• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage VII – III.3. Opzet en uitvoering van het eigen onderzoek

    III.3. Opzet en uitvoering van het eigen onderzoek

    In dit onderzoek is hoofdzakelijk gebruik gemaakt van informatie
    waarover de politie beschikt. Dit heeft natuurlijk alles te maken
    met de rol die de politie ten overstaan van het probleem van de
    georganiseerde criminaliteit speelt. Zij is er meer dan welke
    andere overheidsinstelling ook bij betrokken en beschikt qualitate
    qua over de meeste en, zeker naar verhouding, de beste informatie.
    Het lag derhalve voor de hand om in dit onderzoek, dat toch al
    onder hoge tijdsdruk moest worden uitgevoerd, volop allerhande
    politile gegevensbronnen te raadplegen. Dit betekent evenwel niet
    dat geen rekening is gehouden met de tekortkomingen die ook deze
    bronnen vertonen, en zeker niet dat andere bronnen buiten
    beschouwing zijn gelaten. In de mate van het mogelijke zijn ook
    deze bronnen aangeboord. In III.3.2 zal nader op de waarde van
    politiebronnen worden ingegaan. Eerst zullen in III.3.1 enkele
    belangrijke keuzes die wij bij de opzet van het onderzoek hebben
    gemaakt, worden gemotiveerd en verantwoord.

    lees meer

    Bijlage VII – V.6. De afvalverwerkingsbranche

    V.6. De afvalverwerkingsbranche

    De afvalverwerkingsbranche heeft zich in Nederland in relatief
    korte tijd kunnen ontwikkelen van een marginale bezigheid tot een
    krachtige economische sector. De omzet is groot. Er valt veel geld
    te verdienen aan de restanten van de welvaartsmaatschappij. Afval
    is een inelastisch goed waardoor de afvalbedrijven in zekere zin
    zelf de prijs voor de verwerking kunnen bepalen. Het milieubeleid
    van de Nederlandse overheid heeft aan de ene kant geleid tot het
    opschroeven van de eisen die aan de verwerking van afval worden
    gesteld en aan de andere kant heeft het een verregaande vorm van
    zelfregulering en privatisering in de hand gewerkt, zonder dat er
    is gezorgd voor een adequaat controlesysteem. Bepaalde condities in
    de afvalverwerkingsbranche hebben zich jarenlang redelijk
    ongestoord kunnen ontwikkelen waardoor een gelegenheidsstructuur is
    ontstaan die een voedingsbodem voor zware milieu-criminaliteit
    vormt. Een van deze condities is dat er veel overheidsinstanties
    bij zijn betrokken die door de branche-organisaties en handige
    afvalverwerkers tegen elkaar worden
    uitgespeeld. Verder is de afvalmarkt sterk in beweging. De
    kleinere, van oudsher familiale bedrijven ondervinden steeds
    grotere concurrentie van kapitaalkrachtige bedrijven, die proberen
    monopolieposities in de gehele keten te verkrijgen. Hoe meer
    onderdelen van die keten een bedrijf in bezit heeft, des te groter
    zijn de winstkansen voor dat bedrijf en des te moeilijker is het
    door de overheid te controleren. De grote bedrijven zullen de
    kleinere na verloop van tijd ook uit de markt drukken omdat de
    afvalverwerking aan steeds hogere milieu-eisen moet voldoen. Die
    eisen hebben immers tot gevolg dat steeds grotere investeringen
    nodig zijn om adequate verwerkingsinstallaties te laten bouwen.

    lees meer

    Inhoud Bijlage VIII

    Bijlage VIII – Deelonderzoek 1

    1. De rol van autochtone criminele groepen

    Voorwoord

    lees meer

    Bijlage VIII – 5.1. De situatie in Midden- en West-Brabant

    5.1. De situatie in Midden- en West-Brabant

    Vanuit de regio Midden- en West-Brabant bereikten ons 69
    rapportages. Een klein deel van deze rapportages moest terzijde
    worden gelegd, deels omdat zij betrekking hebben op uitingsvormen
    van zeer persoonlijk getinte (seksuele) delinquentie, deels omdat
    zij uitsluitend handelen over hele concrete gevallen van
    organisatiecriminaliteit, en deels omdat zij gaan over misdaden die
    uitsluitend door buitenlandse en/of allochtone personen waren
    begaan. Dat zodoende een paar interessante zaken buiten beschouwing
    blijven, bijvoorbeeld die (twee zaken) van Turkse mannen die met
    veel geweld en dreiging protectie wilden opdringen aan
    (Nederlandse) horeca-ondernemingen, valt te betreuren, maar moet
    worden geaccepteerd terwille van de complementariteit van de
    onderzoeksrapporten in dit project. Het gebruik van het woord
    uitsluitend in de voorlaatste zin geeft overigens al aan dat die
    criminele groepen, waarvan de meeste leden – zo te zien –
    autochtone Nederlanders zijn en waarbinnen buitenlanders en/of
    allochtone personen dus een (kleine) minderheid vormen, wl in deze
    beschouwing zijn meegenomen. Het is juist interessant om te zien
    hoe in elk geval op regionale schaal het onderscheid tussen
    autochtone en niet-autochtone misdadigers niet altijd meer te maken
    valt. Uiteindelijk zijn ruim 45 rapportages in de volgende
    reportage verwerkt. Allereerst kan men vaststellen dat de daders
    van een heel aantal delicten die in deze regio worden gepleegd, er
    helemaal niet wonen of verblijven; zij hebben er hooguit sociale
    en/of criminele contacten en weten er hierom hun weg te vinden. Dit
    is het geval in acht zaken die zijn aangemeld. Deze zaken lopen
    uiteen van overvallers uit Den Haag die op een gegeven moment ook
    in Midden- en West-Brabant hun slag willen slaan, via doelgerichte
    snelkrakers uit Amsterdam en Zaandam die het hebben gemunt op een
    juwelierszaak in Tilburg, tot zogenaamde criminele kidnappers die
    in Belgi een Marokkaanse hashdealer van zijn vrijheid beroven om
    hem op Nederlands grondgebied door zijn rivalen te laten
    mishandelen (inclusief marteling met electrische schokken). Zaken
    als deze laten vanzelfsprekend iets zien van de mobiliteit die de
    tegenwoordige zwaardere criminaliteit kenmerkt. Om ze hierom zonder
    meer onder de kop van de georganiseerde criminaliteit te
    rangschikken, zou echter te ver gaan.

    lees meer

    Bijlage VIII – II.5. Georganiseerde criminaliteit onder Surinamers in Nederland

    II.5. Georganiseerde criminaliteit onder Surinamers in
    Nederland

    Tot ver in de jaren zeventig is er geen reden om de
    criminaliteit onder Surinamers als apart vraagstuk aan de orde te
    stellen. Als met de komst van sociaal zwakke immigranten wel
    problemen ontstaan, zoals in de Amsterdamse Bijlmermeer en op de
    Rotterdamse Kruiskade, wordt het politiek niet als correct
    beschouwd om het verschijnsel bij de naam te noemen. Het ministerie
    van Justitie heeft in al in de jaren tachtig besloten de etnische
    afkomst van personen die bij criminaliteit zijn betrokken, niet
    meer te registreren teneinde stigmatisering te voorkomen. Het was
    evenmin bon ton om specifiek culturele criminaliteitsbevorderende
    factoren te releveren. Een aanmerkelijk deel van de kinderen in de
    Surinaams-Creoolse volksklasse groeit op in onvolledige gezinnen.
    Van alle Surinaamse huishoudens is 32 procent uit een noudergezin
    en voor de subcategorie der Creolen zelfs meer dan de helft.
    Vergelijk dit met een percentage voor de Nederlandse bevolking in
    haar geheel van 7 en bijvoorbeeld Marokkanen van 3 procent (Van
    Praag, 1989). Dit gezinstype draagt volgens van Niekerk (1992) bij
    tot armoede, uitkeringsafhankelijkheid en maatschappelijk
    isolement. In de loop van de jaren tachtig verdwijnt de
    aanvankelijke schroom. Buiks (1983) schreef toen een gedurfd
    rapport over Creoolse jongens in Rotterdam die hun leven
    organiseerden rond verslaving aan herone en rond de tegencultuur
    van de Rasta-beweging, of die de exuberante levensstijl van een
    zogenaamde wakaman ten toon spreidden. Het vraagstuk werd
    hier nog opgevat als een probleem van beklagenswaardige
    randgroepjongeren: de wakaman zijn jongens die met
    versluierend woordgebruik voor hun levensonderhoud zijn overgegaan
    op praktijken die de omringende samenleving als illegaal of
    crimineel aanmerkt (Buiks, 1983, 127). Bij nadere lezing van de
    tekst blijken deze praktijken te bestaan uit niet minder dan
    huisbreken, bankroven en vooral poederverkopen (p. 117). De
    criminaliteit van Surinaamse jongens in de jaren zeventig en het
    begin van de jaren tachtig is nauw verbonden met de verslaving aan
    drugs. De misdaad die daaruit voortvloeit, is vooral
    verwervingscriminaliteit. Met georganiseerde drugshandel hebben ze
    dan nog weinig te maken. Zij zijn er de slachtoffers van of vormen
    als kleine dealers het onderste echelon van deze handel. Dat
    verandert aan het einde van de jaren tachtig. Livio Sansone deed in
    1992 verslag van zijn belevenissen over een periode van 1981 tot
    1990 met eenzelfde groep Creoolse jongens in Amsterdam. Die jongens
    komen op allerlei manieren aan hun inkomen, maar daartoe behoren
    ook zogenaamde zwarte hossels, illegale dingen. In de periode dat
    hij ze onderzoekt, neemt het verslavingsprobleem sterk af. De
    Surinaamse junkies vormen tot op zekere hoogte een uitstervend
    cohort. Zij gaan over op de verkoop van drugs. Het begint met
    kleine straatdealers die plastic zakjes uitventen met een gram
    hash. Zij streven er echter naar om huisdealer te worden. Het
    koffiehuizencircuit van Amsterdam groeit in de jaren tachtig
    explosief en voorziet een internationale
    toeristen-consumenten-markt van drugs. Desondanks, stelt Sansone
    vast, blijven de Surinaamse dealers onderaan in die markt hangen.
    Hun ostentatieve levensstijl (scherpe kleren, overvloedige gouden
    sieraden) is niet erg geschikt om zich als etnisch ondernemer op te
    werken naar een hoger niveau. Bovendien zijn zij buitengewoon
    ongeorganiseerd en de politie laat Sansone weten dat het geen enkel
    probleem is om
    Creoolse dealers te laten verklaren over hun concurrenten. Hier
    zien we iets terug van wat in Suriname krabbenpolitiek wordt
    genoemd. Zoals krabben elkaar bij de poten naar omlaag trekken
    zodat zij de ton individueel niet uitklimmen, zo staan volkscreolen
    elkaar niet toe beter af te zijn dan zijzelf (Brana-Shute,
    1979).

    lees meer

    Bijlage VIII – IV.4. Het koninklijk hof en de drugshandel

    IV.4. Het koninklijk hof en de drugshandel

    Het koninkrijk Marokko is een autoritair geregeerde staat,
    waarin het parlement slechts beschikt over beperkte corrigerende
    bevoegdheden en waar de koning en hoge hofdignitarissen in feite
    alle belangrijke beslissingen nemen. Alleen de koning mag de
    minister-president benoemen en alleen hij bezit de bevoegdheid het
    parlement naar huis te sturen. De rechterlijke macht is
    onafhankelijk maar de koning heeft alle belangrijke benoemingen in
    handen doordat het Ministerie van Justitie is aangewezen als een
    zogenaamd souvereiniteitsdepartement. Het bestuursapparaat is een
    vrij zuiver voorbeeld van wat de beroemde socioloog Max Weber in
    het begin van deze eeuw de patrimoniale bureaucratie heeft genoemd.
    Ambten zijn persoonsgebonden en taken worden juist niet zonder
    aanziens des persoons uitgeoefend. De structuur van de ambtenarij
    bestaat uit een zich op de verschillende niveaus repeterende reeks
    van patroon-clintverhoudingen (Driessen, 1990). Bestuurlijke
    corruptie is in een dergelijk systeem endemisch, of beter nog: voor
    zover patronage algemeen is aanvaard, is het als criminele
    categorie zelfs onbestaanbaar. Getoetst aan het officile recht dat
    op Franse leest is geschoeid, is er echter wel degelijk sprake van
    wijdverbreide corruptie. Van verschillende gouverneurs en caids
    (districtshoofden) is zonder meer vastgesteld dat zij actief
    meewerken aan criminele (cannabis-)organisaties of dat zij zelf de
    drugsbaronnen zijn. De Marokkaanse en de Franse pers doen verslag
    van reeksen van dergelijke recente corruptiegevallen. Ze hebben
    betrekking op leden van de gendarmerie, het leger, de politie en de
    douane. De drugsbaronnen zijn bovendien genfiltreerd in de
    Marokkaanse politiek. Zij worden aangetroffen in rechtse partijen
    (zoals de Ressemblement National des Independants), maar ook wel
    bij links. Hun macht werd zo bedreigend dat het Ministerie van
    Binnenlandse Zaken zich genoodzaakt zag bij de verkiezingen van
    1992 niet minder dan 400 kandidaten van de kieslijsten te
    verwijderen vanwege betrokkenheid bij de drugshandel.

    lees meer

    Bijlage VIII – VI.2. De uitwaaiering van de Italiaanse mafia over Europa

    VI.2. De uitwaaiering van de Italiaanse mafia over
    Europa

    Maar de Italiaanse mafia is niet binnen de grenzen van Itali
    gebleven. Heden ten dage opereren in elk geval de cosa nostra, de
    ‘ndrangheta en de camorra wereldwijd. Deze internationalisering, om
    niet te zeggen:
    globalisering, van de Italiaanse mafia kan niet in haar geheel met
    een paar woorden worden verklaard. Vrij algemeen wordt aangenomen
    dat dit proces als het ware op gang is gebracht door de massale
    emigratie van Italianen uit het Zuiden van hun land naar
    Noord-Amerika, Australi en, ook niet onbelangrijk, West-Europa. Hun
    emigratie bracht niet alleen met zich mee dat zich in een aantal
    Italiaanse gemeenschappen in het buitenland al vlug dezelfde
    mafiose praktijken ontwikkelden als in het vaderland, althans in
    Sicili en Calabri, maar impliceerde ook dat de mafia-families die
    in Itali zo goed en zo kwaad als het ging, trachtten te overleven,
    in die buitenlandse gemeenschappen als vanzelf de nodige
    natuurlijke bondgenoten vonden voor internationale criminele
    activiteiten. En hiermee wordt geraakt aan de tweede factor die de
    internationalisering van de Italiaanse mafia zo heeft bevorderd: de
    illegale handel in de verboden verdovende middelen en dus, op de
    achtergrond, de strafbaarstelling van het gebruik van deze middelen
    (Rey en Savona, 1993). Hoe dit proces in zijn werk is gegaan, werd
    met name onderzocht in de Verenigde Staten. Waarom dit onderzoek
    juist hier, en niet in Australi, Canada of West-Europa, plaatsvond,
    behoeft geen ingewikkelde verklaring. Precies in dit land heeft de
    mafia zich vanaf het einde van de 19e eeuw in hoog tempo ontwikkeld
    tot een cosa nostra die in macht en rijkdom niet onderdoet voor
    haar Siciliaanse tegenhanger (Nelli, 1976; Rimanelli, 1992).
    Aanvankelijk, op het einde van de vorige eeuw, manifesteerde de
    Italiaans-Amerikaanse mafia zich vooral in de vorm van criminele
    bendes immigranten, waaronder gewezen leden van de Siciliaanse
    mafia en de Napolitaanse camorra, die zich binnen de Italiaanse
    gemeenschappen zelf, vooral die in New Orleans en New York,
    schuldig maakten aan allerhande criminaliteit, maar zeker ook aan
    afpersing. In de kring van de tweede generatie-immigranten uit
    Itali deed zich in het begin van deze eeuw evenwel een nieuwe
    ontwikkeling voor. Ondernemende figuren in hun midden probeerden
    zich toen meester te maken van de klassieke zwarte markten in de
    grote steden: illegaal gokken, prostitutie en verdovende middelen.
    En niet zonder succes. Dit bleek zonneklaar op het moment dat de
    Drooglegging werd afgekondigd in 1920: samen met vooral Joodse en
    Ierse groepen werkten zij zich al snel op tot grootmeesters in de
    illegale produktie en distributie van alcohol. Na de Drooglegging
    (1920-1932) investeerden zij grote delen van hun fortuin niet
    alleen in het (il)legale gokwezen en de prostitutie, maar ook in
    legale sectoren van de economie, zoals de bouw- en
    textielnijverheid. In de jaren vijftig en zestig tenslotte begaven
    de Italiaans-Amerikaanse mafia-families zich volop in de illegale
    drugshandel. De zogenaamde Pizza Connection liet onverbloemd zien
    hoe eendrachtig zij hierbij samenwerkten met de Siciliaanse cosa
    nostra (Alexander, 1988; Jacobs, 1994; Jamieson, 1992).

    lees meer

    Bijlage VIII – IX.1. Opkomst, samenstelling en bedrijvigheid van de Russische mafia in Rusland

    IX.1. Opkomst, samenstelling en bedrijvigheid van de Russische
    mafia in Rusland

    Om te beginnen moet worden gesteld dat wetenschappelijke
    literatuur over de opkomst, samenstelling en werkwijze van de rode
    mafia zo goed als onbestaand is. De redenen hiervan zijn niet ver
    te zoeken. Tot een paar jaar geleden bestond er in Rusland
    officieel geen georganiseerde criminaliteit en sinds haar bestaan
    wordt erkend zijn er nauwelijks onderzoekers die er in behoorlijke
    omstandigheden zelfstandig onderzoek naar hebben kunnen doen. Ook
    voor een relaas als dit moet noodgedwongen worden teruggevallen op
    politieberichten en journalistieke impressies.

    lees meer

    Bijlage VIII – Bibliografie Hoofdstuk IV

    Bibliografie Hoofdstuk IV:

    Marokkaanse criminele groepen in Nederland

    Bel Ghazi, H., Over twee culturen; Uitbuiting en
    opportunisme
    , Futile, Rotterdam, 1982.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 5.2 Van WAG naar WGW

    5.2 Van WAG naar WGW

    Sinds de eerste oliecrisis gold in Nederland een
    capaciteitsregime, bedoeld om het aantal tonnen op de weg te
    beperken. De toenmalige wet – de Wet Autovervoer Goederen – stelde
    strenge kwantitatieve toetredingseisen; nieuwe ondernemingen
    moesten bewijzen kostendekkend te kunnen rijden en pas na twee jaar
    winstgevend ondernemerschap, werd de definitieve vergunning
    toegekend. Over ieder extra ton laadvermogen moest weer een nieuwe
    vergunning worden aangevraagd en ondernemers betaalden zelfs
    bonussen om maar aan extra tonnage te komen. De branche klaagde
    steen en been onder dit beperkende stelsel, zo staat ondermeer te
    lezen in Elsevier, 13 februari 1993.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 11.4 Grootschalige belastingfraude

    11.4 Grootschalige belastingfraude

    Op goederen zoals sigaretten, alcohol en hoogwaardige apparatuur
    (computers, stereo’s) rusten, bij invoer, hoge accijnzen en andere
    belastingen. Maar bij doorvoer hoeven deze bedragen uiteraard niet
    te worden betaald. Ook hier wordt er vaak met het land van
    bestemming gerommeld. Een voorbeeld: sigaretten uit de VS
    komen in Rotterdam aan. De formele bestemming is Noord-Afrika, dus
    hoeven er geen heffingen te worden betaald. De sloffen komen echter
    toch op de Europese markt terecht. Daar komt de Nederlandse fiscus
    gemiddeld pas acht maanden later achter, wanneer blijkt dat de
    documenten niet aangezuiverd zijn. De partij is nooit in
    Noord-Afrika aangekomen en is dus zoek. Soms blijken de stempels
    van de grensposten te zijn
    vervalst. Duidelijk is, dat in deze gevallen de werkelijke
    goederenstroom en de officile route volgens het document niets met
    elkaar van doen hebben. Aansprakelijk voor de schade is de
    aanvrager van het douanedocument, meestal een expediteur. Die
    probeert de claim te verhalen op zijn opdrachtgever. Soms heeft de
    transporteur de documenten zelf geregeld en draait voor de schade
    op. Maar ook als dat niet het geval is, loopt de
    transportondernemer schade: vooral als de fraude onderweg wordt
    ontdekt. Een genterviewde van de werkgeversorganisatie vertelt dat
    hij regelmatig signalen krijgt van – vooral – kleine ondernemers
    die navraag doen over een bepaalde opdrachtgever. Ze zijn gevraagd
    om een vracht te verzorgen op totaal onbekend terrein, bijvoorbeeld
    om computers te brengen naar Oost-Europa, terwijl dat bedrijf
    normaliter andere produkten naar andere bestemmingen rijdt. Volgens
    de woordvoerder is dat een signaal dat fraudeurs op zoek zijn naar
    een naeve vervoerder die om een opdracht verlegen zit. Transport en
    Logistiek Nederland raadt een dergelijke opdracht altijd af. Maar
    vaker bellen de ondernemers niet van tevoren met hun
    werkgeversorganisatie, zegt de woordvoerder. En dan is de kans
    groot dat het bedrijf in de val wordt gelokt: in het land van
    bestemming wordt de chauffeur in een caf of onderweg aangesproken
    door een aardige Pool of Rus die voor honderd mark aanbiedt de
    transportpapieren in orde te maken. De chauffeur spreekt de taal
    nauwelijks en is allang blij. Hij krijgt valse stempels. Op de
    terugweg wordt hij aangehouden door de douane en die zet de wagen
    vast: de invoerrechten moeten worden betaald plus 150 % boete, de
    wagen moet blijven staan en dat kost staangeld, de chauffeur moet
    naar Nederland reizen en al wat dies meer zij. Een klein
    transportbedrijf is dan in n klap failliet, vertelt de
    genterviewde. Voorbeelden uit de praktijk van de sigarettensmokkel
    wijzen opvallend vaak in de richting van Itali en Zwitserland. De
    fraude wordt dan vanuit Itali bestuurd en via Zwiterserland
    uitgevoerd. Als er Nederlanders betrokken zijn, is dit vaak in de
    rol van tussenpersoon als vervoerder of expediteur. De
    tabaksfabrikanten spelen een dubieuze rol, want zij profiteren van
    de smokkel: zij verkopen grote partijen aan duistere
    tussenhandelaren en zien hun omzet stijgen – doordat de lage prijs
    van hun produkt op de zwarte markt voor een grote afname zorgt,
    terwijl de winstmarges gelijk blijven (De Volkskrant, 6 mei
    1995).

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 12.10 De rol van transporteurs

    12.10 De rol van transporteurs

    Grote transport-ondernemers worden met enige regelmaat benaderd
    door verdachte opdrachtgevers, zo horen we van alle genterviewde
    transporteurs. En ondernemer vertelt dat er op een dag Poolse heren
    op de stoep stonden met de vraag of hij wel eens wat kon opslaan.
    Hij heeft subtiel geweigerd met de smoes dat hij geen extra werk
    nodig had. Een andere transporteur vertelt de nep-klanten er altijd
    blind uit te kunnen halen, omdat ze zich niet als normale
    opdrachtgevers gedragen. Ze wisselen niet de gangbare
    vervoerstechnische gegevens uit en vragen vaak niet eens naar de
    prijs.

    lees meer

    IX – De zeehaven Rotterdam en de luchthaven Schiphol – 5.2. De luchthaven Schiphol

    5.2. De luchthaven Schiphol

    In het vorige hoofdstuk heb ik laten zien dat drugsmokkelaars
    ook het vliegtuig als transportmiddel inzetten om hun illegale waar
    naar de plaats van bestemming te (laten) vervoeren. Het aantal
    koeriers dat op Schiphol met drugs (meestal cocane) wordt
    aangehouden, is een indicatie voor de omvang van het gebruik door
    drugsmokkelaars van een internationaal vliegveld. De hoeveelheid in
    beslag genomen drugs is een andere aanwijzing voor de omvang en de
    aard van de smokkel van drugs.

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 5.2. Gespecialiseerde autodiefstalgroepen

    5.2. Gespecialiseerde autodiefstalgroepen

    In de vorige paragraaf hebben wij kunnen zien dat het voor
    criminele groepen aantrekkelijk is auto’s te stelen en met winst
    weer te verkopen. De pakkans in Nederland is erg laag en de waarde
    van elke auto is hoog genoeg om bepaalde kosten te kunnen dekken.
    Maar, wie zijn eigenlijk de daders? Wat weten wij ervan?

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 4.1. Achtergronden van autodiefstallen

    4. (VRACHT)AUTODIEFSTALLEN

    4.1. Achtergronden van autodiefstallen

    Personenauto’s worden om verschillende redenen en om
    verschillende doelen gestolen. Deze redenen kunnen over drie
    groepen worden verdeeld. Men kan auto’s stelen om er tijdelijk
    gebruik van te maken, om er andere criminele activiteiten mee uit
    te voeren of om ze na diefstal weer op de een of andere manier
    illegaal op de legale markt terug te brengen. Deze redenen zijn van
    belang omdat zij uiteindelijk bepalend zijn of een auto naar
    verloop van tijd weer wordt teruggevonden of voor altijd spoorloos
    zal blijven.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>