Bijlage VIII – X.1. JoegoslaviJanuary 1, 1999
X.1. Joegoslavi: permanent toneel van geweld
Joegoslavi staat niet bekend als een land dat van oudsher
bepaalde vormen van georganiseerde criminaliteit heeft gekend. En
ook in de criminologische literatuur zijn van een dergelijke
traditie geen sporen te ontdekken. Hierom zou men kunnen denken dat
er geen reden is om nog langer stil te staan bij het verleden van
het voormalige Joegoslavi. Maar dit is een misvatting. Zeker om de
ongehoorde gewelddadigheid van de Joegoslavische bendes te kunnen
begrijpen, is het van groot belang voortdurend te beseffen dat ook
het Joegoslavische deel van de Balkan al eeuwen geen vreedzaam
gebied is. Integendeel, het is een deel van Europa waar bijna
onophoudelijk oorlog is gevoerd, was het niet tussen de
opeenvolgende Europese grootmachten zelf, dan wel tussen de staten
en de volkeren die hier waren gevestigd of daar waren
neergestreken. Het valt buiten het bestek van dit rapport om de
geschiedenis van deze haast permanente strijd in herinnering te
roepen, maar – met het oog op een goed begrip van het optreden van
Joegoslavische bendes in Nederland – is het wel van belang een paar
punten aan te stippen (Detrez, 1993; Weithmann, 1993). Ten eerste
dat deze gewelddadige geschiedenis niet zonder gevolgen is gebleven
voor de cultuur in voormalig Joegoslavi. Recente studies geven
immers aan dat geweld, tomeloos geweld, ja, de keuze voor de
toepassing van zulk geweld, in brede lagen van de bevolking niet
zonder meer als een negatieve keuze, als iets verwerpelijks, wordt
beschouwd. Van de Port heeft in zijn onderzoek naar het gedrag van
Servirs in zigeunercafs in Klein-Joegoslavi, laten zien hoe het
beeld van de wilde zigeuner voor vele Serven een soort projectie is
van hun eigen, door de geschiedenis mee-gevormde driftleven,
waaraan in tijden van vrede slechts op bepaalde plaatsen, zoals de
zigeunercafs, mag worden toegegeven, maar dat in tijden van oorlog
volop mag worden botgevierd, ook voor het oog van de buitenwereld
(Van de Port, 1994). In de tweede plaats moet worden onderstreept
dat het gebruik van ongehoord geweld door velen in voormalig
Joegoslavi niet enkel legitiem wordt geacht in tijd van oorlog. In
zijn studie naar de geschiedenis van de machtsverhoudingen in een
dorp op het Bosnische platteland, Medjugorje, heeft Bax aangetoond
dat hier de oorlog bij wijze van spreken net zo normaal is als de
vrede elders in Europa. Concreet beschrijft hij dat in het genoemde
dorp, waar in 1981 een zogenaamde Maria-verschijning plaatsvond,
enkele clans verwikkeld geraakten in een strijd op leven en dood om
de inkomsten die op allerlei manieren konden worden gehaald uit de
bedevaarten van vrome pelgrims. In zo’n tien jaar tijd leverde deze
strijd 140 doden op, 60 vermisten en 600 vluchtelingen op, en dit
op een bevolking van ongeveer 3.000 mensen! (Bax, 1995). En passant
toonde Bax met dit voorbeeld eveneens aan dat ook onder Tito
openbare orde en rust in Joegoslavi een zeer relatief begrip was
(Bax, 1995).
lees meer
Bijlage VIII – II.1. InleidingJanuary 1, 1999
II. DE SURINAAMSE CONNECTIE
II.1. Inleiding: Een echt Zuidamerikaans land
De achterhoek in de tropen werd Suriname in het begin van de
jaren zeventig nog genoemd als titel van een befaamd omslagverhaal
van John Jansen van Galen in de Haagse Post. De samenleving
was klein en betrekkelijk overzichtelijk met ruim 300.000 inwoners
even volkrijk als de stad Utrecht. De parlementaire democratie
functioneerde in post-koloniaal verband en op basis van het
Nederlandse politieke verzuilingsmodel, maar dan met etnische
groepen in plaats van levensbeschouwelijke zuilen. Het levenstempo
was bepaald rustig en binnen het Carabische gebied was Suriname een
van de meest welvarende landen. Veel criminaliteit was er niet en
de staalkaart van gepleegde delicten die B. Pronk in de enige
wetenschappelijke studie over de criminaliteit schreef in 1962 is
vooral interessant omdat het multi-culturele aspect van de
Surinaamse samenleving er zo goed in tot uiting komt. Etnische
groepen met tot op zekere hoogte eigen normstelsels leefden bijeen
onder n statelijk recht dat in hoofdzaak Nederlands recht was en
zij moesten daarmee wel in conflict komen. Chinezen en ook wel
Javanen werden bestraft vanwege hun overgave aan het hazardspel,
kleine ambtenaren werden op hun vingers getikt wegens verduistering
als zij hun overheidsfunctie gebruiken om hun loon wat hoger te
maken, Hindoestanen zagen zich beboet wegens vrouwenmishandeling en
Creolen pleegden oplichting in kwesties waar bovennatuurlijke
krachten aan te pas komen. Er waren in de jaren rond en vlak na de
oorlog nog wel problemen met het gebruik van roesmiddelen, maar die
werden gezien als een overblijfsel van de alleszins in te voelen
behoefte om de tragedie van het dagelijkse bestaan als slaaf of
koelie te vergeten. Er waren Creolen die alcohol gebruikten en
sommigen ook hash, Hindoestanen dronken alcohol en gebruikten de
cannabisvariant ganja, er was een uitstervende groep
Chinezen verslaafd aan opium. Pronk (1962, 126) constateerde echter
welgemoed dat de jongere generatie over het algemeen niets met
opium te maken wenst te hebben. De strafrechtspleging was op
Nederlandse leest geschoeid. De grote hervormingen in het
penitentiaire beleid die Nederland in de jaren vijftig en zestig
tot uitzonderlijk mild hadden gemaakt en waar een record werd
gehaald met het lage aantal gedetineerden per 100.000 inwoners van
de bevolking, werden aan Suriname medegedeeld. In Nederland
afgestudeerde Surinaamse psychologen richtten na terugkeer het
strafstelsel in op basis van een optimistisch mensbeeld. Niemand,
maar dan ook niemand zou aan het begin van de jaren zeventig hebben
kunnen voorspellen dat de criminaliteit in Suriname binnen tien of
vijftien jaar zou verveelvoudigen en nog minder dat het land een
belangrijk knooppunt zou worden in de internationale drugshandel.
Wie zou hebben verwacht dat (1) een zo grote emigratie het land zou
teisteren dat het land tussen een derde en de helft van zijn gehele
bevolking zou kwijt raken? Een naoorlogs emigratierecord dat
slechts door de Kaapverdische eilanden is gevenaard. Wie kon
voorzien dat (2) op 25 november 1975 bepaald plotseling de
onafhankelijkheid zou worden uitgeroepen? Een belangrijker politiek
keerpunt nog zou de militaire coup worden van 25 februari 1980.
Eerst daarna, zo schreef publicist Herman Vuysje, werd het een echt
Zuidamerikaans land. Voorts: van cocane had nog nauwelijks iemand
gehoord. Wie kon bevroeden dat (3) de achterhoek Suriname in
transportgeografisch opzicht zo’n belangrijke schakel zou worden
tussen de productielanden Peru, Bolivia, Colombia en de
consumptielanden in Noord-Amerika en Europa.
lees meer
IX – De branche van het wegtransport – 2.1. De sterke
positie van NederlandJanuary 1, 1999
2. DE EUROPESE EN NATIONALE VERVOERSMARKT
2.1. De sterke positie van Nederland: enkele cijfers
Het internationaal goederenvervoer over de weg in Europa neemt
enorm toe. In 1981 werd er op het continent 138 miljoen ton aan
goederen over de weg vervoerd. In twaalf jaar tijd verdubbelde deze
hoeveelheid zich tot
275 miljoen ton in 1993 (TLN, 1994). Het aandeel van Nederland
daarbinnen is op verschillende manieren te meten. Kijken we eerst
naar de relatieve positie ten opzichte van andere Europese landen,
dan is Nederland thans de grootste transporteur van goederen over
de weg. Ons land verzorgde in 1991 bijna 28 procent van het totale
Europese goederenvervoer. Frankrijk volgt op afstand met iets meer
dan 18 procent en Duitsland staat derde met bijna zeventien
procent. Het Belgische aandeel bedraagt zestien procent en maakt
dit land tot de vierde vervoerder binnen de Unie. Verder volgen,
naar grootte: Itali, Spanje, Engeland, Denemarken, Portugal,
Luxemburg, Ierland en Griekenland (TLN, 1994).
lees meer
IX – De branche van het wegtransport – 12.2
DrugssmokkelJanuary 1, 1999
12.2 Drugssmokkel
Er vindt een aanzienlijke smokkel van (illegale) goederen in
vrachtwagens plaats. De sloffen sigaretten en flessen drank die
chauffeurs voor eigen bijverdienste in de cabine of lading
meenemen, blijven hier buiten beschouwing, omdat het hoofdzakelijk
om kleinschalige en niet-georganiseerde smokkel gaat. Bij andere
smokkelvormen wordt echter op grote schaal gebruik gemaakt van
reguliere professionele transportbedrijven. De smokkel op grote
schaal betreft voornamelijk drugs, zoals XTC en
andere synthetische drugs naar Engeland (vaak in bloemen en
bloembollen) en Zweden, en bovenaan de lijst natuurlijk hash uit –
onder andere – Noord-Afrika. We bespreken de drugssmokkel per
drugssoort en zoomen daarbij kort in op (voornamelijk
hash-)transporten uit Marokko.
lees meer
IX – De branche van het wegtransport – 3.1. Ondernemingen in
aantal en grootteJanuary 1, 1999
-
3. DE NEDERLANDSE VERVOERSBRANCHE:
- NOG MEER CIJFERS
3.1. Ondernemingen in aantal en grootte
Nederland telt in 1994 totaal 9700 ondernemingen in het
beroepsgoederenvervoer over de weg. Het gaat vooral om kleine en
middelgrote bedrijven. Bijna een kwart van alle Nederlandse
transportondernemingen heeft maar n voertuig; dit zijn bijna
allemaal eenmansbedrijfjes. Ruim negentig procent van alle
Nederlandse transportondernemingen heeft minder dan twintig
voertuigen en nog geen tien procent van alle bedrijven heeft een
groter wagenpark. Zuid-Holland en Noord-Brabant zijn de
belangrijkste provincies qua
laden en lossen van goederen.
lees meer
IX – De zeehaven Rotterdam en de luchthaven Schiphol – 3.1.
Criminaliteit in de Rotterdamse havenJanuary 1, 1999
3. HET CRIMINALITEITSBEELD IN DE HAVENS
3.1. Criminaliteit in de Rotterdamse haven
De regiopolitie Rotterdam-Rijnmond heeft voor de waterwegen een
speciaal district, de rivierpolitie, gereserveerd. Deze
rivierpolitie vierde in 1995 haar 100-jarig bestaan. Het district
met een omvang van 280 formatieplaatsen is opgedeeld in drie
basiseenheden (Stad, Botlek en Europoort) en verzorgt daar de
basispolitiezorg. De arbeidsintensieve grensbewakingstaak valt ook
onder de rivierpolitie. De controle van de vele schepen wordt door
deze dienst verricht. Binnen de rivierpolitie houdt een kleine
eenheid zich bezig met
de lokaal ernstige criminaliteit en werkt daarbij samen met de
centrale recherche van Rotterdam-Rijnmond. Het werkterrein van de
rivierpolitie bestaat voor 40% uit waterwegen en voor het overige
uit havengerinteerde bedrijven. In het gebied zijn ruim 35.000
mensen werkzaam en dagelijks zijn circa 700 binnenschepen aanwezig
met daarop 2.100 bemanningsleden. De politie ter plekke heeft
echter niet alleen te maken met de beroepsvaart. Ook de
recreatievaart vergt in toenemende mate tijd.
lees meer
IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 6.2.
De commercieJanuary 1, 1999
6.2. De commercie
Voor private instellingen is het van levensbelang over die
meldingen te kunnen beschikken. De reden is dat
verzekeringsmaatschappijen vindersloon of bemiddelingskosten
uitbetalen aan die instellingen die gegevens verstrekken over de
vindplaats van een vermiste auto. Dergelijke bedrijven worden ook
wel carhunters genoemd. Er zijn in Nederland diverse
carhunter bedrijven actief die opereren in de zelfkant van
opsporingsland. AVRO’s Televisier heeft in een uitzending aandacht
besteed aan dergelijke onderzoeksbureaus, annex priv-detectives,
annex schade-onderzoeksbureaus. Deze carhunters zoeken bij
grote parkeerplaatsen en parkeergarages (in grote steden en bij
stations en vliegvelden) de kentekens op van de daar geparkeerde
auto’s om een eventueel gestolen exemplaar te ontdekken. Is dit het
geval dan wordt contact opgenomen met de verzekeringsmaatschappij
met de mededeling dat de auto op een zekere plaats is
aangetroffen. Wanneer de maatschappij prijsstelt op teruggave dan
wordt zij verzocht een bepaald bedrag op de rekening van de
carhunter te storten, waarna de plaats waar de auto zich bevindt
bekend zal worden gemaakt. Eventueel kan de carhunter, uiteraard
tegen vergoeding, de auto zelf terugbrengen. De bedragen die
daarmee kunnen worden verdiend zijn zeker aantrekkelijk, varirend
van 3.000 tot 5.000 gulden per auto. De verzekeringsmaatschappij
gaat op zo’n voorstel in omdat het om bedrijfseconomische redenen
aantrekkelijker is een bedrag van f.3.000,- uit te keren dan de
gehele vervangingswaarde aan de verzekerde te betalen.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 3.8. Publieke
toegankelijkheidJanuary 1, 1999
3.8. Publieke toegankelijkheid
Een belangrijk kenmerk van de horeca is natuurlijk haar publieke
toegankelijkheid. Iedere week bezoeken zo’n twee miljoen
Nederlanders een horecagelegenheid. De meesten van hen zijn tussen
de 16 en 30 jaar oud. Vooral het publiek dat caf, bar, bowlingbaan
en discotheek bezoekt is gemiddeld jong. Het uitgaansleven kent
hoge bezoekerspieken op de vrijdag- en zaterdagavond. Het
uitgaanspubliek is op zoek naar plezier en ontspanning; daar hoort
nachtbraken, drinken en samenzijn bij. De combinatie van het late
uur, alcoholgebruik en groepsgedrag leidt soms tot beheersproblemen
onder het uitgaanspubliek. Er kan sprake zijn van geluidsoverlast,
vandalisme, vechtpartijen en verkeersovertredingen zoals het rijden
onder invloed. Het uitgaanspubliek is bovendien een aantrekkelijk
doelwit voor fietsendieven en zakkenrollers; ook zij bevinden zich
op uitgaansavonden dus in de horeca. De politie werkt, vooral in de
grote steden, op de uitgaansdagen met een verhoogde bezetting en na
het weekend staat het aantal misdrijven en ongelukken in de lokale
maandagskranten te lezen.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 6.5. Het imago van
de brancheJanuary 1, 1999
6.5. Het imago van de branche
De gokautomatenbranche is een duidelijk voorbeeld van een sector
met een besmette identiteit. Het produkt dat de
gokautomatenproducenten, handelaren en exploitanten aanbieden is
maatschappelijk maar ten dele geaccepteerd; men onderkent de
bestaande menselijke behoefte aan de spanning en ontspanning van
het gokspel, maar deze staat toch in laag aanzien. De organisatie
voor speelautomatenfabrikanten spreekt over de Calvinistische
moraal die het gokken afkeurt; het spelen op automaten wordt door
velen gezien als een tijd- en geldverspillende bezigheid. Vooral
het steeds groter wordende probleem van de gokverslaving is zeer
schadelijk voor het imago en aanzien van de branche. De
verslavingsproblematiek kan niet los worden gezien van
maatschappelijke gevolgen als verwervingscriminaliteit en problemen
van openbare orde en deze leveren een aanzienlijke kostenpost op
voor de maatschappij en de overheid.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – VOORWOORDJanuary 1, 1999
Gerben Bruinsma Universiteit Twente
VOORWOORD
De bouwnijverheid is een van de grootste bedrijfstakken waarin
ongeveer per jaar 60 miljard gulden omgaat. De aard van de
werkzaamheden maakt deze branche uiterst kwetsbaar voor infiltratie
door criminele groepen. In het buitenland zoals in Itali, Japan,
Colombia en de Verenigde Staten, heeft de georganiseerde misdaad
deze branche vrijwel volledig in handen. Aannemers worden gedwongen
protectiegelden te betalen, concurrerende legale bedrijven worden
met brandstichting en geweld uit de markt gewerkt en aanbestedingen
worden geregeld via corruptie bij publieke en private
opdrachtgevers.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 6. KOPPELBAZERIJ IN DE
BOUWNIJVERHEIDJanuary 1, 1999
6. KOPPELBAZERIJ IN DE BOUWNIJVERHEID
In het vorige hoofdstuk is bij de bespreking van de
werkgeversfraudes aangegeven dat de bouwnijverheid altijd op zoek
is naar wegen om de arbeidskosten zo laag mogelijk te houden. Dit
kan op legale, maar ook op diverse illegale manieren gebeuren. Een
aannemer kan zelf personeel in dienst nemen en vervolgens met valse
nota’s, facturen, en dergelijke frauderen met de afdracht van
premies en belastingen. Van deze fraudes zijn in het vorige
hoofdstuk enkele voorbeelden gegeven. Een andere illegale manier
behelst het inschakelen van arbeidskrachten die worden geleverd
door koppelbazen.
lees meer
IX – De afvalverwerkingsbranche – 5.4. ConvenantenJanuary 1, 1999
5.4. Convenanten
De zelfregulering in de afvalverwerkingsbranche gaat de laatste
jaren eveneens hand in hand met de inzet van het beleidsinstrument
van de convenanten. Convenanten zijn schriftelijk vastgelegde
afspraken tussen de overheid en, in dit geval, de afvalbranche over
de te bereiken milieudoelstellingen. Bij de totstandkoming van een
convenant speelt de overheid een gelijkwaardige rol waarbij wordt
gestreefd naar consensus tussen de partijen. Pleijte en Geleuken
(1994, 93) concluderen over het milieuconvenant het volgende: Of
de huidige convenanten verdienstelijk zijn voor het milieubeleid is
zeer twijfelachtig. Het afsluiten van convenanten kost veel tijd,
terwijl onduidelijk is wat precies is overeengekomen.Aan
convenanten zijn zeer zeker nadelen verbonden. Nadelen die door
malafide afvalverwerkers in hun voordeel kunnen worden uitgebuit.
Zo bindt een convenant partijen te weinig en biedt het geen
juridische waarborgen zoals wetgeving die garandeert. Op de
naleving van convenanten staan geen sancties (hoogstens binnen de
branche), mede omdat er nauwelijks of geen controle is geregeld. In
convenanten worden doorgaans alleen doelvoorschriften aangegeven en
geen middelenvoorschriften. Het staat de branche dus vrij deze zelf
te bepalen. Convenanten lijken op het eerste gezicht aantrekkelijk
ten opzichte van wetgeving. Deze aantrekkelijkheid verdwijnt echter
wanneer de lange onderhandelingsduur in ogenschouw wordt genomen.
Vaak is de teleurstelling na afloop groot omdat alleen maar
doelstellingen in het convenant zijn opgenomen die door de
afvalbranche toch al zijn bereikt. Ook is te zien dat de overheid
door een gelijkwaardige partner te willen spelen vaak door de
branche-organisaties niet meer serieus wordt genomen (zie ook
.5.6). Ten slotte kan als nadeel van convenanten worden genoemd dat
zij vaak met specifieke branche-organisaties worden afgesloten.
Hierdoor bestaan slechts convenanten per afvalstof of per deel van
de afvalketen, waardoor er allerlei gaten in de regeling van de
hele afvalketen kunnen ontstaan. Gaten waarvan kwaadwillenden
gebruik kunnen maken.
lees meer
IX – De afvalverwerkingsbranche – 4.2. Soorten
milieucriminaliteitJanuary 1, 1999
4.2. Soorten milieucriminaliteit: de officile cijfers
Om de aard en de omvang van milieucriminaliteit in kaart te
brengen kan men te rade gaan bij de officile statistieken die door
het CBS jaarlijks worden gepubliceerd. Verdeeld over de diverse
soorten milieuwetten is in tabel 4 van de bijlage te zien dat de
meeste overtredingen van de milieuwetten onder de
Bestrijdingsmiddelenwet vallen. Het minste aantal zaken staat
vermeld onder de Wet inzake de luchtverontreiniging. Er kan worden
aangenomen dat de door de CBS gepresenteerde cijfers nauwelijks een
betrouwbare en valide afspiegeling van het werkelijke aantal
overtredingen van milieuwetten bieden. Ook de stijging van het
aantal milieudelicten van het jaar 1993 ten opzichte van de
voorafgaande jaren hoeft niet in overeenstemming te zijn met een
werkelijke stijging. Het is aannemelijk te veronderstellen dat die
stijging voor het grootste deel is toe te schrijven aan een
registratie-effect als gevolg van een grotere aandacht van politie
en justitie voor milieuzaken. Het is ook mogelijk dat feitelijk een
toename in wetsovertredingen ten opzichte van het milieu heeft
plaatsgevonden, maar dit is niet uit de cijfers af te leiden.
Voorts is uit deze officile cijfers van het CBS niet op te maken of
er sprake is van lichte of van zware milieucriminaliteit. Deze
vermenging van kleine en grote milieudelicten maakt deze cijfers
voor dit deelrapport al direct ongeschikt als maat voor de aard en
de omvang van zware milieucriminaliteit.
lees meer
IX – De wildlifebranche – 3. CRIMINALITEIT IN DE WILD-LIFE
HANDELJanuary 1, 1999
3. CRIMINALITEIT IN DE WILD-LIFE HANDEL
Volgens de CRI-AID (1994) bedraagt de omvang van de illegale
handel in planten en dieren ongeveer 30% van de totale
internationale wildlife handel. Australische schattingen spreken
echter van een veel hoger percentage, namelijk 50%. Een groot deel
van de internationale wildlifehandel betreft de illegale handel in
niet bedreigde plant- en diersoorten. Of deze cijfers enigszins met
de werkelijkheid overeenkomen is moeilijk te zeggen. Deze cijfers
over de omvang van de smokkel zijn niet erg betrouwbaar omdat
internationale statistieken ontbreken en de meeste smokkel zich in
het verborgene afspeelt. Enerzijds kan het gebrek aan goede
informatie tot gevolg hebben dat de illegale handel in de
landelijke statistieken wordt onderschat, dan wel overschat.
De genoemde aantallen slangen (10 miljoen) dat jaarlijks illegaal
naar de afnemers zouden worden gesmokkeld, kunnen juist zijn, maar
zijn zeer waarschijnlijk overdreven. Ook het internationale
CITES-bureau moet geregeld gissen naar de omvang van de illegale
wildlife. Internationaal moet het smokkelen van deze bedreigde
dieren en planten wel worden aangenomen omdat biologen bij
tellingen steeds minder dier- en plantsoorten waarnemen. Van den
Berg e.a. (1995) noemen een bedrag van ruim 3 miljard gulden per
jaar dat internationaal zou worden omgezet bij de smokkel van
wildlife dieren en planten. De winsten worden door de CRI (1992) en
andere organisaties per exemplaar zeer hoog genoemd. De inkoop van
een schildpad kost bijvoorbeeld 5 dollar en de verkoop brengt
ongeveer 200 dollar per stuk op. Voor bijzondere roofvogels wordt
grif 20.000 gulden neergelegd, terwijl de stropers of de lokale
bevolking met 100 gulden of minder genoegen moeten nemen. In
hoeverre deze informatie juist is kan niet goed worden
beoordeeld.
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>