IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 6.2.
De commercieJanuary 1, 1999
6.2. De commercie
Voor private instellingen is het van levensbelang over die
meldingen te kunnen beschikken. De reden is dat
verzekeringsmaatschappijen vindersloon of bemiddelingskosten
uitbetalen aan die instellingen die gegevens verstrekken over de
vindplaats van een vermiste auto. Dergelijke bedrijven worden ook
wel carhunters genoemd. Er zijn in Nederland diverse
carhunter bedrijven actief die opereren in de zelfkant van
opsporingsland. AVRO’s Televisier heeft in een uitzending aandacht
besteed aan dergelijke onderzoeksbureaus, annex priv-detectives,
annex schade-onderzoeksbureaus. Deze carhunters zoeken bij
grote parkeerplaatsen en parkeergarages (in grote steden en bij
stations en vliegvelden) de kentekens op van de daar geparkeerde
auto’s om een eventueel gestolen exemplaar te ontdekken. Is dit het
geval dan wordt contact opgenomen met de verzekeringsmaatschappij
met de mededeling dat de auto op een zekere plaats is
aangetroffen. Wanneer de maatschappij prijsstelt op teruggave dan
wordt zij verzocht een bepaald bedrag op de rekening van de
carhunter te storten, waarna de plaats waar de auto zich bevindt
bekend zal worden gemaakt. Eventueel kan de carhunter, uiteraard
tegen vergoeding, de auto zelf terugbrengen. De bedragen die
daarmee kunnen worden verdiend zijn zeker aantrekkelijk, varirend
van 3.000 tot 5.000 gulden per auto. De verzekeringsmaatschappij
gaat op zo’n voorstel in omdat het om bedrijfseconomische redenen
aantrekkelijker is een bedrag van f.3.000,- uit te keren dan de
gehele vervangingswaarde aan de verzekerde te betalen.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 3.8. Publieke
toegankelijkheidJanuary 1, 1999
3.8. Publieke toegankelijkheid
Een belangrijk kenmerk van de horeca is natuurlijk haar publieke
toegankelijkheid. Iedere week bezoeken zo’n twee miljoen
Nederlanders een horecagelegenheid. De meesten van hen zijn tussen
de 16 en 30 jaar oud. Vooral het publiek dat caf, bar, bowlingbaan
en discotheek bezoekt is gemiddeld jong. Het uitgaansleven kent
hoge bezoekerspieken op de vrijdag- en zaterdagavond. Het
uitgaanspubliek is op zoek naar plezier en ontspanning; daar hoort
nachtbraken, drinken en samenzijn bij. De combinatie van het late
uur, alcoholgebruik en groepsgedrag leidt soms tot beheersproblemen
onder het uitgaanspubliek. Er kan sprake zijn van geluidsoverlast,
vandalisme, vechtpartijen en verkeersovertredingen zoals het rijden
onder invloed. Het uitgaanspubliek is bovendien een aantrekkelijk
doelwit voor fietsendieven en zakkenrollers; ook zij bevinden zich
op uitgaansavonden dus in de horeca. De politie werkt, vooral in de
grote steden, op de uitgaansdagen met een verhoogde bezetting en na
het weekend staat het aantal misdrijven en ongelukken in de lokale
maandagskranten te lezen.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 6.5. Het imago van
de brancheJanuary 1, 1999
6.5. Het imago van de branche
De gokautomatenbranche is een duidelijk voorbeeld van een sector
met een besmette identiteit. Het produkt dat de
gokautomatenproducenten, handelaren en exploitanten aanbieden is
maatschappelijk maar ten dele geaccepteerd; men onderkent de
bestaande menselijke behoefte aan de spanning en ontspanning van
het gokspel, maar deze staat toch in laag aanzien. De organisatie
voor speelautomatenfabrikanten spreekt over de Calvinistische
moraal die het gokken afkeurt; het spelen op automaten wordt door
velen gezien als een tijd- en geldverspillende bezigheid. Vooral
het steeds groter wordende probleem van de gokverslaving is zeer
schadelijk voor het imago en aanzien van de branche. De
verslavingsproblematiek kan niet los worden gezien van
maatschappelijke gevolgen als verwervingscriminaliteit en problemen
van openbare orde en deze leveren een aanzienlijke kostenpost op
voor de maatschappij en de overheid.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – VOORWOORDJanuary 1, 1999
Gerben Bruinsma Universiteit Twente
VOORWOORD
De bouwnijverheid is een van de grootste bedrijfstakken waarin
ongeveer per jaar 60 miljard gulden omgaat. De aard van de
werkzaamheden maakt deze branche uiterst kwetsbaar voor infiltratie
door criminele groepen. In het buitenland zoals in Itali, Japan,
Colombia en de Verenigde Staten, heeft de georganiseerde misdaad
deze branche vrijwel volledig in handen. Aannemers worden gedwongen
protectiegelden te betalen, concurrerende legale bedrijven worden
met brandstichting en geweld uit de markt gewerkt en aanbestedingen
worden geregeld via corruptie bij publieke en private
opdrachtgevers.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 6. KOPPELBAZERIJ IN DE
BOUWNIJVERHEIDJanuary 1, 1999
6. KOPPELBAZERIJ IN DE BOUWNIJVERHEID
In het vorige hoofdstuk is bij de bespreking van de
werkgeversfraudes aangegeven dat de bouwnijverheid altijd op zoek
is naar wegen om de arbeidskosten zo laag mogelijk te houden. Dit
kan op legale, maar ook op diverse illegale manieren gebeuren. Een
aannemer kan zelf personeel in dienst nemen en vervolgens met valse
nota’s, facturen, en dergelijke frauderen met de afdracht van
premies en belastingen. Van deze fraudes zijn in het vorige
hoofdstuk enkele voorbeelden gegeven. Een andere illegale manier
behelst het inschakelen van arbeidskrachten die worden geleverd
door koppelbazen.
lees meer
IX – De afvalverwerkingsbranche – 5.4. ConvenantenJanuary 1, 1999
5.4. Convenanten
De zelfregulering in de afvalverwerkingsbranche gaat de laatste
jaren eveneens hand in hand met de inzet van het beleidsinstrument
van de convenanten. Convenanten zijn schriftelijk vastgelegde
afspraken tussen de overheid en, in dit geval, de afvalbranche over
de te bereiken milieudoelstellingen. Bij de totstandkoming van een
convenant speelt de overheid een gelijkwaardige rol waarbij wordt
gestreefd naar consensus tussen de partijen. Pleijte en Geleuken
(1994, 93) concluderen over het milieuconvenant het volgende: Of
de huidige convenanten verdienstelijk zijn voor het milieubeleid is
zeer twijfelachtig. Het afsluiten van convenanten kost veel tijd,
terwijl onduidelijk is wat precies is overeengekomen.Aan
convenanten zijn zeer zeker nadelen verbonden. Nadelen die door
malafide afvalverwerkers in hun voordeel kunnen worden uitgebuit.
Zo bindt een convenant partijen te weinig en biedt het geen
juridische waarborgen zoals wetgeving die garandeert. Op de
naleving van convenanten staan geen sancties (hoogstens binnen de
branche), mede omdat er nauwelijks of geen controle is geregeld. In
convenanten worden doorgaans alleen doelvoorschriften aangegeven en
geen middelenvoorschriften. Het staat de branche dus vrij deze zelf
te bepalen. Convenanten lijken op het eerste gezicht aantrekkelijk
ten opzichte van wetgeving. Deze aantrekkelijkheid verdwijnt echter
wanneer de lange onderhandelingsduur in ogenschouw wordt genomen.
Vaak is de teleurstelling na afloop groot omdat alleen maar
doelstellingen in het convenant zijn opgenomen die door de
afvalbranche toch al zijn bereikt. Ook is te zien dat de overheid
door een gelijkwaardige partner te willen spelen vaak door de
branche-organisaties niet meer serieus wordt genomen (zie ook
.5.6). Ten slotte kan als nadeel van convenanten worden genoemd dat
zij vaak met specifieke branche-organisaties worden afgesloten.
Hierdoor bestaan slechts convenanten per afvalstof of per deel van
de afvalketen, waardoor er allerlei gaten in de regeling van de
hele afvalketen kunnen ontstaan. Gaten waarvan kwaadwillenden
gebruik kunnen maken.
lees meer
IX – De afvalverwerkingsbranche – 4.2. Soorten
milieucriminaliteitJanuary 1, 1999
4.2. Soorten milieucriminaliteit: de officile cijfers
Om de aard en de omvang van milieucriminaliteit in kaart te
brengen kan men te rade gaan bij de officile statistieken die door
het CBS jaarlijks worden gepubliceerd. Verdeeld over de diverse
soorten milieuwetten is in tabel 4 van de bijlage te zien dat de
meeste overtredingen van de milieuwetten onder de
Bestrijdingsmiddelenwet vallen. Het minste aantal zaken staat
vermeld onder de Wet inzake de luchtverontreiniging. Er kan worden
aangenomen dat de door de CBS gepresenteerde cijfers nauwelijks een
betrouwbare en valide afspiegeling van het werkelijke aantal
overtredingen van milieuwetten bieden. Ook de stijging van het
aantal milieudelicten van het jaar 1993 ten opzichte van de
voorafgaande jaren hoeft niet in overeenstemming te zijn met een
werkelijke stijging. Het is aannemelijk te veronderstellen dat die
stijging voor het grootste deel is toe te schrijven aan een
registratie-effect als gevolg van een grotere aandacht van politie
en justitie voor milieuzaken. Het is ook mogelijk dat feitelijk een
toename in wetsovertredingen ten opzichte van het milieu heeft
plaatsgevonden, maar dit is niet uit de cijfers af te leiden.
Voorts is uit deze officile cijfers van het CBS niet op te maken of
er sprake is van lichte of van zware milieucriminaliteit. Deze
vermenging van kleine en grote milieudelicten maakt deze cijfers
voor dit deelrapport al direct ongeschikt als maat voor de aard en
de omvang van zware milieucriminaliteit.
lees meer
IX – De wildlifebranche – 3. CRIMINALITEIT IN DE WILD-LIFE
HANDELJanuary 1, 1999
3. CRIMINALITEIT IN DE WILD-LIFE HANDEL
Volgens de CRI-AID (1994) bedraagt de omvang van de illegale
handel in planten en dieren ongeveer 30% van de totale
internationale wildlife handel. Australische schattingen spreken
echter van een veel hoger percentage, namelijk 50%. Een groot deel
van de internationale wildlifehandel betreft de illegale handel in
niet bedreigde plant- en diersoorten. Of deze cijfers enigszins met
de werkelijkheid overeenkomen is moeilijk te zeggen. Deze cijfers
over de omvang van de smokkel zijn niet erg betrouwbaar omdat
internationale statistieken ontbreken en de meeste smokkel zich in
het verborgene afspeelt. Enerzijds kan het gebrek aan goede
informatie tot gevolg hebben dat de illegale handel in de
landelijke statistieken wordt onderschat, dan wel overschat.
De genoemde aantallen slangen (10 miljoen) dat jaarlijks illegaal
naar de afnemers zouden worden gesmokkeld, kunnen juist zijn, maar
zijn zeer waarschijnlijk overdreven. Ook het internationale
CITES-bureau moet geregeld gissen naar de omvang van de illegale
wildlife. Internationaal moet het smokkelen van deze bedreigde
dieren en planten wel worden aangenomen omdat biologen bij
tellingen steeds minder dier- en plantsoorten waarnemen. Van den
Berg e.a. (1995) noemen een bedrag van ruim 3 miljard gulden per
jaar dat internationaal zou worden omgezet bij de smokkel van
wildlife dieren en planten. De winsten worden door de CRI (1992) en
andere organisaties per exemplaar zeer hoog genoemd. De inkoop van
een schildpad kost bijvoorbeeld 5 dollar en de verkoop brengt
ongeveer 200 dollar per stuk op. Voor bijzondere roofvogels wordt
grif 20.000 gulden neergelegd, terwijl de stropers of de lokale
bevolking met 100 gulden of minder genoegen moeten nemen. In
hoeverre deze informatie juist is kan niet goed worden
beoordeeld.
lees meer
Eindrapport – 10.14 Toekomstige enqutesJanuary 1, 1999
10.14 Toekomstige enqutes
De commissie heeft enkele aanbevelingen geformuleerd voor
toekomstige enqutes.
lees meer
Eindrapport – 2.3 Bestaand beeldJanuary 1, 1999
2.3 Bestaand beeld
Het beeld van de georganiseerde criminaliteit bij politie en
justitie is zeer divers.
lees meer
Eindrapport – 3.6 KennemerlandJanuary 1, 1999
3.6 Kennemerland
Bij het IRT en het verdere vervolg van de Delta-methode speelde de
CID van de politieregio Kennemerland een belangrijke rol. Onder
verantwoordelijkheid van de CID Kennemerland blijkt de methode ook
na de ophefffing van het IRT te zijn toegepast. In het onderzoek
van de commissie zijn nieuwe feiten naar voren gekomen die een
ander licht werpen op de door het IRT toegepaste Delta-methode.
lees meer
Eindrapport – 6.2 Juridische grondslag, toetsing en
omvangJanuary 1, 1999
6.2 Juridische grondslag, toetsing en omvang
Het Wetboek van Strafvordering noch enige andere Nederlandse wet
in formele zin kent de opsporingsmethode infiltratie. In enkele
internationale verdragen waaraan Nederland zich heeft gebonden,
komt n van de vooromschreven varianten van infiltratie, te weten
gecontroleerde aflevering, wel voor. Noot In de
jurisprudentie is infiltratie sedert het Tallonarrest als
opsporingsmethode erkend. Noot In de Richtlijn
infiltratie, vastgesteld door de Vergadering van
procureurs-generaal van 20 februari 1991, worden voorwaarden,
werkmethoden, de rechtspositie van de infiltrant, het centraal
voorwaardenscheppend orgaan, de gecontroleerde aflevering en de
internationale samenwerking geregeld. De richtlijn noemt vier
voorwaarden: a. De infiltrant mag door zijn optreden de verdachte
niet brengen tot ander handelen dan waarop zijn opzet
tevoren reeds gericht was. Noot
b. Het optreden van de infiltrant dient plaats te vinden na
goedkeuring door het openbaar ministerie, onder regie van de
recherchechef en in nauw overleg met de betrokken officier van
justitie. c. De toepassing van infiltratie moet voldoen aan de
eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en zorgvuldigheid. De
aard van de op te sporen feiten moet de toepassing rechtvaardigen
en andere meer gebruikelijke opsporingstechnieken moeten
onvoldoende effectief geacht kunnen worden. De Hoge Raad oordeelde
dat bij beoordeling of voldaan is aan de eisen van
proportionaliteit (..) niet alleen de ernst van de feiten van
belang is maar ook de wijze waarop en de mate waarin ten behoeve
van opsporing en vervolging van die feiten wordt opgetreden in het
criminele milieu. Noot d. Als infiltrant dient bij
voorkeur alleen een speciaal daarvoor opgeleide politiefunctionaris
te worden ingezet. Noot
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>