• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage X – 11.3. Het overdragen van vermogen

    11.3. Het overdragen van vermogen

    Het overdragen van vermogen van de ene naar de andere persoon
    kan onder verschillende wettelijke titels plaats vinden,
    namelijk:
    * het schenken van vermogen
    * het ontvangen van gelden in het kader van gokken
    * het lenen van gelden.

    lees meer

    Bijlage XI – 3.2. De drugshandel

    3.2. De drugshandel

    Het drugsbeleid wordt in Nederland niet alleen gemaakt op het
    niveau van het rijk. De afzonderlijke gemeenten ontwikkelen binnen
    landelijke kaders ook hun eigen beleid. De nationale
    wetgevingsprocedure is log en tijdrovend, de speelruimte van de
    centrale overheid wordt door de internationale verdragen beperkt.
    Maar op het niveau van de gemeenten, waar men daadwerkelijk wordt
    geconfronteerd met overlast in de buurt en met de vraag om medische
    en andere hulp, is het mogelijk om flexibel en pragmatisch te werk
    te gaan. Het opportuniteitsbeginsel vormt de basis waarop binnen
    het zogenaamde driehoeksoverleg beslissingen kunnen worden genomen
    die zulk een werkwijze mogelijk maken. Maar ook de financiering van
    de drugshulpverlening wordt als beleidsinstrument gebruikt.
    Amsterdam liep in de jaren zestig voorop met het feitelijk gedogen
    van het gebruik van hash en marihuana. Er kwamen coffeeshops waar
    zogenaamde huisdealers werden toegelaten. Andere grote steden
    volgden. Zo werd het beleid dat in de grote steden was ontwikkeld,
    langzamerhand verheven tot nationaal beleid. Een belangrijke pijler
    daarvan is dat een scherp onderscheid wordt gemaakt tussen hard en
    soft drugs. Het is een verschil dat buitenlanders vaak ontgaat,
    maar door het beleid op dit verschil af te stemmen, wordt
    geprobeerd de circuits van beide gebruikerscategorien te scheiden.
    Dat is goed gelukt. Een andere pijler waarop het Nederlandse beleid
    is gebaseerd, is het onderscheid tussen het gebruik van drugs en de
    handel daarin. Dit onderscheid is gebaseerd op de acceptatie van
    een gebruikersmarkt die in wezen goedmoedig is en een uitvloeisel
    van de vrije jaren zestig. Hier openbaart zich echter ook volop de
    tegenstrijdigheid van het gevoerde beleid: de handel in een goed
    waarvan het gebruik wordt toegestaan, wordt fel bestreden.

    lees meer

    Bijlage XI – 5.5. Tot besluit

    5.5. Tot besluit

    Wanneer we in dit besluit terugkeren naar de reden waarom dit
    hoofdstuk werd geschreven – is er in het Wallen-gebied sprake van
    (economische) machtsposities die (mede) via drugsgelden zijn
    verworven -, dan kan worden gesteld dat dit beslist een valabele
    reden was om nader onderzoek naar de toedracht van de problemen in
    het Wallen-gebied te doen. Met nadruk schrijven we nader onderzoek
    omdat elkeen die ook maar enigermate weet wat er allemaal in dit
    gebied gaande is, beseft dat meer onderzoek zal moeten worden
    verricht om daar een grondig inzicht in te kunnen krijgen. Maar het
    inzicht dat ons onderzoek heeft opgeleverd, volstaat ruimschoots om
    te kunnen stellen dat wat eerder al – voor de stad in haar geheel –
    met betrekking tot de horeca werd geconstateerd, zich op en rondom
    de Wallen in een nog veel geconcentreerdere vorm voordoet, namelijk
    dat criminele figuren en groepen hier, dankzij hun illegaal
    opgebouwde vermogens, een groot deel van de (economische) macht in
    handen hebben gekregen, zodoende de jure et de facto tot op zekere
    hoogte kunnen uitmaken wie er verder nog welke (illegale en/of
    legale) activiteiten kunnen ontplooien en uiteindelijk dus ook in
    hoge mate de graad van publieke (wan-)orde in dit gebied bepalen.
    Met andere woorden: op grond van hun machtspositie regisseren de
    betrokken ondernemers/ondernemingen niet alleen voor een belangrijk
    stuk het economische leven in de buurt, maar markeren zij ook de
    grenzen waarbinnen bestuur en politie nog vrijelijk kunnen
    handelen. Terecht roept dit alles bij menigeen de vraag op of de
    laatste jaren op de Wallen niet de omgekeerde wereld is geschapen.
    En in de mate dat dit inderdaad het geval is, kan worden gezegd dat
    hier – ook zonder dat er sprake is van wijdverspreide
    politiek-bestuurlijke corruptie, enzovoort – momenteel een situatie
    bestaat die in elk geval in economisch opzicht veel gemeen heeft
    met toestanden die in landen als Itali en de Verenigde Staten voor
    brandhaarden van georganiseerde criminaliteit worden gehouden. En
    ook nu weer een situatie die niet is gecreerd door buitenlandse
    en/of allochtone misdaadgroepen, maar hoofdzakelijk door
    sleutelfiguren uit de Hollandse netwerken van Amsterdam, gewoon
    Amsterdammers dus. Misschien is hierin ook een belangrijk deel van
    de verklaring gelegen voor het merkwaardige feit dat deze
    verregaande criminalisering van de Wallen heeft plaatsgevonden
    zonder dat de lokale overheid hiertegen in het geweer is gekomen.
    Heeft zij zich in de voorbije jaren niet altijd laten (mis)leiden
    door de gedachte dat georganiseerde criminaliteit een verschijnsel
    is uit verre landen, bedreven door aanhangers van sinistere
    genootschappen, dat ook hier in de stad het best door een militaire
    politiemacht kan worden bestreden?

    lees meer

    Bijlage XI – VOORWOORD

    VOORWOORD

    Het onderzoek in de drie steden heeft een zware wissel getrokken
    op de medewerking en inzet van vele personeelsleden van de
    betrokken regiokorpsen. Daarom zijn wij erg dankbaar voor de
    openheid en steun die wij van iedereen tijdens ons werk hebben
    ondervonden. In bijlage 1 is een lijst opgenomen van veel van onze
    gesprekspartners. Ongetwijfeld zijn wij nog enkele mensen vergeten
    die wij in de wandelgangen of telefonisch hebben gesproken en
    ondervraagd.

    lees meer

    Bijlage XI – 4.1. Inleiding

    4. NIJMEGEN

    4.1. Inleiding

    4.1.1. De stad Nijmegen

    Nijmegen behoort met zijn 147.000 inwoners in bevolkingsomvang
    net niet tot de top 10 van Nederland. In 1950 bedroeg het aantal
    inwoners ruim 110.000. Ten opzichte van de landelijke
    leeftijdsopbouw heeft Nijmegen een relatief jonge bevolking. Ruim
    een derde van het aantal inwoners valt in de leeftijdscategorie 15
    tot en met 34 jaar. De 50+-ers maken slechts 27% van de Nijmeegse
    bevolking uit. In deze leeftijdsopbouw komt tot uitdrukking dat
    Nijmegen een universiteitsstad is. De aanwezigheid van de
    universiteit benvloedt uiteraard sterk het uitgaansleven en de
    woningnood in het centrum van Nijmegen. Nijmegen heeft zich gestaag
    ontwikkeld en is niet, zoals Enschede vanwege de expansie als
    gevolg van de textielindustrie, een boom-town geweest. De industrie
    heeft in deze oude universiteitsstad nooit een stempel op de aard
    en omvang van de stad gedrukt. Ook vandaag de dag wordt vooral door
    dienstverlenende sectoren, waaronder banken, onderwijs,
    gezondheidszorg, werkgelegenheid geboden. Het
    werkloosheidspercentage bedroeg in 1994 in Nijmegen 13,4 hetgeen
    vergeleken met het landelijke percentage (7,5) hoog te noemen is.
    Vergeleken met Arnhem en Enschede heeft Nijmegen het hoogste
    percentage van de drie.

    lees meer

    Het advies van mr J.K. Franx

    Het advies van mr J.K. Franx
    Noot

    Aan mr J.K. Franx werden onder meer de volgende vragen
    voorgelegd:- Hoe ver gaat het verschoningsrecht van
    politieambtenaren werkzaam bij de criminele inlichtingendiensten in
    het licht van de bevoegdheden van de commissie op basis van de Wet
    op de Parlementaire Enqute?

    lees meer

    Bijlage I – 2. Lijst van officiele publikaties

    Naast de in onderstaand overzicht vermelde kamerstukken is gebruik
    gemaakt van stukken uit de rijksbegroting
    van de departementen van Justitie en Binnenlandse Zaken, alsmede
    van m.b.t. vermelde stukken gevoerde
    debatten in de Tweede kamer
    17.363, Wet op de de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
    17.975, Nadere wijziging van de opiumwet
    18.895, Verslag van de vaste commissie voor de Inlichtingen- en
    Veiligheidsdiensten omtrent haar
    werkzaamheden over de persiode 25 augustus 1981 tot 6 maart
    1985
    18.995, Samenleving en criminaliteit
    19.038, Algemene Rekenkamer, Het functioneren van de Centrale
    Recherche Informatiedienst
    19.073, Algemene wet op het binnentreden
    19.095, Regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in
    verband met persoonsregistraties: Wet
    persoonsregistraties
    19.159, Beleidsplan Automatisering van de Politile
    Informatievoorziening
    19.326, Akkoord tussen de Regeringen van de Benelux, de
    Bondsrepubliek Duitsland en Frankrijk betreffende
    geleidelijke afschaffing van grenscontroles, Schengen, 14 juni
    1985
    19.328, Infiltratie als opsporingstechniek (under-cover agenten;
    pseudo-koop)
    19.535, Wijziging van de politiewet
    19.589 Regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in
    verband met politieregisters: Wet op de
    politieregisters
    19.711, Beleidsvoorstellen onderdeel Politie voor 1987
    19.757, Wijziging van het Wetboek van strafrecht en Strafvordering:
    Anonieme verdachte
    19.774, Wijziging van enkele bepalingen van het Wetboek van
    Strafvordering omtrent de voorlopige hechtenis
    en enige andere onderwerpen
    20.090, Beleidsplan Politie 1988
    20.385, Verslag van de Vaste Commissie voor de Inlichtingen- en
    Veiligheidsdiensten omtrent haar
    werkzaamheden over de periode 7 maart 1985 tot 30 november 1987
    20.559, Onderzoek Paspoortproject 20.811, Beleidsplan Politie
    1989
    21.132, Regeerakkoord 1989
    21.302, Beleidsplan Politie 1990
    21.426, Wijziging van de Wet op de weerkorpsen ter zake van de
    particuliere beveiligingsorganisaties
    21.461, Een nieuw politiebestel in de jaren ’90
    21.481, Algemene Rekenkamer, Verslag over 1989
    21.501 – 20, Europese Raad
    21.504, Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, van het Wetboek
    van Strafvordering en enige andere wetten
    ter verruiming van de mogelijkheden tot toepassing van de
    maatregelen van ontneming van wederrechtelijk
    verkregen voordeel en andere vermogenssancties (Pluk ze)
    21.551, Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en van het Wetboek
    van Strafvordering in verband met de
    voortschrijdende toepassing van informatietechniek: Wet
    computercriminaliteit
    21.553, Infiltratie BVD
    21.565, Aanvulling van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek
    van Strafvordering met voorzieningen ten
    behoeve van de bestrijding van heling
    21.803, Beleidsplan Politie 1991
    21.819, Verslag van de vaste commissie voor de Inlichtingen- en
    Veiligheidsdiensten over haar
    werkzaamheden (juli 1989-juli 1990)
    21.829, Recht in beweging, een beleidsplan voor justitie in komende
    jaren
    21.833, Strafrecht met beleid: Beleidsplan van het openbaar
    ministerie voor de jaren 1990-1995
    21.874, Wet tijdelijke voorzieningen reorganisatie
    politiebestel
    22.036, Verwijdering en vernietiging van dossiers van de
    Binnenlandse Veiligheidsdienst
    22.036, Verwijdering en vernietiging van dossiers van de
    Binnenlandse Veiligheidsdienst
    22.081, Goedkeuring van het op 8 november 1990 te Straatsburg tot
    stand gekomen Verdrag inzake het
    witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en confiscatie van
    opbrengsten van misdrijven
    22.083, Wijziging van de Wet overdracht tenuitvoerlegging
    strafvonnissen en het Wetboek van Strafvordering
    met het oog op de internationale samenwerking gericht op de
    ontneming van wederrechtelijk verkregen
    voordeel
    22.112, Ontwerp-richtlijnen Europese Commissie
    22.268, Wijziging van het Wetboek van Strafrecht inzake algemene
    strafbaarstelling van
    voorbereidingshandelingen
    22.306, Beleidsvoornemens Politie 1992
    22.343, Handhaving milieuwetgeving
    22.355, Algemene Rekenkamer, Criminaliteitsbestrijding
    22.447, Aanvulling van het Wetboek van Strafvordering met
    voorzieningen ten behoeve van het
    DNA-onderzoek in strafzaken
    22.463, Verslag van de vaste Commissie voor de Inlichtingen- en
    Veiligheidsdiensten over haar
    werkzaamheden (juli 1990-juli 1991)
    22.483, Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek
    van Strafrecht en enige andere wetten
    (getuigenbescherming)
    22.539, Wijziging van de binnentredingsbepalingen
    22.562, Vaststelling van een nieuwe Politiewet
    22.838, De georganiseerde criminaliteit in Nederland
    22.890, Verslag van de vaste Commissie voor de Inlichtingen- en
    Veiligheidsdiensten over haar
    werkzaamheden in de periode juli 1991-juli 1992
    23.009, Melding ongebruikelijke transacties bij financile
    dienstverlening: Wet melding ongebruikelijke
    transacties (MOT)
    23.045, Wijziging van de Wet op de inlichtingen en
    veiligheidsdiensten (opheffing IDB)
    23.047, Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met
    de regeling van het opnemen van
    gesprekken met een technisch hulpmiddel: Direct afluisteren
    23.065, Algemene Rekenkamer, Verslag over 1992
    23.096, Veiligheidsrapportage 1993
    23.108, Wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen in
    verband met het aftappen van GSM
    23.143, TREVI
    23.173, Goedkeuring en uitvoering van de op 20 november 1992 te
    Washington tot stand gekomen
    Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde
    Staten van Amerika inzake de
    wederzijdse samenwerking bij de opsporing, inbeslagneming en
    confiscatie van de opbrengsten van en
    hulpmiddelen voor misdrijven en de verdeling van geconfisceerde
    voorwerpen (Trb. 1994, 0005)
    23.225, Verslag van de vaste Commissie voor de Inlichtingen- en
    Veiligheidsdiensten over haar
    werkzaamheden in de periode juli 1992 – december 1992
    23.251, Partile wijziging van het Wetboek van Strafvordering:
    Herziening van het gerechtelijk vooronderzoek
    23.444, Wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen,
    het Wetboek van Strafrecht en het
    Wetboek van Strafvordering in verband met de doorbreking van het
    exclusieve recht van de concessiehouder in
    hoofdzaak door middel van de invoering van een gelimiteerd
    vergunningenstelsel voor specifieke vormen van
    openbare mobiele telecommunicatie
    23.446, De landelijke werving, de selectie en het onderwijs voor de
    politie: LSOP-wet
    23.478, Wet particuliere beveiligingsorganisaties en
    recherchebureaus
    23.490, Ontwerpbesluiten Unie-Verdrag
    23.547, Samenvoeging ECD en AID
    23.593, De opheffing van het interegionaal rechercheteam
    Noord-Holland/Utrecht (IRT)
    23.635, Algemene Rekenkamer, Politiesterkte
    23.655, Nationale ombudsman, Jaarverslag 1993
    23.672, Stand van wetgeving ter herziening van het Wetboek van
    Strafvordering
    23.681, Partile wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere
    wetten in verband met de opheffing van
    het cumulatieverbod inzake de oplegging van hoofdstraffen
    23.700, Derde tranche Algemene wet bestuursrecht
    23.704, Regelen inzake de confiscatie van met criminaliteit in
    verband staand vermogen: Wet confiscatie
    crimineel vermogen
    23.705, Wijziging Wetboek van Strafvordering: Vormverzuimen
    23.715, Regeerakkoord 1994
    23.777, Wet inzake de wisselkantoren
    23.815, Internationale politile samenwerking
    23.956, Verslag van de commissie voor de Inlichtingen- en
    Veiligheidsdiensten over haar werkzaamheden in
    1993
    23.989, Wijziging van de bepalingen uit het Wetboek van
    Strafvordering betreffende het proces-verbaal van de
    terechtzitting en het vonnis
    23.993, Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten
    met het oog op de opneming in het
    Wetboek van Strafrecht van eenvormige strafbepalingen inzake het
    verstrekken van onware gegevens en het
    nalaten te voldoen aan wettelijke verplichtingen om tijdig gegevens
    te verstrekken (concentratie
    strafbaarstelling frauduleuze gedragingen)
    24.034, Reorganisatie van het openbaar ministerie
    24.077, Drugbeleid
    24.107, Herziening van de Wet wapens en munitie
    24.123, Bestelling van locomotieven door de NS
    24.125, Nationale Ombudsman, Jaarverslag 1994
    24.139, Regels met betrekking tot naar buitenlands recht
    opgerichte, rechtspersoonlijkheid bezittende
    kapitaalvennootschappen die hun werkzaamheden geheel of nagenoeg
    geheel in Nederland verrichten en
    geen werkelijke band hebben met de staat naar welk recht zij zijn
    opgericht: Wet op de formeel buitenlandse
    vennootschappen
    24.141, Regels van internationaal privaatrecht met betrekking tot
    corporaties: Wet conflictenrecht corporaties
    24.147, Verslag van de commissie voor de Inlichtingen- en
    Veiligheidsdiensten van haar werkzaamheden in
    het jaar 1994
    24.163, Wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen,
    de Mediawet, de
    Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en het Wetboek van Strafvordering in
    verband met de liberalisering van
    kabelgebonden telecommunicatie-inrichtingen
    24.167, Europese samenwerking op het gebied van Justitie en
    Binnenlandse Zaken
    24.175, Algemene Rekenkamer, Beheersing informatiebeveiliging
    24.219, Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met
    de verlengingsprocedure van voorlopige
    hechtenis
    24.225, Veiligheidsbeleid 1995 – 1998
    24.252, Aanpassing regelgeving met betrekking tot de advocatuur
    24.263, Vaststelling van een Penitentiaire beginselenwet en daarmee
    verband houdende intrekking van de
    Beginselenwet gevangeniswezen met uitzondering van de artikelen 2
    tot en met 5 en wijzigingen van het
    Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering alsmede
    enige andere wetten (Penitentiaire
    beginselenwet)
    24.269, Wijziging van het Wetboek van Strafrecht
    (mensensmokkel)
    24.420, Beleidsvoornemens Politie 1996
    24.470, Ontslag van de procureur-generaal van Amsterdam
    24.500, Algemene Rekenkamer, Beheer en controle EG-geldstromen in
    Nederland
    Stenografisch verslag van een besloten algemeen overleg d.d. 29
    november 1994 van de vaste Commissie
    voor Justitie met de minister van Justitie, W. Sorgdrager, D66,
    over de inbraak bij officier van justitie Valente in
    Amsterdam
    Kort verslag van een besloten algemeen overleg d.d. 6 december 1994
    van de vaste Commissie voor Justitie
    met de minister van Justitie, W. Sorgdrager, D66, naar aanleiding
    van de mededelingen van hoofdofficier van
    Justitie te Amsterdam, mr. J. Vrakking in de NRC van 2 december
    1994

    Wetgeving; Belgi

    lees meer

    Bijlage V – 10.6 Nederlandse opsporingsambtenaren in het buitenland

    10.6 Nederlandse opsporingsambtenaren in het
    buitenland

    Nederland is in 1978 begonnen met het stationeren van
    liaison-officers in het buitenland. Zij worden als justitie-attach
    geplaatst bij de respectieve diplomatieke vertegenwoordigingen.
    Daartoe vindt afstemming plaats met het ministerie van Buitenlandse
    Zaken en met het hoofd liaisons van de afdeling ACCI van de DCRI.
    Verantwoordelijk voor het optreden van de liaison-officer is de
    ambassadeur. Oorspronkelijk waren de liaison-officers alleen drug
    liaison-officers en hielden zij zich bezig met informatie-inwinning
    en -verstrekking ten aanzien van verdovende middelen (met name
    Zuid-Oost Aziatische herone). Interpol gaf destijds weinig houvast
    voor de informatie-uitwisseling en er werd naar een alternatieve
    methode gezocht om de informatie-stroom te optimaliseren. De taak
    van de verbindingsofficieren is algemener geworden en zij zijn nu
    inzetbaar voor werkzaamheden die het hele terrein van de
    georganiseerde criminaliteit beslaan.

    lees meer

    Bijlage V – Onbevangen jezelf zijn

    Onbevangen jezelf zijn

    HR 19 februari 1991, NJ 1992, 50 m.nt. C
    (Artt. 94, 552a Sv, 10 Grondwet, 8 en 10 EVRM)
    Procedure: Beschikking in de raadkamer op beroep in cassatie tegen
    een beschikking van rechtbank op een beklag als bedoeld in art.
    552a Sv, ingediend door vennootschap CLT en vennootschap
    RTL-Veronique (aangaande inbeslagname van filmbanden).

    lees meer

    Bijlage V – Coral Sea

    Coral Sea

    HR 26 april 1994, NJ 1994, 736
    (Artt. 3 onder b Opiumwet, 457 lid 1 aanhef onder 2 Sv
    (herzieningsomstandigheid))
    De veroordeelde verdachte (P.S.)
    vraagt herziening aan van de uitspraak van het gerechtshof
    Amsterdam van 28 april 1992 omdat hij meent dat het onderzoek in
    deze zaak is aangevangen op basis van een vals informantendossier
    (D 20) van de douane, valse informatie verstrekt door diezelfde
    douane aan de FIOD en een vals proces-verbaal (43/91) bevattende
    valse informatie-formulieren. Ter staving van deze stelling is een
    afschrift van een proces-verbaal van de Rijksrecherche bij de
    aanvrage tot herziening gevoegd. Zeer verkorte inhoud hiervan:
    Argwaan ontstond omdat betaling van een boete van f. 15.000 direct
    kon plaatsvinden, terwijl de kraanmachinist daarentegen onvoldoende
    betaling had ontvangen voor door hem verricht werk.
    Douaneambtenaren gaan daarop de gangen na van de bemanningsleden
    van de Coral Sea (schip), de inschrijving (van een van hen) in een
    hotel onder een valse naam, door tussenkomst personeel hotel in
    zijn tas uit kluis gesnuffeld (zat een groot geld bedrag in). Om
    toch de douanerecherche te kunnen inschakelen – daar was haast bij
    want de tas zou de volgende dag worden opgehaald – werd besloten
    een informant in te voeren die zogenaamd in het begin van het
    onderzoek de tip zou hebben gegeven dat een schip verdovende
    middelen in Amsterdam zou worden overgeladen en dat daarbij een
    groep Beverwijkse criminelen betrokken was. Ook zou deze informant
    de tip hebben gegeven dat in een hotel in Haarlem de kassier van
    deze groep zat met een paar ton, verband houdend met handel in
    verdovende middelen.

    lees meer

    Bijlage V – 2.2 Wettelijke basis of niet

    2.2 Wettelijke basis of niet

    De onderzochte opsporingsmethoden hebben – behoudens enkele
    vormen van de in hoofdstuk 3 behandelde observatie – geen
    uitdrukkelijke wettelijke basis. Er zijn verschillende redenen om
    aan te nemen dat tenminste een aantal van deze methoden zulks
    eigenlijk wel behoeven. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de
    betekenis van artikel 1 Sv, de mensenrechtenverdragen, de
    problematiek van het plegen van strafbare feiten in
    het kader van de opsporing en het belang van de integriteit van de
    rechtspleging. Dat laatste punt nadert al snel de rechtspolitieke
    afwegingen die hier niet aan de orde zijn, maar wordt in dit
    hoofdstuk uitsluitend geplaatst tegen de achtergrond van de (zoals
    zal blijken beperkte) mogelijkheden van de rechter om
    opsporingsmethoden op dit punt te toetsen.

    lees meer

    Bijlage V – 4.7 Casus

    4.7 Casus

    4.7.1 Laundry Een casus ter illustratie van een verdovende
    middelenzaak waarin een

    kroongetuigeregeling wordt gehanteerd.

    lees meer

    Bijlage V – 7.10 Verdiensten en criminele gelden

    7.10 Verdiensten en criminele gelden

    7.10.1 Verdiensten

    Tijdens het onderzoek stuitte de commissie op het feit dat
    informanten de gelden die zij verdienden met het binnenhalen van de
    containers mochten behouden. De criminele organisaties betaalden de
    informanten voor het binnenhalen van de containers. En informant
    heeft de commissie meegedeeld dat hij per container gemiddeld 1
    miljoen gulden verdiende. Dit geld behoefden de informanten niet af
    te dragen aan de politie. Verschillende informanten hebben vele
    miljoenen guldens verdiend aan deze activiteiten. De informanten
    moesten wel zorgdragen voor het huren van een loods, de benodigde
    papieren en het betalen van de chauffeur. De informant gaf het geld
    voor deze betalingen aan de politie, die vervolgens de betalingen
    verrichtte.

    lees meer

    Bijlage V – 8.6 Conclusies

    8.6 Conclusies

    1. Er is geen eenduidige regeling voor de inhoud van het
    strafdossier. De bepalingen van artikel 152 e.v. Sv zijn geen
    garantie voor voeging van de stukken in het dossier.
    De officier van justitie is verantwoordelijk voor de inhoud van het
    strafdossier. De rechter kan verlangen, al dan niet op verzoek van
    de verdediging, dat stukken aan het dossier worden toegevoegd. Hij
    beoordeelt de
    relevantie van die stukken zonder deze te kennen.
    2. De toepasbaarheid van de Wet persoonsregistraties op registers
    die door de politie worden gehouden, alsmede op die van de
    bijzondere opsporingsdiensten, maakt het geheel van de regelgeving
    ondoorzichtig. 3. De korpsen zijn vrij bijna alle politieregisters
    naar eigen inzicht in te richten. Uniformering ten behoeve van
    landelijk gebruik is wel tot stand gekomen.

    lees meer

    Bijlage VI – 11.5 Conclusies

    11.5 Conclusies

    1. In het huidige politiebestel is de invloed van de
    burgemeester op de regionale criminaliteitsbestrijding vrijwel
    nihil. De invloed die de burgemeester heeft op het regionaal
    operationeel politiewerk is afhankelijk van de kracht waarmee de
    korpsbeheerder dit onderdeel temidden van andere, concurrerende
    belangen in het regionale college weet te behartigen. Individuele
    burgemeesters in het regionale college laten lokale belangen
    betreffende de ordehandhaving zwaarder wegen dan de bestrijding van
    georganiseerde criminaliteit. 2. Het is de vraag of de
    burgemeesters/korpsbeheerders vanuit hun regionale
    beheersverantwoordelijkheid daadwerkelijk invloed hebben op
    politiecapaciteit die wordt vrijgemaakt voor de
    criminaliteitsbestrijding. De justitile lijn – inclusief het
    gebruik van de BOP-gelden – is sterker dan de invloed van het
    bestuur op de recherche.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>