Bijlage VII – VI.3. Het wegsluizen van misdaadgeld in de
legale economieJanuary 1, 1999
VI.3. Het wegsluizen van misdaadgeld in de legale
economie
Misdaad loont. De winsten die met georganiseerde criminaliteit
worden behaald, zijn soms buitensporig hoog. Toch is de aandacht in
Nederland voor het confisceren van deze winsten pas van recente
datum. Meer in het algemeen is er, zoals reeds in hoofdstuk IV naar
voren kwam, betrekkelijk weinig kennis over de omvang en de aard
van de bestedingen van misdaadgeld. In de jaren zeventig en tachtig
groeide weliswaar de aandacht voor de omvang van zwart geld, het
voor de fiscus verzwegen inkomen, maar deze problematiek werd niet
in verband gebracht met de opbrengsten uit misdaad. Overigens is
het in de legale economie sluizen van winsten van georganiseerde
criminaliteit in internationaal verband onder het trefwoord money
laundering eerder wel hoog op de politieke agenda terechtgekomen
(Van Zoest, 1995). Witwassen is de verbindende schakel tussen de
illegaliteit en de legale sectoren van de economie; het vereist de
(al dan niet verwijtbare) betrokkenheid van integer geachte
personen (onder wie advocaten en accountants) en systemen, zoals
het bankwezen en de beurs. Niet zozeer door de criminele
grondfeiten maar door het wegsluizen van crimineel geld in het
legale circuit kan de zo gevreesde innesteling of infiltratie
plaatsvinden. Vanwege de enorme geldbedragen, die in de criminele
wereld in omloop zijn, is witwassen geen symptoom van het
eigenlijke probleem (georganiseerde criminaliteit), maar is het een
probleem op zichzelf geworden.
lees meer
Bijlage VIII – 3.1. Het verhaal achter de feitenJanuary 1, 1999
3.1. Het verhaal achter de feiten
De autochtone georganiseerde criminaliteit van dit moment is
hoofdzakelijk een kwestie van grootschalige drugshandel.
Groothandel in hash, althans op het eerste oog, is daarbij het
grootst, dan groothandel in zowel hard drugs (cocane, herone) als
in amphetamine- en XTC-preparaten, en tot slot wellicht (een deel
van) de handel in nederwiet. (Hierbij zij wel aangetekend dat H.
van de Bunt in het kader van dit onderzoek speciaal een aantal
belangrijke fraude-gevallen heeft geanalyseerd.) Natuurlijk doet
deze vaststelling, die hierna wordt onderbouwd, de vraag rijzen hoe
het komt dat Nederlandse criminele groepen, met name in de
hashhandel, ook internationaal gezien, een sterke positie hebben
kunnen opbouwen. Deze vraag is minder gemakkelijk te beantwoorden
dan het lijkt maar er zijn wel enkele aanzetten te geven dankzij de
informatie van enkele politiemensen en officieren van justitie die
in de voorbije jaren van zr nabij de drugshandel hebben
gevolgd.
lees meer
Bijlage VIII – BibliografieJanuary 1, 1999
Bibliografie
Beer Poortugael, D. den, De marechaussee grijpt in, Bruna
& Zoon, Utrecht, 1954. Blok, A., De bokkerijders;
Roversbenden en geheime genootschappen in de landen van
Overmaas, Prometheus, Amsterdam, 1991.
lees meer
Bijlage VIII – III.2. De mafia’s van TurkijeJanuary 1, 1999
III.2. De mafia’s van Turkije
Het is niet eenvoudig om goed zicht te krijgen op het
uitgestrekte panorama van de georganiseerde misdaad in Turkije.
Anders dan over vele andere drugsexporterende landen bestaat er
weinig wetenschappelijke literatuur over en zeker niet in een
Europese taal. Het verslag dat de NRC-journalist R. van der Roer
(1989) over de toenmalige Turkse mafia in Nederland samenstelde op
grond van mededelingen van de Nederlandse politie en justitie,
behoort nog tot de beste stukken. Hij beschrijft de toestand in de
jaren tachtig. Voor de politie is de grote moeilijkheid om uit te
vinden met welke mafiafamilies in Turkije de organisaties in
West-Europa handel drijven. De organisaties zijn redelijk goed
afgeschermd en Turkse verdachten zijn weinig mededeelzaam. Aan de
andere kant manifesteren de Turkse peetvaders (baba’s of de
aga’s) van de georganiseerde misdaad zich in Turkije
openlijker dan waar ook ter wereld! Zij geven interviews aan
journalisten en laten zich onbekommerd ondervragen voor de
televisie. Zij gebruiken de media om een image op te bouwen van
mannen van eer en weldoeners der mensheid. Turken in West-Europa
kunnen dat sedert de introductie van de schotelantenne goed volgen
en als gespreksonderwerp is het even populair als de mafia dat is
in Amerika. De vrijheid die journalisten met betrekking tot dit
onderwerp genieten is ongekend. Bij het interviewen van de
peetvaders maken zij met succes gebruik van hun verschoningsrecht.
Een aantal hunner loopt de politiebureaus en gerechtsgebouwen
onbekommerd in en uit. In hun reportages gedragen zich als
aasgieren. De gruwelijke details van de onderlinge strijd worden de
lezers en kijkers niet bespaard, in tegendeel, er wordt veel geld
voor geboden. De foto’s van de drie afgesneden en verbrande hoofden
die in 1992 in het Brielse Meer zijn aangetroffen (waarover
hieronder meer) zijn niet aan de Nederlandse media verstrekt, maar
ze hebben (zonder twijfel na te zijn afgestaan door de Turkse
politie die men uit Rotterdam een serie had gestuurd) wel in kleur
de voorpagina’s van de Turkse dagbladen gehaald.
lees meer
Bijlage VIII – IV.8. Georganiseerde misdaad begint op de
hoekJanuary 1, 1999
IV.8. Georganiseerde misdaad begint op de hoek: een voorbeeld
van Marokkaanse bendes
We blijven bij de kwestie van het wegsluizen en het gebruik van
de revenuen toch langer staan omdat in Nederland een groot
strafrechtelijk onderzoek is uitgevoerd dat weliswaar niet
representatief is voor de handel zelf, maar dat wel een interessant
licht werpt op de maatschappelijke habitus van de betrokken
drugshandelaren. Het gaat hier om de zogenaamde Ramola-zaak die in
1993 en 1994 door de Rotterdamse politie is gedraaid. Plaats van
handeling is de Rotterdamse wijk Spangen die ooit, vlak na de
Eerste Wereldoorlog door niemand minder dan de architecten M.
Brinkman en P. Oud is ontworpen als modelwijk voor vooruitstrevende
arbeiders. Een echt rood nest werd het en het hoofdkwartier van de
voetbalclub Sparta. Nu is het echter een van de laatste wijken
waarvan althans een deel in aanmerking komt voor renovatie en hier
heeft het door de stadsvernieuwing opgejaagde legertje van
drugsdealers zich op dit moment gevestigd. De overlast is groot,
het broeit in de buurt. De wijk is aan de voet van een afrit van de
A16 gunstig gelegen voor drugstoeristen uit Frankrijk en Belgi die
goedkope drugs komen kopen in grote hoeveelheden, van goede
kwaliteit en zonder het risico te worden aangepakt zoals door de
politie in eigen land. Drugsrunners lokken de klanten al aan de
grens, langs de weg en in de wijk en daar zijn jonge kinderen
onder. Helsdingen en De Kleuver (1995) maakten op grond van een
analyse van honderden waargenomen personen het profiel van
drugsrunners en komen tot de conclusie dat in het jaar 1992 en 1993
niet minder dan 93% van Marokkaanse origine was. De buitenlanders
kopen hier cocane die een Marokkaanse groep weer afneemt van mensen
die afkomstig zijn uit de Dominicaanse Republiek en herone van een
Turkse groep. Als mensen van een etnische groep die vertrouwd zijn
met de klanten uit francofone landen, zijn Marokkanen de voor de
hand liggende dealers.
lees meer
Bijlage VIII – VII.2. De razendsnelle opkomst van de
Colombiaanse kartelsJanuary 1, 1999
VII.2. De razendsnelle opkomst van de Colombiaanse
kartels
De opkomst van de drugskartels volgt logisch op de groei van de
vraag naar dit verdovende middel. In de jaren zestig en zeventig
was het witte poeder het genotmiddel van de avant-garde en
culturele elite en in tegenstelling tot de onbeschaafde herone was
het de champagne onder de drugs. In de tweede helft van de jaren
zeventig zonk dit cultuurgoed naar lagere welstandsklassen en in de
Verenigde Staten werd het tegenwoordig niet enkel meer gesnoven,
maar ook gerookt (free-basen) en gebruikt in de vorm van crack.
Crack is de rookbare variant van cocane HCL. In de Verenigde Staten
wordt het zuur vermengd met bakpoeder, in Nederland met ammonia.
Crack is in Nederland moeilijk te vinden (nochtans bleken bij
cocanemonsters in 1994 in Rotterdam wel degelijk crack of freebase
voor te komen, NRC/Handelsblad, 12.11.1994), de zwarte getto’s van
de Verenigde Staten zijn er verschrikkelijk door getroffen.
Coca-bladeren werden in Zuid-Amerika door plaatselijke bevolkingen
wel gebruikt om op te kauwen en daardoor het werk langer vol te
houden. De mijnwerkers in Peru konden het werk niet aan zonder hun
coca-pruim en zij werden voor een gedeelte van hun loon ook in coca
uitbetaald. Het verhaal van de wereldwijde opkomst van coke is
veelvuldig beschreven: de vraag steeg reusachtig en het moderne
transport maakte het mogelijk aan een toenemende vraag te voldoen.
Alvorens poeder of de cocanebase uit te kunnen voeren moeten de
bladeren in keukens of laboratoria worden gekookt (met behulp van
onder andere petroleum) en de zo gewonnen pasta wordt vervolgens
geraffineerd (met behulp van onder andere ether en aceton) en tot
poeder gemaakt (dat is het zuur cocanehydrochloride). Die laatste
bewerking kan ook elders plaatsvinden, want de pasta is voldoende
geconcentreerd om in kleine exporthoeveelheden toch nog veel op te
brengen. Vandaar de suggestie dat in het doorvoerland Suriname zelf
cocane zou worden geraffineerd. Overigens is ook in Europa en in
Nederland al cocanebase aangetroffen. Colombia is voor de genoemde
chemische hulpvloeistoffen afhankelijk van het Westen en sinds de
export daarvan is verboden, zit men soms zonder.
lees meer
Bijlage VIII – IX.5. ConclusieJanuary 1, 1999
IX.5. Conclusie
Volgens de gegevens die ons ter beschikking staan, is het zo dat
de Russische mafia op een enkel vlak – en vooral dat van afpersing
– zeker al wel tekenen van leven in Nederland heeft gegeven, maar
dat de omvang van haar activiteiten voorlopig niet moet worden
overdreven. Deze conclusie wordt niet alleen gedragen door de
feiten en berichten die wij zelf onder ogen hebben gehad. Zij
strookt ook volledig met de bevindingen waartoe belangrijke Duitse
en Amerikaanse politiediensten zijn gekomen aangaande de
verbreiding van de Russische mafia in West-Europa. Hun rapporten
laten immers ook zien dat deze mafia zich in allerhande Amerikaanse
en Westeuropese metropolen en grote steden heeft genesteld, behalve
in de Nederlandse. De Fastowski-zaak toont wellicht aan dat dit aan
het veranderen is, maar deze verandering heeft zich op dit moment
dan toch nog niet duidelijk doorgezet. In elk geval werd nergens
vastgesteld dat misdadigers of criminele groepen van Russische
origine zich hebben schuldig gemaakt aan pogingen tot corrumpering
van de Nederlandse overheid, laat staan aan de toepassing van
intimidatie of geweld in haar richting. Dat het vorenstaande geen
reden kan zijn om de komende tijd geen acht te slaan op de
Russische (georganiseerde) criminaliteit in ons land, moge voor
zichzelf spreken.
lees meer
Bijlage VIII – Bibliografie hoofdstuk IXJanuary 1, 1999
-
Bibliografie hoofdstuk IX:
- De uitlopers van de Russische mafia in Nederland
Amerongen, A. van, Boris en de mafia, in De Groene
Amsterdammer, 3 mei 1995, p. 6-7.
lees meer
IX – De branche van het wegtransport – 6.2. Diefstal en
overvallenJanuary 1, 1999
6.2. Diefstal en overvallen
In 1992 werden tweehonderd gestolen vrachtwagens bij Transport
en Logistiek Nederland gemeld; ruim dertien procent meer dan het
jaar daarvoor. Deze stijging alarmeerde transporteurs, hun
branche-organisatie en verzekeraars en voor het eerst ontstond er
in de vervoerswereld serieuze aandacht voor de
diefstalproblematiek. De jaren daarop nam het aantal gestolen
wagens en ladingen echter meteen weer af: In 1993 werden 173 trucks
ontvreemd, in 1994 waren dat er 147 en in de eerste helft van 1995
zijn er relatief nog minder diefstallen gemeld. Met het oprollen
van twee grote diefstalbendes in 1994, is de angel verwijderd,
meent TLN. Harde tellingen van het aantal gestolen vrachtwagens
zijn er echter niet, omdat de politie rubriceert op bedrijfswagens
waaronder ook alle voertuigen die op grijs kenteken rijden, worden
geteld. De tellingen via verzekeringsmaatschappijen zijn eveneens
niet bruikbaar, omdat voor n transport vaak bij meedere
maatschappijen – soms zelfs in verschillende landen – is verzekerd:
de trekker hier, de oplegger daar en de lading weer ergens anders.
Vergelijk de deelstudie autocriminaliteit in deze serie van G.
Bruinsma: ook hij stelt vast dat er geen harde cijfers van
vrachtwagendiefstal bestaan, en noemt schattingen die
overeenstemmen met de getallen die in dit rapport staan
geschreven.
lees meer
IX – De branche van het wegtransport – LITERATUURJanuary 1, 1999
LITERATUUR
Bureau Buitenland Nederlandse Federatie van
Reclasseringsinstellingen en Ministerie van Buitenlandse Zaken,
Gearresteerd in Marokko, Bureau Buitenland NFR en Ministerie
van Buitenlandse Zaken, Den Haag/Den Bosch, 1994
lees meer
IX – De zeehaven Rotterdam en de luchthaven Schiphol – 2.1.
De Rotterdamse havenJanuary 1, 1999
2.1. De Rotterdamse haven
De aan- en afvoer over zee van goederen in West-Europa verloopt
via negen havens die liggen in de
Hamburg-Le Havre range. Rotterdam neemt onder de
goederenoverslaghavens de eerste plaats in, met een marktaandeel
van 44%. Mondiaal gezien staat Rotterdam op de vierde plaats in de
top 20 als het gaat om het overslaan van containers. Haar
uitstekende marktpositie heeft de haven van Rotterdam onder andere
te danken aan de centrale ligging in Europa; een grote
afvoercapaciteit naar het achterland via binnenvaart, wegvervoer,
pijpleiding en wellicht binnenkort ook per spoor; het relatief lage
zeehavengeld voor grote schepen; de hoge afvaartfrequentie en goede
kustvaartverbindingen en het grote aantal service-verlenende
bedrijven in de petrochemie in Rotterdam (GHR, Havenplan 2010).
lees meer
IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 6.1.
Meldingssystemen van gestolen auto’sJanuary 1, 1999
6.1. Meldingssystemen van gestolen auto’s
Vrijwel altijd wordt na diefstal van een auto aangifte gedaan
bij de politie, al was het maar omdat zonder officile aangifte geen
uitkering van de verzekeringsmaatschappij mogelijk is. Meestal gaat
er enige tijd over heen voordat het slachtoffer de vermissing merkt
en voordat hij of zij daarvan aangifte doet. De politieman of
-vrouw maakt van de aangifte een proces-verbaal op en kan direct de
auto aanmelden bij het OPS (het landelijk Opsporingsregister) van
de CRI. Dit heet in vaktaal een A87. De meeste agenten weten echter
uit ervaring dat een auto heel vaak binnen enkele uren tot enkele
dagen weer wordt teruggevonden. Hij of zij meldt dus meestal niet
direct. Voor professionele dieven werkt deze meldingspraktijk
uiteraard in hun voordeel. Wanneer men auto’s snel de grens over
wil hebben is het aantrekkelijk dat die auto nog niet als vermist
of gestolen gesignaleerd staat.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 3.6. Organisatie
van de brancheJanuary 1, 1999
3.6. Organisatie van de branche
De belangen van de branche horeca worden vertegenwoordigd door
de ondernemersorganisatie Koninklijke Horeca Nederland. Deze
ondernemersorganisatie verenigt 13.000 horeca-werkgevers; zo’n
kleine dertig procent. Omdat vooral de grotere bedrijven bij de
werkgeversorganisatie zijn aangesloten, zijn alle leden van Horeca
Nederland samen goed voor 70 procent van de totale omzet in de
branche. De contributie varieert van 350 tot ruim 3000 gulden per
jaar. Het zijn vooral de kleine ondernemingen in de grote steden
die zich niet bij de organisatie aansluiten. Het dieptepunt wordt
bereikt in Rotterdam, waar slechts tien procent van de
horeca-uitbaters lid is van KHN. Uit de lage organisatiegraad mag
worden afgeleid dat de horeca-wereld geen sterke eenheid vormt. De
horeca-ondernemers zien elkaar in de eerste plaats als concurrent,
niet als collega. Uit onderzoek blijkt dat de helft van alle
cafbazen nooit samenwerkt met naburige horeca-exploitanten. Ze
hebben er geen tijd voor, geen behoefte aan of noemen rivaliteit
als reden om alleen te werken. De andere helft steekt wel eens de
koppen bij elkaar – voor evenementen, gezamelijke inkoop of reclame
– en het gaat dan bijna uitsluitend om uitbaters van grotere
horeca-gelegenheden. De kleine cafbaas is een alleenganger (Lenting
en Partners, 1990). Een dergelijk gesloten karakter is een zwak
punt dat ingangen biedt voor criminaliteit. Horeca Nederland doet
er, vaak in samenwerking met het Bedrijfschap, veel aan om de naam
van de branche goed te houden. De organisatie erkent dat de
criminaliteit een probleem is en geeft toe dat de ondernemers hier
niet alleen slachtoffer, maar soms ook dader zijn. De
werkgeversorganisatie heeft een Commissie Criminaliteit in het
leven geroepen waarin de problemen van de horeca met misdaad
centraal staan. En van de produkten van deze commissie is de Horeca
Vertrouwensman die onlangs in Den Bosch en Valkenburg, bij wijze
van experiment, werd aangesteld. Hoewel de branche-organisatie er
alles aan doet om het probleem aan de kaak te stellen, blijft de
geslotenheid het grootste probleem in de aanpak van criminaliteit
in de branche; de ondernemers vertellen niet wat er speelt.
Afpersing, opgedrongen portiersdiensten; de caf-houders melden het
zelden tot nooit, zelfs (of juist) niet aan hun eigen organisatie.
Overigens zijn niet alle horecagelegenheden welkom bij de
branchevereniging; coffeeshops die softdrugs verkopen kunnen zich
niet bij KHN aansluiten; wanneer de branche-organisatie een lid
betrapt op de verkoop van hash of weed, volgt royering. KHN is het
niet eens met het Nederlandse drugsbeleid en dan met name het
gedogen van de softdrugshandel in coffeeshops. Horeca Nederland
dringt er bij de overheid regelmatig op aan om de handel in zowel
soft- als harddrugs in horecagelegenheden te verbieden en
overtreders strafrechtelijk te vervolgen. Ook bordelen zijn
doorgaans van lidmaatschap uitgesloten, omdat de horecafunctie in
deze gelegenheden slechts bijzaak is of er sprake is van een
gesloten club. Alleen zaken die in hoofdzaak bestaan van het
verlenen van horecadiensten (schenken van dranken, bereiden van
maaltijden of bieden van logies) mogen tot de brancheorganisatie
toetreden.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 6.3. De
speelautomatenmarkt algemeenJanuary 1, 1999
6.3. De speelautomatenmarkt algemeen
Onder het begrip speelautomaten vallen enerzijds
behendigheidsautomaten en anderzijds
kansspelautomaten: de zogenaamde fruitautomaten. Tot de
behendigheidsautomaten rekent men alle automaten waarbij de speler
de uitslag zelf benvloedt. Het gaat hierbij om flipperkasten en
videospellen; ze keren geen geld uit. De kansspelautomaten doen dat
wel. De uitslag van het spel kan door de klant niet worden
benvloed; daarom spreken we van gokkasten. De kansspelautomaten die
in de Holland Casino’s staan opgesteld worden in dit stuk niet
besproken, omdat zij onder een andere wetgeving vallen. Naast de
behendigheids- en kansspelautomaten biedt de speelautomatenbranche
nog andere amusementsapparatuur, zoals jukeboxen en
hobbelbeesten.
In 86 procent van alle cafs staan n of meer gokkasten opgesteld
(Lenting, 1990). Hier stonden in 1991 23.000 gokkasten; bijna
eenderde van het totale aantal 73.000 automaten – dat er toen in
heel Nederland stond (Horeca Nederland, 1992). Dit aantal bestond
toen uit 20.300 behendigheidsautomaten en 52.700 kansspelkasten. In
maar liefst 97 % van alle snackbars staan gokkasten (Lenting,
1991). Het totale aantal kansspelautomaten neemt de laatste jaren
af: in 1993 waren er 48.700; 4.000 minder dan in 1991 (Mutsaers en
Van Loef, 1993). Deze afname komt voor rekening van de losse
lokaties: de cafs en de snackbars. Twintig procent van alle
fruitautomaten staat in de laagdrempelige horeca en 55 procent
staat in cafs en restaurants (hoogdrempelige horeca). Het aantal
gokkasten dat in speelhallen staat, neemt juist toe.
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>