• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 4.5. Omvang van de schade in Nederland door professionele autodieven

    4.5. Omvang van de schade in Nederland door professionele
    autodieven

    Wanneer het aantal personenauto’s dat per jaar verdwijnt door
    toedoen van professionelen en criminele groepen wordt geschat
    tussen de 5.000 en 7.000 dan kan ook de schade die de Nederlandse
    bevolking daarvan ondervindt, worden berekend. Eerder hebben
    Bruinsma, Crijns en Kroes (1993) de gemiddelde schade van alle
    gestolen auto’s geschat op f.12.000,- per stuk (dagwaarde). De
    schade van een auto die (snel) wordt teruggevonden is uiteraard
    lager dan dat bedrag. Voor niet teruggevonden auto’s moet het
    gemiddelde schadebedrag hoger liggen omdat deze auto’s meestal
    jonger zijn en uit een duurdere prijscategorie komen. De nieuwprijs
    komt als bedrag niet in aanmerking omdat verzekeringsmaatschappijen
    deze niet uitkeren maar de dagwaarde aanhouden. In Belgi wordt een
    bedrag van f.17.000,- voor permanent verdwenen auto’s gerekend.

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 3.1. De autobranche als slachtoffer van criminaliteit

    3. CRIMINALITEIT IN DE AUTOBRANCHE

    3.1. De autobranche als slachtoffer van criminaliteit

    Dealers van personenauto’s lopen volgens de Bovag (1995)
    de volgende risico’s slachtoffer te worden. Dealers kunnen (a)
    onbewust uit onwetendheid een omgekatte, gestolen auto aankopen als
    gebruikte auto. Dit kan ook gebeuren wanneer een gestolen auto
    wordt ingeruild om een nieuwe aan te schaffen. Zij kunnen ook last
    hebben van (b) ontvreemding van auto’s uit de showroom. Niet
    zelden, zo wordt in het Bovag-magazine vermeld, worden (c) auto’s
    tijdens een proefrit gestolen door klanten. Tot voor kort werden
    officile documenten niet goed gecontroleerd of werden klanten
    voornamelijk op hun eerlijke uiterlijk beoordeeld wanneer zij een
    proefrit willen maken met een auto van de dealer. Tegenwoordig zijn
    de controles op de identiteit van de klant scherper, maar nog
    altijd niet waterdicht omdat een klantvriendelijke benadering in
    een sterk concurrerende markt een precieze controle in de weg
    staat. Dealers en garages kunnen (d) ook worden overvallen in de
    zaak. Dit gebeurt volgens de Bovag heel weinig ondanks het feit dat
    over het algemeen in het bedrijf veel cashgeld aanwezig is en het
    vrijwel ontbreken van beveiliging. De Bovag adviseert haar leden
    vaker over te gaan tot girale betaling om berovingen te voorkomen,
    maar de alledaagse praktijk is nog altijd contante betaling bij
    aflevering van de auto. Ten slotte kunnen dealers en garages te
    maken krijgen met (e) inbraken in auto’s van klanten die hun auto
    voor reparatie of onderhoud onder het beheer van de dealer hebben
    geplaatst, of van (f) diefstal van auto’s van klanten die hun auto
    voor reparatie of onderhoud onder het beheer van dealer hebben
    gesteld;

    lees meer

    IX – De branches horeca en gokautomaten – 4.5. Horeca als ontmoetingsplaats

    4.5. Horeca als ontmoetingsplaats

    Caf’s en andere uitgaansgelegenheden kunnen dienen als
    ontmoetingsplaats voor illegale zaken; hier kunnen deals worden
    gesloten, gestolen goederen en illegale produkten worden
    verhandeld. Volgens een genterviewde uit de Rotterdamse
    horecabranche is de horeca de natuurlijke omgeving voor een
    groot aantal bekenden van de politie; de lokatie waar ze zich
    dag en nacht ophouden
    . Het caf kan worden gebruikt als de
    winkel van dieven en drugshandelaren; de klanten en
    tussenhandelaren weten waar ze moeten zijn. De horeca-onderneming
    dient dan slechts als decor voor het werkelijke bedrijf.

    lees meer

    IX – De branches horeca en gokautomaten – 7.5. Witwassen en zwart maken

    7.5. Witwassen en zwart maken

    De Amsterdamse politie meent dat er een groot aantal
    schijn-horecagelegenheden bestaat, die louter en alleen dienen om
    geld uit het criminele circuit wit te wassen. Het gaat dan meestal
    om coffeeshops en andere vormen van droge horeca; het starten van
    een dergelijke onderneming is immers eenvoudig. De werkelijke omzet
    van deze zaken is gering: volgens het HIT-team van de Amsterdamse
    politie gaat er soms maar 1000 gulden per jaar in deze cafeetjes
    om. Maar aan de belastingdienst worden forse omzetbedragen gemeld.
    De uitbaters (vaak pachters) van dergelijke gelegenheden ontvangen
    maandelijks een bedrag van de automatenexploitant (soms ook de
    verpachter) om de zaak draaiende te houden, concludeerde het
    HIT-team. De speelautomaten zouden hier de was doen; de opbrengst
    uit de kasten is op papier op te voeren en de controle hierop is
    niet sluitend. Het HIT-team maakt melding van een automaat die een
    omzet van 180.000 per jaar zou maken. Volgens een woordvoerder van
    Economische Zaken gaat er bij dergelijke hoge bedragen wel een
    belletje rinkelen bij de belastingdienst. Echter, slechts door
    middel van observatie ter plekke kan worden aangetoond dat de
    bewuste automaat die omzet niet draait.

    lees meer

    IX – De bouwnijverheid – 4.4. Ontvoeringen

    4.4. Ontvoeringen

    Er zijn over de afgelopen vijf jaar geen ontvoeringen bekend van
    aannemers in Nederland. Geen enkele politiebron (regionaal of
    landelijk) beschikt over informatie over ontvoeringen of
    verdwijningen van aannemers of anderen in de bouwnijverheid.

    lees meer

    IX – De bouwnijverheid – 2.2. De onderhandeling- en overlegstructuur

    2.2. De onderhandeling- en overlegstructuur

    De eerder geschetste fragmentatie in de bouwnijverheid in New
    York heeft ook consequenties voor de onderhandelingen tussen
    werkgevers en werknemers in die bedrijfstak. Voor elke
    specialisatie is een afzonderlijke vakbond: een voor metselaars,
    een voor ijzervlechters, een voor sjouwers, enzovoorts. Wanneer een
    van deze vakbonden niet aan een overeenkomst wil meewerken ligt
    direct het bouwproces plat. De werkgevers ontwikkelen nauwelijks
    tegenkrachten tegen de machtige vakbonden. Werkgevers zijn verzwakt
    omdat zij slecht zijn georganiseerd en onderling grote
    belangentegenstellingen kennen, al was het alleen al omdat elk
    bedrijf keihard moet concurreren met de partners waarmee zij samen
    een werkgeversorganisatie vormt.

    lees meer

    IX – De afvalverwerkingsbranche – 1. INLEIDING

    1. INLEIDING

    Milieucriminaliteit is niet van alle tijden. Tot de jaren zestig
    was er nauwelijks enige aandacht, laat staan besef van de gevolgen
    van economische bedrijvigheid op het milieu. De grote ommezwaai in
    het denken is gekomen toen eind jaren zestig het rapport van de
    Club van Rome Grenzen aan de groei werd gepubliceerd. De daarin
    uitgedragen waarschuwing dat de wereld met zo’n verspilling van
    grondstoffen niet lang meer zou bestaan, maakte wereldwijd, maar
    zeker in Nederland, grote indruk. Milieu werd meer en meer een
    centraal punt van aandacht bij de bevolking en bij de overheid. Het
    bedrijfsleven volgde na enige tijd schoorvoetend. Overal werd het
    milieu vervuild door de industrie (rook, giflozingen, stort), door
    de bevolking (huisvuil, stort en uitlaatgassen) en door de overheid
    (idem). De markt was imperfect en bood ruimte voor overheidsbeleid.
    Duidelijk werd eveneens dat de overheid een en ander wel moest
    reguleren. Die regulering was noodzakelijk omdat mensen en
    bedrijven niet uit zichzelf hun gedrag aanpasten aan hun nieuwe
    opvattingen over het milieu zodat de marktimperfectie werd
    verminderd. Uitgebreidere wet- en regelgeving op het gebied van het
    milieu moest worden opgesteld om het milieu beter te beschermen.
    Ook dienden er gespecialiseerde bedrijven te komen om het afval op
    een nette en fatsoenlijke manier te verwijderen of te bewerken. Op
    het moment van de mobilisatie van de publieke opinie was geen
    economische infrastructuur aanwezig om de afvalproblematiek te lijf
    te gaan. Tot dan toe werd afval voor het grootste deel geaccepteerd
    en verwerkt door gemeenten en voor een kleiner deel gestort bij
    woonwagenkampen en autosloperijen. De laatste kunnen als de
    voorlopers van de moderne afvalindustrie worden beschouwd. Reuter
    (1987) gaf aan dat afvalverwerking in de USA in de beginperiode
    vooral werd gekenmerkt door ondernemers met een lage status
    (opleiding) die de leiding hadden over kleine, lokale bedrijven en
    waarin in gezins- of familieverband werd gewerkt. Doordat de
    overheid de afvalverwerking die aan de nieuwe, scherpe eisen zou
    moeten voldoen, niet aan deze tradionele verwerkers toevertrouwde,
    stelde zij beginnende bedrijven in staat zich op deze nieuwe en
    financieel aantrekkelijke markt te storten. Ook sloten de diverse
    betrokken overheden convenanten af met deze groeiende branche om
    aan de scherpere eisen van afvalverwerking op vrijwillige basis te
    voldoen. In Nederland werd het milieu in de jaren tachtig speerpunt
    van het kabinetsbeleid en het Nationaal Milieu Plan verwoordde de
    ambitieuze, en achteraf gezien wellicht overspannen, verwachtingen
    van de overheid aan de hand van streefgetallen. Door alle aandacht
    en alle overheidsplannen werd de afvalverwerking van een marginale
    bedrijfstak in de Nederlandse economie tot een krachtige en sterk
    groeiende economische sector. Tot de jaren tachtig was afval in
    economisch opzicht een waardeloos goed, daarna betekent afval veel
    geld. Hoe giftiger, hoe moeilijker te verwerken, des te meer geld
    viel en valt te verdienen. In diezelfde tijd won met de verhoogde
    aandacht voor milieubeschermende maatregelen ook de privatisering
    in het overheidsdenken terrein. De verzorging van het milieu werd
    een van de sectoren van het overheidsbeleid waarin de nieuwe
    filosofie van eigen verantwoordelijkheid en van afstoting en
    privatisering ruim baan kreeg. Als beleidsinstrument werden
    convenanten ingezet waarin afspraken tussen de branche en de
    overheid worden gemaakt over de bijdrage van elk van de partijen en
    over de uit te voeren werkzaamheden en de controle daarop. Deze
    privatisering gecombineerd met een gebrekkige overheidscontrole
    heeft verstrekkende gevolgen gehad voor de ontwikkeling en voor de
    groei van de milieucriminaliteit in Nederland. Want door de
    wetgeving op het gebied van het milieu zijn er ook nieuwe
    gedragingen door de overheid strafbaar gesteld: milieucriminaliteit
    deed zijn intrede in de Nederlandse, en uiteraard ook
    internationale samenleving. De eerste signalen waren alarmerend:
    ten koste van het milieu werd door diverse personen en bedrijven
    met het vervuilen en met oplichtingspraktijken grof geld verdiend.
    Om deze vorm van criminaliteit die veel schade berokkent aan mens
    en milieu te begrijpen, dient de context van dat criminele handelen
    te worden aangegeven. Want, milieucriminaliteit moet binnen deze
    legale economische context van de afvalbranche worden geplaatst. De
    winsten die met legaal verwerken van afval kunnen worden behaald,
    kunnen nog verdrie- of verviervoudigd worden wanneer dit afval
    illegaal wordt verwerkt. In Nederland is de situatie zo
    verslechterd dat de opsporing en de bestrijding van de zware
    milieucriminaliteit prioriteit van justitie en politie hebben
    gekregen.

    lees meer

    IX – De verzekeringsbranche – 2.2. De organisatie van de verzekeringsbranche

    2.2. De organisatie van de verzekeringsbranche

    Binnen de verzekeringsbranche zijn verschillende
    (semi-)overheidsorganisaties en vele particuliere
    (belangen)organisaties actief (Assurantie Jaarboek, 1994, p. 15).
    Belangenbehartigers van de verzekeraars, pensioenfondsen, sociale
    verzekeringsorganen, tussenpersonen, gevolmachtigde agenten,
    experts, de overheid en de Verzekeringskamer zijn alle
    verantwoordelijk voor een specifiek facet binnen de
    verzekeringsbranche (Assurantiegids, 1994, p. 15-25). Het Verbond
    van Verzekeraars, de centrale overkoepelende bedrijfstakorganisatie
    van het Nederlands verzekeringsbedrijf voor zowel schadeals
    levensverzekeraars, behartigt de algemene en specifieke belangen
    van het levens- en schadeverzekeringsbedrijf en cordineert de
    verschillende belangen van de diverse branches.
    Verzekeringsmaatschappijen die bij het Verbond zijn aangesloten,
    zijn tevens lid van de geassocieerde verenigingen. Deze
    verenigingen behartigen de belangen op het gebied van specifieke
    verzekeringsbranches (levens- of motorrijtuigenbelasting). Een
    onderdeel van de belangenbehartiging krijgt gestalte door de rol
    die het Verbond speelt in CAO-onderhandelingen. Het Verbond treedt
    namens de verzekeringsmaatschappijen (werkgevers) op als
    gesprekspartner van de vakbonden. Het cordineren van contacten
    tussen verzekeringsmaatschappijen en de nationale en internationale
    overheden, consumentenorganisaties en andere maatschappelijke
    instellingen is een tweede taak van het Verbond. In de derde plaats
    zet het Verbond zich in voor de bevordering en instandhouding van
    de goede naam van het verzekeringsbedrijf. Het ingestelde
    klachteninstituut waarborgt een correcte afhandeling van bezwaren
    en geschillen tussen verzekerden en andere benadeelden en de
    verzekeringsmaatschappij. Tenslotte is het Verbond van Verzekeraars
    op centraal niveau, samen met de Stichting Centraal Informatie
    Systeem (CIS) en enkele brancheverenigingen, betrokken bij de
    ontwikkeling van instrumenten en indicatoren waarmee
    verzekeringsfraude kan worden herkend n voorkomen (Westerman, 1994,
    p. 61). Bij het CIS worden dagelijks ongeveer 10.000
    schademeldingen geregistreerd. Het CIS registreert slechts en voert
    volgens eigen zeggen geen analyses uit op de databestanden.

    lees meer

    IX – De illegale handel in nucleair materiaal – 2. DE ILLEGALE HANDEL IN NUCLEAIR MATERIAAL

    2. DE ILLEGALE HANDEL IN NUCLEAIR MATERIAAL

    De handel in nucleair materiaal is doorgaans direct verbonden
    met de hoogste politieke, militaire en ambtelijke echelons van
    landen en vormt sinds de Tweede Wereldoorlog een van de meest
    geheimzinnige en gevoelige onderdelen van de internationale
    buitenlandse politiek. Nucleair materiaal is noodzakelijk voor
    landen om kernwapens te produceren en het bezit van kernwapens is
    van evident belang voor de interstatelijke betrekkingen en voor de
    wereldvrede. De betrokkenheid van centrale inlichtingendiensten bij
    deze militaire produktie is vanzelfsprekend en valt buiten het
    domein van dit deelrapport. Wel van belang is een nieuwe
    ontwikkeling waarover de laatste tijd met enige regelmaat in de
    media wordt gerept. Deze betreft de toenemende bemoeienis van de
    georganiseerde misdaad met deze handel. Met name zou er sprake zijn
    van de verkoop van nucleair materiaal door Russische criminele
    organisaties aan andere landen in de wereld (Schmidbauer, 1995;
    Mller, 1995). Wanneer deze verontrustende berichten waar zijn, dan
    is het voor landen, die thans internationaal worden geboycot omdat
    zij het non-proliferatieverdrag niet hebben ondertekend, mogelijk
    buiten alle controle om aan verrijkt uranium of plutonium te komen.
    Met deze grondstoffen zijn deze landen in staat zelf kernwapens te
    ontwikkelen en te produceren. Het nucleair materiaal zou afkomstig
    zijn van kerncentrales uit Oost-Europa die het nucleaire materiaal
    aan Russische mafiagroepen leveren. De Russische mafia zou als
    makelaar fungeren of als koper-verkoper deze handel organiseren. De
    meeste berichten over deze illegale handel in nucleair materiaal
    stammen uit Duitsland. Mller (1995) bericht over een stijging in
    Duitsland van 5 vermeende of echte illegale nucleaire
    handelsactiviteiten in 1992 naar 241 gevallen in 1994. Hiervan
    werden 240 zaken nooit opgelost. In 1994 kwamen in Duitsland 182
    gevallen van illegale smokkel van radio-actief materiaal ter kennis
    van de politie (Volkskrant, 1995). De grootste vangst van Duitsers
    van illegaal nucleair materiaal (verrijkt uraan) in Duitsland is
    drie kilo Noot in 1994 (Mller, 1995).
    Wat was het geval. In 1994 ontstond in de Bondsrepubliek grote
    consternatie over de ontdekking van een staaf plutonium door de
    geheime dienst. Drie koeriers uit Moskou met in hun bezit 363 gram
    verrijkt plutonium werden op het vliegveld van Mnchen aangehouden.
    De staaf plutonium zou afkomstig zijn van een Russische
    kerncentrale. De kerncentrale zou als gevolg van slechte
    economische ontwikkelingen, verwaarlozing, technische onkunde en
    corrupte technici en ambtenaren nucleair materiaal leveren aan
    politiek extremistische groepen en aan de georganiseerde misdaad.
    Doordat de BND (Inlichtingendienst van Duitsland) via
    undercover-agenten het gerucht in Europa had laten verspreiden dat
    er grote interesse zou zijn voor een omvangrijke
    plutoniumtransactie was een Russische criminele groep met een
    interessant aanbod gekomen. Tijdens een Lufthansavlucht zou de
    transactie worden geregeld.

    lees meer

    Advies mr. J.K. Franx d.d. 20-10-1994 oververschoningsrechten (30/31)

    113

    Ambstedig proces-verbaal J.C.J.G. Barkman-Kuitert naaraanleiding van vragen van de commissie (15/28)

    129

    Kamerstukken 24072, nrs. 1 tot en met 9, 1994-1995 en debrief van de commissie van 24-8-1994 (3/26)

    145

    Eindrapport – 10.9 Voorstellen normering observatiemethoden

    10.9 Voorstellen normering observatiemethoden

    De commissie verzoekt de Kamer een oordeel uit te spraken over
    alle navolgende aanbevelingen voor de normering van
    opsporingsmethoden.

    lees meer

    Eindrapport – 3.1 Inleiding

    HOOFDSTUK 3 DE DELTA-METHODE:

    DOORLATEN VAN DRUGS ONDER REGIE VAN POLITIE EN
    JUSTITIE

    3.1 Inleiding

    De commissie heeft intensief onderzoek gedaan naar de methode
    van het bewust doorlaten van drugs onder verantwoordelijkheid van
    politie en justitie, waarbij gestuurde informanten of beter gezegd
    burgerinfiltranten behulpzaam zijn. Deze methode, die bekend is
    geraakt als de Delta-methode, heeft mede ten grondslag gelegen aan
    de opheffing van het interregionaal rechercheteam
    Noord-Holland/Utrecht (IRT), eind 1993. Bij haar aantreden in
    december 1994 stond voor de commissie vast dat ook de methode die
    gebruikt werd door het opgeheven IRT nader onderzocht moest worden.
    Zij kon toen nog niet voorzien dat deze Delta-methode ook na de
    opheffing van het IRT door de CID in Kennemerland was voortgezet.
    Daarvoor kreeg zij de eerste aanwijzingen in maart 1995. De
    commissie beschikte over informatie dat een informant in Rotterdam
    actief was geweest bij het doorlaten van drugs nadat het IRT was
    opgeheven. Het ging hier om de zaak die later bekend werd onder de
    naam Bever. Op grond van deze gegevens en nieuwe feiten rond
    sigarettensmokkel is een rijksrecherche-onderzoek begonnen op
    aanvraag van de korpschef en de hoofdofficier van justitie in
    Haarlem en de hoofdofficier te Rotterdam. Nadat deze zaak in de
    openbaarheid was gekomen, heeft het College van procureurs-generaal
    in april 1995 een algemeen rijksrecherche-onderzoek gelast naar het
    functioneren van de CID Kennemerland. Vanaf het begin is de
    commissie in de persoon van haar voorzitter en de vice-voorzitter
    op de hoogte gehouden van de voortgang van het
    rijksrecherche-onderzoek. De commissie heeft gekozen voor een
    breder onderzoek dan de rijksrecherche. Niet alleen de politieregio
    Kennemerland was onderwerp van onderzoek, maar de commissie heeft
    ook gekeken naar enkele andere regio’s waar sprake was van het
    doorlaten van drugs onder regie van de politie, zoals Rotterdam,
    Gooi en Vechtstreek, Twente en Haaglanden. Noot De
    commissie wilde niet het onderzoek van de commissie-Wierenga, die
    onderzoek deed naar de redenen voor de opheffing van het IRT,
    volledig over doen. De bestuurlijke en organisatorische
    verhoudingen rondom het IRT zijn derhalve geen direct onderwerp van
    onderzoek geweest van de commissie. De methode van het IRT en het
    oordeel van de commissie-Wierenga hierover daarentegen des te meer.
    Het onderzoek van de commissie naar deze methode leverde veel
    gegevens op. De commissie heeft noodgedwongen een selectie moeten
    maken uit deze gegevens. Tijdens het onderzoek naar deze methode
    werd de commissie geconfronteerd met elkaar tegensprekende
    verklaringen van leden van het OM en politiefunctionarissen. Indien
    mogelijk heeft de commissie een oordeel gegeven over de
    verschillende verklaringen. In een aantal gevallen bleek het niet
    mogelijk tot een oordeel te komen. Sommige feiten waren niet meer
    te achterhalen. Desondanks wordt in dit hoofdstuk een zo goed
    mogelijke chronologische weergave gegeven van de
    gebeurtenissen.

    lees meer

    Eindrapport – 4.4 Bevindingen

    4.4 Bevindingen

    4.4.1 Aftappen telecommunicatie

    Het aftappen van telecommunicatie (telefoon, mobiele telefoon,
    semafoon, fax, dataverkeer) moet plaatsvinden in het kader van een
    gerechtelijk vooronderzoek met machtiging van de
    rechter-commissaris (artt. 125g e.v. WvSv). De commissie heeft
    slechts n keer geconstateerd dat aftappen van telecommunicatie
    zonder machtiging van de rechter-commissaris heeft
    plaatsgevonden.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>