• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage VI – 9.1 Inleiding

    9 OPENBAAR MINISTERIE

    9.1 Inleiding

    9.1.1 Algemene introductie

    Het openbaar ministerie (OM) is belast met de strafrechtelijke
    handhaving der rechtsorde. Daartoe beschikt het OM over het
    vervolgingsmonopolie en draagt de officier van justitie het gezag
    over de opsporing. Verder heeft het OM verschillende andere taken,
    zoals de tenuitvoerlegging van rechterlijke vonnissen en, sinds de
    inwerktreding van de Politiewet 1993, taken die voortvloeien uit
    het medebeheer van de politie. In dit hoofdstuk staat de rol van
    (de leden van) het OM bij de opsporing centraal. Met name in het
    kader van die taak komt het openbaar ministerie in aanraking met de
    georganiseerde criminaliteit en worden door het OM
    opsporingsmethoden ingezet.

    lees meer

    Bijlage VII – III.1. Inleiding

    III. MOGELIJKHEDEN EN BEPERKINGEN VAN ONDERZOEK NAAR
    GEORGANISEERDE

    III.1. Inleiding

    Het doen van wetenschappelijk onderzoek naar georganiseerde
    criminaliteit is een hachelijke onderneming. In het voorgaande
    hoofdstuk is als een van de drie kenmerken van georganiseerde
    criminaliteit genoemd het vermogen om zich op betrekkelijk
    effectieve wijze af te schermen. Georganiseerde criminaliteit is
    dan ook voor wetenschappelijk onderzoekers een veel minder
    toegankelijk onderzoekterrein dan bijvoorbeeld voetbalvandalisme of
    druggebruik. Daarenboven zijn de traditionele informatiebronnen van
    criminologische wetenschap, zoals de politie en slachtoffers,
    doorgaans weinig toeschietelijk bij het verlenen van medewerking
    aan onderzoek naar georganiseerde criminaliteit. De politie wil
    niet graag haar informatiepositie prijsgeven (Reuter en Rubinstein,
    1978) en slachtoffers zijn dikwijls beducht om te spreken. Het is
    gemakkelijker om winkeliers over winkeldiefstal te interviewen dan
    horeca-ondernemers over gedwongen protectie in hun bedrijfstak.

    lees meer

    Bijlage VII – V.4. De autobranche

    V.4. De autobranche

    Voor criminele groepen die op grote schaal in gestolen auto’s
    handelen is het aantrekkelijk om samenwerking te zoeken met
    bonafide bedrijven. Het feit dat er per jaar ongeveer 5 tot 7.000
    auto’s niet terug worden gevonden maakt duidelijk dat er wel
    samenwerking met garagebedrijven in Nederland moet zijn. Criminele
    groepen moeten voor deze illegale handel beschikken over veel
    deskundigheid. Voor de levering van nummerplaten, valse
    kentekenbewijzen, het plaatsen van nieuwe sloten, het veranderen
    van chassisnummers en het eventueel overspuiten van auto’s is veel
    vakkennis nodig en veel handelingen kunnen ook niet op straat en in
    het openbaar gebeuren. Daarvoor heeft een criminele groep een
    gespecialiseerde werkplaats nodig en vakspecialisten om de diverse
    werkzaamheden uit te voeren. Voor criminele groepen of andere
    professionele daders is het nauwelijks interessant een volledig
    garagebedrijf op te kopen en dit zelf te voorzien van apparatuur en
    personeel. De kans dat een garage zonder klanten op de een of
    andere manier bij de politie bekend wordt, is redelijk groot; het
    kan via de legale handelsactiviteiten de illegale niet goed
    camoufleren. Wanneer toch een normaal garagebedrijf wordt opgekocht
    neemt de afhandeling van de (noodzakelijke) gewone clientle te veel
    tijd in beslag, is de administratieve rompslomp te groot in
    verhouding tot de opbrengsten en komt er controlerend personeel van
    diverse instanties over de vloer. Infiltratie van garages is met
    andere woorden onaantrekkelijk voor criminele groepen. Ook de
    beperkte hoeveelheid geld die via dit type bedrijven kan worden
    witgewassen, maakt deze optie minder interessant.

    lees meer

    Bijlage VII – VIII.3. Verwachtingen voor de nabije toekomst

    VIII.3. Verwachtingen voor de nabije toekomst

    Vorenstaande kwesties doen allicht de vraag rijzen naar de
    ontwikkeling van de georganiseerde criminaliteit in Nederland in de
    komende jaren. Deze vraag is echter gemakkelijker gesteld dan
    beantwoord. Niet alleen is het onderzoek zomaar om te zetten in
    bouwstenen voor een voorspelling van wat komen gaat, maar ook het
    feit dat – vanuit methodologisch oogpunt gezien – niet verantwoord
    om de resultaten van een hoofdzakelijk descriptief de
    georganiseerde criminaliteit tegenwoordig zo internationaal van
    karakter is en er op allerhande plaatsen in de wereld op grotere en
    kleinere schaal allerlei maatregelen tegen worden genomen, maakt
    het inderdaad zeer moeilijk om vooruit te zeggen wat er de komende
    jaren gaat gebeuren. Waar dan nog bij komt dat eigenlijk niet van
    de georganiseerde criminaliteit kan worden gesproken, maar telkens
    weer opnieuw moet worden gevarieerd naar de aard van de betrokken
    criminele groepen en de illegale activiteiten die zij organiseren.
    Het verklarend inzicht in de vroegere en gaande ontwikkeling van de
    georganiseerde criminaliteit in Europa is niet zo groot dat voor
    allerlei vormen van georganiseerde criminaliteit kan worden bepaald
    hoe zij er de komende jaren uit zullen gaan zien. Toch is het,
    zeker vanuit een oogpunt van beleid, alleszins redelijk om naar de
    toekomst van de georganiseerde criminaliteit te vragen. En dus kan
    het niet onredelijk zijn om hier tenminste in grote lijnen enkele
    verwachtingen voor haar toekomst aan het papier toe te vertrouwen.
    Deze verwachtingen zijn mede gebaseerd op de weinige publikaties
    waarin met meer of minder succes is geprobeerd enkele gedachten te
    formuleren omtrent de ontwikkeling van de georganiseerde
    criminaliteit in de toekomst, wereldwijd, op Europees niveau, in
    sommige landen om ons heen (United Nations, 1994; Williams, 1995;
    Carter, s.d.; Joutsen, 1993; Bundeskriminalamt, 1995).

    lees meer

    Bijlage VIII – 4.4. Tot besluit

    4.4. Tot besluit

    Over Nederland ligt een wirwar van de meest verschillende
    criminele netwerken. Organisaties als de Hells Angels, cliques als
    die welke in het Zuiden de synthetische drugs produceren, en
    individuen zoals we die hebben aangetroffen in het algemene
    netwerk, vormen de middelpunten van deze netwerken. Een aantal van
    die netwerken staat zowel op nationaal niveau als op regionaal en
    lokaal niveau voortdurend met elkaar in contact. Met andere
    woorden: er zou op dit middenniveau van de georganiseerde
    criminaliteit wel eens meer orde kunnen heersen dan de chaos, die
    men hier bij de eerste aanblik waarneemt, suggereert. Met name de
    verbindingen tussen de top-groepen en de criminele netwerken zijn
    in dit verband van groot belang. Maar ook de belangrijke rol van de
    schakels tussen de interregionale en landelijke netwerken enerzijds
    en de lokaal-opererende groepen anderzijds mag niet worden
    veronachtzaamd. Want deze basisgroepen vormen in menig opzicht het
    draagvlak voor de georganiseerde criminaliteit op de hogere
    niveau’s.

    lees meer

    Bijlage VIII – II.3. De militaire coup

    II.3. De militaire coup

    Op 25 februari 1980 werd het politiebureau aan de Waterkant te
    Paramaribo in brand geschoten door een groep van zestien ontevreden
    militairen in de rang van sergeant. Uit dit gezelschap kwam Desi
    Bouterse naar voren als leider die het gezag in het land overnam.
    In maart werd een nieuwe eerste minister aangesteld: Henk Chin A
    Sen en daarmee had de regering haar burgerlijke gezicht
    teruggewonnen, maar er kon geen twijfel bestaan in wiens handen de
    werkelijke macht lag. Met n flinke klap was een einde gekomen aan
    de etnisch gepacificeerde verhoudingen in de politiek, die door
    buitenlandse waarnemers wel waren gezien als lichtend voorbeeld van
    politieke stabiliteit in een maatschappelijk gespleten samenleving
    (Dew, 1994). In december 1982 volgde de koelbloedige moord op 15
    politieke tegenstanders.

    lees meer

    Bijlage VIII – IV.2. De ontwikkeling van de georganiseerde misdaad in Marokko

    IV.2. De ontwikkeling van de georganiseerde misdaad in
    Marokko

    De opkomst van de georganiseerde misdaad in Marokko is niet te
    begrijpen als we niet weten dat een zeer groot gedeelte van de
    Marokkaanse staatshuishouding zich afspeelt in de grijze en zwarte
    zones van de zogenaamde informele economie. Deze term staat voor
    alle bedrijvigheid die niet officieel is geregistreerd en geteld,
    maar die desondanks veel werkgelegenheid verschaft. Marokko geldt
    in de eerste plaats als een agrarisch land, dertig procent van de
    bevolking vindt er werk in de landbouw. De industrie is weinig
    ontwikkeld en biedt weinig werkgelegenheid. Het klinkt vreemd in
    Westerse oren, maar zoals in veel landen van de Derde Wereld vormt
    de informele economie in feite de belangrijkste economische sector.
    Er bestaan schattingen dat de staatshuishouding daar voor de helft
    van het Bruto Nationaal Produkt op drijft. Behalve de verbouw van
    en handel in hash, zijn in deze informele sector activiteiten
    aanwijsbaar die wij zonder meer tot het terrein van de
    georganiseerde misdaad mogen rekenen. Vanuit Marokko wordt op
    uiteenlopende manieren aan mensensmokkel gedaan. Er worden met
    vissersboten en kleine scheepjes tegen betaling (van bijvoorbeeld
    f.3.000,-) illegale trekarbeiders of emigranten de veertig
    kilometer overgezet die Europa en Afrika van elkaar scheiden ter
    hoogte van de Straat van Gibraltar. Er zijn berichten dat de
    Italiaanse mafia hierbij is betrokken en dat leden van de kustwacht
    in Marokko en Spanje zijn omgekocht om deze menselijke vrachten
    door te laten. Deze mensen zoeken werk in de tuinbouw en de oude
    takken van industrie in Spanje en Itali. Er worden vrouwen
    uitgevoerd om als prostitue te werken. Voorheen was hun markt te
    vinden in Saoedi-Arabi en andere rijke Golfstaten, maar mede op
    aandrang van de orthodoxe beweging in de Islam om dit te stoppen,
    wordt dit verkeer nu in de richting van Spanje en Frankrijk en
    noordelijker gedirigeerd. Met deze vormen van mensenhandel gaat een
    levendige produktie en handel in valse reisdocumenten gepaard.
    Voorts is sprake van georganiseerde autodiefstal uit Europa. Tussen
    de reusachtige stroom gemotoriseerde Marokkaanse vakantiegangers
    valt een enkel gestolen exemplaar nauwelijks op. Vooral in Spanje
    en Itali zijn Marokkaanse bendes op dit terrein actief; daar worden
    ook de papieren vervalst. In april heeft de Spaanse politie twee
    bendes opgerold, waarvan er overigens n bestond uit vier
    Nederlanders en een Brit. De georganisiseerde misdaad in Marokko is
    verder actief in alle mogelijk vormen van smokkel. Smokkelen vormt
    trouwens ook voor andere ondernemende individuen een bron van
    inkomsten zoals iedereen aan de grens zelf gemakkelijk kan
    waarnemen. Via de twee kleine vrijhandelszones in het noorden
    (Ceuta en Melilla) en via de Canarische eilanden in het Zuiden van
    het land worden Amerikaanse sigaretten en hifi-apparatuur
    binnengesmokkeld zonder dat de verschuldigde belasting wordt
    betaald en er is ook al een zwarte markt voor nieuwe, en voor
    tweedehands kleding en voor vers, maar zelfs ook voor overjarig
    voedsel in conservenblikjes. In Marokko zijn verder zwarte markten
    voor wapens, goud en buitenlandse geld. Marokko kende in de loop
    van 1994 en 1995 een reeks belangrijke fraudeschandelen en dan gaat
    het onder andere om ambtenaren die voor eigen rekening door de
    Verenigde Naties geschonken graan aan boeren verkochten
    (Derro-project, 1993); de directeur van een dochteronderneming van
    Royal Air Maroc die in 1995 werd aangehouden op verdenking van het
    verduisteren van grote bedragen die gemoeid waren bij het tot stand
    komen van koopcontracten met Duitse en Turkse bedrijven;
    medewerkers van de Algemene Bank Marokko (een filiaal van ABN-AMRO)
    die grote financile transacties zouden hebben gepleegd ten koste
    van het Amerikaanse autobandenbedrijf Goodyear. Deze voorbeelden
    van georganiseerde misdaad en fraude in Marokko zijn echter
    kinderspel vergeleken bij de handel in cannabis en in toenemende
    mate ook hard drugs. Nederland is daarbij als importland (het
    belangrijkste?) van vitale betekenis. Hoe valt die ontwikkeling te
    verklaren? We willen over drie specifieke voorwaarden iets zeggen:
    (a) de rentabiliteit van de cannabis-verbouw, (b) de losbandige en
    autonome traditie van het herkomstgebied en (c) de ontwikkeling van
    de emigratie. Eerst (a): de teelt van het produkt. De boeren in een
    klein gebied in het Noorden (Beni-Khaled of Ketama) dat ongeveer
    100 kilometer ten Zuidwesten ligt van de plaats Al Hoceima – dit
    ligt in de streek waar de gastarbeiders naar Nederland vandaan
    komen – telen reeds meer dan tien eeuwen cannabis ten behoeve van
    een bescheiden binnenlands gebruik. Koning Hassan I heeft het in
    1890 met zoveel woorden toegestaan in vijf dorpen in dit gebied.
    Toen de noordelijke zone van Marokko in 1912 onder Spaans beheer
    kwam, legde het koloniale bestuur deze boeren geen strobreed in de
    weg. In deze ruige streek van het hoge Rif-gebergte leveren de
    verbouw van gerst, de opbrengst van fruitbomen, de teelt van geiten
    en de produkten van bosbouw (hout, kurk, houtskool) te weinig op om
    een zeker bestaan te lijden. Er zijn dan ook regelmatig
    hongersnoden in dit gebied uitgebroken, nog in 1944/45 verloor een
    vijfde tot een kwart van alle bewoners van de Centrale Rif het
    leven (De Mas, 1995). Hash vormt een hoognodige en zekere
    aanvulling van het inkomen, want dat wil ook in droge jaren nog wel
    groeien. In het gebied waar De Mas reeds jarenlang onderzoek
    verricht, heeft hij geconstateerd dat waar de bevolking in 1972 nog
    voor 3 5 procent van haar inkomsten van de teelt van cannabis
    afhankelijk was, dit percentage nu (1993) is gestegen tot 25 30%.
    In Marokko worden drie groepen van hash-produkten onderscheiden.
    Kif is de
    Berberse benaming van de plant zelf in het Marokkaans. Ze wordt
    gedroogd en ruim een jaar bewaard voor verdere bewerking. Sjiera is
    het poeder dat bij het dorsen van de gedroogde plant achterblijft.
    Hiervan wordt de beste kwaliteit cannabis, de zogenaamde 00 (double
    zro) vervaardigd. Cannabis-olie wordt gemaakt door de sjiera-poeder
    met zuivere alcohol op te lossen en verder te bewerken. Ofschoon
    strijdig met de godsdienstige voorschriften, voor Marokkaanse
    producenten en consumenten is hash heel gewoon: goede handel en een
    prettig genotmiddel. Kif werd gerookt door oude mannen,
    thans wordt dit op veel plaatsen ook voor jongeren gedoogd. Het
    verbod in Europa komt de meeste betrokken Marokkanen als
    merkwaardig voor. Of liever als buitenkans, want dankzij de
    strafbaarstelling kan de prijs worden opgedreven. Deze houding
    levert de huidige drugshandelende Marokkanen ook in Nederland de
    neutraliseringstechniek op die nodig is de morele grens naar het
    plegen van strafbare feiten over te steken. Waarom zouden zij dit
    onschuldige produkt niet leveren op een grote koopkrachtige
    markt?

    lees meer

    Bijlage VIII – I.2. De maatschappelijke legitimiteit van nader onderzoek

    I.2. De maatschappelijke legitimiteit van nader
    onderzoek

    Onderzoek naar georganiseerde criminaliteit door buitenlandse en
    allochtone groepen is een gevoelige aangelegenheid. Het kan, als er
    niet zorgvuldig mee wordt omgegaan, gemakkelijk voedsel geven aan
    racistische vooroordelen en politieke organisaties die
    vreemdelingenhaat kapitaliseren in de kaart spelen. Dat dit geen
    loze bewering is, werd hiervoor al aangegeven. In de Verenigde
    Staten, vanwaar veel criminologische inzichten afkomstig zijn, is
    de georganiseerde misdaad en in het bijzonder de
    Italiaans-Amerikaanse mafia, bij herhaling verheven tot soortbegrip
    en voorgesteld als een geheime samenzwering die elders wordt
    opgezet en waarvan de deelnemers de in zichzelf gezonde politiek,
    economie en samenleving van Amerika hebben overrompeld en
    gecorrumpeerd. De angst voor deze sinistere buitenlandse octopus
    komt in de Amerikaanse politiek op gezette tijden naar boven om in
    een wervelend samenspel van de media, de politiek, het Openbaar
    Ministerie, de politie, comits van bezorgde burgers, populaire
    wetenschap, en ook film en bellettrie, te worden afgeschilderd als
    onzegbaar machtig. Dit draagt het gevaar van de Amerikaanse
    moral panic in zich (Chambliss, 1995). Het werk van veel
    vakcriminologen is tot op zekere hoogte een voor de hand liggende
    reactie op deze angstige voorstelling van zaken. Zij hebben
    veelvuldig getracht deze these van de alien conspiracy te
    weerleggen. Wat op zijn beurt weer aanleiding kan zijn om het
    probleem ten onrechte te bagatelliseren en dan zijn we nog verder
    van huis want het verschijnsel verdwijnt niet vanzelf. In een
    recent rapport van de Verenigde Naties (United Nations, 1994) wordt
    de internationalisering van de activiteiten die de hiervoor
    genoemde buitenlandse groepen ontplooien, vooral toegeschreven aan
    de algehele globalisering van het maatschappelijk leven, en verder
    – gespecificeerd voor individuele landen – in verband gebracht met
    enerzijds de mogelijkheden om ergens op een illegale manier snel
    groot geld te verdienen en anderzijds de mate van risico om op een
    doeltreffende manier door de overheden aldaar te worden bestreden.
    Met andere woorden, in dit rapport wordt uitgegaan van de
    grondgedachte dat daar waar hoge winsten zijn te behalen en de
    overheid – om wat voor reden dan ook: onvoldoende organisatie,
    corruptie en intimidatie, acceptatie van bepaalde ontwikkelingen –
    zwak is of berust in de gang van zaken, de bekende transnationale
    groepen zullen neerstrijken. Over de rol die (ook) binnenlandse
    allochtone criminele groepen en de gemeenschappen waarvan zij deel
    uitmaken, in zo’n een proces kunnen spelen, wordt met geen woord
    gerept. Waarom aan hun belangrijke rol wordt voorbijgegaan, wordt
    niet verantwoord. Maar vreemd is het wel, want het is onderhand
    bijvoorbeeld een feit van algemene bekendheid dat de snelle
    penetratie van Italiaanse mafia-groepen in Duitsland alles te maken
    heeft met de aanwezigheid van grote Italiaanse gemeenschappen in
    veel Duitse steden. Mafiosi kunnen gemakkelijk onderduiken in deze
    gemeenschappen en zich zo onttrekken aan de greep van de Justitie
    in hun eigen of een ander land. Het is voor bepaalde mafiosi en hun
    handlangers veiliger om vanuit deze gemeenschappen crimineel actief
    te zijn in Itali dan vanuit de plaatselijke gemeenschappen in dit
    land zelf. En het is vanzelfsprekend ook niet zo moeilijk voor hen
    om eerst en vooral in zo’n grote Italiaanse gemeenschap als die in
    Duitsland medestanders te recruteren. Hoe dan ook, dit merkwaardige
    stilzwijgen in het desbetreffende rapport maakt iets van het
    ongemak zichtbaar waarmee over de betrokkenheid van allochtonen,
    etnische minderheden of immigranten in het algemeen, bij de
    georganiseerde criminaliteit wordt gesproken.

    lees meer

    Bijlage VIII – VIII.3. Conclusie

    VIII.3. Conclusie

    Het vorenstaande zal duidelijk hebben gemaakt dat de Nigeriaanse
    en Ghanese netwerken zeker ook in Nederland actief zijn. Maar
    hierbij dient wel te worden bedacht dat het in ons land slechts
    gaat om onderdelen, zoniet uiteinden, van deze netwerken. Want dit
    verklaart wellicht waarom hier eigenlijk niets, of toch niet veel,
    wordt teruggevonden van de grote hirarchische structuren waarvan in
    Nigeria zelf sprake lijkt te zijn, volgens politiebronnen. Dit
    maakt de Nederlandse vertakkingen overigens niet minder effectief:
    hun geringe omvang en losse organisatie stelt ze in staat om zeer
    flexibel te opereren in de internationale drugshandel. Dat deze
    organisatie voor de leidende figuren ook de nodige zorgen met zich
    meebrengt, staat vast; denk aan de controle op koeriers. Maar
    nadelen als deze wegen waarschijnlijk niet op tegen de voordelen.
    Alles wijst er verder op dat de Nigeriaanse en Ghanese
    (georganiseerde) criminaliteit in ons land zich eenzijdig heeft
    ontwikkeld. Bovenal speelt zij zich af in de drugshandel, en verder
    nog steeds in de autohandel en, wellicht, de vrouwenhandel. Op
    welke schaal deze illegale activiteiten tegenwoordig worden
    bedreven, is echter goeddeels een raadsel. Gelet op de
    onheilstijdingen die zo nu en dan over hun omvang de wereld in
    worden gestuurd, zou het wel goed zijn wanneer er eens wat nader
    onderzoek zou worden verricht, zowel om mythevorming te voorkomen
    als om opsporing te bewerkstelligen waar zij geboden is. De
    oplichterspraktijken die vanuit Nigeria worden bedreven, kunnen
    overigens moeilijk worden gekenschetst als vormen van
    (georganiseerde) criminaliteit die echt op Nederlandse bodem worden
    bedreven. In dit verband vallen er in
    Nederland alleen slachtoffers, niet zelden als gevolg van hun eigen
    naviteit en/of hebzucht. Het feit dat de onderhavige netwerken zich
    in Nederland alleen maar manifesteren in de gedaante van kleine
    cliques smokkelaars, verklaart wellicht mede waarom er hier zo goed
    als geen sprake is van geweldgebruik, en van corruptie slechts op
    de meeste gerede plaatsen in de Nederlandse economie en de
    Nederlandse ambtenarij. En niet uitgesloten moet worden geacht dat
    juist ook dit een van de voornaamste redenen is waarom aan deze
    (uitlopers van de ) Nigeriaanse en Ghanese georganiseerde
    criminaliteit haast geen aandacht wordt geschonken.

    lees meer

    Bijlage VIII – Bibliografie Hoofdstuk III

    Bibliografie Hoofdstuk III:

    Turkse criminele groepen in Nederland

    Akgndz, A., Een analytische studie naar de arbeidsmigratie van
    Turkije naar West-Europa, in het bijzonder naar Duitsland en
    Nederland (1960-1974), in Sociologische Gids, jaargang 40,
    1993, p. 352-385.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 4.3 Verkoopcijfers vrachtwagens

    4.3 Verkoopcijfers vrachtwagens

    De aankoop van nieuwe vrachtauto’s en trekkers daalde tussen
    1992 en 1993 sterk; er werden in 1994 vijfendertig procent minder
    vrachtauto’s en vijfenveertig procent minder trekkers verkocht dan
    in 1992; volgens Transport en Logistiek Nederland was dit een
    belangrijke indicator voor de algeheel slechte situatie bij de
    transportbedrijven (TLN, 1994). Maar in 1994 neemt het aantal
    verkopen van vrachtwagens en opleggers ineens weer sterk toe: er
    worden 13 % meer trucks verkocht en bijna 44 % meer opleggers dan
    in het voorgaande jaar (TLN, 1995). Hieruit kan worden
    geconcludeerd dat de dalende resultaten definitief tot een einde
    zijn gekomen. Ook het aantal geleaste wagens neemt de
    laatste jaren sterk toe. In 1990 werd ongeveer zestien procent van
    de vrachtwagens en trekkers geleast, in 1991 groeide dit percentage
    tot negentien procent en in 1992 was het al ongeveer 22 procent
    (CBS, 1994).

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 11.2 Expediteurs

    11.2 Expediteurs

    De transportdocumenten worden tegen betaling opgemaakt door
    douane-expediteurs, meestal in opdracht van een verlader,
    soms rechtstreeks van fabrikanten. Sommige verladers of
    transportondernemers maken zelf hun documenten op, maar dit komt
    niet vaak voor. De expediteur regelt het vervoer van A naar B, van
    vliegtuig tot schip tot vrachtwagen. Voor het vervoer over de weg
    schakelt de expediteur n of meer transportbedrijven in. Per
    douane-document moet een borgsom gestort worden, maar
    expeditie-bedrijven hebben een doorlopende borg uitstaan. Wanneer
    de papieren niet aangezuiverd worden, is de expediteur
    verantwoordelijk tegenover de fiscus voor de misgelopen
    belastinggelden of ten onrechte betaalde subsidies. Wanneer er geen
    bewijs komt dat de goederen de EU hebben verlaten, klopt de
    Nederlandse belastingdienst bij de expediteur aan met een naheffing
    voor de misgelopen gelden. In 1994 kregen twintig expediteurs een
    dergelijke rekening in de bus; zo moesten twee grote bedrijven
    samen meer dan honderd miljoen ophoesten. De branche-organisatie
    van expediteurs Fenex schat dat de fiscus op deze manier jaarlijks
    zo’n 1,5 miljard aan belastinginkomsten misloopt. Sommige
    expediteurs huren een bewakingsbedrijf in voor gevoelige
    transporten; een bewakingsagent rijdt dan in zijn personenwagen
    achter de vracht aan en houdt het douane-document gescheiden van de
    wagen. Het komt ook voor dat werknemers van het expeditie-bedrijf
    met hun neus op het laden en lossen staan. Verder schijnen sommige
    expeditie-bedrijven camera’s in hun kantoor hebben hangen, waarop
    het moment dat de chauffeur de papieren inklaart op film wordt
    vastgelegd. Volgens Fenex, die deelneemt aan de pas opgerichte
    werkgroep Fraudepreventie, is het de georganiseerde misdaad die
    slim inspringt op de onoverzichtelijkheid van de open grenzen en zo
    de expediteurs een loer draait. Maar zijn alle expediteurs wel zo
    onschuldig? En welke rol spelen de plaatselijk overheden? We
    bespreken nu verschillende varianten in subsidie-, belasting- en
    accijnsfraude.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 12.8 De organisatie van smokkeltransporten

    12.8 De organisatie van smokkeltransporten

    Er is een sterk onderscheid naar de kleine en de grote handel.
    Pas wanneer het om tonnen hash of meer dan duizend kilo harddrugs
    gaat, spreekt men van grote handel. De kleine partijen worden
    gereden door individuele chauffeurs, eigen rijders of kleine
    transporteurs (en natuurlijk nog kleinere partijen in
    personenauto’s of campers met gemiddeld 10-100 kilo). De grotere
    partijen vereisen een uitgebreide organisatie: er moet een zeer
    hoog bedrag worden opgebracht als betaling en er moeten mensen voor
    het transport, de opslag en de distributie worden gecharterd. Een
    grote smokkelaar vertelt dat hij een ploeg van 15 tot 20 man had,
    waarvan een aantal tot de vaste kerngroep behoorden en een aantal
    oproepbaar waren.

    lees meer

    Bijlage IX – 4.3.2. De aard en omvang van mensensmokkel

    4.3.2. De aard en omvang van mensensmokkel Noot

    De smokkel van mensen is voor criminele groepen aantrekkelijk om
    meer redenen. De betalingen die van wanhopige mensen kunnen worden
    verlangd zijn aanzienlijk. Doorgaans leggen mensen tussen de 5.000
    en 20.000 gulden neer om naar een land te worden gesmokkeld. De
    pakkans van smokkelaars is internationaal gezien zeer laag en de
    straffen die op mensensmokkel staan zijn bescheiden te noemen. (In
    Nederland is het fenomeen +mensensmokkel; aan de Koninklijke
    Marechaussee toegewezen in het kader van haar grensbewakingstaak.)
    Mensensmokkel vindt niet alleen via Schiphol plaats, maar ook via
    de weg per auto(bus). Van de totale omvang van mensensmokkel schat
    de Koninklijke Marechaussee dat een klein deel daarvan via Schiphol
    gaat.

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 4.5. Omvang van de schade in Nederland door professionele autodieven

    4.5. Omvang van de schade in Nederland door professionele
    autodieven

    Wanneer het aantal personenauto’s dat per jaar verdwijnt door
    toedoen van professionelen en criminele groepen wordt geschat
    tussen de 5.000 en 7.000 dan kan ook de schade die de Nederlandse
    bevolking daarvan ondervindt, worden berekend. Eerder hebben
    Bruinsma, Crijns en Kroes (1993) de gemiddelde schade van alle
    gestolen auto’s geschat op f.12.000,- per stuk (dagwaarde). De
    schade van een auto die (snel) wordt teruggevonden is uiteraard
    lager dan dat bedrag. Voor niet teruggevonden auto’s moet het
    gemiddelde schadebedrag hoger liggen omdat deze auto’s meestal
    jonger zijn en uit een duurdere prijscategorie komen. De nieuwprijs
    komt als bedrag niet in aanmerking omdat verzekeringsmaatschappijen
    deze niet uitkeren maar de dagwaarde aanhouden. In Belgi wordt een
    bedrag van f.17.000,- voor permanent verdwenen auto’s gerekend.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>