IX – De branches horeca en gokautomaten – 4.4.
WitwassenJanuary 1, 1999
4.4. Witwassen
Het opkopen van horecagelegenheden door organisaties kan worden
gedaan om via het caf zwart geld wit te wassen. Uit de
geraadpleegde politiegegevens blijkt dat dit gebeurt, al is er over
de omvang van dit verschijnsel niets bekend. Ook kan er zwart geld
worden gegenereerd met de exploitatie van een horecagelegenheid,
waarmee illegale aankopen (van onder andere drugs) kunnen worden
gefinancierd. Volgens een FIOD-opsporingsambtenaar gaan het
witwassen van vermogens en het creren van zwart geld vaak samen,
hoewel er volgens deze vele malen meer zwart geld wordt
gegenereerd, dan er wordt wit gewassen. Een groot deel van de
zwarte winsten verdwijnt naar het buitenland, wordt direct
geconsumeerd of dient ter dekking van criminele verliezen, zo meent
deze opsporingsambtenaar. Witwassen van illegaal verkregen
vermogens kan gebeuren via een fictieve verhoging van de omzet.
Hiervoor is de horecabranche geschikt omdat de precieze omzet nooit
helemaal te controleren valt; het aantal verkochte pilsjes en
gehaktballen is op papier gemakkelijk op te voeren. De wit
ingekochte drank wordt voor eigen gebruik gehouden of weer
doorverkocht. Volgens een enqute onder horeca-ondernemers (Lenting
en Partners, 1990) maakt slecht tien procent van hen gebruik van
een specifiek voorraad-controle-systeem. In de helft van alle cafs
staat niet eens een kassa; veel cafbazen schrijven de rekening dus
nog steeds op de achterkant van een bierviltje en beheren de
voorraad uit het hoofd. De ondernemers kunnen een hogere omzet aan
de fiscus doorgeven, dan er werkelijk in het bedrijf omgaat. Ook
speelautomaten in de zaak lenen zich hier goed voor. Vergelijk het
hoofdstuk speelautomatenbranche. Deze wijze van witwassen is echter
kostbaar: volgens onze gesprekspartner van de FIOD gaat een groot
deel van het vermogen – soms tot driekwart van de totale som – naar
de fiscus in de vorm van omzet-, vennootschaps-, dividentsen
inkomstenbelasting. Een minder kostbare witwasmethode kan
geschieden via de aankoop, exploitatie en latere verkoop van een
horecagelegenheid. Uit bronnen van horecakenners vernemen we dat
bij aankoop van een pand niet zelden een deel van de koopsom of –
bij verhuur – een deel van de stichtingkosten onder de tafel gaat.
Vervolgens kan er voor een deel zwart geld worden aangewend om de
kwaliteit van de zaak op te vijzelen: er wordt fors genvesteerd in
verbouwingen, personeel, inkopen van voedsel en drank en
muziekvoorziening. Het is bij de belastingdienst bekend dat er
dergelijke zwarte circuits bestaan. Door de zwarte betalingen
kunnen de prijzen voor de horecabezoekers relatief laag blijven.
Binnen korte tijd kan een horecagelegenheid op deze wijze tot bloei
worden gebracht en levert de ondernemer veel – legaal – geld op. De
ondernemer kan de goedlopende zaak in bedrijf houden of weer van de
hand doen, voor een aanzienlijk hoger (wit) bedrag dan de
gelegenheid bij aankoop – op papier – heeft gekost.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 7.3. Verpachting
en leningverstrekking die verworden tot wurgconstructiesJanuary 1, 1999
7.3. Verpachting en leningverstrekking die verworden tot
wurgconstructies
Automatenhandelaren begeven zich in toenemende mate op de markt
van leningen voor startende horeca-ondernemers. Zij lijken hierin
de rol van brouwerijen en banken steeds meer te hebben overgenomen.
Doordat de lening altijd wordt gekoppeld aan de automatenplaatsing
is het risico voor de leningverstrekker relatief klein. Een normale
lening ligt, volgens genterviewden van de VAN, tussen de tien- en
twintigduizend gulden en staat netjes op papier.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 4.2. VernielingenJanuary 1, 1999
4.2. Vernielingen
Het bouwproces kan door racketeers ook worden verstoord door
geregeld vernielingen aan te richten waardoor vertragingen kunnen
optreden. Vernielingen komen voor op bouwplaatsen en zelfs vaker
dan bij andere bedrijfstakken. 15% van de bouwbedrijven geeft aan
last te hebben van vernielingen (ibid, p. 30). In de eerder
genoemde bronnen zijn geen aanwijzingen gevonden die op
systematische vernielingen duiden. Vernieling op een bouwplaats is
vooral een activiteit van jonge jongens.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 2. DE AANTREKKINGSKRACHT VAN DE
BOUWNIJVERHEID OP DE GEORGANISEERDE MISDAADJanuary 1, 1999
2. DE AANTREKKINGSKRACHT VAN DE BOUWNIJVERHEID OP DE
GEORGANISEERDE MISDAAD
In de inleiding van dit deelrapport staat aangeven dat de
bouwnijverheid een zeer aantrekkelijk doelwit voor criminele
groepen vormt om op illegale wijze hun inkomsten te vergroten.
Waarom dat zo is, moet worden geput uit de buitenlandse literatuur,
omdat in Nederland geen literatuur over dit onderwerp bekend is. Er
is niet gestreefd naar een volledig overzicht van de
wetenschappelijke literatuur. Anderson (1979) heeft zes redenen
naar voren gebracht waarom de georganiseerde criminaliteit in
legale economische sectoren actief wil zijn. In de eerste
plaats om de winsten die daarmee kunnen worden behaald. Door middel
van geweld, afpersing en opdringen van protectie kan een vaste bron
van inkomsten worden verkregen die niet afhankelijk is van onzekere
marktomstandigheden die illegale sectoren zo kenmerken. In de
tweede plaats kunnen criminele groepen daarmee hun criminele
activiteiten spreiden: de risico’s van opsporing door politie en
justitie zijn in legale bedrijfstakken doorgaans veel kleiner dan
in de markten van de levering van illegale goederen en diensten.
Politie en justitie zijn nauwelijks op de hoogte van het
functioneren van legale branches en hun opsporingsactiviteiten zijn
er, op enkele bijzondere uitzonderingen na, niet op gericht
(Wietink, e.a., 1994). In de derde plaats kunnen leden van
criminele groepen met legale bedrijven hun familieleden (niet
zelden hun nabestaanden) mee laten profiteren van hun criminele
activiteiten. Legale bedrijven kunnen worden gerfd, illegale
uiteraard niet. In de vierde plaats kan een lid van een
criminele groep met legale bedrijven diensten verlenen aan andere
leden van de groep, zoals een werkgeversverklaring, waarmee hun
aanwezigheid in de samenleving kan worden gelegitimeerd. Als
vijfde reden noemt Anderson dat een legaal bedrijf kan
fungeren als dekmantel voor veel criminele activiteiten als
drugsmokkel of het witwassen van geld. Als laatste reden
noemt zij dat een legaal bedrijf een belastingdekmantel biedt aan
de georganiseerde misdaad door gewoon, net als elk bedrijf of
burger, geheel of gedeeltelijk belasting te betalen. Daaraan kan
volledigheidshalve worden toegevoegd dat een plaats in een legale
branche ook een legitieme positie in de samenleving kan opleveren.
Deze komt tegemoet aan nieuwe uitingsvormen van misdaad:In keeping
with modern trends, and apart from their income producing criminal
activities, racketeers have been making increased efforts to
improve their image and to legitimize and better utilize their ill
gotten wealth. …they are adopting a changeover from rough
mob-type operations to the smooth business-like approach (NYSCI,
1970, p. 23).
lees meer
IX – De afvalverwerkingsbranche – 5.9. Samenvatting van
risico’s van de afvalbranche voor criminaliteitJanuary 1, 1999
5.9. Samenvatting van risico’s van de afvalbranche voor
criminaliteit
Het is tegen de in dit hoofdstuk beschreven achtergrond dat
zware milieucriminaliteit plaatsvindt. Het is dus niet zo, wellicht
ten overvloede, dat deze condities dwingend naar criminaliteit
leiden, maar dat zij de gelegenheid daartoe bieden aan die
afvalverwerkers die op illegale wijze en ten koste van het milieu
hoge verdiensten willen behalen. In deze jonge economische sector
die zo’n sterke groei heeft doorgemaakt, zijn blijkbaar nog geen
mechanismen werkzaam die als barrires fungeren om criminaliteit
binnen de branche te beperken. Aangezien de overheid juist in deze
bedrijfstak een beleid van zelfregulering, privatisering en sturen
op afstand heeft toegepast is deze branche bijzonder kwetsbaar voor
zware vormen van milieucriminaliteit. In deze afsluitende pagina
vatten wij de risico’s nog eens samen. De lezer is dan beter in
staat het behandelde in de volgende hoofdstuk in de juiste context
te plaatsen. Enkele risico’s van het optreden van
milieucriminaliteit in afvalketen zijn (zie ook CRI, 1992):
lees meer
IX – De verzekeringsbranche – 1. INLEIDINGJanuary 1, 1999
-
1. INLEIDING:
- ACHTERGROND EN OPZET VAN DE STUDIE
In Nederland komen de materile lasten van de criminaliteit voor
het grootste deel voor rekening van de verzekeringsmaatschappijen.
Burgers, bedrijven en instellingen verzekeren zich om schades te
herstellen en om verdwenen spullen te vervangen. De
verzekeringsmaatschappijen hebben in de loop van tientallen jaren
een zeer groot kapitaal aan verzekeringsgelden opgebouwd ter
dekking van de verzekeringsuitkeringen. Dit grote kapitaal vormt in
principe een aantrekkelijk doelwit voor criminele groepen. Door
middel van allerlei fraudes of door afpersing en intimidatie zouden
criminele groepen zich een deel van dat kapitaal op illegale wijze
kunnen toeigenen. Diverse, door de verzekeringsmaatschappijen zelf
in wereld gebrachte persberichten maken melding van grote verliezen
die verzekeringsmaatschappijen met enige regelmaat lijden als
gevolg van de (inter)nationale georganiseerde misdaad. Recentelijk
stelde een bestuurder van de ING-bank in een toelichting op de
presentatie van het jaarverslag: Het is een nationale sport
geworden om de verzekeringen op te lichten. Niet alleen door
individueel verzekerden, maar ook door de georganiseerde
misdaad (De
lees meer
IX – De wildlifebranche – LITERATUURJanuary 1, 1999
LITERATUUR
AID, Controlestaten NMF, 1991.
M. V. C. Aalders, Het handhavingsvraagstuk, in P. Glasbergen
(red.), Milieubeleid. Een beleidswetenschappelijke
inleiding, VUGA, ‘s-Gravenhage, 19944, p. 289-319.
M. V. C. Aalders, Handhaving en zelfregulering, in Justitile
Verkenningen, jaargang 20, 1994, p. 47-69. H. Abadinsky,
Organized crime, Nelson-Hall, Chicago, 19913. E.
A. I. M. van den Berg en W. Waelen, Politie en
milieuhandhaving, Gouda Quint, Arnhem, 1991. E. A. I. M. van
den Berg en A. Hahn, Politie, partners en milieu. Woorden en
daden, Gouda Quint, Arnhem, 1992.
lees meer
Eindrapport – 10.7 AanbevelingenJanuary 1, 1999
10.7 Aanbevelingen
10.7.1 Inleiding
In de democratische rechtsstaat vraagt elk optreden van bestuur,
justitie en politie een zo precies mogelijke wettelijke grondslag.
Bij de toepassing van strafrecht en strafvordering binnen de
democratische rechtsstaat kan het doel de middelen niet heiligen.
De toepassing van proportionaliteit en subsidiariteit moet
geschieden binnen de grenzen van wettelijke bevoegdheden en niet
daarbuiten.
lees meer
Eindrapport – 2.8 Vrije beroepsbeoefenarenJanuary 1, 1999
2.8 Vrije beroepsbeoefenaren
2.8.1 Aanleiding onderzoek
Vrije beroepsbeoefenaren, zoals advocaten, notarissen,
accountants en belastingadviseurs, kunnen een belangrijke
faciliterende rol vervullen voor de georganiseerde misdaad. Zij
zijn in staat de benodigde deskundigheid te verschaffen om
financile transacties te verrichten of zij kunnen dergelijke
transacties autoriseren. Daarnaast bieden de vrije
beroepsbeoefenaren goede mogelijkheden tot afscherming. Hun
betrokkenheid bij transacties kan de schijn van vertrouwen wekken;
de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht bieden een
belangrijke bescherming aan de clinten. Vrije beroepsbeoefenaren
zijn om deze redenen aantrekkelijk voor de georganiseerde
criminaliteit.
lees meer
Eindrapport – 4.2 Vormen van observatieJanuary 1, 1999
4.2 Vormen van observatie
Onder observatie verstaat de commissie het gadeslaan van
bepaalde personen, objecten en situaties ten einde informatie te
verzamelen, al dan niet op de openbare weg of al dan niet in voor
het publiek toegankelijke ruimten. In haar onderzoek heeft de
commissie aandacht besteed aan verschillende vormen van observatie:
a. aftappen van telecommunicatie;
lees meer
Eindrapport – 7.1 InleidingJanuary 1, 1999
HOOFDSTUK 7 OMGAAN MET INFORMATIE EN INTERNATIONALE
OPSPORING
7.1 Inleiding
Naast observatie, het gebruik van informanten en infiltratie
onderscheidt de commissie enkele andere opsporingsmethoden die door
politie en justitie gehanteerd worden bij de opsporing en
vervolging van de georganiseerde criminaliteit. Het gaat dan om
informatie-inwinning bij derden, misdaadanalyse, fenomeenonderzoek
en financieel rechercheren. De commissie besloot aandacht aan deze
methoden te besteden aangezien in de praktijk van opsporing
frequent melding werd gemaakt van deze relatief nieuwe methoden van
onderzoek. Het gaat daarbij niet zo zeer om afzonderlijke methoden
van opsporing als wel om methoden ter structurering of verzameling
van informatie.
lees meer
Eindrapport – 9.4 De korpsleidingJanuary 1, 1999
9.4 De korpsleiding
9.4.1 Bevindingen
Veel – zij het niet alle – korpschefs hebben te weinig aandacht
gehad voor de ontwikkeling van bijzondere
opsporingsmethoden.
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>