Bijlage VII – III.3. Opzet en uitvoering van het eigen
onderzoekJanuary 1, 1999
III.3. Opzet en uitvoering van het eigen onderzoek
In dit onderzoek is hoofdzakelijk gebruik gemaakt van informatie
waarover de politie beschikt. Dit heeft natuurlijk alles te maken
met de rol die de politie ten overstaan van het probleem van de
georganiseerde criminaliteit speelt. Zij is er meer dan welke
andere overheidsinstelling ook bij betrokken en beschikt qualitate
qua over de meeste en, zeker naar verhouding, de beste informatie.
Het lag derhalve voor de hand om in dit onderzoek, dat toch al
onder hoge tijdsdruk moest worden uitgevoerd, volop allerhande
politile gegevensbronnen te raadplegen. Dit betekent evenwel niet
dat geen rekening is gehouden met de tekortkomingen die ook deze
bronnen vertonen, en zeker niet dat andere bronnen buiten
beschouwing zijn gelaten. In de mate van het mogelijke zijn ook
deze bronnen aangeboord. In III.3.2 zal nader op de waarde van
politiebronnen worden ingegaan. Eerst zullen in III.3.1 enkele
belangrijke keuzes die wij bij de opzet van het onderzoek hebben
gemaakt, worden gemotiveerd en verantwoord.
lees meer
Bijlage VII – V.6. De afvalverwerkingsbrancheJanuary 1, 1999
V.6. De afvalverwerkingsbranche
De afvalverwerkingsbranche heeft zich in Nederland in relatief
korte tijd kunnen ontwikkelen van een marginale bezigheid tot een
krachtige economische sector. De omzet is groot. Er valt veel geld
te verdienen aan de restanten van de welvaartsmaatschappij. Afval
is een inelastisch goed waardoor de afvalbedrijven in zekere zin
zelf de prijs voor de verwerking kunnen bepalen. Het milieubeleid
van de Nederlandse overheid heeft aan de ene kant geleid tot het
opschroeven van de eisen die aan de verwerking van afval worden
gesteld en aan de andere kant heeft het een verregaande vorm van
zelfregulering en privatisering in de hand gewerkt, zonder dat er
is gezorgd voor een adequaat controlesysteem. Bepaalde condities in
de afvalverwerkingsbranche hebben zich jarenlang redelijk
ongestoord kunnen ontwikkelen waardoor een gelegenheidsstructuur is
ontstaan die een voedingsbodem voor zware milieu-criminaliteit
vormt. Een van deze condities is dat er veel overheidsinstanties
bij zijn betrokken die door de branche-organisaties en handige
afvalverwerkers tegen elkaar worden
uitgespeeld. Verder is de afvalmarkt sterk in beweging. De
kleinere, van oudsher familiale bedrijven ondervinden steeds
grotere concurrentie van kapitaalkrachtige bedrijven, die proberen
monopolieposities in de gehele keten te verkrijgen. Hoe meer
onderdelen van die keten een bedrijf in bezit heeft, des te groter
zijn de winstkansen voor dat bedrijf en des te moeilijker is het
door de overheid te controleren. De grote bedrijven zullen de
kleinere na verloop van tijd ook uit de markt drukken omdat de
afvalverwerking aan steeds hogere milieu-eisen moet voldoen. Die
eisen hebben immers tot gevolg dat steeds grotere investeringen
nodig zijn om adequate verwerkingsinstallaties te laten bouwen.
lees meer
Inhoud Bijlage VIIIJanuary 1, 1999
Bijlage VIII – Deelonderzoek 1
1. De rol van autochtone criminele groepen
Voorwoord
lees meer
Bijlage VIII – 5.1. De situatie in Midden- en
West-BrabantJanuary 1, 1999
5.1. De situatie in Midden- en West-Brabant
Vanuit de regio Midden- en West-Brabant bereikten ons 69
rapportages. Een klein deel van deze rapportages moest terzijde
worden gelegd, deels omdat zij betrekking hebben op uitingsvormen
van zeer persoonlijk getinte (seksuele) delinquentie, deels omdat
zij uitsluitend handelen over hele concrete gevallen van
organisatiecriminaliteit, en deels omdat zij gaan over misdaden die
uitsluitend door buitenlandse en/of allochtone personen waren
begaan. Dat zodoende een paar interessante zaken buiten beschouwing
blijven, bijvoorbeeld die (twee zaken) van Turkse mannen die met
veel geweld en dreiging protectie wilden opdringen aan
(Nederlandse) horeca-ondernemingen, valt te betreuren, maar moet
worden geaccepteerd terwille van de complementariteit van de
onderzoeksrapporten in dit project. Het gebruik van het woord
uitsluitend in de voorlaatste zin geeft overigens al aan dat die
criminele groepen, waarvan de meeste leden – zo te zien –
autochtone Nederlanders zijn en waarbinnen buitenlanders en/of
allochtone personen dus een (kleine) minderheid vormen, wl in deze
beschouwing zijn meegenomen. Het is juist interessant om te zien
hoe in elk geval op regionale schaal het onderscheid tussen
autochtone en niet-autochtone misdadigers niet altijd meer te maken
valt. Uiteindelijk zijn ruim 45 rapportages in de volgende
reportage verwerkt. Allereerst kan men vaststellen dat de daders
van een heel aantal delicten die in deze regio worden gepleegd, er
helemaal niet wonen of verblijven; zij hebben er hooguit sociale
en/of criminele contacten en weten er hierom hun weg te vinden. Dit
is het geval in acht zaken die zijn aangemeld. Deze zaken lopen
uiteen van overvallers uit Den Haag die op een gegeven moment ook
in Midden- en West-Brabant hun slag willen slaan, via doelgerichte
snelkrakers uit Amsterdam en Zaandam die het hebben gemunt op een
juwelierszaak in Tilburg, tot zogenaamde criminele kidnappers die
in Belgi een Marokkaanse hashdealer van zijn vrijheid beroven om
hem op Nederlands grondgebied door zijn rivalen te laten
mishandelen (inclusief marteling met electrische schokken). Zaken
als deze laten vanzelfsprekend iets zien van de mobiliteit die de
tegenwoordige zwaardere criminaliteit kenmerkt. Om ze hierom zonder
meer onder de kop van de georganiseerde criminaliteit te
rangschikken, zou echter te ver gaan.
lees meer
Bijlage VIII – II.5. Georganiseerde criminaliteit onder
Surinamers in NederlandJanuary 1, 1999
II.5. Georganiseerde criminaliteit onder Surinamers in
Nederland
Tot ver in de jaren zeventig is er geen reden om de
criminaliteit onder Surinamers als apart vraagstuk aan de orde te
stellen. Als met de komst van sociaal zwakke immigranten wel
problemen ontstaan, zoals in de Amsterdamse Bijlmermeer en op de
Rotterdamse Kruiskade, wordt het politiek niet als correct
beschouwd om het verschijnsel bij de naam te noemen. Het ministerie
van Justitie heeft in al in de jaren tachtig besloten de etnische
afkomst van personen die bij criminaliteit zijn betrokken, niet
meer te registreren teneinde stigmatisering te voorkomen. Het was
evenmin bon ton om specifiek culturele criminaliteitsbevorderende
factoren te releveren. Een aanmerkelijk deel van de kinderen in de
Surinaams-Creoolse volksklasse groeit op in onvolledige gezinnen.
Van alle Surinaamse huishoudens is 32 procent uit een noudergezin
en voor de subcategorie der Creolen zelfs meer dan de helft.
Vergelijk dit met een percentage voor de Nederlandse bevolking in
haar geheel van 7 en bijvoorbeeld Marokkanen van 3 procent (Van
Praag, 1989). Dit gezinstype draagt volgens van Niekerk (1992) bij
tot armoede, uitkeringsafhankelijkheid en maatschappelijk
isolement. In de loop van de jaren tachtig verdwijnt de
aanvankelijke schroom. Buiks (1983) schreef toen een gedurfd
rapport over Creoolse jongens in Rotterdam die hun leven
organiseerden rond verslaving aan herone en rond de tegencultuur
van de Rasta-beweging, of die de exuberante levensstijl van een
zogenaamde wakaman ten toon spreidden. Het vraagstuk werd
hier nog opgevat als een probleem van beklagenswaardige
randgroepjongeren: de wakaman zijn jongens die met
versluierend woordgebruik voor hun levensonderhoud zijn overgegaan
op praktijken die de omringende samenleving als illegaal of
crimineel aanmerkt (Buiks, 1983, 127). Bij nadere lezing van de
tekst blijken deze praktijken te bestaan uit niet minder dan
huisbreken, bankroven en vooral poederverkopen (p. 117). De
criminaliteit van Surinaamse jongens in de jaren zeventig en het
begin van de jaren tachtig is nauw verbonden met de verslaving aan
drugs. De misdaad die daaruit voortvloeit, is vooral
verwervingscriminaliteit. Met georganiseerde drugshandel hebben ze
dan nog weinig te maken. Zij zijn er de slachtoffers van of vormen
als kleine dealers het onderste echelon van deze handel. Dat
verandert aan het einde van de jaren tachtig. Livio Sansone deed in
1992 verslag van zijn belevenissen over een periode van 1981 tot
1990 met eenzelfde groep Creoolse jongens in Amsterdam. Die jongens
komen op allerlei manieren aan hun inkomen, maar daartoe behoren
ook zogenaamde zwarte hossels, illegale dingen. In de periode dat
hij ze onderzoekt, neemt het verslavingsprobleem sterk af. De
Surinaamse junkies vormen tot op zekere hoogte een uitstervend
cohort. Zij gaan over op de verkoop van drugs. Het begint met
kleine straatdealers die plastic zakjes uitventen met een gram
hash. Zij streven er echter naar om huisdealer te worden. Het
koffiehuizencircuit van Amsterdam groeit in de jaren tachtig
explosief en voorziet een internationale
toeristen-consumenten-markt van drugs. Desondanks, stelt Sansone
vast, blijven de Surinaamse dealers onderaan in die markt hangen.
Hun ostentatieve levensstijl (scherpe kleren, overvloedige gouden
sieraden) is niet erg geschikt om zich als etnisch ondernemer op te
werken naar een hoger niveau. Bovendien zijn zij buitengewoon
ongeorganiseerd en de politie laat Sansone weten dat het geen enkel
probleem is om
Creoolse dealers te laten verklaren over hun concurrenten. Hier
zien we iets terug van wat in Suriname krabbenpolitiek wordt
genoemd. Zoals krabben elkaar bij de poten naar omlaag trekken
zodat zij de ton individueel niet uitklimmen, zo staan volkscreolen
elkaar niet toe beter af te zijn dan zijzelf (Brana-Shute,
1979).
lees meer
Bijlage VIII – IV.4. Het koninklijk hof en de
drugshandelJanuary 1, 1999
IV.4. Het koninklijk hof en de drugshandel
Het koninkrijk Marokko is een autoritair geregeerde staat,
waarin het parlement slechts beschikt over beperkte corrigerende
bevoegdheden en waar de koning en hoge hofdignitarissen in feite
alle belangrijke beslissingen nemen. Alleen de koning mag de
minister-president benoemen en alleen hij bezit de bevoegdheid het
parlement naar huis te sturen. De rechterlijke macht is
onafhankelijk maar de koning heeft alle belangrijke benoemingen in
handen doordat het Ministerie van Justitie is aangewezen als een
zogenaamd souvereiniteitsdepartement. Het bestuursapparaat is een
vrij zuiver voorbeeld van wat de beroemde socioloog Max Weber in
het begin van deze eeuw de patrimoniale bureaucratie heeft genoemd.
Ambten zijn persoonsgebonden en taken worden juist niet zonder
aanziens des persoons uitgeoefend. De structuur van de ambtenarij
bestaat uit een zich op de verschillende niveaus repeterende reeks
van patroon-clintverhoudingen (Driessen, 1990). Bestuurlijke
corruptie is in een dergelijk systeem endemisch, of beter nog: voor
zover patronage algemeen is aanvaard, is het als criminele
categorie zelfs onbestaanbaar. Getoetst aan het officile recht dat
op Franse leest is geschoeid, is er echter wel degelijk sprake van
wijdverbreide corruptie. Van verschillende gouverneurs en caids
(districtshoofden) is zonder meer vastgesteld dat zij actief
meewerken aan criminele (cannabis-)organisaties of dat zij zelf de
drugsbaronnen zijn. De Marokkaanse en de Franse pers doen verslag
van reeksen van dergelijke recente corruptiegevallen. Ze hebben
betrekking op leden van de gendarmerie, het leger, de politie en de
douane. De drugsbaronnen zijn bovendien genfiltreerd in de
Marokkaanse politiek. Zij worden aangetroffen in rechtse partijen
(zoals de Ressemblement National des Independants), maar ook wel
bij links. Hun macht werd zo bedreigend dat het Ministerie van
Binnenlandse Zaken zich genoodzaakt zag bij de verkiezingen van
1992 niet minder dan 400 kandidaten van de kieslijsten te
verwijderen vanwege betrokkenheid bij de drugshandel.
lees meer
Bijlage VIII – VI.2. De uitwaaiering van de Italiaanse mafia
over EuropaJanuary 1, 1999
VI.2. De uitwaaiering van de Italiaanse mafia over
Europa
Maar de Italiaanse mafia is niet binnen de grenzen van Itali
gebleven. Heden ten dage opereren in elk geval de cosa nostra, de
‘ndrangheta en de camorra wereldwijd. Deze internationalisering, om
niet te zeggen:
globalisering, van de Italiaanse mafia kan niet in haar geheel met
een paar woorden worden verklaard. Vrij algemeen wordt aangenomen
dat dit proces als het ware op gang is gebracht door de massale
emigratie van Italianen uit het Zuiden van hun land naar
Noord-Amerika, Australi en, ook niet onbelangrijk, West-Europa. Hun
emigratie bracht niet alleen met zich mee dat zich in een aantal
Italiaanse gemeenschappen in het buitenland al vlug dezelfde
mafiose praktijken ontwikkelden als in het vaderland, althans in
Sicili en Calabri, maar impliceerde ook dat de mafia-families die
in Itali zo goed en zo kwaad als het ging, trachtten te overleven,
in die buitenlandse gemeenschappen als vanzelf de nodige
natuurlijke bondgenoten vonden voor internationale criminele
activiteiten. En hiermee wordt geraakt aan de tweede factor die de
internationalisering van de Italiaanse mafia zo heeft bevorderd: de
illegale handel in de verboden verdovende middelen en dus, op de
achtergrond, de strafbaarstelling van het gebruik van deze middelen
(Rey en Savona, 1993). Hoe dit proces in zijn werk is gegaan, werd
met name onderzocht in de Verenigde Staten. Waarom dit onderzoek
juist hier, en niet in Australi, Canada of West-Europa, plaatsvond,
behoeft geen ingewikkelde verklaring. Precies in dit land heeft de
mafia zich vanaf het einde van de 19e eeuw in hoog tempo ontwikkeld
tot een cosa nostra die in macht en rijkdom niet onderdoet voor
haar Siciliaanse tegenhanger (Nelli, 1976; Rimanelli, 1992).
Aanvankelijk, op het einde van de vorige eeuw, manifesteerde de
Italiaans-Amerikaanse mafia zich vooral in de vorm van criminele
bendes immigranten, waaronder gewezen leden van de Siciliaanse
mafia en de Napolitaanse camorra, die zich binnen de Italiaanse
gemeenschappen zelf, vooral die in New Orleans en New York,
schuldig maakten aan allerhande criminaliteit, maar zeker ook aan
afpersing. In de kring van de tweede generatie-immigranten uit
Itali deed zich in het begin van deze eeuw evenwel een nieuwe
ontwikkeling voor. Ondernemende figuren in hun midden probeerden
zich toen meester te maken van de klassieke zwarte markten in de
grote steden: illegaal gokken, prostitutie en verdovende middelen.
En niet zonder succes. Dit bleek zonneklaar op het moment dat de
Drooglegging werd afgekondigd in 1920: samen met vooral Joodse en
Ierse groepen werkten zij zich al snel op tot grootmeesters in de
illegale produktie en distributie van alcohol. Na de Drooglegging
(1920-1932) investeerden zij grote delen van hun fortuin niet
alleen in het (il)legale gokwezen en de prostitutie, maar ook in
legale sectoren van de economie, zoals de bouw- en
textielnijverheid. In de jaren vijftig en zestig tenslotte begaven
de Italiaans-Amerikaanse mafia-families zich volop in de illegale
drugshandel. De zogenaamde Pizza Connection liet onverbloemd zien
hoe eendrachtig zij hierbij samenwerkten met de Siciliaanse cosa
nostra (Alexander, 1988; Jacobs, 1994; Jamieson, 1992).
lees meer
Bijlage VIII – IX.1. Opkomst, samenstelling en bedrijvigheid
van de Russische mafia in RuslandJanuary 1, 1999
IX.1. Opkomst, samenstelling en bedrijvigheid van de Russische
mafia in Rusland
Om te beginnen moet worden gesteld dat wetenschappelijke
literatuur over de opkomst, samenstelling en werkwijze van de rode
mafia zo goed als onbestaand is. De redenen hiervan zijn niet ver
te zoeken. Tot een paar jaar geleden bestond er in Rusland
officieel geen georganiseerde criminaliteit en sinds haar bestaan
wordt erkend zijn er nauwelijks onderzoekers die er in behoorlijke
omstandigheden zelfstandig onderzoek naar hebben kunnen doen. Ook
voor een relaas als dit moet noodgedwongen worden teruggevallen op
politieberichten en journalistieke impressies.
lees meer
Bijlage VIII – Bibliografie Hoofdstuk IVJanuary 1, 1999
-
Bibliografie Hoofdstuk IV:
- Marokkaanse criminele groepen in Nederland
Bel Ghazi, H., Over twee culturen; Uitbuiting en
opportunisme, Futile, Rotterdam, 1982.
lees meer
IX – De branche van het wegtransport – 5.2 Van WAG naar
WGWJanuary 1, 1999
5.2 Van WAG naar WGW
Sinds de eerste oliecrisis gold in Nederland een
capaciteitsregime, bedoeld om het aantal tonnen op de weg te
beperken. De toenmalige wet – de Wet Autovervoer Goederen – stelde
strenge kwantitatieve toetredingseisen; nieuwe ondernemingen
moesten bewijzen kostendekkend te kunnen rijden en pas na twee jaar
winstgevend ondernemerschap, werd de definitieve vergunning
toegekend. Over ieder extra ton laadvermogen moest weer een nieuwe
vergunning worden aangevraagd en ondernemers betaalden zelfs
bonussen om maar aan extra tonnage te komen. De branche klaagde
steen en been onder dit beperkende stelsel, zo staat ondermeer te
lezen in Elsevier, 13 februari 1993.
lees meer
IX – De branche van het wegtransport – 11.4 Grootschalige
belastingfraudeJanuary 1, 1999
11.4 Grootschalige belastingfraude
Op goederen zoals sigaretten, alcohol en hoogwaardige apparatuur
(computers, stereo’s) rusten, bij invoer, hoge accijnzen en andere
belastingen. Maar bij doorvoer hoeven deze bedragen uiteraard niet
te worden betaald. Ook hier wordt er vaak met het land van
bestemming gerommeld. Een voorbeeld: sigaretten uit de VS
komen in Rotterdam aan. De formele bestemming is Noord-Afrika, dus
hoeven er geen heffingen te worden betaald. De sloffen komen echter
toch op de Europese markt terecht. Daar komt de Nederlandse fiscus
gemiddeld pas acht maanden later achter, wanneer blijkt dat de
documenten niet aangezuiverd zijn. De partij is nooit in
Noord-Afrika aangekomen en is dus zoek. Soms blijken de stempels
van de grensposten te zijn
vervalst. Duidelijk is, dat in deze gevallen de werkelijke
goederenstroom en de officile route volgens het document niets met
elkaar van doen hebben. Aansprakelijk voor de schade is de
aanvrager van het douanedocument, meestal een expediteur. Die
probeert de claim te verhalen op zijn opdrachtgever. Soms heeft de
transporteur de documenten zelf geregeld en draait voor de schade
op. Maar ook als dat niet het geval is, loopt de
transportondernemer schade: vooral als de fraude onderweg wordt
ontdekt. Een genterviewde van de werkgeversorganisatie vertelt dat
hij regelmatig signalen krijgt van – vooral – kleine ondernemers
die navraag doen over een bepaalde opdrachtgever. Ze zijn gevraagd
om een vracht te verzorgen op totaal onbekend terrein, bijvoorbeeld
om computers te brengen naar Oost-Europa, terwijl dat bedrijf
normaliter andere produkten naar andere bestemmingen rijdt. Volgens
de woordvoerder is dat een signaal dat fraudeurs op zoek zijn naar
een naeve vervoerder die om een opdracht verlegen zit. Transport en
Logistiek Nederland raadt een dergelijke opdracht altijd af. Maar
vaker bellen de ondernemers niet van tevoren met hun
werkgeversorganisatie, zegt de woordvoerder. En dan is de kans
groot dat het bedrijf in de val wordt gelokt: in het land van
bestemming wordt de chauffeur in een caf of onderweg aangesproken
door een aardige Pool of Rus die voor honderd mark aanbiedt de
transportpapieren in orde te maken. De chauffeur spreekt de taal
nauwelijks en is allang blij. Hij krijgt valse stempels. Op de
terugweg wordt hij aangehouden door de douane en die zet de wagen
vast: de invoerrechten moeten worden betaald plus 150 % boete, de
wagen moet blijven staan en dat kost staangeld, de chauffeur moet
naar Nederland reizen en al wat dies meer zij. Een klein
transportbedrijf is dan in n klap failliet, vertelt de
genterviewde. Voorbeelden uit de praktijk van de sigarettensmokkel
wijzen opvallend vaak in de richting van Itali en Zwitserland. De
fraude wordt dan vanuit Itali bestuurd en via Zwiterserland
uitgevoerd. Als er Nederlanders betrokken zijn, is dit vaak in de
rol van tussenpersoon als vervoerder of expediteur. De
tabaksfabrikanten spelen een dubieuze rol, want zij profiteren van
de smokkel: zij verkopen grote partijen aan duistere
tussenhandelaren en zien hun omzet stijgen – doordat de lage prijs
van hun produkt op de zwarte markt voor een grote afname zorgt,
terwijl de winstmarges gelijk blijven (De Volkskrant, 6 mei
1995).
lees meer
IX – De branche van het wegtransport – 12.10 De rol van
transporteursJanuary 1, 1999
12.10 De rol van transporteurs
Grote transport-ondernemers worden met enige regelmaat benaderd
door verdachte opdrachtgevers, zo horen we van alle genterviewde
transporteurs. En ondernemer vertelt dat er op een dag Poolse heren
op de stoep stonden met de vraag of hij wel eens wat kon opslaan.
Hij heeft subtiel geweigerd met de smoes dat hij geen extra werk
nodig had. Een andere transporteur vertelt de nep-klanten er altijd
blind uit te kunnen halen, omdat ze zich niet als normale
opdrachtgevers gedragen. Ze wisselen niet de gangbare
vervoerstechnische gegevens uit en vragen vaak niet eens naar de
prijs.
lees meer
IX – De zeehaven Rotterdam en de luchthaven Schiphol – 5.2.
De luchthaven SchipholJanuary 1, 1999
5.2. De luchthaven Schiphol
In het vorige hoofdstuk heb ik laten zien dat drugsmokkelaars
ook het vliegtuig als transportmiddel inzetten om hun illegale waar
naar de plaats van bestemming te (laten) vervoeren. Het aantal
koeriers dat op Schiphol met drugs (meestal cocane) wordt
aangehouden, is een indicatie voor de omvang van het gebruik door
drugsmokkelaars van een internationaal vliegveld. De hoeveelheid in
beslag genomen drugs is een andere aanwijzing voor de omvang en de
aard van de smokkel van drugs.
lees meer
IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 5.2.
Gespecialiseerde autodiefstalgroepenJanuary 1, 1999
5.2. Gespecialiseerde autodiefstalgroepen
In de vorige paragraaf hebben wij kunnen zien dat het voor
criminele groepen aantrekkelijk is auto’s te stelen en met winst
weer te verkopen. De pakkans in Nederland is erg laag en de waarde
van elke auto is hoog genoeg om bepaalde kosten te kunnen dekken.
Maar, wie zijn eigenlijk de daders? Wat weten wij ervan?
lees meer
IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 4.1.
Achtergronden van autodiefstallenJanuary 1, 1999
4. (VRACHT)AUTODIEFSTALLEN
4.1. Achtergronden van autodiefstallen
Personenauto’s worden om verschillende redenen en om
verschillende doelen gestolen. Deze redenen kunnen over drie
groepen worden verdeeld. Men kan auto’s stelen om er tijdelijk
gebruik van te maken, om er andere criminele activiteiten mee uit
te voeren of om ze na diefstal weer op de een of andere manier
illegaal op de legale markt terug te brengen. Deze redenen zijn van
belang omdat zij uiteindelijk bepalend zijn of een auto naar
verloop van tijd weer wordt teruggevonden of voor altijd spoorloos
zal blijven.
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>