6.4 Feitelijk gebruik
6.4.1 Misdaadanalyse
Wie
In dit hoofdstuk staan de sturing van en controle op de politie
door burgemeesters en korpsbeheerders centraal. Aan de
korpsbeheerder, doorgaans de burgemeester van de grootste gemeente
in de politieregio, is het beheer van het regionale politiekorps
opgedragen. Noot Het openbaar ministerie heeft in de
persoon van de hoofdofficier van justitie sinds het nieuwe
politiebestel voor het eerst een stem in het beheer van de politie.
Noot Bestuur en OM zijn, in de personen van korpsbeheerder en
hoofdofficier van justitie, beide verantwoordelijk voor het beheer
van een regiokorps. Beheersbevoegdheden met betrekking tot
territoriale onderdelen van de politie kunnen door de
korpsbeheerder worden overgedragen aan de burgemeester van de
betrokken gemeente. Daarnaast dragen burgemeesters het gezag over
de politie voor wat betreft de handhaving van de openbare orde.
Noot
Van oudsher heeft de politie belangstelling voor wat leeft in
het criminele milieu. Altijd hebben mensen vanuit het milieu zich
bereid getoond de politie informatie te verschaffen.
Voor alle ondersteunende diensten geldt formeel en materieel dat
zij niet zelfstandig onderzoeken verrichten. Ze ondersteunen
onderzoeken of participeren daarin. In die zin is het eenvoudig te
stellen dat de selectie van werkzaamheden die door een OT of een
andere dienst worden verricht elders wordt gemaakt, namelijk bij de
tactische leiding van een onderzoek of eventueel bij de leiding van
een CID-traject. In de praktijk verdient dit uitgangspunt toch
enige relativering. Door capaciteitsproblemen weigeren de chef van
een OT of een STO geregeld een onderzoek te ondersteunen. Soms
spelen ook inhoudelijke overwegingen een rol, bijvoorbeeld als
gevraagd wordt op te treden ten behoeve van onderzoeken die de
betreffende dienst absoluut te gering danwel niet proportioneel
acht.
De Koninklijke marechaussee, district luchtvaart, is per 1
januari 1994 belast met de uitvoering van de politietaken op
Schiphol. Veel rijkspolitiemensen die hiervoor werkzaam waren op
Schiphol zijn overgestapt naar de marechaussee. De organisatie
omvat drie diensten: de Politiedienst (uniformdienst), die onder
meer de handhaving van de openbare orde op Schiphol tot taak heeft,
de Dienst grensbewaking, die zich onder meer bezig houdt met de
opvang, de intake en het uitzetten van asielzoekers, en de
Justitile dienst (in burger), die zich onder meer bezighoudt met
aanhoudingen in het kader van de Opiumwet, maar ook in verband met
vrouwenhandel en mensensmokkel. Noot De Kmar heeft een
uitgebreid takenpakket. Zo doet de Kmar – op mandaat van de BVD
ingevolge de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten – sinds
drie jaar antecedentenonderzoek naar nieuwe medewerkers op
Schiphol. Hiertoe wordt onder meer samengewerkt met de CRI. Indien
blijkt dat iemand een criminele achtergrond heeft wordt dwingend
geadviseerd diegene niet in dienst te nemen. Noot Tevens
houdt zij toezicht op de particuliere beveiligingsdiensten die
werkzaam zijn op Schiphol. Hiertoe is zij gemandateerd door de
korpschef van de politieregio Kennemerland. Sinds 1985 beschikt het
Kmar-district luchtvaart over een eigen criminele
inlichtingendienst van zeven personen, een chef, een
plaatsvervangend chef, 4 runners en een documentaliste. Tevens
heeft de Kmar de beschikking over een observatieteam.
1. Bij de criminaliteitbestrijding is het OM sterk
arrondissementsgewijs georinteerd. Dit leidt ertoe dat van
eenvormig beleid geen sprake is. Voor het takenpakket en de
organisatorische plaats van de CID-officieren, de
kernteam-officieren en de ZwaCri-officieren ontbreekt een
landelijke standaard. Dat verklaart mede het verschil in invulling
van deze taak.
Traditioneel wordt georganiseerde criminaliteit bovenal
geassocieerd met de illegale organisatie van gokspelen, de controle
over de prostitutie, de handel in verboden drugs, de illegale
wapenhandel, en afpersing bedrijven, met name in de sfeer van de
horeca. Daarenboven wordt steevast aangenomen dat criminele –
afpersing niet alleen van personen die eveneens zulke illegale
activiteiten ontplooien, maar ook van legale groepen die in
bovengenoemde sectoren van de georganiseerde criminaliteit actief
zijn, heel goed ook nog andere vormen van misdaad kunnen bedrijven.
Hierbij kan zowel worden gedacht aan allerhande vormen van diefstal
(autodiefstallen, bankovervallen) als aan allerhande vormen van
fraude (sociale fraude, belastingfraude). Waarmee meteen nog eens
is gezegd dat niet iedere dief of dievengroep, en ook niet iedere
fraudeur of groep fraudeurs, mag worden bestempeld als een (bende)
georganiseerde misdadiger(s). In hoofdstuk II werd dit onderscheid
al toegelicht.
In de afgelopen jaren zijn enkele vrije-beroepsbeoefenaars in
opspraak geraakt omdat zij banden zouden onderhouden met de
georganiseerde misdaad. Ook binnen de beroepsgroepen zelf is
toenemende zorg ontstaan over de dreiging die van de georganiseerde
criminaliteit uitgaat op de integriteit van deze vrije beroepen. In
dit kader zijn vooral de advocatuur, het notariaat en de
accountancy van belang. Hoe zeer deze beroepen inhoudelijk ook van
elkaar verschillen, zij zijn alle drie professionele
beroepen. Van professionele beroepsbeoefenaars wordt verwacht dat
zij op grond van de maatschappelijke functie van hun beroep een
zekere mate van maatschappelijke verantwoordelijkheid dragen. Deze
maatschappelijke functie gaat gepaard met een aantal privileges,
zoals een monopoliepositie met betrekking tot het verlenen van
bepaalde diensten en een verschoningsrecht voor de advocaat en de
notaris. De maatschappelijke status van deze beroepen, vooral dat
van de traditionele professionele beroepsbeoefenaars als de
advocaat en de notaris, komt tot uitdrukking in hun uitstraling van
respectabiliteit en betrouwbaarheid. Het fundamentele belang van
dit goede vertrouwen voor het maatschappelijk verkeer kan moeilijk
worden overschat.
In het licht van de opmerkingen die hiervoor zijn gemaakt over
de bronnen van dit landelijke onderzoek zal het niet verbazen dat
hier geen poging wordt ondernomen om de top van de autochtone
georganiseerde criminaliteit in Nederland te kwantificeren in
termen van groepen en personen. Een acceptabele becijfering hiervan
is, zoals gezegd, niet mogelijk door het gebrek aan inzicht, zeker
op landelijk niveau, in het doen en laten van een aantal mensen
die, met hun omgeving, eventueel tot die top gerekend moeten
worden. Wat – binnen bepaalde grenzen – wel mogelijk is, is om een
kwalitatief beeld te schetsen van een klein aantal groepen die vrij
algemeen tot die top werden respectievelijk worden gerekend. Binnen
bepaalde grenzen, want ook hier speelt het feit dat de bescherming
van de belangen die zijn gemoeid met enkele lopende onderzoeken,
uitsluit dat diverse belangrijke aspecten van de groepen in kwestie
worden aangeroerd. De analyse die hierna van de huidige top van de
autochtone georganiseerde criminaliteit wordt gegeven, is in de
kern gebaseerd op documenten en interviews met betrekking tot de
organisatie en activiteiten van zeven toonaangevende criminele
groepen in Nederland. Hoe deze zeven groepen werden verzameld, is
reeds aangegeven in de algemene inleiding. Hiermee is
vanzelfsprekend niet gezegd dat de autochtone top van de
georganiseerde criminaliteit uit niet meer dan zeven groepen
bestaat. Het zijn er zeker meer. Het probleem is alleen dat op dit
moment niet valt uit te maken hoeveel meer.
In dit algemeen besluit moet allereerst nog eens worden
herhaald, dat de georganiseerde criminaliteit in Nederland in de
voorbije jaren niet is gemporteerd door buitenlandse en/of
allochtone groepen. Ook wanneer deze criminaliteit wordt
gedefinieerd zoals in de inleiding is gebeurd, dan kan worden
gesteld dat zij – ook in haar huidige vormen – voor een belangrijk
stuk wortelt in de (geschiedenis van de) Nederlandse samenleving.
Wanneer dit niet zo zou zijn, zou onmogelijk kunnen worden
verklaard waarom uitgerekend kampers zo’n belangrijke rol in de
internationale drugshandel spelen.
In de geschiedenis van het internationale verkeer is de
Balkanroute van vitale betekenis omdat deze Azi over land verbond
met Europa. Turkije speelde daarin als grensland een sleutelrol en
dat doet het nog steeds. Per jaar passeren meer dan anderhalf
miljoen vrachtauto’s de landsgrenzen en ook nog een kwart miljoen
autobussen en vier miljoen personenauto’s (Van Doorn, 1993). Via de
noordelijke route worden goederen naar Europa vervoerd over de E 90
en zuidelijk langs de E 80. Eerst wordt de grens gepasseerd met
Bulgarije en van daaruit liggen tot de oorlog in Joegoslavi
uitbrak, in beginsel drie wegen open: die via Roemeni, Servi en
Griekenland. De eerste en de derde mogelijkheid bestaan nog steeds.
Vanaf Roemeni gaat het via Hongarije, Slowakije en Tjechi naar
West-Europa of via de Oekraine naar Polen. Vanaf Griekenland via de
havenstad Piraeus op de veerboot verder naar de Italiaanse havens
Bari of Trist. Behalve over de weg worden ook goederen
getransporteerd over zee (via de Zwarte Zee naar Odessa en dan
verder) of over de Middellandse Zee. Al in het begin van de jaren
zeventig werd de smokkel van opium via deze Balkan-route
gesignaleerd. Marseille was toen het grootste distributiecentrum
voor West-Europa, Corsicanen en Turken of Armenirs voerden het
narcoticum aan (Lamour en Lambert, 1972). Tussen de ladingen die
bestaan uit zuidvruchten, thee, confectiekleding enzovoort, wordt
thans herone of cannabis verstopt en dat gebeurt ook in de ruimten
die speciaal in het chassis (de balken), de brandstof-tanks en de
luchtremcylinders zijn geprepareerd. Een Turkse mafia-familie in de
kleine provinciehoofdstad Kilis in het Zuiden van Midden-Anatoli
heeft een reusachtig aandeel in de transportwereld en men neemt aan
dat hier de vrachtauto’s in werkplaatsen worden geprepareerd. De
retourvracht bestaat uit allerhande industrile goederen, maar de
laatste tijd ook cocane (voor de Turkse markt zelf). Het is bijna
ondoenlijk om deze gemotoriseerde goederenstroom op smokkel te
controleren, de bergplaatsen zijn geraffineerd aangebracht. Het
doorzoeken van een enkele vrachtauto duurt vele uren tot een hele
dag. Honden kunnen soms door de sterke geuren van de
getransporteerde voedingswaren de drugs niet ruiken. Aan de andere
kant moeten er heel wat grenzen tussen de eerder genoemde landen
worden gepasseerd voordat de Europese Unie wordt binnengereden en
het is duidelijk dat een deel van de grenswacht of douane wel plat
moet zijn of dat ter plaatse, in het geval van ontdekking, wordt
gemaakt. Zonder omkopen gaat het niet, vertelt ons een van de
grootste drugsbaronnen van Nederland, die in Turkije begonnen is
door zelf als chauffeur op te treden. Hij nam enkele tienduizenden
Duitse Marken
mee voor onderweg en als een douanier het niet vertrouwde, werd de
portefeuille getrokken. Dat ging gelukkig altijd goed, zo ondervond
hij, al was het iedere keer angstig afwachten of het zou worden
geaccepteerd. Een reisje per vrachtauto uit Libanon naar Nederland
kostte hem tien kilo lichaamsgewicht aan angstzweet, vertelt
hij.
Wat zien we van alle beschreven criminele activiteiten in
Marokko in Nederland? In de sfeer van de zwarte economie zou men
zeker moeten denken aan de invoer in Marokko van aanzienlijke
hoeveelheden spullen die van diefstal in Nederland afkomstig zijn
en die meereizen met de jaarlijkse grote parade van Marokkaanse
vakantiegangers. Op zichzelf is dit nog geen georganiseerde
misdaad. Dat is al meer het geval waar – en daar zijn systematische
politieberichten over – deze goederen afkomstig zijn uit heling.
Ook door niet-Marokkanen gestolen goederen worden geruild tegen
drugs en die goederen worden weer naar Marokko gebracht. Wat er
zeker wel toe hoort, is gesignaleerd in Midden-Nederland. Een
Marokkaanse groep die uit ongeveer twintig personen bestaat,
vervoert nu al meer dan vier jaar lang drie tot acht gestolen
auto’s per week naar Marokko. De auto’s worden ‘s avonds gestolen
en op een groot parkeerterrein enkele dagen koud gezet. De
kentekens worden met zwarte tape veranderd. De chauffeur die ‘s
nachts tussen 23.00 en 01.00 uur vertrekt, ontvangt tweeduizend
gulden voor zijn taak en nog eens duizend voor zijn kosten
onderweg. Tot het donkere gedeelte van de Marokkaanse informele
economie rekenden we ook georganiseerde prostitutie. Ook in
Nederland is in verschillende plaatsen onder Marokkanen pooierij
vastgesteld. Dit geschiedt ook in georganiseerd verband. In Agadir
in het zuiden van Marokko bestaat een organisatie waarvoor een zeer
welgestelde dame vrouwen ronselt om als prostitue naar Nederland te
gaan. In Nederland gescheiden Marokkaanse vrouwen zijn door
criminele organisaties benaderd om in deze sfeer werkzaam te zijn
en trouwens ook om hun legale status te
gebruiken om Marokkaanse mannen aan een verblijfstitel te helpen.
Een stel broers heeft kans gezien om via een Nederlandse vriendin
die plotseling onder verdachte omstandigheden stierf, een seksclub
over te nemen. Andere vormen van mensenhandel zijn eveneens
waargenomen. In het Westland en andere tuinbouwgebieden, zoals
bijvoorbeeld rond Rotterdam, zijn veel illegale Marokkanen
aangetroffen (vergelijk ook Buijs, 1988 en Meinsma, 1994) maar niet
duidelijk is in hoeverre hun overkomst door criminele organisaties
is georganiseerd. Voorts zijn Nederlanders zelfs betrokken geweest
bij het smokkelen van illegalen naar Europa. Kinderen klampten zich
onder Nederlandse vrachtauto’s vast om de overtocht te maken en er
zijn ook verstekelingen die het in het laadruim tot Nederland
hebben gehaald. Tot zover het kleine werk. Georganiseerde misdaad
onder Marokkanen slaat natuurlijk in hoofdzaak op de handel in
drugs. Cannabis wordt Nederland binnengebracht op veel
verschillende manieren. Er zijn ten eerste de zogenaamde mieren die
in hun personenauto iets meenemen. Soms zijn dit Nederlandse
vakantiegangers of speciaal geronselde koerier(ster)s, soms
Marokkanen die naar Nederland terugkomen van vakantie. Zij zijn
kieskeurig en kleine partijen zijn doorgaans van de allerbeste
kwaliteit. Grotere partijen gaan via campers die met de pont
meereizen naar Spanje. Met oneindig veel nieuwe varianten wordt
getracht de douane en de politie te omzeilen. Wat te denken van een
behoorlijk groot transport dat is verstopt in een zogenaamd bij een
verkeersongeluk gestrande caravan, die door de ANWB wordt
gerepatrieerd? Grotere hoeveelheden gaan mee met de ongeveer 2000
tochten die vrachtauto’s per jaar uit Marokko naar Nederland maken.
De smokkelwaar kan verborgen zijn in de vracht – het is
aangetroffen in partijen textiel, in speelgoed en tussen
aardappelen, groenten en fruit. Het kan ook zijn verstopt in
speciaal geprepareerde bergplaatsen in het karkas van de vrachtauto
zelf. Koelauto’s zijn populair, omdat door de douane moeilijk is
vast te stellen of het dakschot een decimeter hoger is dan normaal,
of er ruimte zit tussen het kopschot of dat het hele huis
hydraulisch kan worden opgekrikt om laadruimte voor hash te maken.
De transportbedrijven die daarvoor worden gebruikt zijn van twee
soorten: op zichzelf bona fide firma’s die er zich gewild (meestal)
of ongewild (zelden) voor lenen, of bedrijven die speciaal voor dit
doel zijn opgericht. De chauffeur rijdt zijn wagen naar een
aangewezen plaats en komt hem, zonder de lading te inspecteren, na
bijvoorbeeld twee dagen weer ophalen. Een veel voorkomende variant
bestaat eruit een en dezelfde chauffeur van Marokko naar Spanje,
Portugal en Frankrijk te laten rijden om dan onderweg de aanhanger
met drugs los te koppelen en over te doen aan een chauffeur die met
een trekker uit Nederland komt. De eerste chauffeur rijdt dan weer
terug naar Marokko om een nieuwe lading op te halen. Over
smokkelmethoden over de weg is meer te vinden in het
branche-rapport over het wegvervoer in deze serie. Drugs kunnen
voorts ook worden verstopt in autobussen die de oversteek maken.
Het wordt verder per schip aangevoerd in kleinere hoeveelheden in
plezierbootjes. Verder via visserschepen die de hash op volle zee
overladen op zeeschepen. Of het reist verstopt mee in zeecontainers
met reguliere lading. In de jaren zeventig en tachtig zijn al deze
smokkelsystemen op Nederland bedacht door Nederlandse
drugshandelaren en -transporteurs. Zij wonen thans (nog) in
Nederland, maar een kolonie heeft zich gevestigd in Malaga (van
waaruit men heel gemakkelijk op en neer kan naar Marokko) en
enkelingen ook in Marokko zelf. Met het uitroepen van de oorlog
tegen de drugs, de groeiende macht van autochtone Marokkaanse
drugsbaronnen en de steviger greep van (delen van) de overheid op
deze handel, is het voor Nederlandse drugsondernemers moeilijker
geworden om zelfstandig zaken te doen. De douane controleert
strenger. Op grond van een kort geleden gentroduceerde wet heeft de
douane de bevoegdheid om zelfs bij het minste vermoeden van drugs
de gehele (vracht)auto grondig te onderzoeken. In de wanden van
koelwagens worden op een aantal plaatsen zonder pardon met een
lange elektrische boor gaten geboord. Voorheen was het nog wel eens
mogelijk om een kleine partij aan de grens te offeren: op het
moment dat de complete douane zich daarop concentreerde, passeerden
grote partijen in trucks de grens gezien. Nu weet de douane wel
beter. De slachtoffers van deze thans primitief geworden
smokkelmethode zijn individuele chauffeurs die wel eens wat willen
proberen. Nederlandse vrachtwagenchauffeurs brengen hun wagens in
grote compounds (tegen diefstal) en bij voorbeeld in Casablanca
komen zij samen in vaste cafs. Zij worden daar, en ook zo maar op
straat, door Marokkaanse handelaren benaderd met de vraag of ze
iets mee willen nemen. Wie daar tegenwoordig op ingaat – het aanbod
is een verdienste van f.50.000,- of meer – loopt een aardige kans
dat hij op grond van een een-tweetje tussen de handelaar en een
individuele douanebeambte wordt betrapt en in de gevangenis
verdwijnt. Maar het is voorgekomen dat zijn lading dezelfde dag nog
door een ander wordt uitgevoerd met hetzelfde noodlottige
resultaat. In het tijdschrift voor wegtransporteurs en chauffeurs
Truckstar staan het laatste jaar regelmatig reportages met
de strekking dat je als chauffeur op geen enkel aantrekkelijk
Marokkaans aanbod in moet gaan. Er zijn trouwens ook enkele
voormalige Nederlandse chauffeurs die nu voor Marokkaanse
organisaties werken en aan Nederlandse chauffeurs aanbiedingen
doen. Wie geen risico wil lopen en de chauffeur geldt bij een
vondst altijd als aansprakelijk, wordt overigens een elegante
uitweg geboden. Bij de politie kan men tegen een gering bedrag zijn
(vracht)auto geheel laten onderzoeken en verzegelen om deze tegen
inspectie te vrijwaren.
In de zomer van 1995 werden kort na elkaar de twee onbetwiste
leiders van het zogenaamde Cali-kartel gearresteerd: de broeders
Gilberto en Miguel Rodriguez Orejuela en in hun kielzog nog vier of
vijf personen in de top. Op 2 december 1993 was de absolute voorman
van het kartel van Medelln, Pablo Escobar, op de vlucht uit zijn
huis doodgeschoten door een combinatie van Amerikaanse en
Colombiaanse militairen en politiemensen die een speciale
opsporingsgroep (Bloque de busqueda) hadden gevormd. Andere
topfiguren van het Medelln-kartel (de broers Ochoa, Calos Lehder en
anderen) waren al eerder gearresteerd. Met de arrestatie in Rome
van de topman van het Pereira-kartel in 1992, Tony Duran, was het
snelst groeiende nieuwe kartel in zijn opkomst gesmoord. De
politie-strategie van de jarenlang volgehouden speuracties heeft
gewerkt, de grootste kartels zijn onthoofd en ontdaan van hun
grootste organisatorische talenten. Het graf van Don Pablo
(Escobar) wordt dagelijks door tientallen mensen bezocht en in dat
opzicht leeft deze voorbeeldfiguur voor de armen nog steeds, maar
overigens symboliseert dit dat zijn concrete organisatie echt
voorbij is. Is daarmee een einde gekomen aan de wereldomspannende
handel in cocane en de herone die in toenemende mate ook uit
Colombia komt? Waarschijnlijker is dat zich een verplaatsingseffect
zal voordoen. De oude Colombiaanse organisaties van Bogot, Medelln,
Cali en Pereira zullen zich hergroeperen en nieuwe talenten komen
op. Binnen Colombia zal het zwaartepunt worden verlegd naar nieuwe
hoofdsteden van de cocane waar de autoriteiten nu nog weinig zicht
op hebben. Er zijn kartels gesignaleerd in de regio’s van de
noordelijke kustvlakte en in de bergen. Voorts is het
waarschijnlijk dat andere landen in betekenis toenemen. Nu al waren
de Colombiaanse kartels druk doende hun activiteiten te spreiden
over meer Zuidamerikaanse landen teneinde de risico’s te verkleinen
en hun invloedssfeer te vergroten. Thans lijkt Mexico een goede
kandidaat om de leidende rol van Colombia over te nemen. Ook hier
bestaan machtige kartels en Mexico heeft boven andere landen het
voordeel van een tweeduizend kilometer lange grens met de Verenigde
Staten, die belangrijke consument, die zich niet laat bewaken. Het
zou van naveteit getuigen te veronderstellen dat de
onthoofdingsstrategie werkelijk effect heeft op de omvang van de
internationale handel in drugs. De arrestatie van kopstukken heeft
een morele boodschap voor zover het alles wat met drugs te maken
heeft in een kwaad daglicht stelt. De wandaden en de door en door
slechte karakters van de druglords worden in de media en in de
fictie daarom heen (vergelijk de nieuwe filmtrend waarin de eenzame
Amerikaanse held het opneemt tegen de almachtige
kartelorganisaties) breed uitgemeten en het publiek leert dat de
opsporingsinstanties wel degelijk in staat zijn om ze ook op het
hoogste niveau nog schurken te pakken. Maar deze ingrepen zullen
weinig anders doen dan de topografie van het landschap veranderen,
de economische geografie blijft bestaan. De Verenigde Staten vormen
een markt van vele miljoenen consumenten, Canada en Australi zijn
daar bijgekomen en de markt in Europa is potentieel nog groter dan
eerste drie bij elkaar. In Colombia en ook andere Zuidamerikaanse
landen zijn alles samengenomen naar schatting van het Amerikaanse
Ministerie van Justitie tussen de 800.000 en anderhalf miljoen
mensen van de produktie van drugs voor hun levensonderhoud
afhankelijk en deze economie heeft een hele nieuwe welvarende
klasse van mensen naar voren gebracht. De bronlanden vormen hele of
halve narco-staten waarin (individuele personen in) politiek en
bestuur belang hebben bij de continuering van deze economie. Op dit
ogenblik is Colombia ongetwijfeld het belangrijkste
cocane-exporterende land en de handelaren zijn uitgezwermd over
alle landen waar koopkrachtige vraag bestaat naar het produkt. Dat
neemt niet weg dat ook Brazilianen, Peruanen, Chilenen, Bolivianen
en Venezolanen in deze sector worden aangetroffen. Op dit moment in
de geschiedenis nemen Colombianen echter nog steeds veruit de meest
vooraanstaande posities in. Dat geldt ook voor Nederland en daarom
besteden we in dit hoofdstuk speciaal aandacht aan deze groep.