Bijlage VIII – III.3. Internationale uitwaaieringJanuary 1, 1999
III.3. Internationale uitwaaiering
De Turkse mafia heeft zich vanaf 1980 razendsnel over de
verschillende Europese landen verspreid dankzij het grote aantal
gastarbeiders dat zich er eertijds heeft gevestigd en de families
die via volgmigratie zijn herenigd. Thans wonen en werken 2,3
miljoen Turken in het buitenland (dat is 4% van de gehele bevolking
die 57 miljoen groot is). De grootste Turkse
emigrantengemeenschappen bevinden zich in Duitsland (1,8 miljoen),
Nederland, Zweden, Belgi en Frankrijk. Overal is een deel van de
oorspronkelijke gastarbeiders sedert het einde van de jaren
zeventig zonder werk en dat maakt hen ontvankelijk voor een entree
in de georganiseerde misdaad.
lees meer
Bijlage VIII – IV.9. ConclusieJanuary 1, 1999
IV.9. Conclusie
Ofschoon de Nederlandse politie en justitie noch enige andere
overheidsinstelling erg veel belangstelling aan de dag hebben
gelegd voor georganiseerde misdaad in Marokkaanse kring – als het
om Marokkaanse criminaliteit gaat denkt men immers in de eerste
plaats aan jeugddelinquentie! – bestaan er legio aanwijzingen dat
de enorme en snel opgekomen cannabis-economie in Marokko ook onder
Marokkanen in Nederland een stevig steunpunt heeft gevonden. De
circuits waarin zich dit afspeelt zijn weinig doorzichtig en vanuit
Marokko mogen weinig inlichtingen worden verwacht. Marokkanen, in
alle sectoren van de overheid, zijn bij deze illegale activiteit
betrokken en het land als geheel is er in toenemende mate
economisch afhankelijk van geworden. Waren tot voor kort de
geldzendingen van gastarbeiders uit het buitenland de voornaamste
inkomstenbron voor ‘s lands betalingsbalans, deze functie wordt in
toenemende mate overgenomen door de investeringen van
drugshandelaren. Het gaat om beleggingen in de sfeer van huizen,
grond en overheidsbedrijven die thans worden geprivatiseerd. De
meeste Nederlandse Marokkanen komen uit het gebied waar de kif
wordt geteeld en bewerkt. De combinatie van een traditie van
ongebondenheid onder deze bewoners van de Rif en de slechte
sociaal-economische vooruitzichten die zij hebben in de Nederlandse
samenleving, maakt deze minderheidsgroep zeer bevattelijk voor
inschakeling in de drugshandel. Ofschoon er duidelijk
distributieknooppunten zijn aan te wijzen zoals in Hilversum,
Brabant en Rotterdam, heeft het er alle schijn van dat Nederland
via de Marokkaanse infrastructuur (winkels, moskeen) wordt bedekt
door een fijnmazig netwerk van verkooppunten van hash. Dit netwerk
is mogelijk nauw verbonden met een voor Nederlandse autoriteiten
moeilijk te doorgronden politiek beheersingssysteem dat vanuit
Marokko wordt geleid. Hoe omvangrijk het precies is en hoeveel hash
er door wordt omgezet, valt echter niet te zeggen. Er wordt
onvoldoende politie-onderzoek gedaan om deze vraag naar behoren te
kunnen beantwoorden. In vergelijking met drugsorganisaties in
andere etnische groepen, is de Marokkaanse onderwereld in Nederland
weinig gewelddadig. Marokko is het land van waar de (grote)
Nederlandse cannabishandelaren een groot deel
van hun koopwaar betrekken. Dezen hebben ernstig aan macht moeten
inboeten toen de Marokkaanse druglords aan betekenis wonnen.
Nederlanders worden thans vooral gebruikt voor het leveren van
transportfaciliteit.
lees meer
Bijlage VIII – VII.3. De Colombiaanse cocanehandel in de
Verenigde StatenJanuary 1, 1999
VII.3. De Colombiaanse cocanehandel in de Verenigde
Staten
Zelden heeft een exportprodukt uit de Derde Wereld zo snel en zo
overtuigend een markt veroverd als de cocane dat heeft gedaan met
de Amerikaanse markt in de jaren zeventig en tachtig en nog nooit
is een relatief kleine groep ondernemers zo snel zo schandelijk
rijk geworden als de drugslords van Colombia. De Zuidamerikaanse
boom-industrie van de jaren twintig in rubber is er niets bij. De
drugs werden Amerika binnengebracht op alle mogelijke manieren.
Toeristen namen cocane mee terug. Individuele muilezels (
mulas) werden erop uitgezonden om op of in hun lichaam
kilo’s wit poeder mee te nemen. De echte grote overtocht begon in
de helft van de jaren zeventig met vliegtuigjes die vlogen over het
Carabische gebied en die gingen via de Westkust of de Oost langs
Florida. De honderden kilo’s tegelijk die ze meenamen, werden
aanvankelijk nog niet scherp door de kustwacht waargenomen. De
transporteurs waren Amerikaanse piloten, maar zij deden het samen
met immigranten uit Colombia die de weg in de sociale en politieke
verhoudingen van hun geboorteland goed kenden. Tussen alle grote en
minder grote migratiebewegingen in de wereld is die van de
Colombianen misschien aanvankelijk niet zo opgemerkt, maar zij
ontwikkelde zich al in de jaren dertig (Pearse, 1990). In die jaren
trokken Colombianen naar Venezuela, in de jaren vijftig van deze
eeuw gingen zij naar de Verenigde Staten en Europa. Het waren niet
alleen mannen, maar juist ook vrouwen die wegtrokken om als
huisbedienden elders in hun levensonderhoud te voorzien en hun
geluk te beproeven. In het jaar 1980 woonden en werkten niet minder
dan een miljoen Colombianen buiten hun land van herkomst en dat is
niet gering op een totale bevolking van ruim 30 miljoen. De
regering moedigde emigratie aan om via geldzendingen deviezen te
ontvangen en binnen de gezinnen hadden mensen die het was gelukt
elders aan de slag te komen, flink in aanzien gewonnen. Juist de
agrarische gebieden die later zouden overgaan op de drugseconomie,
zoals de Valle del Cauca waarin Cali ligt, ondergingen een snel
proces van modernisering dat mensen afstootte en deed emigreren.
Colombianen vestigden zich in de grote steden van Amerika, aan de
Westkust en de Oostkust. In de grote stroom van Hispanics , tussen
al de havelozen uit Puerto Rico, de Dominicaanse Republiek,
Guatemala en Honduras vielen zij als aparte groep nauwelijks op. Er
is geen twijfel mogelijk of het begon met de Amerikanen die het
transport in drugs organiseerden, maar de emigranten speelden in
toenemende mate een rol. Veel van de grote Colombiaanse
drugshandelaars zijn in de Verenigde Staten begonnen of hebben daar
in ieder geval een tijd als emigrant doorgebracht. Ze hebben zoveel
cocane naar dat land getransporteerd dat de groothandelsprijs
kelderde van 50 60 duizend dollars de kilo tot 16 20.000 dollars in
de jaren tachtig en de verzadiging van de markt blijkt verder uit
het feit dat de prijs vanaf dat ogenblik min of meer constant is
gebleven. Voor Amerikaanse regeringen was het reden om de oorlog
aan de drugs te verklaren. President Bush stelde zich in 1990 ten
doel de import binnen twee jaar met 10% te reduceren en na tien
jaar zou niet meer mogen binnenkomen dan de helft van wat nu in
Amerika arriveert. In
een genformeerd artikel in The Economist dat is vertaald in
het Nederlandse weekblad Intermediair van 7 april 1995,
staat dat de Amerikaanse regering daar tot nu toe 50 miljard dollar
aan heeft gespendeerd. Veel opgeleverd heeft deze inspanning niet
en in tal van wetenschappelijke publikaties (McCoy en Block, 1992)
en artikelen in de pers is deze oorlog al snel verklaard tot
hopeloos en verloren. De Amerikaanse controle-instanties hebben de
strijd enorm opgevoerd, maar in de wapenwedloop die is ontstaan en
waarin zelfs doorzichtige onderzeeboten en straalvliegtuigen zijn
ingezet door de smokkelaars, hebben de Amerikanen het geenszins
kunnen winnen. Er zijn belangrijke successen geboekt door de DEA
(vergelijk McKlintick, 1993) in de operatie Zwaardvis en in 1992 in
de operatie Green Ice waarbij niet minder dan 200 mensen
over de gehele wereld werden aangehouden en 40 miljoen dollars cash
in beslag werden genomen (Bovenkerk (b), 1995) maar op het in de
Verenigde Staten aanwezig volume en de prijs van de cocane hebben
deze acties geen enkele invloed gehad.
lees meer
Bijlage VIII – X. NEDERLAND ALS OPERATIEGEBIED VAN
JOEGOSLAVISCHE BENDESJanuary 1, 1999
X. NEDERLAND ALS OPERATIEGEBIED VAN JOEGOSLAVISCHE
BENDES
De voorbije jaren zijn de beelden van de burgeroorlog in
voormalig Joegoslavi alsmaar scherper op ons netvlies gebrand.
Tezelfdertijd hebben de media veel berichten verspreid over het
optreden van Joegoslavische criminele bendes op Nederlands
grondgebied. En meer dan eens is gewezen op de samenhang, de
gelijkenis zelfs, tussen wat er ginds en wat er hier gebeurt.
Symbool voor deze verwevenheid staat de figuur van Arcan: in het
nabije verleden pleegde hij (ook) in Nederland een hele reeks van
ernstige delicten, ontsnapte uit de Bijlmer-bajes, in het heden is
hij aanvoerder van een van de meest beruchte Servische milities en
lid van het zelf geproclameerde Servische parlement in Bosni. Maar
de parallel gaat verder. Niet alleen zijn er berichten dat althans
een deel van de Joegoslavische bendes die Noord-West-Europa tot hun
operatiegebied hebben gemaakt, worden aangestuurd vanuit
Klein-Joegoslavi, of op z’n minst geregelde betrekkingen
onderhouden met een of meer machthebbers in dit land. Wat ook
opvalt, is dat de bendes die hier actief zijn, vaak ongemeen
gewelddadig en soms ook zr wreedaardig opereren, zowel binnen als
buiten hun eigen gelederen. En in dit opzicht ligt wat er in
Nederland en in de omringende landen gebeurt, tot op zekere hoogte
in het verlengde van wat ons dagelijks door de media wordt
voorgeschoteld over de burgeroorlog in voormalig Joegoslavi.
lees meer
Bijlage VIII – Bibliografie hoofdstuk XJanuary 1, 1999
-
Bibliografie hoofdstuk X:
- Nederland als operatiegebied van Joegoslavische
bendes
- Bax, M., Medjugorje:
- Religion, Politics, and Violence in Rural Bosnia, VU
University Press, Amsterdam, 1995. Brass, P. en Van Schelven, W.,
Assimilatie van vooroorlogse migranten; Drie generaties Polen,
Slovenen, Italianen in Heerlen, Staatsuitgeverij,
‘s-Gravenhage, 1980.
Detrez, R., De Balkan; Van burenruzie tot burgeroorlog,
Hadewijch, Antwerpen-Baarn, 1992. Djilas, M., De onvolmaakte
maatschappij, Becht’s Uitgeversmaatschappij, Amsterdam, 1969.
Karelse, J., Handgranaten; Explosieve ontwikkelingen in Nederland,
in Modus, jaargang 3, 1995, p. 27-29. Lindo, F. en Pennings,
T., Zuideuropeanen in Nederland (Portugezen, Spanjaarden,
Italianen, Grieken en Joegoslaven), Ministerie van Welzijn,
Volksgezondheid en Cultuur, Rijswijk, 1988. Muus, Ph.,
Migration, Immigration and Policy in the Netherlands (1993),
University of Amsterdam, Department of Human Geography, Amsterdam,
1994.
Peters, B., Die Absahner; Organisierte Kriminalitt in der
Bundesrepublik, Rowohlt, Reinbek bei Hamburg, 1994.
Port, M. van de, Het einde van de wereld; Beschaving,
redeloosheid en zigeunercafs in Servi, Babylon-De Geus,
Amsterdam, 1994.
Roth, J. en Frey, M., Die Verbrecher Holding; Das vereinte
Europa im Griff der Mafia, Piper, Mnchen, 1992. Weithmann,
M.W., Brandhaard Balkan; Achtergronden van het Joegoslavische
conflict, Uitgeverij J.J. Groen, Leiden, 1993.
vorige
inhoudsopgave en zoeken
IX – De branche van het wegtransport – 7.1 De
bedrijfscultuur van de transportondernemerJanuary 1, 1999
7. HET KARAKTER VAN DE BRANCHE
7.1 De bedrijfscultuur van de transportondernemer
De meeste goederenvervoersbedrijven zijn klein. Veel
transportondernemingen zijn, al dan niet uitgegroeide,
familiebedrijven. Meestal is het bedrijf van vader op zoon
overgegaan en werkt een aantal broers samen. Vader is klein
begonnen; soms nog met een fiets- of paardekar. De bedrijfscultuur
is conservatief. Mede gevoed door het jarenlang sterk beperkend
capaciteitsbeleid van de overheid, zijn ondernemers in deze branche
sterk gericht op uitbreiding van hun wagenpark. Hieraan wordt het
succes afgemeten. Groot is lekker lijkt de gemiddelde ondernemer te
denken en hij wordt hierin aangemoedigd door de verlokkingen van
ogenschijnlijk gemakkelijke leasecontracten. Nog steeds wordt
iedere cent het liefst omgezet in een uitbreiding van het tonnage,
ook al gaat dit tegen de economische ontwikkelingen in.
lees meer
IX – De branche van het wegtransport – 12.1. Nederlandse
gedetineerden in het buitenlandJanuary 1, 1999
12.1. Nederlandse gedetineerden in het buitenland
Het aantal Nederlanders in buitenlandse gevangenissen neemt de
laatste jaren sterk toe. In september 1995 waren dit er 1302; ruim
driemaal zoveel als tien jaar terug, toen er 414 Nederlanders in
buitenlandse detentie waren. Volgens een woordvoerder van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken is het aantal in het buitenland
gedetineerde Nederlanders vooral de laatste vijf jaar sterk
toegenomen. In 1990 waren het er 650; minder dan de helft van het
huidige aantal. Tegenwoordig wordt er ieder jaar een nieuwe record
gevestigd. Het aandeel van drugsdelicten hierin is groot; in
september zaten 1026 van de 1302 Nederlandse gedetineerden in het
buitenland vast wegens het bezit van of handel in narcotica; bijna
tachtig procent. Van 56 personen was het gepleegde delict bij het
ministerie overigens nog onbekend. In 1985 maakten drugsdelicten
ruim zeventig procent van het aantal buitenlandse veroordelingen
uit.
lees meer
IX – De branche van het wegtransport – 2.4 PrognoseJanuary 1, 1999
2.4 Prognose
De branche-organisatie Transport en Logistiek Nederland verwacht
dat de internationale goederenstroom tot 2010 enorm zal toenemen;
het te vervoeren aantal tonnen in Nederland zal vermoedelijk met
bijna veertig procent stijgen. Deze toename zal voornamelijk door
het wegvervoer moeten worden opgevangen (TLN, 1994). TLN vreest een
dergelijk grote groei van het transport. De organisatie pleit voor
verbetering en uitbreiding van de infrastructuur, maar zelfs als
dat gebeurt, zal het Nederlandse wegtransport onvoldoende
capaciteit hebben om de enorme toename van transportaanbod te
verwerken. TLN pleit daarom voor uitbreiding van de andere
transportmethoden: het spoor en vooral de binnenvaart zullen een
groot deel van de groei moeten opvangen. Het wegtransport prijst
zichzelf daarmee natuurlijk geenszins uit de markt, want zowel het
spoor als de binnenvaart hebben hun beperkingen in het vervoer van
deur tot deur; dit blijft voor rekening van de wegvervoerders
komen.
lees meer
IX – De zeehaven Rotterdam en de luchthaven Schiphol – 2.2.
De luchthaven SchipholJanuary 1, 1999
2.2. De luchthaven Schiphol
Schiphol realiseerde in 1993 in alle marktsegmenten van het
verkeer en vervoer van de tien grootste luchthavens in Europa de
hoogste groei. Schiphol neemt nu voor zowel passagiers, vracht als
vliegtuigbewegingen de vierde plaats in Europa in. In ditzelfde
jaar hebben ruim 21.2 miljoen passagiers van Schiphol gebruik
gemaakt. Het aantal vliegtuigbewegingen (starts en landingen)
bedroeg in 1993 bijna 260 duizend. Bovendien werd in 1993 bijna 776
duizend ton vracht door de lucht vervoerd. Daarnaast verwerkte
Schiphol meer dan 303 duizend ton vracht die door zogenaamde
airline-trucks werd aan- en afgevoerd. Het aantal bestemmingen dat
vanaf Schiphol rechtstreeks met lijndiensten te bereiken is bedroeg
in 1993 225. Nederland heeft voor het luchtvervoer een relatief
kleine thuismarkt (luchtvervoer met herkomst of bestemming
Nederland). Nederland heeft echter een relatief sterke positie op
de luchtvaartmarkt weten op te bouwen. Dit komt niet alleen doordat
in de loop der tijd veel landingsrechten zijn verworven, maar ook
door het omvangrijke transfervervoer op de luchthaven. In 1993
bedroeg dit 43 procent van het totale lijndienstvervoer (Ministerie
van Verkeer en Waterstaat, 1994).
lees meer
IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 1.
ACHTERGRONDEN EN OPZET VAN HET DEELRAPPORTJanuary 1, 1999
1. ACHTERGRONDEN EN OPZET VAN HET DEELRAPPORT
Georganiseerde misdaad wordt vrijwel altijd geassocieerd met de
levering van illegale goederen en diensten, zoals drugs, aan een
illegale markt. Maar het gebeurt ook dat georganiseerde misdaad op
een illegale wijze een legaal goed levert voor een legale markt.
Een voorbeeld van de illegale levering van legale goederen betreft
het op de markt brengen van (onderdelen van) gestolen auto’s. Het
stelen van auto’s en de verkoop van deze auto’s aan garages,
dealers en burgers behoort tot de klassieke delicten van de
criminele groep in de twintigste eeuw. In Itali en de Verenigde
Staten worden al vanaf de introductie van de auto als massagoed (in
opdracht van de mafia) door bendes personenauto’s gestolen en
vervolgens op de legale en zwarte markt verhandeld. Hoe beter de
administratieve controle op het autobezit in de loop der jaren
werd, hoe inventiever de criminele groepen te werk moesten gaan en
des te meer professionele kennis autodiefstal vereiste. Die kennis
werd voor een belangrijk deel verkregen uit de legale autobranche.
Daar weet men hoe auto’s in elkaar zitten, welke papieren vereist
zijn, enzovoorts. Vandaar dat met de jaren steeds meer garages,
autosloperijen werden betrokken bij autodiefstallen. Ook blijken
veel garage-eigenaren mede als gevolg van de moeilijke economische
positie van hun bedrijfstak de aantrekkelijke financile kanten van
illegale handel binnen hun legale bedrijf te zien.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 3.7. Houding ten
opzichte van autoriteitenJanuary 1, 1999
3.7. Houding ten opzichte van autoriteiten
De geslotenheid van de branche houdt ook in dat de gemiddelde
horeca-ondernemer weinig op heeft met autoriteiten zoals politie en
de gemeentelijke, de provinciale en de rijksoverheid. Er is sprake
van een wantrouwende houding naar buiten toe. Uit een onderzoek
door Magis Marktonderzoek (in Missets Horeca, 1987) bleek dat
twintig procent van de horeca-ondernemers bij vechtpartijen en
ruzies in de zaak nooit de politie inschakelt en ruim 62 procent
dat alleen doet in geval van uiterste nood. Slechts achttien
procent roept altijd politiehulp in bij geweldscalamiteiten. Bijna
de helft van de onderzochte bar en discotheekhouders vindt
desalniettemin dat het bestrijden van ongeregeldheden in hun
bedrijf een overheidstaak is. Eenzelfde percentage wenst meer
politiesurveillance en hogere straffen voor ruzieschoppers. De
algemene frustratie in de horeca lijkt te zijn: de illegale
ondernemer wordt gedoogd, de legale wettelijk stukgecontroleerd,
financieel uitgezogen en ook nog eens gecriminaliseerd. Op
spandoeken bij een demonstratie werden leuzen als stop de
horecamoord en geen horeca-razzias meegevoerd. Gesprekspartners uit
de branche vinden dat er slecht tegen malafide ondernemers wordt
opgetreden. Terwijl illegale gelegenheden lang kunnen draaien
zonder door overheidsinstanties te worden gedeerd, worden bonafide
horeca-ondernemers op lichte overtredingen snel gepakt, zo vertelt
een genterviewde. Hij gaf aan het vertrouwen in politiek en politie
te hebben verloren en signaleert eenzelfde houding bij veel van
zijn collegae.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 6.4. Voorwaarden
en vergunningenJanuary 1, 1999
6.4. Voorwaarden en vergunningen
Gokkasten moeten aan een aantal voorwaarden voldoen volgens het
Speelautomatenbesluit dat voornamelijk ter bescherming van de klant
is opgesteld. Zo moet het uitkeringspercentage gemiddeld minimaal
60 procent bedragen en mag het gemiddelde uurverlies niet hoger dan
vijftig gulden zijn. Ook zijn de automaten zo afgesteld dat er een
beperkte tijd onafgeboken op gespeeld kan worden. Het Nederlands
MeetInstituut (NMI) keurt alle modellen speelautomaten en voorziet
ze van een merkteken. Wanneer een bepaald (buitenlands) model door
het NMI is goedgekeurd, mag het in produktie worden genomen. De
kasten die daaruit voortkomen, worden niet meer systematisch
gekeurd, maar krijgen ongezien het verplichte merkteken. Het is
alom bekend dat dit teken gemakkelijk te vervalsen is. Sinds 1993
wordt op alle nieuwe automaten een nieuw merkteken aangebracht dat
fraudebestendiger moet zijn.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 5.2. Overige vormen van
criminaliteitJanuary 1, 1999
5.2. Overige vormen van criminaliteit
Naast de in de vorige paragrafen genoemde vormen van
organisatiecriminaliteit kunnen eigenaren van bouwbedrijven zich
schuldig maken aan andere vormen van crimineel gedrag. Deze vormen
zijn op de n of andere manier verbonden aan de bouwnijverheid zelf,
in het bijzonder om verlichting te brengen in de grote druk die de
bouwnijverheid nu eenmaal op de participanten uitoefent.
Fraudegevoeligheid in de bouw heeft vooral te maken met kenmerken
van de structuur en de organisatie van de bouwnijverheid en is mede
het gevolg van het feit dat administratieve controles doorgaans
zeer moeilijk zijn en zeer tijdrovend. Deze fraudes zijn lastig te
onderscheiden van fraudes die door malafide bouwondernemingen of
door criminele groepen worden veroorzaakt.
lees meer
IX – De afvalverwerkingsbranche – 5.3.
ZelfreguleringJanuary 1, 1999
5.3. Zelfregulering
De gebrekkige handhaving en controle op de naleving van die
wetten en regels worden pijnlijk zichtbaar wanneer de overheid,
zoals de laatste jaren is te zien, in de afvalbranche het principe
van zelfregulering gaat toepassen. Het milieubeleid loopt daarmee
niet uit de pas met het overige overheidsbeleid waarin een
herijking van de relaties tussen overheid en maatschappij plaats
vindt: de terugtredende overheid. De overheid is de laatste jaren
meer tot de overtuiging gekomen dat overreden beter is dan
straffen. Overreding gaat in die visie samen met een verinnelijking
van milieunormen (Aalders, 1994). Het vergunningenstelsel moet z
worden dat vergunningen en procedures het bedrijfsleven niet meer
onnodig belemmeren. Deze nieuwe aanpak belemmert wel het Openbaar
Ministerie in zijn vervolgende rol, omdat wanneer de ene overheid
een bepaalde gang van zaken toestaat, dat de andere overheid wel
heel moeilijk maakt voor dezelfde zaken een strafvervolging te
beginnen.
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>