadgeld

    Misdaad lijkt te lonen. De winsten die met georganiseerde
    criminaliteit worden behaald, zijn soms buitensporig hoog. Toch is
    de aandacht in Nederland voor het confisceren van deze winsten pas
    van recente datum.

    lees meer

    Bijlage X – LITERATUUR

    LITERATUUR

    Altena, M. J. van
    Crimineel geld: de aanpak bij banken, In: C. D. van der Vijver
    (red.),

    lees meer

    Bijlage XI – 4.2. De horeca en het gokwezen

    4.2. De horeca en het gokwezen

    De stad Amsterdam is ongeveer 4.000 horeca-gelegenheden rijk en
    deze gelegenheden variren van hotels en restaurants tot
    drinklokalen en coffeeshops. Er werken 15.000 werknemers in deze
    sector en hun aantal neemt (licht) toe. De horeca vertegenwoordigt
    dus een zeer aanzienlijk economisch belang. Maar de horeca is ook
    op velerlei wijze bij criminaliteit betrokken: (a) de sector is er
    slachtoffer van, (b) zijn openbare toegankelijkheid maakt hem
    geschikt als pleegplaats ervoor en (c) er zijn horeca-ondernemers
    die zichzelf aan misdaad schuldig maken. Deze drie mogelijke
    relaties staan niet op zichzelf: als er misdaden in een lokaliteit
    worden gepleegd is er vaak ook met de eigenaren al meer aan de hand
    dan dat zij in hun eigen zaak geen overwicht hebben, of ondernemers
    die veelvuldig zelf slachtoffer zijn geworden kunnen gemakkelijk in
    de verleiding komen het hoofd boven water te houden op een illegale
    manier.

    lees meer

    Bijlage XI – 6.5. Inschakeling van de media

    6.5. Inschakeling van de media

    De vraag in hoeverre de media onder druk staan van de
    georganiseerde misdaad is in dit hoofdstuk contra de overheid in
    zoverre van belang dat de media de intermediair kunnen
    vormen waarlangs bedreigingen aan haar adres publiek worden
    gemaakt. Ook kunnen zij een middel vormen om politie en justitie in
    diskrediet te brengen, en dus te ondermijnen, met loze verhalen
    over corruptie en onrechtmatig optreden. Een andere vraag is in
    hoeverre de media zelf een branche vormen die door de
    georganiseerde misdaad wordt genfiltreerd. Over dat laatste is
    weinig bekend, maar we zullen er hier toch even bij stilstaan.
    Journalisten zijn altijd al spreekbuis geweest van prominente
    misdadigers. De verhalen die zij uit hun mond optekenen hebben niet
    zelden een romantische inslag. De levensgeschiedenissen van
    Pistolen Paultje, Haring Arie en Heer Olivier laten zich lezen als
    schelmenromans. De hoofdpersonen stellen zichzelf natuurlijk niet
    in een ongunstig daglicht en de lezers worden geacht hun avonturen
    met een korreltje zout te nemen. Dat wordt anders wanneer de
    verslaggever zich kritisch opstelt en het vraaggesprek aanvult met
    informatie uit bronnen die de betrokken misdadiger misschien liever
    niet had onthuld. Dan wordt het een
    kwestie van onderhandelen en is het maar de vraag welke waarheid in
    de media verschijnt. Ton van Dijk schreef in de jaren zeventig en
    tachtig stukken over Amsterdam als Redacteur Onderwereld en hield
    toen zijn voornaamste zegslieden uit de (negatieve) publiciteit.
    Jopie de Vries was van mening dat zijn kleine imperium ten onrechte
    steeds door de politie werd aangepakt omdat het het grootste was en
    de meeste aandacht trok. Als een goktent was gesloten liet De Vries
    aan Van Dijk zien welke ravage de politie nu weer had aangericht.
    Van Dijk schreef erover en hield Zwarte Jopie dan inderdaad uit de
    wind. Dit geldt ook in de richting van de politie:
    misdaadverslaggevers hebben vaste relaties met n of meer
    politiemensen die hun heldendaden graag vereeuwigd zien of die
    welbewust criminele nieuwsfeiten laten uitlekken om uiteenlopende
    redenen. De journalistieke vuistregel luidt in alle gevallen:
    iedere primeur is een lek. En dus zal een journalist doorgaans zijn
    bron niet noemen. De namen van vaste informanten, waar zij ook
    zitten, bereiken de publiciteit niet of slechts in verhulde
    vorm.

    lees meer

    Bijlage XI – 6.3. De afwezigheid van georganiseerde criminele activiteiten

    6.3. De afwezigheid van georganiseerde criminele
    activiteiten

    De situatie inzake de aard, ernst en omvang van de
    georganiseerde criminaliteit kan ook worden beschreven in termen
    van wat niet voorkomt. Noot Zoals gezegd, komen
    vormen van racketeering in legale branches vermoedelijk niet voor.
    Ook de aan georganiseerde misdaad geparenteerde vormen van geweld
    komen slechts op beperkte schaal voor. Van het voorkomen van andere
    activiteiten die kenmerkend zijn voor de georganiseerde misdaad in
    andere landen, zoals loan-sharking, illegale loterijen en
    gokgelegenheden op
    grote schaal, is ons weinig ter ore gekomen.
    Het is van belang te onderstrepen dat sommige allochtone groepen,
    die vaak met georganiseerde misdaad in verband worden gebracht, of
    allochtone groepen uit de buurlanden nauwelijks in de drie steden
    opereren. Een van de opmerkelijke bevindingen is dat er geen Duitse
    criminele groepen actief zijn. Je zou op zijn minst in
    grensgebieden toch wel enige grensoverschrijdende activiteiten van
    criminele groepen mogen verwachten. Er zijn echter geen
    aanwijzingen dat Duitse misdadigers georganiseerd in groepen in de
    steden werkzaam zijn. De reden zou kunnen zijn dat het Duitse
    achterland van Enschede, Arnhem en Nijmegen relatief dun bevolkt is
    en dat Duitse criminele groepen voornamelijk hun aandacht richten
    op het dichtbevolkte Ruhrgebied. Het Bundeskriminalambt wijst in
    haar rapportage op de concentratie van de georganiseerde misdaad in
    het gebied met de steden Dsseldorf, Dortmund, Keulen waar de meeste
    kansen liggen om op illegale wijze geld te verdienen (BKA, 1990).
    Politiemensen met een lange staat van dienst kunnen zich nog wel
    herinneren dat er in de jaren zestig schuchtere pogingen zijn
    ondernomen door Duitsers om in de steden te penetreren. Na enige
    schermutselingen schijnen zij zich snel weer op hun eigen
    grondgebied te hebben teruggetrokken. Het is vermoedelijk eerder zo
    dat Duitsland meer te maken heeft met Nederlandse criminele groepen
    dan andersom. Ook van de aanwezigheid van Belgische,
    Scandinavische, Engelse of Franse criminele groepen zijn nauwelijks
    sporen aangetroffen. Er zijn wel drugtransporten naar die landen
    die door de Enschedese, Nijmeegse en Arnhemse groepen worden
    georganiseerd, maar deze handel heeft niet geleid tot het overkomen
    van criminele groepen uit die landen naar hier. Ook de Italiaanse
    mafia is niet aanwezig in deze steden. De expansie van de
    Italiaanse mafia in Europa heeft de Italianen vrijwel direct naar
    Amsterdam geleid zonder eerst in de grenssteden pogingen te
    ondernemen om de markt te verkennen. Opmerkelijk is wel dat de
    koppelbazen uit Nijmegen nooit te maken hebben met hun Italiaanse
    collega’s in de Duitse bouwnijverheid. Hoewel de Italiaanse mafia
    koppelbazerij in Belgi en Frankrijk verricht, blijven deze
    activiteiten in Nederland en Duitsland buiten haar werkterrein. Van
    andere, ons bekende Europese criminele groepen is wel de
    aanwezigheid door ons gesignaleerd. Ex-Joegoslaven houden zich
    bezig met autodiefstallen (Enschede), met ripdeals (Enschede en
    Nijmegen) en proberen Oosteuropese vrouwen te plaatsen binnen de
    lokale prostitutie van de steden. In Enschede hebben
    ex-Joegoslaven, in het bijzonder Serven en Kroaten een aantal jaren
    geleden geprobeerd de lokale exploitant te intimideren in een
    poging om de clubs over te nemen. Dat is toen niet gelukt, maar na
    de dood van de grootste exploitant vreest de politie dat
    Joegoslaven nogmaals pogingen zullen ondernemen. Hun gewelddadige
    imago bezorgt menigeen in de plaatselijke onderwereld en de politie
    grote zorgen.

    lees meer

    Bijlage I – 2.2 De staf

    2.2 De staf

    De samenstelling van de staf was n van de eerste taken waarmee de
    commissie na haar constitutie aan de slag ging. De enqutecommissie
    was op grond van de kamerstukken 23.945, nrs. 1-11, met
    verschillende taken belast. De 77 vragen die de Werkgroep
    vooronderzoek opsporingsmethoden in haar rapport had geformuleerd,
    namen daarbij een centrale plaats in. De beantwoording van deze
    vragen noopte tot het opzetten van een projectorganisatie, waarin
    verschillende vormen van kennis en vaardigheid werden samengebald.
    De samenstelling van de staf diende een weerspiegeling daarvan te
    zijn. Om de vertrouwelijkheid van het onderzoek zoveel mogelijk te
    waarborgen, heeft de commissie ervoor gekozen zo weinig mogelijk
    onderzoek uit te besteden. Slechts het in kaart brengen van de
    ernst, aard en omvang van de zware, georganiseerde criminaliteit
    heeft de commissie uitbesteed.

    lees meer

    Bijlage I – 6.4 Geheime delen commissie-Wierenga

    6.4 Geheime delen commissie-Wierenga

    Tijdens de openbare verhoren kwamen zoveel nieuwe feiten over de
    door het voormalig interregionaal rechercheteam
    Noord-Holland/Utrecht gehanteerde methode, de gecontroleerde
    doorlevering van drugs (de Deltamethode), aan het licht, dat de
    commissie tot de overtuiging kwam dat zij over de geheime gedeelten
    van het rapport van de commissie-Wierenga diende te beschikken om
    tot een verantwoorde eindrapportage te kunnen komen. Op basis van
    artikel 3 van de Wet op de Parlementaire Enqute en van de afspraken
    met de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken over de
    behandeling van gevoelige informatie Noot , verzocht de
    commissie op 2 oktober 1995 beide bewindspersonen om toezending van
    het complete geheime deel van de rapportage van de
    commissie-Wierenga. Het geheime deel van die rapportage bestaat uit
    de aanbiedingsbrief van 24 maart 1994, delen van de
    processen-verbaal van de verklaringen van 27 personen, afgelegd ten
    overstaan van de commissie-Wierenga, en twee processen-verbaal van
    bevindingen. Op 6 oktober 1995 vernam de commissie van beide
    ministers dat kennisneming van de stukken alleen kon geschieden na
    ondertekening van een geheimhoudingsverklaring door de commissie.
    De commissie kon daar niet op ingaan, aangezien dat zou betekenen
    dat die gedeelten niet bij haar openbare rapportage betrokken
    zouden kunnen worden. Het intensieve overleg dat hierop volgde,
    leidde op 20 oktober tot de toezending van een gedeelte van het
    geheime deel van bedoelde rapportage, te weten de aanbiedingsbrief
    en een proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 1994 van
    commissaris van politie H. Jansen. Op diezelfde dag verzocht de
    commissie de ministers de ontbrekende gedeelten van het geheime
    deel, dan wel een afschrift daarvan, aan haar ter hand te
    stellen.

    lees meer

    Inhoud Bijlage II

    Bijlage II – Verhoren 1-32

    1. prof. dr. C. Fijnaut
    2. prof. dr. F. Bovenkerk
    3. de heer J. Wilzing
    4. mr. R.A. Gonsalves
    5. de heer P.D. IJzerman
    6. prof. dr. H. van de Bunt
    7. prof. dr. G.J.N. Bruinsma
    8. prof. mr. G.J.M. Corstens
    9. mr. H.P. Wooldrik en mr. G.P. van de
    Beek

    10. prof. dr. J. Naey
    11. mr. R.A.F. Gerding
    12. de heer B.J.A.M. Welten
    13. de heer W.C. van Amerongen
    14. de heer H.A. Jansen
    15. mr. J.J.Th.M. Pieters
    16. de heer A. Kloosterman
    17. de heer A.A.M. Hellemons
    18. de heer A. Broere
    19. de heer P.C. van Duijne
    20. de heren B.N. Barendregt en H.C.J.M.
    Theeuwes

    21. de heer A.M. Mosterd
    22. de heren J.C. van Looijen en D. van
    Teijlingen

    23. mr. F.C.V. de Groot
    24. mr. J. Koers
    25. mr. L.A.J.M. de Wit
    26. de heer R. Karstens
    27. de heer W.M. van Gemert
    28. prof. dr. F. Bovenkerk
    29. de heer W.J.A. Paulissen
    30. de heer W.H. Woelders
    31. mr. O.R. Dros
    32. mevrouw mr. I.E.W. Gonzales

    lees meer

    Bijlage V – 11.5 Inventarisatie van opsporingsmethoden in de Verenigde Staten van Amerika

    11.5 Inventarisatie van opsporingsmethoden in de Verenigde
    Staten van Amerika

    11.5.1 De georganiseerde misdaad in de Verenigde
    Staten

    Het Amerikaanse ministerie van Justitie (US Department of
    Justice
    ) definieert de georganiseerde misdaad als een langdurig
    gestructureerd en gedisciplineerd samenwerkingsverband van
    individun of groepen die financieel winstbejag beogen en dit geheel
    of gedeeltelijk bereiken met behulp van illegale middelen en
    hun
    activiteiten beschermen door middel van corruptie en omkoping.
    Het ministerie gaat daarbij uit van de veel voorkomende, maar niet
    noodzakelijke kenmerken: samenzwering, gebruik van geweld en
    bedreiging daarmee, systematische of hoog gedisciplineerde
    uitvoering van activiteiten, een hirarchische structuur van de
    organisatie waardoor de leiders vaak zelf niet feitelijk de
    strafbare handelingen verrichten, invloed in de handel, de politiek
    en de overheid met behulp van corruptie en omkoping, alsmede
    winstbejag door middel van illegale activiteiten zoals de
    drughandel, gokautomaten, kredietverlening met verhoogde rente en
    het witwassen van geld en investering of deelname in legale
    bedrijven. Noot

    lees meer

    Bijlage V – Omgekatte auto’s

    Omgekatte auto’s

    Rechtbank ‘s-Hertogenbosch 12 juni 1992, park.nr. 037.044/92 en
    Hof ‘s-Hertogenbosch 19 december 1992, park. nr 20.001178.92
    (Artt. 311 lid 1 aanhef onder 4 j 310, 219 aanhef onder 1 j 45
    Sr en 150 j 148 lid 3 Sv)
    Op 20 december 1992 deelde de
    politie, de officier van justitie telefonisch mede, dat uit CID
    informatie was gebleken, dat in een bepaalde schuur gestolen auto’s
    waren ondergebracht om omgekat te worden (dat is het voorzien van
    een ander chassisnummer en dergelijke om weer verkocht te kunnen
    worden). De officier besloot op grond van de bepaling van de schouw
    (art. 150 Sv juncto 148 lid 3 Sv) in die schuur te gaan kijken,
    teneinde de juistheid van die informatie vast te stellen. De
    rechthebbende op die schuur werd hiervan niet op de hoogte
    gesteld.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>