• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage VIII – X.1. Joegoslavi

    X.1. Joegoslavi: permanent toneel van geweld

    Joegoslavi staat niet bekend als een land dat van oudsher
    bepaalde vormen van georganiseerde criminaliteit heeft gekend. En
    ook in de criminologische literatuur zijn van een dergelijke
    traditie geen sporen te ontdekken. Hierom zou men kunnen denken dat
    er geen reden is om nog langer stil te staan bij het verleden van
    het voormalige Joegoslavi. Maar dit is een misvatting. Zeker om de
    ongehoorde gewelddadigheid van de Joegoslavische bendes te kunnen
    begrijpen, is het van groot belang voortdurend te beseffen dat ook
    het Joegoslavische deel van de Balkan al eeuwen geen vreedzaam
    gebied is. Integendeel, het is een deel van Europa waar bijna
    onophoudelijk oorlog is gevoerd, was het niet tussen de
    opeenvolgende Europese grootmachten zelf, dan wel tussen de staten
    en de volkeren die hier waren gevestigd of daar waren
    neergestreken. Het valt buiten het bestek van dit rapport om de
    geschiedenis van deze haast permanente strijd in herinnering te
    roepen, maar – met het oog op een goed begrip van het optreden van
    Joegoslavische bendes in Nederland – is het wel van belang een paar
    punten aan te stippen (Detrez, 1993; Weithmann, 1993). Ten eerste
    dat deze gewelddadige geschiedenis niet zonder gevolgen is gebleven
    voor de cultuur in voormalig Joegoslavi. Recente studies geven
    immers aan dat geweld, tomeloos geweld, ja, de keuze voor de
    toepassing van zulk geweld, in brede lagen van de bevolking niet
    zonder meer als een negatieve keuze, als iets verwerpelijks, wordt
    beschouwd. Van de Port heeft in zijn onderzoek naar het gedrag van
    Servirs in zigeunercafs in Klein-Joegoslavi, laten zien hoe het
    beeld van de wilde zigeuner voor vele Serven een soort projectie is
    van hun eigen, door de geschiedenis mee-gevormde driftleven,
    waaraan in tijden van vrede slechts op bepaalde plaatsen, zoals de
    zigeunercafs, mag worden toegegeven, maar dat in tijden van oorlog
    volop mag worden botgevierd, ook voor het oog van de buitenwereld
    (Van de Port, 1994). In de tweede plaats moet worden onderstreept
    dat het gebruik van ongehoord geweld door velen in voormalig
    Joegoslavi niet enkel legitiem wordt geacht in tijd van oorlog. In
    zijn studie naar de geschiedenis van de machtsverhoudingen in een
    dorp op het Bosnische platteland, Medjugorje, heeft Bax aangetoond
    dat hier de oorlog bij wijze van spreken net zo normaal is als de
    vrede elders in Europa. Concreet beschrijft hij dat in het genoemde
    dorp, waar in 1981 een zogenaamde Maria-verschijning plaatsvond,
    enkele clans verwikkeld geraakten in een strijd op leven en dood om
    de inkomsten die op allerlei manieren konden worden gehaald uit de
    bedevaarten van vrome pelgrims. In zo’n tien jaar tijd leverde deze
    strijd 140 doden op, 60 vermisten en 600 vluchtelingen op, en dit
    op een bevolking van ongeveer 3.000 mensen! (Bax, 1995). En passant
    toonde Bax met dit voorbeeld eveneens aan dat ook onder Tito
    openbare orde en rust in Joegoslavi een zeer relatief begrip was
    (Bax, 1995).

    lees meer

    Bijlage VIII – II.1. Inleiding

    II. DE SURINAAMSE CONNECTIE

    II.1. Inleiding: Een echt Zuidamerikaans land

    De achterhoek in de tropen werd Suriname in het begin van de
    jaren zeventig nog genoemd als titel van een befaamd omslagverhaal
    van John Jansen van Galen in de Haagse Post. De samenleving
    was klein en betrekkelijk overzichtelijk met ruim 300.000 inwoners
    even volkrijk als de stad Utrecht. De parlementaire democratie
    functioneerde in post-koloniaal verband en op basis van het
    Nederlandse politieke verzuilingsmodel, maar dan met etnische
    groepen in plaats van levensbeschouwelijke zuilen. Het levenstempo
    was bepaald rustig en binnen het Carabische gebied was Suriname een
    van de meest welvarende landen. Veel criminaliteit was er niet en
    de staalkaart van gepleegde delicten die B. Pronk in de enige
    wetenschappelijke studie over de criminaliteit schreef in 1962 is
    vooral interessant omdat het multi-culturele aspect van de
    Surinaamse samenleving er zo goed in tot uiting komt. Etnische
    groepen met tot op zekere hoogte eigen normstelsels leefden bijeen
    onder n statelijk recht dat in hoofdzaak Nederlands recht was en
    zij moesten daarmee wel in conflict komen. Chinezen en ook wel
    Javanen werden bestraft vanwege hun overgave aan het hazardspel,
    kleine ambtenaren werden op hun vingers getikt wegens verduistering
    als zij hun overheidsfunctie gebruiken om hun loon wat hoger te
    maken, Hindoestanen zagen zich beboet wegens vrouwenmishandeling en
    Creolen pleegden oplichting in kwesties waar bovennatuurlijke
    krachten aan te pas komen. Er waren in de jaren rond en vlak na de
    oorlog nog wel problemen met het gebruik van roesmiddelen, maar die
    werden gezien als een overblijfsel van de alleszins in te voelen
    behoefte om de tragedie van het dagelijkse bestaan als slaaf of
    koelie te vergeten. Er waren Creolen die alcohol gebruikten en
    sommigen ook hash, Hindoestanen dronken alcohol en gebruikten de
    cannabisvariant ganja, er was een uitstervende groep
    Chinezen verslaafd aan opium. Pronk (1962, 126) constateerde echter
    welgemoed dat de jongere generatie over het algemeen niets met
    opium te maken wenst te hebben. De strafrechtspleging was op
    Nederlandse leest geschoeid. De grote hervormingen in het
    penitentiaire beleid die Nederland in de jaren vijftig en zestig
    tot uitzonderlijk mild hadden gemaakt en waar een record werd
    gehaald met het lage aantal gedetineerden per 100.000 inwoners van
    de bevolking, werden aan Suriname medegedeeld. In Nederland
    afgestudeerde Surinaamse psychologen richtten na terugkeer het
    strafstelsel in op basis van een optimistisch mensbeeld. Niemand,
    maar dan ook niemand zou aan het begin van de jaren zeventig hebben
    kunnen voorspellen dat de criminaliteit in Suriname binnen tien of
    vijftien jaar zou verveelvoudigen en nog minder dat het land een
    belangrijk knooppunt zou worden in de internationale drugshandel.
    Wie zou hebben verwacht dat (1) een zo grote emigratie het land zou
    teisteren dat het land tussen een derde en de helft van zijn gehele
    bevolking zou kwijt raken? Een naoorlogs emigratierecord dat
    slechts door de Kaapverdische eilanden is gevenaard. Wie kon
    voorzien dat (2) op 25 november 1975 bepaald plotseling de
    onafhankelijkheid zou worden uitgeroepen? Een belangrijker politiek
    keerpunt nog zou de militaire coup worden van 25 februari 1980.
    Eerst daarna, zo schreef publicist Herman Vuysje, werd het een echt
    Zuidamerikaans land. Voorts: van cocane had nog nauwelijks iemand
    gehoord. Wie kon bevroeden dat (3) de achterhoek Suriname in
    transportgeografisch opzicht zo’n belangrijke schakel zou worden
    tussen de productielanden Peru, Bolivia, Colombia en de
    consumptielanden in Noord-Amerika en Europa.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 2.1. De sterke positie van Nederland

    2. DE EUROPESE EN NATIONALE VERVOERSMARKT

    2.1. De sterke positie van Nederland: enkele cijfers

    Het internationaal goederenvervoer over de weg in Europa neemt
    enorm toe. In 1981 werd er op het continent 138 miljoen ton aan
    goederen over de weg vervoerd. In twaalf jaar tijd verdubbelde deze
    hoeveelheid zich tot
    275 miljoen ton in 1993 (TLN, 1994). Het aandeel van Nederland
    daarbinnen is op verschillende manieren te meten. Kijken we eerst
    naar de relatieve positie ten opzichte van andere Europese landen,
    dan is Nederland thans de grootste transporteur van goederen over
    de weg. Ons land verzorgde in 1991 bijna 28 procent van het totale
    Europese goederenvervoer. Frankrijk volgt op afstand met iets meer
    dan 18 procent en Duitsland staat derde met bijna zeventien
    procent. Het Belgische aandeel bedraagt zestien procent en maakt
    dit land tot de vierde vervoerder binnen de Unie. Verder volgen,
    naar grootte: Itali, Spanje, Engeland, Denemarken, Portugal,
    Luxemburg, Ierland en Griekenland (TLN, 1994).

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 12.2 Drugssmokkel

    12.2 Drugssmokkel

    Er vindt een aanzienlijke smokkel van (illegale) goederen in
    vrachtwagens plaats. De sloffen sigaretten en flessen drank die
    chauffeurs voor eigen bijverdienste in de cabine of lading
    meenemen, blijven hier buiten beschouwing, omdat het hoofdzakelijk
    om kleinschalige en niet-georganiseerde smokkel gaat. Bij andere
    smokkelvormen wordt echter op grote schaal gebruik gemaakt van
    reguliere professionele transportbedrijven. De smokkel op grote
    schaal betreft voornamelijk drugs, zoals XTC en
    andere synthetische drugs naar Engeland (vaak in bloemen en
    bloembollen) en Zweden, en bovenaan de lijst natuurlijk hash uit –
    onder andere – Noord-Afrika. We bespreken de drugssmokkel per
    drugssoort en zoomen daarbij kort in op (voornamelijk
    hash-)transporten uit Marokko.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 3.1. Ondernemingen in aantal en grootte

    3. DE NEDERLANDSE VERVOERSBRANCHE:

    NOG MEER CIJFERS

    3.1. Ondernemingen in aantal en grootte

    Nederland telt in 1994 totaal 9700 ondernemingen in het
    beroepsgoederenvervoer over de weg. Het gaat vooral om kleine en
    middelgrote bedrijven. Bijna een kwart van alle Nederlandse
    transportondernemingen heeft maar n voertuig; dit zijn bijna
    allemaal eenmansbedrijfjes. Ruim negentig procent van alle
    Nederlandse transportondernemingen heeft minder dan twintig
    voertuigen en nog geen tien procent van alle bedrijven heeft een
    groter wagenpark. Zuid-Holland en Noord-Brabant zijn de
    belangrijkste provincies qua
    laden en lossen van goederen.

    lees meer

    IX – De zeehaven Rotterdam en de luchthaven Schiphol – 3.1. Criminaliteit in de Rotterdamse haven

    3. HET CRIMINALITEITSBEELD IN DE HAVENS

    3.1. Criminaliteit in de Rotterdamse haven

    De regiopolitie Rotterdam-Rijnmond heeft voor de waterwegen een
    speciaal district, de rivierpolitie, gereserveerd. Deze
    rivierpolitie vierde in 1995 haar 100-jarig bestaan. Het district
    met een omvang van 280 formatieplaatsen is opgedeeld in drie
    basiseenheden (Stad, Botlek en Europoort) en verzorgt daar de
    basispolitiezorg. De arbeidsintensieve grensbewakingstaak valt ook
    onder de rivierpolitie. De controle van de vele schepen wordt door
    deze dienst verricht. Binnen de rivierpolitie houdt een kleine
    eenheid zich bezig met
    de lokaal ernstige criminaliteit en werkt daarbij samen met de
    centrale recherche van Rotterdam-Rijnmond. Het werkterrein van de
    rivierpolitie bestaat voor 40% uit waterwegen en voor het overige
    uit havengerinteerde bedrijven. In het gebied zijn ruim 35.000
    mensen werkzaam en dagelijks zijn circa 700 binnenschepen aanwezig
    met daarop 2.100 bemanningsleden. De politie ter plekke heeft
    echter niet alleen te maken met de beroepsvaart. Ook de
    recreatievaart vergt in toenemende mate tijd.

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 6.2. De commercie

    6.2. De commercie

    Voor private instellingen is het van levensbelang over die
    meldingen te kunnen beschikken. De reden is dat
    verzekeringsmaatschappijen vindersloon of bemiddelingskosten
    uitbetalen aan die instellingen die gegevens verstrekken over de
    vindplaats van een vermiste auto. Dergelijke bedrijven worden ook
    wel carhunters genoemd. Er zijn in Nederland diverse
    carhunter bedrijven actief die opereren in de zelfkant van
    opsporingsland. AVRO’s Televisier heeft in een uitzending aandacht
    besteed aan dergelijke onderzoeksbureaus, annex priv-detectives,
    annex schade-onderzoeksbureaus. Deze carhunters zoeken bij
    grote parkeerplaatsen en parkeergarages (in grote steden en bij
    stations en vliegvelden) de kentekens op van de daar geparkeerde
    auto’s om een eventueel gestolen exemplaar te ontdekken. Is dit het
    geval dan wordt contact opgenomen met de verzekeringsmaatschappij
    met de mededeling dat de auto op een zekere plaats is
    aangetroffen. Wanneer de maatschappij prijsstelt op teruggave dan
    wordt zij verzocht een bepaald bedrag op de rekening van de
    carhunter te storten, waarna de plaats waar de auto zich bevindt
    bekend zal worden gemaakt. Eventueel kan de carhunter, uiteraard
    tegen vergoeding, de auto zelf terugbrengen
    . De bedragen die
    daarmee kunnen worden verdiend zijn zeker aantrekkelijk, varirend
    van 3.000 tot 5.000 gulden per auto. De verzekeringsmaatschappij
    gaat op zo’n voorstel in omdat het om bedrijfseconomische redenen
    aantrekkelijker is een bedrag van f.3.000,- uit te keren dan de
    gehele vervangingswaarde aan de verzekerde te betalen.

    lees meer

    IX – De branches horeca en gokautomaten – 3.8. Publieke toegankelijkheid

    3.8. Publieke toegankelijkheid

    Een belangrijk kenmerk van de horeca is natuurlijk haar publieke
    toegankelijkheid. Iedere week bezoeken zo’n twee miljoen
    Nederlanders een horecagelegenheid. De meesten van hen zijn tussen
    de 16 en 30 jaar oud. Vooral het publiek dat caf, bar, bowlingbaan
    en discotheek bezoekt is gemiddeld jong. Het uitgaansleven kent
    hoge bezoekerspieken op de vrijdag- en zaterdagavond. Het
    uitgaanspubliek is op zoek naar plezier en ontspanning; daar hoort
    nachtbraken, drinken en samenzijn bij. De combinatie van het late
    uur, alcoholgebruik en groepsgedrag leidt soms tot beheersproblemen
    onder het uitgaanspubliek. Er kan sprake zijn van geluidsoverlast,
    vandalisme, vechtpartijen en verkeersovertredingen zoals het rijden
    onder invloed. Het uitgaanspubliek is bovendien een aantrekkelijk
    doelwit voor fietsendieven en zakkenrollers; ook zij bevinden zich
    op uitgaansavonden dus in de horeca. De politie werkt, vooral in de
    grote steden, op de uitgaansdagen met een verhoogde bezetting en na
    het weekend staat het aantal misdrijven en ongelukken in de lokale
    maandagskranten te lezen.

    lees meer

    IX – De branches horeca en gokautomaten – 6.5. Het imago van de branche

    6.5. Het imago van de branche

    De gokautomatenbranche is een duidelijk voorbeeld van een sector
    met een besmette identiteit. Het produkt dat de
    gokautomatenproducenten, handelaren en exploitanten aanbieden is
    maatschappelijk maar ten dele geaccepteerd; men onderkent de
    bestaande menselijke behoefte aan de spanning en ontspanning van
    het gokspel, maar deze staat toch in laag aanzien. De organisatie
    voor speelautomatenfabrikanten spreekt over de Calvinistische
    moraal die het gokken afkeurt; het spelen op automaten wordt door
    velen gezien als een tijd- en geldverspillende bezigheid. Vooral
    het steeds groter wordende probleem van de gokverslaving is zeer
    schadelijk voor het imago en aanzien van de branche. De
    verslavingsproblematiek kan niet los worden gezien van
    maatschappelijke gevolgen als verwervingscriminaliteit en problemen
    van openbare orde en deze leveren een aanzienlijke kostenpost op
    voor de maatschappij en de overheid.

    lees meer

    IX – De bouwnijverheid – VOORWOORD

    Gerben Bruinsma Universiteit Twente

    VOORWOORD

    De bouwnijverheid is een van de grootste bedrijfstakken waarin
    ongeveer per jaar 60 miljard gulden omgaat. De aard van de
    werkzaamheden maakt deze branche uiterst kwetsbaar voor infiltratie
    door criminele groepen. In het buitenland zoals in Itali, Japan,
    Colombia en de Verenigde Staten, heeft de georganiseerde misdaad
    deze branche vrijwel volledig in handen. Aannemers worden gedwongen
    protectiegelden te betalen, concurrerende legale bedrijven worden
    met brandstichting en geweld uit de markt gewerkt en aanbestedingen
    worden geregeld via corruptie bij publieke en private
    opdrachtgevers.

    lees meer

    IX – De bouwnijverheid – 6. KOPPELBAZERIJ IN DE BOUWNIJVERHEID

    6. KOPPELBAZERIJ IN DE BOUWNIJVERHEID

    In het vorige hoofdstuk is bij de bespreking van de
    werkgeversfraudes aangegeven dat de bouwnijverheid altijd op zoek
    is naar wegen om de arbeidskosten zo laag mogelijk te houden. Dit
    kan op legale, maar ook op diverse illegale manieren gebeuren. Een
    aannemer kan zelf personeel in dienst nemen en vervolgens met valse
    nota’s, facturen, en dergelijke frauderen met de afdracht van
    premies en belastingen. Van deze fraudes zijn in het vorige
    hoofdstuk enkele voorbeelden gegeven. Een andere illegale manier
    behelst het inschakelen van arbeidskrachten die worden geleverd
    door koppelbazen.

    lees meer

    IX – De afvalverwerkingsbranche – 5.4. Convenanten

    5.4. Convenanten

    De zelfregulering in de afvalverwerkingsbranche gaat de laatste
    jaren eveneens hand in hand met de inzet van het beleidsinstrument
    van de convenanten. Convenanten zijn schriftelijk vastgelegde
    afspraken tussen de overheid en, in dit geval, de afvalbranche over
    de te bereiken milieudoelstellingen. Bij de totstandkoming van een
    convenant speelt de overheid een gelijkwaardige rol waarbij wordt
    gestreefd naar consensus tussen de partijen. Pleijte en Geleuken
    (1994, 93) concluderen over het milieuconvenant het volgende: Of
    de huidige convenanten verdienstelijk zijn voor het milieubeleid is
    zeer twijfelachtig. Het afsluiten van convenanten kost veel tijd,
    terwijl onduidelijk is wat precies is overeengekomen
    .Aan
    convenanten zijn zeer zeker nadelen verbonden. Nadelen die door
    malafide afvalverwerkers in hun voordeel kunnen worden uitgebuit.
    Zo bindt een convenant partijen te weinig en biedt het geen
    juridische waarborgen zoals wetgeving die garandeert. Op de
    naleving van convenanten staan geen sancties (hoogstens binnen de
    branche), mede omdat er nauwelijks of geen controle is geregeld. In
    convenanten worden doorgaans alleen doelvoorschriften aangegeven en
    geen middelenvoorschriften. Het staat de branche dus vrij deze zelf
    te bepalen. Convenanten lijken op het eerste gezicht aantrekkelijk
    ten opzichte van wetgeving. Deze aantrekkelijkheid verdwijnt echter
    wanneer de lange onderhandelingsduur in ogenschouw wordt genomen.
    Vaak is de teleurstelling na afloop groot omdat alleen maar
    doelstellingen in het convenant zijn opgenomen die door de
    afvalbranche toch al zijn bereikt. Ook is te zien dat de overheid
    door een gelijkwaardige partner te willen spelen vaak door de
    branche-organisaties niet meer serieus wordt genomen (zie ook
    .5.6). Ten slotte kan als nadeel van convenanten worden genoemd dat
    zij vaak met specifieke branche-organisaties worden afgesloten.
    Hierdoor bestaan slechts convenanten per afvalstof of per deel van
    de afvalketen, waardoor er allerlei gaten in de regeling van de
    hele afvalketen kunnen ontstaan. Gaten waarvan kwaadwillenden
    gebruik kunnen maken.

    lees meer

    IX – De afvalverwerkingsbranche – 4.2. Soorten milieucriminaliteit

    4.2. Soorten milieucriminaliteit: de officile cijfers

    Om de aard en de omvang van milieucriminaliteit in kaart te
    brengen kan men te rade gaan bij de officile statistieken die door
    het CBS jaarlijks worden gepubliceerd. Verdeeld over de diverse
    soorten milieuwetten is in tabel 4 van de bijlage te zien dat de
    meeste overtredingen van de milieuwetten onder de
    Bestrijdingsmiddelenwet vallen. Het minste aantal zaken staat
    vermeld onder de Wet inzake de luchtverontreiniging. Er kan worden
    aangenomen dat de door de CBS gepresenteerde cijfers nauwelijks een
    betrouwbare en valide afspiegeling van het werkelijke aantal
    overtredingen van milieuwetten bieden. Ook de stijging van het
    aantal milieudelicten van het jaar 1993 ten opzichte van de
    voorafgaande jaren hoeft niet in overeenstemming te zijn met een
    werkelijke stijging. Het is aannemelijk te veronderstellen dat die
    stijging voor het grootste deel is toe te schrijven aan een
    registratie-effect als gevolg van een grotere aandacht van politie
    en justitie voor milieuzaken. Het is ook mogelijk dat feitelijk een
    toename in wetsovertredingen ten opzichte van het milieu heeft
    plaatsgevonden, maar dit is niet uit de cijfers af te leiden.
    Voorts is uit deze officile cijfers van het CBS niet op te maken of
    er sprake is van lichte of van zware milieucriminaliteit. Deze
    vermenging van kleine en grote milieudelicten maakt deze cijfers
    voor dit deelrapport al direct ongeschikt als maat voor de aard en
    de omvang van zware milieucriminaliteit.

    lees meer

    IX – De wildlifebranche – 3. CRIMINALITEIT IN DE WILD-LIFE HANDEL

    3. CRIMINALITEIT IN DE WILD-LIFE HANDEL

    Volgens de CRI-AID (1994) bedraagt de omvang van de illegale
    handel in planten en dieren ongeveer 30% van de totale
    internationale wildlife handel. Australische schattingen spreken
    echter van een veel hoger percentage, namelijk 50%. Een groot deel
    van de internationale wildlifehandel betreft de illegale handel in
    niet bedreigde plant- en diersoorten. Of deze cijfers enigszins met
    de werkelijkheid overeenkomen is moeilijk te zeggen. Deze cijfers
    over de omvang van de smokkel zijn niet erg betrouwbaar omdat
    internationale statistieken ontbreken en de meeste smokkel zich in
    het verborgene afspeelt. Enerzijds kan het gebrek aan goede
    informatie tot gevolg hebben dat de illegale handel in de
    landelijke statistieken wordt onderschat, dan wel overschat.
    De genoemde aantallen slangen (10 miljoen) dat jaarlijks illegaal
    naar de afnemers zouden worden gesmokkeld, kunnen juist zijn, maar
    zijn zeer waarschijnlijk overdreven. Ook het internationale
    CITES-bureau moet geregeld gissen naar de omvang van de illegale
    wildlife. Internationaal moet het smokkelen van deze bedreigde
    dieren en planten wel worden aangenomen omdat biologen bij
    tellingen steeds minder dier- en plantsoorten waarnemen. Van den
    Berg e.a. (1995) noemen een bedrag van ruim 3 miljard gulden per
    jaar dat internationaal zou worden omgezet bij de smokkel van
    wildlife dieren en planten. De winsten worden door de CRI (1992) en
    andere organisaties per exemplaar zeer hoog genoemd. De inkoop van
    een schildpad kost bijvoorbeeld 5 dollar en de verkoop brengt
    ongeveer 200 dollar per stuk op. Voor bijzondere roofvogels wordt
    grif 20.000 gulden neergelegd, terwijl de stropers of de lokale
    bevolking met 100 gulden of minder genoegen moeten nemen. In
    hoeverre deze informatie juist is kan niet goed worden
    beoordeeld.

    lees meer

    Advies mr. J.K. Franx d.d. 20-10-1994 oververschoningsrechten (23/31)

    106

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>