• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage VIII – III.3. Internationale uitwaaiering

    III.3. Internationale uitwaaiering

    De Turkse mafia heeft zich vanaf 1980 razendsnel over de
    verschillende Europese landen verspreid dankzij het grote aantal
    gastarbeiders dat zich er eertijds heeft gevestigd en de families
    die via volgmigratie zijn herenigd. Thans wonen en werken 2,3
    miljoen Turken in het buitenland (dat is 4% van de gehele bevolking
    die 57 miljoen groot is). De grootste Turkse
    emigrantengemeenschappen bevinden zich in Duitsland (1,8 miljoen),
    Nederland, Zweden, Belgi en Frankrijk. Overal is een deel van de
    oorspronkelijke gastarbeiders sedert het einde van de jaren
    zeventig zonder werk en dat maakt hen ontvankelijk voor een entree
    in de georganiseerde misdaad.

    lees meer

    Bijlage VIII – IV.9. Conclusie

    IV.9. Conclusie

    Ofschoon de Nederlandse politie en justitie noch enige andere
    overheidsinstelling erg veel belangstelling aan de dag hebben
    gelegd voor georganiseerde misdaad in Marokkaanse kring – als het
    om Marokkaanse criminaliteit gaat denkt men immers in de eerste
    plaats aan jeugddelinquentie! – bestaan er legio aanwijzingen dat
    de enorme en snel opgekomen cannabis-economie in Marokko ook onder
    Marokkanen in Nederland een stevig steunpunt heeft gevonden. De
    circuits waarin zich dit afspeelt zijn weinig doorzichtig en vanuit
    Marokko mogen weinig inlichtingen worden verwacht. Marokkanen, in
    alle sectoren van de overheid, zijn bij deze illegale activiteit
    betrokken en het land als geheel is er in toenemende mate
    economisch afhankelijk van geworden. Waren tot voor kort de
    geldzendingen van gastarbeiders uit het buitenland de voornaamste
    inkomstenbron voor ‘s lands betalingsbalans, deze functie wordt in
    toenemende mate overgenomen door de investeringen van
    drugshandelaren. Het gaat om beleggingen in de sfeer van huizen,
    grond en overheidsbedrijven die thans worden geprivatiseerd. De
    meeste Nederlandse Marokkanen komen uit het gebied waar de kif
    wordt geteeld en bewerkt. De combinatie van een traditie van
    ongebondenheid onder deze bewoners van de Rif en de slechte
    sociaal-economische vooruitzichten die zij hebben in de Nederlandse
    samenleving, maakt deze minderheidsgroep zeer bevattelijk voor
    inschakeling in de drugshandel. Ofschoon er duidelijk
    distributieknooppunten zijn aan te wijzen zoals in Hilversum,
    Brabant en Rotterdam, heeft het er alle schijn van dat Nederland
    via de Marokkaanse infrastructuur (winkels, moskeen) wordt bedekt
    door een fijnmazig netwerk van verkooppunten van hash. Dit netwerk
    is mogelijk nauw verbonden met een voor Nederlandse autoriteiten
    moeilijk te doorgronden politiek beheersingssysteem dat vanuit
    Marokko wordt geleid. Hoe omvangrijk het precies is en hoeveel hash
    er door wordt omgezet, valt echter niet te zeggen. Er wordt
    onvoldoende politie-onderzoek gedaan om deze vraag naar behoren te
    kunnen beantwoorden. In vergelijking met drugsorganisaties in
    andere etnische groepen, is de Marokkaanse onderwereld in Nederland
    weinig gewelddadig. Marokko is het land van waar de (grote)
    Nederlandse cannabishandelaren een groot deel
    van hun koopwaar betrekken. Dezen hebben ernstig aan macht moeten
    inboeten toen de Marokkaanse druglords aan betekenis wonnen.
    Nederlanders worden thans vooral gebruikt voor het leveren van
    transportfaciliteit.

    lees meer

    Bijlage VIII – VII.3. De Colombiaanse cocanehandel in de Verenigde Staten

    VII.3. De Colombiaanse cocanehandel in de Verenigde
    Staten

    Zelden heeft een exportprodukt uit de Derde Wereld zo snel en zo
    overtuigend een markt veroverd als de cocane dat heeft gedaan met
    de Amerikaanse markt in de jaren zeventig en tachtig en nog nooit
    is een relatief kleine groep ondernemers zo snel zo schandelijk
    rijk geworden als de drugslords van Colombia. De Zuidamerikaanse
    boom-industrie van de jaren twintig in rubber is er niets bij. De
    drugs werden Amerika binnengebracht op alle mogelijke manieren.
    Toeristen namen cocane mee terug. Individuele muilezels (
    mulas) werden erop uitgezonden om op of in hun lichaam
    kilo’s wit poeder mee te nemen. De echte grote overtocht begon in
    de helft van de jaren zeventig met vliegtuigjes die vlogen over het
    Carabische gebied en die gingen via de Westkust of de Oost langs
    Florida. De honderden kilo’s tegelijk die ze meenamen, werden
    aanvankelijk nog niet scherp door de kustwacht waargenomen. De
    transporteurs waren Amerikaanse piloten, maar zij deden het samen
    met immigranten uit Colombia die de weg in de sociale en politieke
    verhoudingen van hun geboorteland goed kenden. Tussen alle grote en
    minder grote migratiebewegingen in de wereld is die van de
    Colombianen misschien aanvankelijk niet zo opgemerkt, maar zij
    ontwikkelde zich al in de jaren dertig (Pearse, 1990). In die jaren
    trokken Colombianen naar Venezuela, in de jaren vijftig van deze
    eeuw gingen zij naar de Verenigde Staten en Europa. Het waren niet
    alleen mannen, maar juist ook vrouwen die wegtrokken om als
    huisbedienden elders in hun levensonderhoud te voorzien en hun
    geluk te beproeven. In het jaar 1980 woonden en werkten niet minder
    dan een miljoen Colombianen buiten hun land van herkomst en dat is
    niet gering op een totale bevolking van ruim 30 miljoen. De
    regering moedigde emigratie aan om via geldzendingen deviezen te
    ontvangen en binnen de gezinnen hadden mensen die het was gelukt
    elders aan de slag te komen, flink in aanzien gewonnen. Juist de
    agrarische gebieden die later zouden overgaan op de drugseconomie,
    zoals de Valle del Cauca waarin Cali ligt, ondergingen een snel
    proces van modernisering dat mensen afstootte en deed emigreren.
    Colombianen vestigden zich in de grote steden van Amerika, aan de
    Westkust en de Oostkust. In de grote stroom van Hispanics , tussen
    al de havelozen uit Puerto Rico, de Dominicaanse Republiek,
    Guatemala en Honduras vielen zij als aparte groep nauwelijks op. Er
    is geen twijfel mogelijk of het begon met de Amerikanen die het
    transport in drugs organiseerden, maar de emigranten speelden in
    toenemende mate een rol. Veel van de grote Colombiaanse
    drugshandelaars zijn in de Verenigde Staten begonnen of hebben daar
    in ieder geval een tijd als emigrant doorgebracht. Ze hebben zoveel
    cocane naar dat land getransporteerd dat de groothandelsprijs
    kelderde van 50 60 duizend dollars de kilo tot 16 20.000 dollars in
    de jaren tachtig en de verzadiging van de markt blijkt verder uit
    het feit dat de prijs vanaf dat ogenblik min of meer constant is
    gebleven. Voor Amerikaanse regeringen was het reden om de oorlog
    aan de drugs te verklaren. President Bush stelde zich in 1990 ten
    doel de import binnen twee jaar met 10% te reduceren en na tien
    jaar zou niet meer mogen binnenkomen dan de helft van wat nu in
    Amerika arriveert. In
    een genformeerd artikel in The Economist dat is vertaald in
    het Nederlandse weekblad Intermediair van 7 april 1995,
    staat dat de Amerikaanse regering daar tot nu toe 50 miljard dollar
    aan heeft gespendeerd. Veel opgeleverd heeft deze inspanning niet
    en in tal van wetenschappelijke publikaties (McCoy en Block, 1992)
    en artikelen in de pers is deze oorlog al snel verklaard tot
    hopeloos en verloren. De Amerikaanse controle-instanties hebben de
    strijd enorm opgevoerd, maar in de wapenwedloop die is ontstaan en
    waarin zelfs doorzichtige onderzeeboten en straalvliegtuigen zijn
    ingezet door de smokkelaars, hebben de Amerikanen het geenszins
    kunnen winnen. Er zijn belangrijke successen geboekt door de DEA
    (vergelijk McKlintick, 1993) in de operatie Zwaardvis en in 1992 in
    de operatie Green Ice waarbij niet minder dan 200 mensen
    over de gehele wereld werden aangehouden en 40 miljoen dollars cash
    in beslag werden genomen (Bovenkerk (b), 1995) maar op het in de
    Verenigde Staten aanwezig volume en de prijs van de cocane hebben
    deze acties geen enkele invloed gehad.

    lees meer

    Bijlage VIII – X. NEDERLAND ALS OPERATIEGEBIED VAN JOEGOSLAVISCHE BENDES

    X. NEDERLAND ALS OPERATIEGEBIED VAN JOEGOSLAVISCHE
    BENDES

    De voorbije jaren zijn de beelden van de burgeroorlog in
    voormalig Joegoslavi alsmaar scherper op ons netvlies gebrand.
    Tezelfdertijd hebben de media veel berichten verspreid over het
    optreden van Joegoslavische criminele bendes op Nederlands
    grondgebied. En meer dan eens is gewezen op de samenhang, de
    gelijkenis zelfs, tussen wat er ginds en wat er hier gebeurt.
    Symbool voor deze verwevenheid staat de figuur van Arcan: in het
    nabije verleden pleegde hij (ook) in Nederland een hele reeks van
    ernstige delicten, ontsnapte uit de Bijlmer-bajes, in het heden is
    hij aanvoerder van een van de meest beruchte Servische milities en
    lid van het zelf geproclameerde Servische parlement in Bosni. Maar
    de parallel gaat verder. Niet alleen zijn er berichten dat althans
    een deel van de Joegoslavische bendes die Noord-West-Europa tot hun
    operatiegebied hebben gemaakt, worden aangestuurd vanuit
    Klein-Joegoslavi, of op z’n minst geregelde betrekkingen
    onderhouden met een of meer machthebbers in dit land. Wat ook
    opvalt, is dat de bendes die hier actief zijn, vaak ongemeen
    gewelddadig en soms ook zr wreedaardig opereren, zowel binnen als
    buiten hun eigen gelederen. En in dit opzicht ligt wat er in
    Nederland en in de omringende landen gebeurt, tot op zekere hoogte
    in het verlengde van wat ons dagelijks door de media wordt
    voorgeschoteld over de burgeroorlog in voormalig Joegoslavi.

    lees meer

    Bijlage VIII – Bibliografie hoofdstuk X

    Bibliografie hoofdstuk X:

    Nederland als operatiegebied van Joegoslavische
    bendes
    Bax, M., Medjugorje:
    Religion, Politics, and Violence in Rural Bosnia, VU
    University Press, Amsterdam, 1995. Brass, P. en Van Schelven, W.,
    Assimilatie van vooroorlogse migranten; Drie generaties Polen,
    Slovenen, Italianen in Heerlen
    , Staatsuitgeverij,
    ‘s-Gravenhage, 1980.

    Detrez, R., De Balkan; Van burenruzie tot burgeroorlog,
    Hadewijch, Antwerpen-Baarn, 1992. Djilas, M., De onvolmaakte
    maatschappij
    , Becht’s Uitgeversmaatschappij, Amsterdam, 1969.
    Karelse, J., Handgranaten; Explosieve ontwikkelingen in Nederland,
    in Modus, jaargang 3, 1995, p. 27-29. Lindo, F. en Pennings,
    T., Zuideuropeanen in Nederland (Portugezen, Spanjaarden,
    Italianen, Grieken en Joegoslaven)
    , Ministerie van Welzijn,
    Volksgezondheid en Cultuur, Rijswijk, 1988. Muus, Ph.,
    Migration, Immigration and Policy in the Netherlands (1993),
    University of Amsterdam, Department of Human Geography, Amsterdam,
    1994.
    Peters, B., Die Absahner; Organisierte Kriminalitt in der
    Bundesrepublik
    , Rowohlt, Reinbek bei Hamburg, 1994.
    Port, M. van de, Het einde van de wereld; Beschaving,
    redeloosheid en zigeunercafs in Servi
    , Babylon-De Geus,
    Amsterdam, 1994.
    Roth, J. en Frey, M., Die Verbrecher Holding; Das vereinte
    Europa im Griff der Mafia
    , Piper, Mnchen, 1992. Weithmann,
    M.W., Brandhaard Balkan; Achtergronden van het Joegoslavische
    conflict
    , Uitgeverij J.J. Groen, Leiden, 1993.


    vorige        
    inhoudsopgave en zoeken

    IX – De branche van het wegtransport – 7.1 De bedrijfscultuur van de transportondernemer

    7. HET KARAKTER VAN DE BRANCHE

    7.1 De bedrijfscultuur van de transportondernemer

    De meeste goederenvervoersbedrijven zijn klein. Veel
    transportondernemingen zijn, al dan niet uitgegroeide,
    familiebedrijven. Meestal is het bedrijf van vader op zoon
    overgegaan en werkt een aantal broers samen. Vader is klein
    begonnen; soms nog met een fiets- of paardekar. De bedrijfscultuur
    is conservatief. Mede gevoed door het jarenlang sterk beperkend
    capaciteitsbeleid van de overheid, zijn ondernemers in deze branche
    sterk gericht op uitbreiding van hun wagenpark. Hieraan wordt het
    succes afgemeten. Groot is lekker lijkt de gemiddelde ondernemer te
    denken en hij wordt hierin aangemoedigd door de verlokkingen van
    ogenschijnlijk gemakkelijke leasecontracten. Nog steeds wordt
    iedere cent het liefst omgezet in een uitbreiding van het tonnage,
    ook al gaat dit tegen de economische ontwikkelingen in.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 12.1. Nederlandse gedetineerden in het buitenland

    12.1. Nederlandse gedetineerden in het buitenland

    Het aantal Nederlanders in buitenlandse gevangenissen neemt de
    laatste jaren sterk toe. In september 1995 waren dit er 1302; ruim
    driemaal zoveel als tien jaar terug, toen er 414 Nederlanders in
    buitenlandse detentie waren. Volgens een woordvoerder van het
    Ministerie van Buitenlandse Zaken is het aantal in het buitenland
    gedetineerde Nederlanders vooral de laatste vijf jaar sterk
    toegenomen. In 1990 waren het er 650; minder dan de helft van het
    huidige aantal. Tegenwoordig wordt er ieder jaar een nieuwe record
    gevestigd. Het aandeel van drugsdelicten hierin is groot; in
    september zaten 1026 van de 1302 Nederlandse gedetineerden in het
    buitenland vast wegens het bezit van of handel in narcotica; bijna
    tachtig procent. Van 56 personen was het gepleegde delict bij het
    ministerie overigens nog onbekend. In 1985 maakten drugsdelicten
    ruim zeventig procent van het aantal buitenlandse veroordelingen
    uit.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 2.4 Prognose

    2.4 Prognose

    De branche-organisatie Transport en Logistiek Nederland verwacht
    dat de internationale goederenstroom tot 2010 enorm zal toenemen;
    het te vervoeren aantal tonnen in Nederland zal vermoedelijk met
    bijna veertig procent stijgen. Deze toename zal voornamelijk door
    het wegvervoer moeten worden opgevangen (TLN, 1994). TLN vreest een
    dergelijk grote groei van het transport. De organisatie pleit voor
    verbetering en uitbreiding van de infrastructuur, maar zelfs als
    dat gebeurt, zal het Nederlandse wegtransport onvoldoende
    capaciteit hebben om de enorme toename van transportaanbod te
    verwerken. TLN pleit daarom voor uitbreiding van de andere
    transportmethoden: het spoor en vooral de binnenvaart zullen een
    groot deel van de groei moeten opvangen. Het wegtransport prijst
    zichzelf daarmee natuurlijk geenszins uit de markt, want zowel het
    spoor als de binnenvaart hebben hun beperkingen in het vervoer van
    deur tot deur; dit blijft voor rekening van de wegvervoerders
    komen.

    lees meer

    IX – De zeehaven Rotterdam en de luchthaven Schiphol – 2.2. De luchthaven Schiphol

    2.2. De luchthaven Schiphol

    Schiphol realiseerde in 1993 in alle marktsegmenten van het
    verkeer en vervoer van de tien grootste luchthavens in Europa de
    hoogste groei. Schiphol neemt nu voor zowel passagiers, vracht als
    vliegtuigbewegingen de vierde plaats in Europa in. In ditzelfde
    jaar hebben ruim 21.2 miljoen passagiers van Schiphol gebruik
    gemaakt. Het aantal vliegtuigbewegingen (starts en landingen)
    bedroeg in 1993 bijna 260 duizend. Bovendien werd in 1993 bijna 776
    duizend ton vracht door de lucht vervoerd. Daarnaast verwerkte
    Schiphol meer dan 303 duizend ton vracht die door zogenaamde
    airline-trucks werd aan- en afgevoerd. Het aantal bestemmingen dat
    vanaf Schiphol rechtstreeks met lijndiensten te bereiken is bedroeg
    in 1993 225. Nederland heeft voor het luchtvervoer een relatief
    kleine thuismarkt (luchtvervoer met herkomst of bestemming
    Nederland). Nederland heeft echter een relatief sterke positie op
    de luchtvaartmarkt weten op te bouwen. Dit komt niet alleen doordat
    in de loop der tijd veel landingsrechten zijn verworven, maar ook
    door het omvangrijke transfervervoer op de luchthaven. In 1993
    bedroeg dit 43 procent van het totale lijndienstvervoer (Ministerie
    van Verkeer en Waterstaat, 1994).

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 1. ACHTERGRONDEN EN OPZET VAN HET DEELRAPPORT

    1. ACHTERGRONDEN EN OPZET VAN HET DEELRAPPORT

    Georganiseerde misdaad wordt vrijwel altijd geassocieerd met de
    levering van illegale goederen en diensten, zoals drugs, aan een
    illegale markt. Maar het gebeurt ook dat georganiseerde misdaad op
    een illegale wijze een legaal goed levert voor een legale markt.
    Een voorbeeld van de illegale levering van legale goederen betreft
    het op de markt brengen van (onderdelen van) gestolen auto’s. Het
    stelen van auto’s en de verkoop van deze auto’s aan garages,
    dealers en burgers behoort tot de klassieke delicten van de
    criminele groep in de twintigste eeuw. In Itali en de Verenigde
    Staten worden al vanaf de introductie van de auto als massagoed (in
    opdracht van de mafia) door bendes personenauto’s gestolen en
    vervolgens op de legale en zwarte markt verhandeld. Hoe beter de
    administratieve controle op het autobezit in de loop der jaren
    werd, hoe inventiever de criminele groepen te werk moesten gaan en
    des te meer professionele kennis autodiefstal vereiste. Die kennis
    werd voor een belangrijk deel verkregen uit de legale autobranche.
    Daar weet men hoe auto’s in elkaar zitten, welke papieren vereist
    zijn, enzovoorts. Vandaar dat met de jaren steeds meer garages,
    autosloperijen werden betrokken bij autodiefstallen. Ook blijken
    veel garage-eigenaren mede als gevolg van de moeilijke economische
    positie van hun bedrijfstak de aantrekkelijke financile kanten van
    illegale handel binnen hun legale bedrijf te zien.

    lees meer

    IX – De branches horeca en gokautomaten – 3.7. Houding ten opzichte van autoriteiten

    3.7. Houding ten opzichte van autoriteiten

    De geslotenheid van de branche houdt ook in dat de gemiddelde
    horeca-ondernemer weinig op heeft met autoriteiten zoals politie en
    de gemeentelijke, de provinciale en de rijksoverheid. Er is sprake
    van een wantrouwende houding naar buiten toe. Uit een onderzoek
    door Magis Marktonderzoek (in Missets Horeca, 1987) bleek dat
    twintig procent van de horeca-ondernemers bij vechtpartijen en
    ruzies in de zaak nooit de politie inschakelt en ruim 62 procent
    dat alleen doet in geval van uiterste nood. Slechts achttien
    procent roept altijd politiehulp in bij geweldscalamiteiten. Bijna
    de helft van de onderzochte bar en discotheekhouders vindt
    desalniettemin dat het bestrijden van ongeregeldheden in hun
    bedrijf een overheidstaak is. Eenzelfde percentage wenst meer
    politiesurveillance en hogere straffen voor ruzieschoppers. De
    algemene frustratie in de horeca lijkt te zijn: de illegale
    ondernemer wordt gedoogd, de legale wettelijk stukgecontroleerd,
    financieel uitgezogen en ook nog eens gecriminaliseerd. Op
    spandoeken bij een demonstratie werden leuzen als stop de
    horecamoord en geen horeca-razzias meegevoerd. Gesprekspartners uit
    de branche vinden dat er slecht tegen malafide ondernemers wordt
    opgetreden. Terwijl illegale gelegenheden lang kunnen draaien
    zonder door overheidsinstanties te worden gedeerd, worden bonafide
    horeca-ondernemers op lichte overtredingen snel gepakt, zo vertelt
    een genterviewde. Hij gaf aan het vertrouwen in politiek en politie
    te hebben verloren en signaleert eenzelfde houding bij veel van
    zijn collegae.

    lees meer

    IX – De branches horeca en gokautomaten – 6.4. Voorwaarden en vergunningen

    6.4. Voorwaarden en vergunningen

    Gokkasten moeten aan een aantal voorwaarden voldoen volgens het
    Speelautomatenbesluit dat voornamelijk ter bescherming van de klant
    is opgesteld. Zo moet het uitkeringspercentage gemiddeld minimaal
    60 procent bedragen en mag het gemiddelde uurverlies niet hoger dan
    vijftig gulden zijn. Ook zijn de automaten zo afgesteld dat er een
    beperkte tijd onafgeboken op gespeeld kan worden. Het Nederlands
    MeetInstituut (NMI) keurt alle modellen speelautomaten en voorziet
    ze van een merkteken. Wanneer een bepaald (buitenlands) model door
    het NMI is goedgekeurd, mag het in produktie worden genomen. De
    kasten die daaruit voortkomen, worden niet meer systematisch
    gekeurd, maar krijgen ongezien het verplichte merkteken. Het is
    alom bekend dat dit teken gemakkelijk te vervalsen is. Sinds 1993
    wordt op alle nieuwe automaten een nieuw merkteken aangebracht dat
    fraudebestendiger moet zijn.

    lees meer

    IX – De branches horeca en gokautomaten – 3.3. De toetredingseisen

    3.3. De toetredingseisen

    Inschrijving en vergunning

    lees meer

    IX – De bouwnijverheid – 5.2. Overige vormen van criminaliteit

    5.2. Overige vormen van criminaliteit

    Naast de in de vorige paragrafen genoemde vormen van
    organisatiecriminaliteit kunnen eigenaren van bouwbedrijven zich
    schuldig maken aan andere vormen van crimineel gedrag. Deze vormen
    zijn op de n of andere manier verbonden aan de bouwnijverheid zelf,
    in het bijzonder om verlichting te brengen in de grote druk die de
    bouwnijverheid nu eenmaal op de participanten uitoefent.
    Fraudegevoeligheid in de bouw heeft vooral te maken met kenmerken
    van de structuur en de organisatie van de bouwnijverheid en is mede
    het gevolg van het feit dat administratieve controles doorgaans
    zeer moeilijk zijn en zeer tijdrovend. Deze fraudes zijn lastig te
    onderscheiden van fraudes die door malafide bouwondernemingen of
    door criminele groepen worden veroorzaakt.

    lees meer

    IX – De afvalverwerkingsbranche – 5.3. Zelfregulering

    5.3. Zelfregulering

    De gebrekkige handhaving en controle op de naleving van die
    wetten en regels worden pijnlijk zichtbaar wanneer de overheid,
    zoals de laatste jaren is te zien, in de afvalbranche het principe
    van zelfregulering gaat toepassen. Het milieubeleid loopt daarmee
    niet uit de pas met het overige overheidsbeleid waarin een
    herijking van de relaties tussen overheid en maatschappij plaats
    vindt: de terugtredende overheid. De overheid is de laatste jaren
    meer tot de overtuiging gekomen dat overreden beter is dan
    straffen. Overreding gaat in die visie samen met een verinnelijking
    van milieunormen (Aalders, 1994). Het vergunningenstelsel moet z
    worden dat vergunningen en procedures het bedrijfsleven niet meer
    onnodig belemmeren. Deze nieuwe aanpak belemmert wel het Openbaar
    Ministerie in zijn vervolgende rol, omdat wanneer de ene overheid
    een bepaalde gang van zaken toestaat, dat de andere overheid wel
    heel moeilijk maakt voor dezelfde zaken een strafvervolging te
    beginnen.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>