• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage VIII – VII.1. Inleiding

    VII. DE ROL VAN DE COLOMBIAANSE KARTELS IN
    NEDERLAND

    VII.1. Inleiding: einde van het Cali-kartel?

    In de zomer van 1995 werden kort na elkaar de twee onbetwiste
    leiders van het zogenaamde Cali-kartel gearresteerd: de broeders
    Gilberto en Miguel Rodriguez Orejuela en in hun kielzog nog vier of
    vijf personen in de top. Op 2 december 1993 was de absolute voorman
    van het kartel van Medelln, Pablo Escobar, op de vlucht uit zijn
    huis doodgeschoten door een combinatie van Amerikaanse en
    Colombiaanse militairen en politiemensen die een speciale
    opsporingsgroep (Bloque de busqueda) hadden gevormd. Andere
    topfiguren van het Medelln-kartel (de broers Ochoa, Calos Lehder en
    anderen) waren al eerder gearresteerd. Met de arrestatie in Rome
    van de topman van het Pereira-kartel in 1992, Tony Duran, was het
    snelst groeiende nieuwe kartel in zijn opkomst gesmoord. De
    politie-strategie van de jarenlang volgehouden speuracties heeft
    gewerkt, de grootste kartels zijn onthoofd en ontdaan van hun
    grootste organisatorische talenten. Het graf van Don Pablo
    (Escobar) wordt dagelijks door tientallen mensen bezocht en in dat
    opzicht leeft deze voorbeeldfiguur voor de armen nog steeds, maar
    overigens symboliseert dit dat zijn concrete organisatie echt
    voorbij is. Is daarmee een einde gekomen aan de wereldomspannende
    handel in cocane en de herone die in toenemende mate ook uit
    Colombia komt? Waarschijnlijker is dat zich een verplaatsingseffect
    zal voordoen. De oude Colombiaanse organisaties van Bogot, Medelln,
    Cali en Pereira zullen zich hergroeperen en nieuwe talenten komen
    op. Binnen Colombia zal het zwaartepunt worden verlegd naar nieuwe
    hoofdsteden van de cocane waar de autoriteiten nu nog weinig zicht
    op hebben. Er zijn kartels gesignaleerd in de regio’s van de
    noordelijke kustvlakte en in de bergen. Voorts is het
    waarschijnlijk dat andere landen in betekenis toenemen. Nu al waren
    de Colombiaanse kartels druk doende hun activiteiten te spreiden
    over meer Zuidamerikaanse landen teneinde de risico’s te verkleinen
    en hun invloedssfeer te vergroten. Thans lijkt Mexico een goede
    kandidaat om de leidende rol van Colombia over te nemen. Ook hier
    bestaan machtige kartels en Mexico heeft boven andere landen het
    voordeel van een tweeduizend kilometer lange grens met de Verenigde
    Staten, die belangrijke consument, die zich niet laat bewaken. Het
    zou van naveteit getuigen te veronderstellen dat de
    onthoofdingsstrategie werkelijk effect heeft op de omvang van de
    internationale handel in drugs. De arrestatie van kopstukken heeft
    een morele boodschap voor zover het alles wat met drugs te maken
    heeft in een kwaad daglicht stelt. De wandaden en de door en door
    slechte karakters van de druglords worden in de media en in de
    fictie daarom heen (vergelijk de nieuwe filmtrend waarin de eenzame
    Amerikaanse held het opneemt tegen de almachtige
    kartelorganisaties) breed uitgemeten en het publiek leert dat de
    opsporingsinstanties wel degelijk in staat zijn om ze ook op het
    hoogste niveau nog schurken te pakken. Maar deze ingrepen zullen
    weinig anders doen dan de topografie van het landschap veranderen,
    de economische geografie blijft bestaan. De Verenigde Staten vormen
    een markt van vele miljoenen consumenten, Canada en Australi zijn
    daar bijgekomen en de markt in Europa is potentieel nog groter dan
    eerste drie bij elkaar. In Colombia en ook andere Zuidamerikaanse
    landen zijn alles samengenomen naar schatting van het Amerikaanse
    Ministerie van Justitie tussen de 800.000 en anderhalf miljoen
    mensen van de produktie van drugs voor hun levensonderhoud
    afhankelijk en deze economie heeft een hele nieuwe welvarende
    klasse van mensen naar voren gebracht. De bronlanden vormen hele of
    halve narco-staten waarin (individuele personen in) politiek en
    bestuur belang hebben bij de continuering van deze economie. Op dit
    ogenblik is Colombia ongetwijfeld het belangrijkste
    cocane-exporterende land en de handelaren zijn uitgezwermd over
    alle landen waar koopkrachtige vraag bestaat naar het produkt. Dat
    neemt niet weg dat ook Brazilianen, Peruanen, Chilenen, Bolivianen
    en Venezolanen in deze sector worden aangetroffen. Op dit moment in
    de geschiedenis nemen Colombianen echter nog steeds veruit de meest
    vooraanstaande posities in. Dat geldt ook voor Nederland en daarom
    besteden we in dit hoofdstuk speciaal aandacht aan deze groep.

    lees meer

    Bijlage VIII – I.4. Het onderzoek zelf

    I.4. Het onderzoek zelf

    De keuze van groepen

    lees meer

    Bijlage VIII – Bibliografie hoofdstuk VIII

    Bibliografie hoofdstuk VIII:

    De Nigeriaanse en Ghanese criminele netwerken: hun

    vertakkingen in Nederland

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 6.1 De relevantie voor het onderzoek

    6. DE BRANCHE ALS SLACHTOFFER VAN DIEFSTAL EN
    OVERVALLEN

    6.1 De relevantie voor het onderzoek

    Op basis van kansberekening is het logisch dat Nederlandse
    vrachtwagens in Europees verband het meest aan diefstal onderhevig
    zijn: Nederland heeft immers het grootste aandeel in dit vervoer.
    Daar komt nog eens bij dat de Nederlandse vervoerders relatief de
    meest hoogwaardige goederen vervoeren, en daarmee ook met de meest
    kostbare ladingen rondrijden: de Nederlandse transporteur is immers
    befaamd om zijn hoge arbeidskwaliteit. Het is niet raar dat deze
    rondrijdende juwelen doelwit worden van diefstalbendes. Waarom
    staan we in een verslag over de georganiseerde misdaad stil bij de
    vraag in hoeverre een branche als die van het wegtransport
    slachtoffers telt van kleine criminaliteit? De eerste reden ligt
    voor de hand. Als de schadepost ten gevolge van diefstal en
    roofovervallen hoog is, draagt dat bij tot ongunstige
    bedrijfsresultaten en daaraan kennen we in dit verslag veel waarde
    toe als het erom gaat te begrijpen waarom ondernemers met de
    georganiseerde misdaad in zee gaan. Bovendien kost de kleine
    criminaliteit veel aan preventie (beveiliging van bedrijfsterreinen
    en van vrachtwagens) en een hoge verzekeringspremie. Ten tweede zou
    hier heel goed hetzelfde mechanisme kunnen werken dat we in de
    algemene inleiding tot dit rapport over de branches hebben leren
    kennen als de invloed van slachtofferschap op de morele overtuiging
    van mensen en normovertredend gedrag. Dit geldt in het bijzonder
    als de overtuiging bestaat dat de overheid de belangen van de
    branche niet meer behartigt. Dat dit laatste het geval is blijkt
    uit het volgende hoofdstuk 7 waar de bedrijfscultuur aan de orde
    komt.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 11.7 Combinaties

    11.7 Combinaties

    Vaak gaan verschillende vormen van fraude samen. Belaste
    goederen worden ingevoerd onder valse naam – van een niet belast
    produkt – en vanzelfsprekend wordt er dan ook geen accijns over
    betaald. Een grote naam uit de Nederlandse smokkelgeschiedenis
    vertelt dat hij eens werkte voor Italianen die vanuit Zwitserland
    opereerden. Hij was de doorsluizer: haalde de containers uit
    Rotterdam en Antwerpen. Daar zat dan zogenaamd wc-papier in of
    tissues, maar achter de eerste laag zaten de sigaretten; zo waren
    ze in de VS verpakt. Ze werden verkocht in Spanje of Duitsland. Er
    werkten destijds zo’n vijftien mensen voor deze genterviewde, die
    hij van tijd tot tijd voor ongeveer vijfduizend gulden per week
    inhuurde. Toch lijkt het alsof maar weinig Nederlanders echt groot
    zijn in de Euro-fraude. Meermalen worden in gesprekken Italiaanse
    en Zwitserse groepen genoemd als de echte grote jongens achter de
    sigarettenfraude. Volgens een goed ingelicht schade-expert zijn de
    Nederlandse jongens padvinders vergeleken met hun Spaanse,
    Italiaanse en Zwitserse collega’s.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 13.2 Slotconclusie

    13.2 Slotconclusie

    Ondanks het gelukkige feit dat het Nederlandse (internationale)
    transport over de weg het, althans gemeten over een langere reeks
    van jaren, goed doet, is er een probleem ontstaan van kleinere
    noodlijdende bedrijven aan de onderkant van de transportmarkt. In
    deze sector wendt men allerlei legale en ook illegale middelen aan
    om het hoofd boven water te houden en het is zonder meer duidelijk
    dat een aantal bedrijven dat in een dergelijke positie verkeert,
    zich er toe heeft geleend hand- en spandiensten te verrichten voor
    de georganiseerde misdaad of daardoor zelfs wordt beheerst. Over de
    omvang van dit verschijnsel durven we op
    basis van de voorliggende stukken geen uitspraak te doen.
    We zijn de georganiseerde misdaad in twee gedaanten tegengekomen.
    De transportbranche speelt een zekere rol in allerlei typen van
    fraude in EU-verband. Overigens is het delict hier steeds fraude en
    de omstandigheid dat daarvoor transportfirma’s worden gebruikt, is
    betrekkelijk willekeurig. Het rapport in deze reeks over de
    georganiseerde misdaad dat handelt over fraude, geeft meer inzicht
    in deze relatie. Dat ligt anders voor de tweede manier waarop de
    transportbranche bij de georganiseerde misdaad is betrokken:
    smokkel van (hoofdzakelijk) verdovende middelen. Smokkelaars
    richten bewust transportfirma’s op om drugs Europa binnen te kunnen
    rijden en een aantal reeds bestaande transportondernemers zowel als
    hun chauffeurs lijkt direct bij deze smokkel betrokken. Binnen de
    wereld van de georganiseerde misdaad lijkt in ieder geval n grote
    drugshandelorganisatie over een goed systeem te beschikken om
    zwakke bedrijven op te sporen en te benaderen. Helaas stelt ons
    materiaal ons niet in staat om de geopperde veronderstelling dat
    vooral kleine en jonge bedrijven het risico lopen, te bevestigen.
    Binnen de branche is men algemeen van oordeel dat de betrokkenen
    goed weten wat zij doen omdat smokkelen altijd opvallende
    afwijkingen impliceert van de routine in het bedrijf. Er wordt
    onzakelijk met de klant omgegaan, men is de truck langdurig kwijt
    om er bergplaatsen in te laten aanbrengen, het bevrachten duurt te
    lang door de omweg die moet worden gemaakt enzovoort. De gevestigde
    branche ziet dit alles met lede ogen aan, want het brengt de gehele
    branche in diskrediet en individuele ondernemers tonen zich soms
    ziedend over de oneerlijke concurrentie die hen wordt aangedaan.
    Echter, wanneer het op praten aankomt, krijgt het gesloten karakter
    van de transportbranche weer de overhand en zwijgen de
    transporteurs in alle talen.

    lees meer

    IX – De zeehaven Rotterdam en de luchthaven Schiphol – 2. DE NEDERLANDSE ZEE- EN LUCHTHAVENS

    2. DE NEDERLANDSE ZEE- EN LUCHTHAVENS

    De Rotterdamse haven en de luchthaven Schiphol zijn nationaal de
    belangrijkste overslagplaatsen. In de Rotterdamse haven in tonnage
    gemeten, de grootste ter wereld, worden jaarlijks nabij de 300
    miljoen ton goederen aan- en afgevoerd. Het goederenverkeer vindt
    plaats in een gebied van 10.000 hectare, dat 40 kilometer lang is
    en zich uitstrekt van Rotterdam tot aan de Noordzee. Jaarlijks
    bezoeken nabij de 32.000 zeeschepen en een veelvoud aan
    binnenvaartschepen de haven van Rotterdam. Behalve de Rotterdamse
    haven bevinden zich in de regio rondom Rotterdam nog havens in
    Schiedam, Dordrecht, Vlaardingen en Moerdijk (GHR, Havenplan 2010).
    Door de omvangrijke bedrijvigheid, in de vorm van industrile,
    distributie- en dienstverleningsactiviteiten, neemt Rotterdam
    ongeveer de helft van de door de Nederlandse zeehavens gegenereerde
    toegevoegde waarde voor zijn rekening (GHR, Trendrapport, 1994).
    Samen met de luchthaven Schiphol, en de kleinere Rotterdamse
    Airport, vormt de Rotterdamse haven de slagader van de
    Noordeuropese goederenstroom. De oppervlakte van luchthaven
    Schiphol beslaat 2.000 hectare. In 1992 bedroeg het aantal
    passagiersbewegingen meer dan 19 miljoen (NV Luchthaven Schiphol,
    1993); in 1994 bedroeg dat aantal 23 miljoen.

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 6. DE OPSPORING VAN GESTOLEN AUTO’S

    6. DE OPSPORING VAN GESTOLEN AUTO’S

    De opbrengsten van autodiefstallen zijn voor daders
    aantrekkelijk genoeg om daarmee lange tijd door te gaan. Niet
    alleen het stelen en het verhandelen is een lucratieve bezigheid,
    ook de opsporing van gestolen auto’s is thans een interessante
    economische bedrijvigheid geworden waarmee velen een goed belegde
    boterham verdienen. Zoals eerder al in .4.2 is gemeld, is de
    registratie van gestolen auto’s erg ondoorzichtig als gevolg van de
    vele partijen die daarbij zijn betrokken. In de bijlage is een
    schema bijgevoegd van organisaties die op de een of andere manier
    te maken hebben met gestolen auto’s Noot . Deze wirwar
    van organisaties en daarmee gepaard gaande belangenstrijd hebben
    uiteraard gevolgen voor de betrouwbaarheid en de validiteit van de
    gegevens over het aantal gestolen en teruggevonden personen- en
    vrachtauto’s in Nederland. Dezelfde versnippering van
    gegevensbanken leidt ertoe dat de opsporing van gestolen auto’s
    niet op een efficinte en effectieve manier door de overheid wordt
    aangepakt. Sterker nog: de overheid, in het bijzonder politie en
    justitie laten de opsporing van vermiste en gestolen voertuigen
    over aan het particulier initiatief.

    lees meer

    IX – De branches horeca en gokautomaten – 3.5. Brouwerijen

    3.5. Brouwerijen

    Vooral in drankverstrekkende horeca spelen brouwerijen een grote
    rol. Niet alleen zijn ze de leveranciers van Nederlands meest
    gedronken alcoholische drank (bijna 84 liter per hoofd van de
    bevolking), ze hebben ook naam gemaakt als kredietverstrekker aan
    startende of uitbreidende horeca-ondernemers. Nederland telt
    vijftien brouwerijen waar in totaal ruim achtduizend mensen werk
    vinden. De accijnsopbrengst van bier bedraagt jaarlijks bijna
    600.000 gulden. Nederland importeert voor 136 miljoen gulden bier,
    maar voert tien maal zoveel uit: een kwantiteit ter waarde van 1,4
    miljard gulden. Het bierverbruik in Nederland neemt de laatste
    jaren iets af, maar de export van Nederlands bier groeit nog
    steeds. Er werd in 1994 in totaal 22 miljoen
    hectoliters aan bier geproduceerd, en dat wordt ieder jaar meer, zo
    vertellen de kerncijfers van het Centraal Brouwerij Kantoor (Stiva,
    1994). Over de leningverstrekkende functie zijn de bierproducenten
    overigens heel wat minder open. Het is onmogelijk om hierover
    cijfers te achterhalen.

    lees meer

    IX – De branches horeca en gokautomaten – 6.2. Het beleid

    6.2. Het beleid

    In de jaren dertig kwamen in Nederland de eerste speelautomaten
    op de markt en omstreeks 1950 stonden ze door het hele land
    verspreid. Het spelen op de automaten was illegaal, maar werd op
    grote schaal gedoogd. In 1964 trad de Wet op de Kansspelen in
    werking die alle speelautomaten in principe verbood, op enkele
    behendigheidsautomaten na. Uitkering van prijzen of premies was
    niet toegestaan. Het was echter alom bekend dat de spelers onder de
    tapkast geld kregen uitgekeerd. In de jaren zeventig kwamen er
    steeds meer kansspelautomaten op de markt en opende bovendien een
    groot aantal speelhallen hun deuren, waar vooral fruitautomaten
    werden gexploiteerd.

    lees meer

    IX – De branches horeca en gokautomaten – 3.1. Inleiding

    3. EXTERNE EN INTERNE KENMERKEN VAN DE BRANCHE

    3.1. Inleiding

    In dit hoofdstuk bekijken we de kenmerken van de branche horeca:
    hoe is de economische positie en wat is er nodig om op de markt toe
    te treden. Bepaalde interne kenmerken maken de bedrijfstak zwak en
    bieden daardoor mogelijk ingangen voor criminaliteit. Ook bespreken
    we in dit hoofdstuk branche-specifieke eigenschappen die de horeca
    gevoelig maken voor criminaliteit, zoals de publieke
    toegankelijkheid, de geringe organisatiegraad en de
    modegevoeligheid. In dit hoofdstuk maken we onder andere gebruik
    van gegevens uit twee onderzoeken die het commercile
    horeca-adviesbureau Lenting en Partners in opdracht van uitgeverij
    Missets Horeca heeft uitgevoerd; het gaat hier weliswaar niet om
    wetenschappelijke publikaties, maar de cijfers en trends die
    Lenting en Partners aangeven berusten op betrouwbare enqutes onder
    horeca-ondernemers.

    lees meer

    IX – De bouwnijverheid – 5. DE BOUWNIJVERHEID EN ORGANISATIECRIMINALITEIT

    5. DE BOUWNIJVERHEID EN
    ORGANISATIECRIMINALITEIT

    In hoofdstuk drie hebben wij kunnen zien dat de bouwnijverheid
    door de aard van de uit te voeren werkzaamheden enkele
    eigenschappen heeft die haar erg gevoelig maken voor infiltratie
    door de georganiseerde misdaad. Diezelfde kenmerken maken deze
    bedrijfstak echter ook gevoelig voor het plegen van fraudes door
    eigenaren van bouwbedrijven. De bouwnijverheid is om die reden al
    jaren door controle-instanties als de FIOD en de SFB, de
    bedrijfsvereniging voor de bouwnijverheid, als een van de meest
    fraudegevoelige economische bedrijfstakken in Nederland
    gekenschetst. De druk op tijd te moeten opleveren (met daaraan
    gekoppeld een zware boetebepaling voor te laat opleveren), de zeer
    lage calculatie van de kosten als gevolg van de gebruikelijke
    aanbestedingsprocedures (waardoor de winstmarges niet ruim zijn),
    de gevoeligheid van de afstemming van diverse produktieprocessen,
    dragen ertoe bij dat aannemers, al was het alleen maar om het
    bedrijf in stand te houden, de verliezen zo beperkt mogelijk willen
    houden. In dat geval zoeken aannemers hun toevlucht tot diverse
    kostenbesparende maatregelen. De belangrijkste kostenpost is de
    factor arbeid in de bouw, dus daar zal een aannemer als eerste zijn
    toevlucht zoeken. Het gebruik maken van zwartwerkers, het
    inschakelen van koppelbazen, zwart overuren betalen om op tijd te
    kunnen opleveren, zijn middelen om goedkoper te kunnen werken of
    onder de overeengekomen aannemingssom te kunnen blijven. Uiteraard
    worden daarmee belastingbetalingen en de afdracht van sociale
    premies vermeden.

    lees meer

    IX – De afvalverwerkingsbranche – 5.1. Achtergronden van het milieubeleid van de overheid

    5.1. Achtergronden van het milieubeleid van de
    overheid

    Veel bestuurskundigen plaatsen het begin van het milieubeleid
    van de Nederlandse overheid in het jaar 1970 toen voor het eerst
    het milieu op de politieke agenda kwam te staan (Van Tatenhove,
    1993; Arentsen, Bressers en Klok, 1993; Leroy, 1994). Weliswaar was
    voor die tijd al sprake van de een of andere vorm van milieubeleid
    – de Hinderwet gaat terug tot 1875 -, maar dat beleid stond vooral
    in het teken van het gezondheidsperspectief, de veiligheid en de
    hygine. De eerste rioleringen werden niet aangelegd om het milieu
    te sparen, maar om (de verspreiding van) ziektes te voorkomen. Ook
    waren er al diverse overheidsmaatregelen om de natuur te
    beschermen, zoals de Vogelwet uit 1912 en de Natuurschoonwet uit
    1928. Het zou echter lang duren voordat er meer systematisch
    aandacht kwam voor het milieu. Grote rampen als die met de
    supertanker de Torrey Cannion lieten er geen twijfel over bestaan
    dat ingrijpen nodig was. Ook werden de gevolgen van grote
    infrastructurele werken op het milieu steeds duidelijker
    zichtbaar.

    lees meer

    IX – De afvalverwerkingsbranche – 3.2. De afvalketen en de aard en de omvang van afvalstromen in Nederland

    3.2. De afvalketen en de aard en de omvang van afvalstromen in
    Nederland

    Al deze branche-ondernemingen houden zich bezig met de
    verwerking van afvalstromen binnen de zogenaamde afvalketen. Deze
    afvalketen moet worden geplaatst binnen de context van de
    afvalproduktie. De industrie heeft voor de produktie van goederen
    grondstoffen en energie nodig. Als reststof van die produktie
    blijft afval over. Zowel producent als consument produceert afval.
    Dit afval kan worden onderscheiden in (1) huishoudelijk afval, (2)
    bedrijfsafval, (3) chemisch afval, (4) bouw- en sloopafval en (5)
    radio-actief afval. Al dat afval wordt ingezameld, gesorteerd
    (gescheiden) om vervolgens te worden verbrand, gestort of via
    compostering en recycling weer geschikt te maken voor grondstof of
    energie voor produktie. In figuur 1 is te zien dat binnen dit
    afvalproduktieproces vier fasen kunnen worden onderscheiden: (1)
    het aanbod van afval, (2) de logistiek van het afval, (3) de
    verwerking van het afval en ten slotte (4) de afzet van het afval.
    Afval wordt geproduceerd door burgers, bedrijven en instellingen.
    Zij bieden dat afval aan in de vorm van huishoudelijk afval,
    bedrijfsafval, puin, grond en slib. Dit afval wordt ingezameld op
    stortplaatsen waarna het afval vervolgens, als het gaat zoals is
    afgesproken met de overheid, wordt gesorteerd en voor verdere
    overslag wordt gezorgd. Voor de uitvoering van deze drie fasen
    vormt transport een onmisbare schakel. Na de overslag kan worden
    besloten het afval voor langere tijd te storten, direct te
    verbranden of te recyclen (bewerken voor hergebruik; denk hierbij
    aan composteren). In de verwerkingsfase kan afval wederom worden
    verplaatst naar een andere bewerkingsvorm. Afval kan eerst worden
    gestort om daarna, wanneer er voldoende capaciteit is, te worden
    verbrand. Het afval dat is bewerkt voor hergebruik (recycling) kan
    vervolgens worden afgezet aan de industrie, landbouw of andere
    produktiebedrijven om daar dienst te doen als nieuwe grondstof voor
    produktie. Figuur 1: De afvalketen met afvalstromen en financile
    stromen

    lees meer

    IX – De wildlifebranche – VOORWOORD

    Gerben Bruinsma Universiteit Twente

    VOORWOORD

    Wanneer wij de berichten in de media mogen geloven is de
    georganiseerde misdaad tegenwoordig actief betrokken bij de
    plundering van de natuur. Zeldzame dieren en bijzondere
    plantesoorten worden geroofd uit hun natuurlijke omgeving en met
    grote winsten verkocht aan klanten afkomstig uit het rijke westen
    en uit het Midden-Oosten. De handel is zo sterk gegroeid dat vele
    beschermde dieren en planten door deze criminele activiteiten met
    uitsterven worden bedreigd.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>