Verhoren – de heer W.C. van AmerongenJanuary 1, 1999
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 13
13 september 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
woensdag 13 september 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
de heer W.C. van Amerongen
Aanvang 10.00 uur
lees meer
Verhoren – de heer W.J.A. PaulissenJanuary 1, 1999
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 29
28 september 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
donderdag 28 september
1995 in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den
Haag
Verhoord wordt de heer W.J.A. Paulissen
Aanvang 10.00 uur
lees meer
Verhoren – de heer K. LangendoenJanuary 1, 1999
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 45
9 oktober 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
maandag 9 oktober 1995 in de
vergaderzaal van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt de
heer K. Langendoen
Zie ook: Tweede verhoor de heer K. Langendoen (red.)
Aanvang 11.55 uur
lees meer
Verhoren – de heer K. KuijperJanuary 1, 1999
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 61
19 oktober 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
donderdag 19 oktober 1995 in
de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
de heer K. Kuijper
Aanvang 14.30 uur
lees meer
Verhoren – de heer J. van VondelJanuary 1, 1999
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 77
2 november 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
donderdag 2 november 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
de heer J. van Vondel
Zie ook: Eerste verhoor de heer J. van Vondel (red.)
Aanvang 12.00 uur
lees meer
Verhoren – de heer H.F. DijkstalJanuary 1, 1999
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 93
9 november 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
donderdag 9 november 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
de heer H.F. Dijkstal
Aanvang 17.11 uur
lees meer
Bijlage X – 3.1. KerngegevensJanuary 1, 1999
3. HET NOTARIAAT
3.1. Kerngegevens
3.1.1. Openbaar ambtenaar in een vrij beroep
De notaris is een openbaar ambtenaar, die in de gevallen waarin
de wetgever zijn tussenkomst dwingend voorschrijft, een specifieke
overheidstaak uitoefent. De notaris wordt bij Koninklijk Besluit
benoemd. Aan hem wordt tevens een standplaats toegewezen. Hij is
geen gewoon ambtenaar want hij krijgt zijn inkomsten uit de
opbrengst van zijn dienstverlening. In die zin is hij ondernemer,
maar dan wel een die als monopolist opereert op een markt zonder
veel risico’s.
lees meer
Bijlage X – 1.3. WerkwijzeJanuary 1, 1999
1.3. Werkwijze
Wij hebben ter beantwoording van de beide onderzoeksvragen de
volgende bronnen gebruikt. In de eerste plaats zijn interviews
gehouden met enkele vertegenwoordigers van de beroepsgroepen en
genformeerde buitenstaanders (bijlage 1). In de tweede plaats zijn
tal van schriftelijke bronnen geraadpleegd: de tuchtrechtspraak
(1990-1995), zaken die via de landelijke inventarisatie van de CRI
1995 werden opgespoord of die tijdens onze deelstudies naar voren
kwamen, het bestand van Finpol (1992-1995) en het gegevensbestand
van de LCID. Het bestand van Finpol bevat de meldingen van
financile instellingen die na de screening door het Meldpunt
ongebruikelijke transacties (MOT) als verdachte transacties
naar Finpol worden doorgeleid. Voor de invoering van de wet MOT in
februari 1994 berustten de meldingen op onderlinge afspraken tussen
banken en het ministerie van Justitie. Het LCID-bestand, dat
doormeldingen bevat van de regionale CID’s, is door ons bevraagd op
de trefwoorden advocaat en notaris. In de derde plaats zijn vele
gesprekken gevoerd met leden van de recherche, de RCID, de afdeling
Finpol en het OM. Deze gesprekken dienden zowel als zelfstandige
bron van informatie als om informatie uit de schriftelijke bronnen
te checken en aan te vullen. Voorts zijn wetenschappelijke
literatuur, brochures en jaarverslagen van de diverse
beroepsgroepen bestudeerd.
lees meer
Bijlage X – 5.5. RecapitulatieJanuary 1, 1999
5.5. Recapitulatie
In dit hoofdstuk is aandacht besteed aan de methoden van
afscherming die criminele groepen hanteren om zich gedupeerden en
controle- en opsporingsinstanties van het lijf te houden. Voor een
deel zijn de immuniseringsstrategien verweven met de aan de dag
gelegde modi operandi. Verschillende criminele groepen hebben
daarenboven met het oog op dreigende interventie van buitenaf
specifieke afweermechanismen ontwikkeld. Een aantal van de
bestudeerde dadergroepen bleek overigens nauwelijks te anticiperen
op een mogelijke ontrafeling van de fraudeconstructie.
lees meer
Bijlage X – 9.2. BegripsbepalingJanuary 1, 1999
9.2. Begripsbepaling
In de literatuur wordt het begrip witwassen uiteenlopend
gedefinieerd, maar in de kern komen alle definities toch op
hetzelfde neer: witwassen is het omzetten van de verborgen, niet te
verantwoorden herkomst van inkomsten in een wel te verantwoorden
herkomst. De definities lopen uiteen in de wijze waarop niet te
verantwoorden herkomst (wel/niet synoniem met illegaal?) en
vermogen (geld of ook onroerend goed?) worden geoperationaliseerd.
Ook in het bereik van de definitie treden verschillen op; in
sommige definities wordt witwassen expliciet in verband gebracht
met de georganiseerde misdaad; daarnaast wordt door sommigen het
gebruik van financile instellingen als een kenmerkend onderdeel van
de witwastransactie gezien (vgl. Mul, 1995, pp. 83-88).
lees meer
Bijlage X – 2.1. Het begrip fraude in historisch
perspectiefJanuary 1, 1999
2. ONTWIKKELINGEN OP HET GEBIED VAN DE FRAUDE
2.1. Het begrip fraude in historisch perspectief
Fraude is een verschijnsel waaraan in de afgelopen decennia
velerlei connotaties verbonden zijn geweest. Brants en Brants
(1991) hebben de ontwikkeling van het fraudebegrip nauwgezet in
kaart gebracht. De auteurs omschrijven het stereotype fraudeur van
de jaren zestig als het slimme doch misdadige individu, dat zonder
enige scrupules te werk ging. Een decennium later werd het begrip
vooral in verband gebracht met steun- en belastingfraude, waarbij
de in die jaren welig tierende koppelbazerij de meeste justitile
aandacht kreeg. Het geruchtmakende rapport over de omvang van
belastingfraude van Van Bijsterveld (1980) zorgde vervolgens
opnieuw voor een aanzienlijke verschuiving in de beeldvorming. Dit
rapport maakte duidelijk dat niet alleen uitkeringstrekkers en
koppelbazen sjoemelden en knoeiden, maar dat ook de gewone burgers
en bedrijven zich regelmatig op hun belastingformulier verschreven.
Langzaam maar zeker deed het beeld opgeld dat fraude een
wijdverbreid maatschappelijk verschijnsel, was dat zich overal,
zelfs bij gerespecteerde bedrijven en overheden, manifesteerde. Het
begrip breidde zich uit naar machtsmisbruik, vertrouwensschennis en
naar het oneigenlijke gebruik van wetten in het grijze circuit.
Hele beroepsgroepen en bedrijfstakken raakten in opspraak. Ook kwam
een tot op dat moment nauwelijks belicht fenomeen in de
schijnwerpers te staan, te weten milieucriminaliteit.
lees meer
Bijlage XI – 4.3. De textielnijverheidJanuary 1, 1999
4.3. De textielnijverheid
Van de textielbranche kan men zeggen dat zij historisch verdacht
is wanneer het gaat om georganiseerde misdaad. De sweat
shops van New York vormden aan het begin van deze eeuw immers
het toneel van de Joodse onderwereld. De georganiseerde misdaad
controleerde de textielnijverheid door de vakbonden van haar
werknemers over te nemen na ernstige arbeidsconflicten (Block en
Chambliss, 1981). In Nederland heeft die associatie echter nooit
bestaan. Uitbuiting van arbeiders, jazeker! Maar georganiseerde
misdaad? In Nederland is de arbeidersbeweging daarvan volkomen vrij
geweest. Het zou ook raar zijn om thans zo’n relatie te leggen,
want de Nederlandse textielnijverheid is in de afgelopen dertig
jaar spectaculair ingekrompen. Werkten in 1963 nog 77.000 mensen in
de confectie-industrie, in 1985 waren er nog maar 12.000
arbeidsplaatsen over. Vooral in de periode tussen 1972 en 1982 ging
het hard achteruit. De produktie liep toen jaarlijks met ruim 7,5%
terug (Bloeme en Van Geuns, 1987). Amsterdam, zich nog steeds
noemend: confectiestad van Nederland, vormt geen uitzondering. In
1963 werkten er nog 12.000 mensen in de textiel, in 1985 waren dat
er minder dan 2.000.
lees meer
Bijlage XI – 6.6. Tot besluitJanuary 1, 1999
6.6. Tot besluit
Het vorenstaande laat er, dunkt ons, geen misverstand over
bestaan dat bepaalde criminele groepen in Amsterdam tegenwoordig
bereid en in staat zijn om zich op verschillende manieren
krachtdadig teweer te stellen tegen (strafrechtelijk)
overheidsoptreden met betrekking tot de door hen gepleegde
criminaliteit. Zowel het feit dat hiertoe verschillende strategien
worden gebruikt als het feit dat deze strategien op betrekkelijk
ruime schaal en met een redelijk grote intensiteit worden
gehanteerd, geeft inderdaad aan dat de bestrijding van de
georganiseerde criminaliteit in Amsterdam, althans in dit opzicht,
een nieuwe fase is ingegaan. Waar contra-observatie, intimidatie,
corruptie en manipulatie van de media in vroeger tijden incidenteel
ook wel voorkwamen, wordt hun toepassing nu meer en meer tot
systeem verheven. De meer strategische en indringende aanpak van de
georganiseerde criminaliteit is hier zeker niet vreemd aan. De
opbouw van systematische contra-actie was te verwachten.
lees meer
Bijlage XI – 6.3. De afwezigheid van georganiseerde
criminele activiteitenJanuary 1, 1999
6.3. De afwezigheid van georganiseerde criminele
activiteiten
De situatie inzake de aard, ernst en omvang van de
georganiseerde criminaliteit kan ook worden beschreven in termen
van wat niet voorkomt. Noot Zoals gezegd, komen
vormen van racketeering in legale branches vermoedelijk niet voor.
Ook de aan georganiseerde misdaad geparenteerde vormen van geweld
komen slechts op beperkte schaal voor. Van het voorkomen van andere
activiteiten die kenmerkend zijn voor de georganiseerde misdaad in
andere landen, zoals loan-sharking, illegale loterijen en
gokgelegenheden op
grote schaal, is ons weinig ter ore gekomen.
Het is van belang te onderstrepen dat sommige allochtone groepen,
die vaak met georganiseerde misdaad in verband worden gebracht, of
allochtone groepen uit de buurlanden nauwelijks in de drie steden
opereren. Een van de opmerkelijke bevindingen is dat er geen Duitse
criminele groepen actief zijn. Je zou op zijn minst in
grensgebieden toch wel enige grensoverschrijdende activiteiten van
criminele groepen mogen verwachten. Er zijn echter geen
aanwijzingen dat Duitse misdadigers georganiseerd in groepen in de
steden werkzaam zijn. De reden zou kunnen zijn dat het Duitse
achterland van Enschede, Arnhem en Nijmegen relatief dun bevolkt is
en dat Duitse criminele groepen voornamelijk hun aandacht richten
op het dichtbevolkte Ruhrgebied. Het Bundeskriminalambt wijst in
haar rapportage op de concentratie van de georganiseerde misdaad in
het gebied met de steden Dsseldorf, Dortmund, Keulen waar de meeste
kansen liggen om op illegale wijze geld te verdienen (BKA, 1990).
Politiemensen met een lange staat van dienst kunnen zich nog wel
herinneren dat er in de jaren zestig schuchtere pogingen zijn
ondernomen door Duitsers om in de steden te penetreren. Na enige
schermutselingen schijnen zij zich snel weer op hun eigen
grondgebied te hebben teruggetrokken. Het is vermoedelijk eerder zo
dat Duitsland meer te maken heeft met Nederlandse criminele groepen
dan andersom. Ook van de aanwezigheid van Belgische,
Scandinavische, Engelse of Franse criminele groepen zijn nauwelijks
sporen aangetroffen. Er zijn wel drugtransporten naar die landen
die door de Enschedese, Nijmeegse en Arnhemse groepen worden
georganiseerd, maar deze handel heeft niet geleid tot het overkomen
van criminele groepen uit die landen naar hier. Ook de Italiaanse
mafia is niet aanwezig in deze steden. De expansie van de
Italiaanse mafia in Europa heeft de Italianen vrijwel direct naar
Amsterdam geleid zonder eerst in de grenssteden pogingen te
ondernemen om de markt te verkennen. Opmerkelijk is wel dat de
koppelbazen uit Nijmegen nooit te maken hebben met hun Italiaanse
collega’s in de Duitse bouwnijverheid. Hoewel de Italiaanse mafia
koppelbazerij in Belgi en Frankrijk verricht, blijven deze
activiteiten in Nederland en Duitsland buiten haar werkterrein. Van
andere, ons bekende Europese criminele groepen is wel de
aanwezigheid door ons gesignaleerd. Ex-Joegoslaven houden zich
bezig met autodiefstallen (Enschede), met ripdeals (Enschede en
Nijmegen) en proberen Oosteuropese vrouwen te plaatsen binnen de
lokale prostitutie van de steden. In Enschede hebben
ex-Joegoslaven, in het bijzonder Serven en Kroaten een aantal jaren
geleden geprobeerd de lokale exploitant te intimideren in een
poging om de clubs over te nemen. Dat is toen niet gelukt, maar na
de dood van de grootste exploitant vreest de politie dat
Joegoslaven nogmaals pogingen zullen ondernemen. Hun gewelddadige
imago bezorgt menigeen in de plaatselijke onderwereld en de politie
grote zorgen.
lees meer
Bijlage I – 2.2 De stafJanuary 1, 1999
2.2 De staf
De samenstelling van de staf was n van de eerste taken waarmee de
commissie na haar constitutie aan de slag ging. De enqutecommissie
was op grond van de kamerstukken 23.945, nrs. 1-11, met
verschillende taken belast. De 77 vragen die de Werkgroep
vooronderzoek opsporingsmethoden in haar rapport had geformuleerd,
namen daarbij een centrale plaats in. De beantwoording van deze
vragen noopte tot het opzetten van een projectorganisatie, waarin
verschillende vormen van kennis en vaardigheid werden samengebald.
De samenstelling van de staf diende een weerspiegeling daarvan te
zijn. Om de vertrouwelijkheid van het onderzoek zoveel mogelijk te
waarborgen, heeft de commissie ervoor gekozen zo weinig mogelijk
onderzoek uit te besteden. Slechts het in kaart brengen van de
ernst, aard en omvang van de zware, georganiseerde criminaliteit
heeft de commissie uitbesteed.
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>