Bijlage XI – 6.3. De afwezigheid van georganiseerde
criminele activiteitenJanuary 1, 1999
6.3. De afwezigheid van georganiseerde criminele
activiteiten
De situatie inzake de aard, ernst en omvang van de
georganiseerde criminaliteit kan ook worden beschreven in termen
van wat niet voorkomt. Noot Zoals gezegd, komen
vormen van racketeering in legale branches vermoedelijk niet voor.
Ook de aan georganiseerde misdaad geparenteerde vormen van geweld
komen slechts op beperkte schaal voor. Van het voorkomen van andere
activiteiten die kenmerkend zijn voor de georganiseerde misdaad in
andere landen, zoals loan-sharking, illegale loterijen en
gokgelegenheden op
grote schaal, is ons weinig ter ore gekomen.
Het is van belang te onderstrepen dat sommige allochtone groepen,
die vaak met georganiseerde misdaad in verband worden gebracht, of
allochtone groepen uit de buurlanden nauwelijks in de drie steden
opereren. Een van de opmerkelijke bevindingen is dat er geen Duitse
criminele groepen actief zijn. Je zou op zijn minst in
grensgebieden toch wel enige grensoverschrijdende activiteiten van
criminele groepen mogen verwachten. Er zijn echter geen
aanwijzingen dat Duitse misdadigers georganiseerd in groepen in de
steden werkzaam zijn. De reden zou kunnen zijn dat het Duitse
achterland van Enschede, Arnhem en Nijmegen relatief dun bevolkt is
en dat Duitse criminele groepen voornamelijk hun aandacht richten
op het dichtbevolkte Ruhrgebied. Het Bundeskriminalambt wijst in
haar rapportage op de concentratie van de georganiseerde misdaad in
het gebied met de steden Dsseldorf, Dortmund, Keulen waar de meeste
kansen liggen om op illegale wijze geld te verdienen (BKA, 1990).
Politiemensen met een lange staat van dienst kunnen zich nog wel
herinneren dat er in de jaren zestig schuchtere pogingen zijn
ondernomen door Duitsers om in de steden te penetreren. Na enige
schermutselingen schijnen zij zich snel weer op hun eigen
grondgebied te hebben teruggetrokken. Het is vermoedelijk eerder zo
dat Duitsland meer te maken heeft met Nederlandse criminele groepen
dan andersom. Ook van de aanwezigheid van Belgische,
Scandinavische, Engelse of Franse criminele groepen zijn nauwelijks
sporen aangetroffen. Er zijn wel drugtransporten naar die landen
die door de Enschedese, Nijmeegse en Arnhemse groepen worden
georganiseerd, maar deze handel heeft niet geleid tot het overkomen
van criminele groepen uit die landen naar hier. Ook de Italiaanse
mafia is niet aanwezig in deze steden. De expansie van de
Italiaanse mafia in Europa heeft de Italianen vrijwel direct naar
Amsterdam geleid zonder eerst in de grenssteden pogingen te
ondernemen om de markt te verkennen. Opmerkelijk is wel dat de
koppelbazen uit Nijmegen nooit te maken hebben met hun Italiaanse
collega’s in de Duitse bouwnijverheid. Hoewel de Italiaanse mafia
koppelbazerij in Belgi en Frankrijk verricht, blijven deze
activiteiten in Nederland en Duitsland buiten haar werkterrein. Van
andere, ons bekende Europese criminele groepen is wel de
aanwezigheid door ons gesignaleerd. Ex-Joegoslaven houden zich
bezig met autodiefstallen (Enschede), met ripdeals (Enschede en
Nijmegen) en proberen Oosteuropese vrouwen te plaatsen binnen de
lokale prostitutie van de steden. In Enschede hebben
ex-Joegoslaven, in het bijzonder Serven en Kroaten een aantal jaren
geleden geprobeerd de lokale exploitant te intimideren in een
poging om de clubs over te nemen. Dat is toen niet gelukt, maar na
de dood van de grootste exploitant vreest de politie dat
Joegoslaven nogmaals pogingen zullen ondernemen. Hun gewelddadige
imago bezorgt menigeen in de plaatselijke onderwereld en de politie
grote zorgen.
lees meer
Bijlage I – 6.4 Geheime delen commissie-WierengaJanuary 1, 1999
6.4 Geheime delen commissie-Wierenga
Tijdens de openbare verhoren kwamen zoveel nieuwe feiten over de
door het voormalig interregionaal rechercheteam
Noord-Holland/Utrecht gehanteerde methode, de gecontroleerde
doorlevering van drugs (de Deltamethode), aan het licht, dat de
commissie tot de overtuiging kwam dat zij over de geheime gedeelten
van het rapport van de commissie-Wierenga diende te beschikken om
tot een verantwoorde eindrapportage te kunnen komen. Op basis van
artikel 3 van de Wet op de Parlementaire Enqute en van de afspraken
met de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken over de
behandeling van gevoelige informatie Noot , verzocht de
commissie op 2 oktober 1995 beide bewindspersonen om toezending van
het complete geheime deel van de rapportage van de
commissie-Wierenga. Het geheime deel van die rapportage bestaat uit
de aanbiedingsbrief van 24 maart 1994, delen van de
processen-verbaal van de verklaringen van 27 personen, afgelegd ten
overstaan van de commissie-Wierenga, en twee processen-verbaal van
bevindingen. Op 6 oktober 1995 vernam de commissie van beide
ministers dat kennisneming van de stukken alleen kon geschieden na
ondertekening van een geheimhoudingsverklaring door de commissie.
De commissie kon daar niet op ingaan, aangezien dat zou betekenen
dat die gedeelten niet bij haar openbare rapportage betrokken
zouden kunnen worden. Het intensieve overleg dat hierop volgde,
leidde op 20 oktober tot de toezending van een gedeelte van het
geheime deel van bedoelde rapportage, te weten de aanbiedingsbrief
en een proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 1994 van
commissaris van politie H. Jansen. Op diezelfde dag verzocht de
commissie de ministers de ontbrekende gedeelten van het geheime
deel, dan wel een afschrift daarvan, aan haar ter hand te
stellen.
lees meer
Bijlage V – Overzicht jurisprudentie
opsporingsmethodenJanuary 1, 1999
Overzicht jurisprudentie opsporingsmethoden
1961
HR 24 oktober 1961, NJ 1962, 36
1979
HR 4 december 1979, NJ 1980, 356
1980
HR 5 februari 1980, NJ 1980, 319
1981
HR 8 december 1981, NJ 1982, 533
1982
Rb Rotterdam 19 oktober 1982, NJ 1983, 207 en Ars Aequi (1984), p.
631-642 1983
HR 14 juni 1983, NJ 1983, 784
HR 28 juni 1983, NJ 1983, 798
1984
EHRM 2 augustus 1984, NJ 1988, 534
HR 3 januari 1984, NJ 1984, 440
HR 10 januari 1984, NJ 1984, 421
HR 17 januari 1984, NJ 1984, 405 en Ars Aequi (1984), p.
631-642
HR 20 maart 1984, NJ 1984, 549
HR 8 mei 1984, NJ 1984, 741
HR 11 september 1984, (nr. 4397) (ongepubliceerd)
HR 25 september 1984, NJ 1985, 426
HR 25 september 1984, NJ 1985, 427
Rb ‘s-Gravenhage 29 juni 1984, NJ 1985, 815
Rb Rotterdam 28 maart 1984, NJ 1984, 508
1985
Hof ‘s-Hertogenbosch 3 april 1985, (nr. 201.472/4)
ongepubliceerd
HR 5 februari 1985, NJ 1985, 473
HR 28 mei 1985, NJ 1985, 822
HR 25 juni 1985, NJ 1986, 109
HR 22 oktober 1985, NJ 1986, 346
HR 10 december 1985, NJ 1986, 462
Rb Amsterdam 16 december 1985, NJ 1986, 302
Rb Roermond 12 september 1985, KG 1985, 299, NJ 1987, 299
1986
Hof ‘s-Hertogenbosch 13 maart 1986, NJ 1986, 711
Hof ‘s-Hertogenbosch 2 juli 1986, NJ 1987, 451
HR 28 januari 1986, Fiscaal Weekblad 1988, 34
HR 4 maart 1986, NJ 1986, 612
HR 6 mei 1986, NJ 1987, 26
HR 27 mei 1986, NJ 1987, 298
HR 14 oktober 1986, NJ 1988, 511
1987
EHRM 26 maart 1987, Publications of the European Court of Human
Rights, Series A, Vol. 116 en NJCM-Bulletin 13 (1988) 2: p.
148-166
HR 3 februari 1987, NJ 1987, 918
HR 17 maart 1987, NJ 1988, 155
HR 14 april 1987, NJ 1988, 515
HR 8 december 1987, NJ 1988, 690
1988
Hof ‘s-Gravenhage 8 april 1988, NJ 1988, 978
HR 16 februari 1988, NJ 1988, 793
HR 16 februari 1988, NJ 1988, 822
HR 12 april 1988, NJ 1988, 1040
HR 3 mei 1988, NJB 1988, 240
Rb Rotterdam 4 mei 1988, NJ 1988, 804
1989
EHRM 30 maart 1989, NJ 1991, 522
EHRM 7 juli 1989, NJ 1991, 659
EHRM 20 november 1989, NJ 1990, 245
HR 17 januari 1989, NJ 1989, 575
HR 7 februari 1989, NJ 1989, 577
HR 24 oktober 1989, NJ 1990, 239
HR 14 november 1989, NJ 1990, 480
Rb Amsterdam 6 februari 1989, NJ 1989, 849
1990
EHRM 24 april 1990, NJ 1991, 523
EHRM 27 september 1990, NJ 1993, 707
Hof ‘s-Hertogenbosch 26 juli 1990, NJ 1990, 787
HR 16 januari 1990, NJ 1990, 454
HR 5 juni 1990, NJ 1990, 770
HR 2 juli 1990, NJ 1990, 751
HR 2 oktober 1990, NJ 1991, 130
HR 9 oktober 1990, NJ 1991, 98
HR 6 november 1990, (nr. 87.586) gedeeltelijk in NJCM-Bulletin
(1991) p. 879 HR 13 november 1990, NJ 1991, 278
HR 4 december 1990, NJ 1991, 327
Rb Roermond 16 augustus 1990, NJ 1991, 390
1991
EHRM 19 februari 1991, NJ 1993, 708
Hof ‘s-Gravenhage 28 februari 1991, NJ 1993, 148
Hof ‘s-Hertogenbosch 18 maart 1991, NJ 1991, 426
HR 5 februari 1991, NJ 1991, 403
HR 19 februari 1991, NJ 1992, 50
HR 25 juni 1991, NJ 1991, 807
HR 8 oktober 1991, NJ 1992, 139
HR 8 november 1991, NJ 1992, 277
Rb Rotterdam 30 januari 1991, NJ 1991, 391
Rb Maastricht 14 november 1991, (nr. 03/011.600/90)
(ongepubliceerd)
1992
EHRM 15 juni 1992, NJ 1993, 711
EHRM 16 december 1992, Publications of the European Court of Human
Rights, Series A, Vol. 247 EHRM 16 december 1992, NJ 1993, 400
Hof ‘s-Gravenhage 28 september 1992, NJ 1993, 65
Hof ‘s-Gravenhage 17 november 1992 (ongepubliceerd)
HR 14 januari 1992, NJ 1992, 360
HR 7 februari 1992, NJ 1993, 78
HR 18 februari 1992, NJ 1992, 546
HR 10 maart 1992, NJ 1992, 792
HR 28 april 1992, NJ 1992, 611
HR 12 mei 1992, NJ 1992, 631
HR 9 juni 1992, NJ 1992, 773
HR 8 juli 1992, NJ 1993, 30
HR 14 september 1992, NJ 1993, 56
HR 13 oktober 1992, NJ 1993, 143
HR 20 oktober 1992, NJ 1993, 156
HR 24 november 1992, NJ 1993, 307
Rb Arnhem 10 september 1992, NJ 1993, 278
Rb ‘s-Hertogenbosch 23 juli 1992, (nr. 01/038.405/91)
(ongepubliceerd)
Rb Middelburg 6 november 1992, (nr. 12-005.005-92)
(ongepubliceerd)
1993
EHRM 23 november 1993, Publications of the European Court of Human
Rights, Series A, Vol. 277B en NJB-katern 1995, p. 491, nr. 41 Hof
Amsterdam 4 februari 1993, NJ 1994, 113 Hof Amsterdam 22 december
1993, (nr. 23-001.797-92) ongepubliceerd
lees meer