• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • fort3_96

    284 vertellen  over  wat  waarheid  en  verdichting  was  in  de  IRT-kwestie,  zo  omzichtig  zijn  behandeld.  Maar ook hier is het de vraag of het – gegeven het feit dat gekozen was voor een strafrechtelijk onderzoek – wel  anders  had  gekund.  Er  bleken  ten  aanzien  van  de  drie  verdachten  gaandeweg  minder  concrete aanknopingspunten over te blijven die een verdergaand strafrechtelijk onderzoek rechtvaardigden. De strafrechtelijke actiemogelijkheden werden daardoor beperkt. Anderzijds lag de omzichtige benadering in de lijn van de gekozen tactiek. Deze was er immers op gericht via enkele andere verdachten tegen wie wel voldoende bewijsmateriaal bestond uiteindelijk uit te komen bij de drie overheidsfunctionarissen. Tegen  de  achtergrond  van  de  zwijgplicht  die  enkele  overheidsfunctionarissen  die  een  sleutelrol hebben vervuld in de IRT-affaire zichzelf hebben opgelegd, doemt overigens wel de vraag op waarom hun   leidinggevenden   in   het   verleden   geen   dienstopdracht   hebben   verstrekt   om   in   eigen   kring opheldering   van   zaken   te   verschaffen   over   vragen   die   naar   aanleiding   van   hun   optreden   waren gerezen.  Voor  Van  V.,  L.  en  De  J.  was  deze  optie  overigens  een  gepasseerd  station,  zodra  aan  hun dienstbetrekking   bij   de   politie,   respectievelijk   de   FIOD,   een   einde   kwam.   Ten   aanzien   van   de Haarlemse  officier  van  justitie  Van  der  Veen  waren  de  mogelijkheden  voor  het  bewandelen  van  deze alternatieve route uitgebreider, maar werd de kans om buiten de strafvorderlijke kaders om meer licht te werpen op de IRT-affaire – en in het bijzonder op het XTC-traject naar Engeland – ook niet benut. Wat  betreft  sturing  en  toezicht  van  het  post-Fort-traject  valt  allereerst  op  dat  het  college  van procureurs-generaal na het vertrek van  Docters van Leeuwen in januari 1998 op grotere afstand van het onderzoeksproces  kwam  te  staan  dan  daarvoor.  Niet  alleen  was  het  wegvallen  van  de  twee  aanjagers van de post-Fort-onderzoeken – Docters van Leeuwen en Gonsalves – daar debet aan, ook  het  feit  dat het “gekortwiekte” college alle zeilen moest bijzetten om zijn reguliere taken te kunnen vervullen leidde tot   afnemende   aandacht    voor    het    verloop    van    gevoelige    opsporingsonderzoeken,    waaronder    de onderzoeken  in  het  kader  van  het  post-Fort-traject.  Daar  komt  bij  dat  de  informatievoorziening  in  de richting  van  het  college  van  procureurs-generaal  selectief  te  noemen  was.  Met  name  Van  Brummen  en Holthuis  maskeerden  gedurende  lange  tijd  de  hoog  opgelopen  spanningen  door  de  complexiteit  van  de geschillen   te   reduceren   tot   verschillen   van   inzicht   in   juridisch-technische   kwesties.   Ook   tijdens   de presentaties  ten  overstaan  van  het  college  kwamen  de  gerezen  problemen  onvoldoende  aan  bod.  Er werd bij deze gelegenheden een rooskleurig beeld geschetst van zowel de te verwachten resultaten als van de bereidheid om de onderzoeken eendrachtig tot een goed einde te brengen. Ondanks  deze  verzachtende  omstandigheden  lijdt  het  geen  twijfel  dat  het  college  van  procureurs- generaal, en waarnemend voorzitter Ficq in het bijzonder, zich zeer wel bewust was van de onderhuidse spanningen  en  van  de  ernst  van  de  situatie.  Hoewel  een  terughoudende  opstelling  van  het  college  in aangelegenheden  die  primair  behoren  tot  de  competentie  van  hoofdofficieren  gepast  is,  had  op  het moment  dat  duidelijk  werd  dat  van  een  werkbare  relatie  tussen  een  aantal  officieren  van  justitie  geen sprake  meer  was  en  dat  de  hoofdofficieren  hierop  onvoldoende  grip  hadden,  direct  ingrijpen  vanuit  het college  voor  de  hand  gelegen.  De  maatregelen  betreffende  de  structuur  en  de  ophanging  van  het  060- onderzoek,   die   naar   aanleiding   van   het   rapport   van   de   Commissie-Kalsbeek   in   juni   1999   werden genomen, waren met andere woorden al een jaar eerder op zijn plaats geweest. De   vragen   die   in   het   voorjaar   van   1999   vanuit   het   ministerie   van   Justitie   werden   opgeworpen, verraden  dat  de  kennis  binnen  het  departement  over  de  actuele  stand  van  zaken  in  de  post-Fort- onderzoeken  gering  was.  In  het  eerste  deel  van  dit  rapport  is  een  vergelijkbare  conclusie  getrokken ten aanzien van de periode maart 1996- november 1997. Over de gehele drie jaar die deze evaluatie omvat kan dan ook worden gesteld dat het binnen het departement ontbrak aan voldoende feeling met en inzicht in het verloop van dit – ook in politiek opzicht – gevoelig dossier. Het gegeven dat ook het departement in deze periode werd gereorganiseerd, was hier mede debet aan.

    Na de parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden: veranderingen en reorganisaties

    3.2 Na de parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden:
    veranderingen en reorganisaties

    3.2.1 Veranderingen in de politieregio’s

    lees meer

    Conclusies en aanbevelingen

    HOOFDSTUK 6 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

    6.1 Verantwoording

    lees meer

    Verhoren – mr. H.P. Wooldrik en mr. G.P. van de Beek

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 9

    11 september 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    maandag 11 september 1995
    in de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord
    worden mr. H.P. Wooldrik en mr. G.P. van de Beek
    Zie ook: Tweede verhoor mr. H.P. Wooldrik (red.)
    Aanvang 9.32 uur

    lees meer

    Verhoren – mr. L.A.J.M. de Wit

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 25

    25 september 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    maandag 25 september 1995
    in de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt
    mr. L.A.J.M. de Wit
    Zie ook: Tweede verhoor mr. L.A.J.M. de Wit (red.)
    Aanvang 9.30 uur

    lees meer

    Verhoren – de heer G.J.C.M. Bakker

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 41

    4 oktober 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    woensdag 4 oktober 1995 in
    de vergaderzaal van de Eerste
    Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt de
    heer G.J.C.M. Bakker
    Aanvang 12.10 uur

    lees meer

    Verhoren – mevrouw mr. P.M.H. van der Molen-Maesen

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 57

    16 oktober 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    maandag 16 oktober 1995 in
    de vergaderzaal van de Eerste
    Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt
    mevrouw mr. P.M.H. van der Molen-Maesen
    Aanvang 14.15 uur

    lees meer

    Verhoren – mr. J. Koers

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 73

    27 oktober 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    vrijdag 27 oktober 1995 in de
    vergaderzaal van de Eerste
    Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt mr. J.
    Koers
    Zie ook: Eerste verhoor mr. J. Koers (red.)
    Aanvang 12.30 uur

    lees meer

    Verhoren – mr. P.R. Stoffelen

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 89

    8 november 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    woensdag 8 november 1995
    in de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt
    mr. P.R. Stoffelen
    Aanvang 16.00 uur

    lees meer

    Inhoud Bijlage X

    Bijlage X – Deelonderzoek 3

    1. De vrije-beroepsbeoefenaars: advocaten, notarissen en
    accountants

    Voorwoord

    lees meer

    Bijlage X – 4.6. Slotbeschouwing

    4.6. Slotbeschouwing

    De openbaar accountant heeft een maatschappelijke
    vertrouwensfunctie. Ook de accountant die in dienst van een bedrijf
    werkzaam is of op commercile basis adviezen verstrekt, heeft een
    dergelijke uitstraling. Accountants staan borg voor deugdelijkheid
    en objectiviteit inzake het ontwerpen en controleren van de
    financile verslaggeving.

    lees meer

    Bijlage X – 5.1. Inleiding

    5. AFSCHERMING

    5.1. Inleiding

    Nu in kaart is gebracht welke vormen van fraude zoal zijn
    aangetroffen en welke dadergroepen zich aan deze vormen van
    georganiseerde criminaliteit schuldig maken, dient een antwoord te
    worden geformuleerd op de vraag op welke wijzen de criminele
    groepen zich trachten af te schermen van gedupeerden en
    opsporingsinstanties. In dit verband kan een onderscheid worden
    gemaakt tussen maatregelen die betrekking hebben op de interne
    organisatie, en afschermingsmethoden die gepaard gaan met de
    inbreng van invloedrijke derden. Met het eerste wordt gedoeld op de
    inspanningen van de fraudeurs de bedrijfsvoering zodanig vorm te
    geven dat men zich zo veel mogelijk aan de controle van
    marktpartijen en overheidsinstanties kan onttrekken. Het schuilgaan
    achter rechtspersonen en andere faades en de beperking en
    manipulatie van informatiestromen zijn hiervan de meest voorkomende
    verschijningsvormen. In deel II van dit rapport (hoofdstuk 7 e.v.)
    zal uitvoerig worden ingegaan op de wijzen waarop criminele groepen
    – fraudeurs, maar ook andere typen van daders, zoals drughandelaren
    – van rechtspersonen gebruik c.q. misbruik maken om hun rol in de
    organisatie te maskeren en aansprakelijkheid te ontlopen. In dit
    hoofdstuk (paragraaf 5.2) zal worden bezien hoe criminele groepen
    hun informatiehuishouding inrichten teneinde interventie van
    buitenaf te voorkomen. Behalve maatregelen in de sfeer van de
    interne bedrijfsvoering, blijken niet zelden ook personen en/of
    instanties van buiten de organisatie goedschiks of kwaadschiks een
    rol in de afschermingsstrategie te vervullen. De betrokkenheid van
    derden kent wederom een breed scala van verschijningsvormen. Het
    spectrum varieert van het inschakelen van derden als integraal
    onderdeel van de modus operandi, het aangaan van betrekkingen met
    wetshandhavers, het zich omringen met financile en juridische
    deskundigen tot aan het mobiliseren van maatschappelijke
    tegenkrachten om strafrechtelijke vervolging en veroordeling te
    voorkomen. De beschouwing over afscherming met behulp van derden
    valt in twee delen uiteen. In paragraaf 5.3.1 zullen de onoorbare
    externe contacten op uitvoerend niveau de revue passeren, dat wil
    zeggen de betrekkingen die gericht zijn op een ongestoorde
    voortzetting van de frauduleuze activiteiten en op tegenwerking van
    mogelijke opsporingshandelingen. In paragraaf 5.3.2 zal worden
    bezien op welke wijze een aantal fraudeurs zich structureel tracht
    in te nestelen in bestaande sociale en culturele netwerken. Door
    zich te omringen met vooraanstaande personen in de samenleving
    wordt niet alleen de behoefte aan maatschappelijke erkenning tot op
    zekere hoogte bevredigd, maar kan tevens het eventuele wantrouwen
    van de reguliere markt en de opsporingsinstanties worden weggenomen
    c.q. geneutraliseerd. In de laatste betekenis dienen contacten met
    de bovenwereld zeker te worden beschouwd als een belangrijke vorm
    van immunisering.

    lees meer

    Bijlage X – 1.2. Geraadpleegde bronnen

    1.2. Geraadpleegde bronnen

    De in dit rapport gepresenteerde onderzoeksresultaten berusten
    op een drietal bronnen: interviews, dossiers van strafzaken en
    literatuurstudie.

    lees meer

    Bijlage X – 11.6. Witwassen en investeren op de onroerend goedmarkt

    11.6. Witwassen en investeren op de onroerend
    goedmarkt

    Meer dan bij de handel in effecten is de handel in onroerend
    goed niet alleen een middel maar ook een doel. Het is een
    eindbestemming van misdaadgeld. Twee verschijningsvormen van de
    route naar deze bestemmingen worden hieronder gepresenteerd.

    lees meer

    Bijlage XI – 3.5. De handel in gestolen auto’s

    3.5. De handel in gestolen auto’s

    In de voorbije jaren zijn er bij herhaling berichten
    binnengekomen dat ook in Amsterdam op internationale schaal auto’s
    worden gestolen en verhandeld. Veel van deze berichten hebben nu
    eens betrekking op Joegoslaven en Russen die – zo lijkt het
    tenminste – op eerder individuele voet opereren, dan weer op
    landgenoten van hen die dit duidelijk in georganiseerd verband
    doen. Deze laatsten behoren niet alleen tot een groep die als
    zodanig is onderkend, zij stelen ook op een betrekkelijk vakkundige
    manier. Waarbij moet worden aangetekend dat deze internationale
    diefstal van (vracht)auto’s en de handel hierin voor Amsterdam niet
    nieuw is. In de loop van de jaren tachtig bleek immers dat een
    groep Ghanese criminelen, die ook actief was in de vrouwenhandel,
    tezelfdertijd honderden luxe-auto’s op bestelling had laten stelen
    en vervolgens – via Amsterdam, Rotterdam of Antwerpen – liet
    verschepen naar een of ander West-Afrikaans land. De hoofdverdachte
    hield te Amsterdam kantoor onder de naam African
    Express
    .

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>