• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • fort3_7

    195 Na  deze  maanden  van  tappen  begon  er  bij  het  team  weliswaar  een  beeld  te  ontstaan  van  de personen  met  wie  J.  kontakten  onderhield  en  kennelijk  ook  zaken  deed,  maar  erg  veel  duidelijkheid over  de  inhoud  van  de  zaken  bestond  er  nog  niet.  Zo  kwam  wel  de  gokscene  in  beeld  waarin  J.  als exploitant en verwoed speler verkeerde. Ook kwamen er enkele aanwijzingen dat J. betrokken was bij de  handel  in  drugs;  uit  een  telefoonprint  van  een  Oostenrijkse  hotelkamer  bleek  dat  hij  met  een nummer in Colombia had gebeld en uit reisbewegingen van J. bleek ook dat hij contacten onderhield in   Colombia.   Maar   over   de   aard   en   de   inhoud   van   de   Colombiaanse   contacten   werd   tot   op   dat moment niets bekend. De verdachte hield er trouwens rekening mee dat hij werd afgeluisterd. Hij uitte zich  in  cryptische  bewoordingen  en  maakte  frequent  afspraken  om  op  een  bepaalde  plaats  bijeen  te komen, maar waarover de beraadslagingen gingen en wat de inhoud ervan was, werd niet duidelijk. 9.3.2 Externe impulsen Het  is,  tegen  deze  achtergrond,  van  belang  te  vermelden  dat  er  van  buitenaf  drie  impulsen  aan  het onderzoek  werden  gegeven.  In  deze  paragraaf  worden  deze  externe  invloeden  kort  aangestipt.  De uitwerking  van  de  belangrijkste  twee,  het  NN-GVO  en  het  parallel-proces-verbaal,  vindt  plaats  in  de paragrafen 9.4 en 9.5. Zoals in het vorige deel is toegelicht, was in het najaar van 1997 rondom het onderzoek 060 een klankbordgroep  geformeerd.  Doel  van  dit  overlegorgaan  was  het  afstemmen  van  de  activiteiten  die elders,  door  andere  opsporingsteams  dan  het  LRT,  werden  verricht  met  datgene  wat  binnen  het “moederonderzoek”   060   –   en   de   daarvan   afgeleide   deelprojecten   –   plaatsvond.   Twee   impulsen werden door een lid van de klankbordgroep, in casu Snijders, ingebracht; de derde was afkomstig van Teeven,  die  overigens  van  deelname  aan  de  klankbordgroep  was  uitgesloten.  Zie  hierover  meer  in hoofdstuk 12. De  impuls  van  Teeven  aan  het  onderzoek  061  betrof  het  op  15  juni  1998  verstrekken  van  een proces-verbaal  van  de  RCID  Amsterdam-Amstelland  aan  zijn  collega  Noordhoek.  Dit  proces-verbaal bevatte   informatie   die   in   de   periode   mei   1997   tot   maart   1998   bij   de   hoofdstedelijke   RCID   was binnengekomen.  Deze  informatie  zou,  volgens  het  hoofd  van  de  RCID  Amsterdam-Amstelland,  uit doorgaans betrouwbare bron afkomstig zijn. In het bericht werd gesteld dat J. zou zijn geïntroduceerd bij enkele grote criminelen als de man die de douane “plat had”. Regelmatig zouden er door toedoen van   J.   grote   partijen   hasj   veilig   door   de   douane   geloodst   zijn   en   hiervoor   zou   hij   per   geslaagde aflevering  betaald  zijn  door  een  bepaalde  crimineel.  Tenslotte  werd  er  nog  over  gesproken  dat  J. enkele tientallen miljoenen guldens in Oostenrijk zou hebben. Kort   nadat   hij   het   CID-bericht   uit   Amsterdam   had   ontvangen,   bracht   Noordhoek   het   in   een klankbordgroepvergadering. De daar aanwezige officier Snijders reageerde hierop zeer verbolgen. Hij had twijfels over de herkomst van de informatie, aangezien de inhoud daarvan vrijwel letterlijk overeen stemde  met  CID-informatie  uit  het  IRT-dossier.411  Teamleider  Entken  omschreef  de  gang  van  zaken als volgt412: “Dit bericht werd ons aangereikt op een bepaalde dag om 15.45 uur en om 16.00 uur was er een vergadering van de klankbordgroep. Het was kennelijk een erg beladen bericht. Snijders ontplofte zo’n beetje. Wisten wij waar dat bericht vandaan kwam, wat de achtergrond ervan was? Snijders voelde zich geweldig in zijn kuif gepikt. Hij zag het als een dolkstoot in de rug en daarom is dit bericht wel wat blijven hangen.” Volgens een teamlid werd het bericht binnen het LRT vooral beschouwd als een steun in de rug. Het bevatte de aanwijzing dat J. een belangrijke verdachte was. Maar de koers van het onderzoek werd er                                                 411 Interview J. Snijders d.d. 12 februari 2001. 412 Interview P. Entken d.d. 16 januari 2001.

    fort3_84

    272 brede  zin  van  het  woord.  Het  korset  van  het  strafrechtelijke  onderzoek  sluit  voor  het  blootleggen  van de  werkelijke  gang  van  zaken  in  het  IRT-tijdperk  en  van  de  rol  van  overheidsfunctionarissen  daarin eenvoudigweg   te   nauw.   Dit   gegeven   roept   overigens   wel   de   vraag   op   waarom   het   college   van procureurs-generaal   destijds   geen   gebruik   heeft   gemaakt   van   alternatieve   instrumenten   om   de waarheid boven tafel te krijgen. Tegen de achtergrond van het feit dat een aantal hoofdrolspelers in de IRT-affaire  –  onder  wie  officier  van  justitie  Van  der  Veen  –  uit  het  oogpunt  van  bronbescherming zichzelf  een  zwijgplicht  had  opgelegd  die  de  waarheidsvinding  aantoonbaar  bemoeilijkte,  was  het,  in het bijzonder met het oog op het XTC-traject, denkbaar geweest om de genoemde officier van justitie een  dienstopdracht  te  geven  om  ten  overstaan  van  enkele  materiedeskundigen  binnen  het  openbaar ministerie   opheldering   van   zaken   te   verschaffen.   Of   deze   alternatieve   aanpak   ook   vruchten   zou hebben afgeworpen, is ongewis, maar het feit dat het college van procureurs-generaal een dergelijke stap toen niet serieus heeft overwogen, moet worden aangemerkt als een gemiste kans.

    Onderzoeksvragen

    1.2 Onderzoeksvragen

    De parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden heeft
    de aanbevelingen in hoofdstuk 10 van haar eindrapport geformuleerd
    als beslispunten (Kamerstuk 24 072, nr. 25, 1995-1996.) Deze
    beslispunten zijn in het debat in de Kamer over het eindrapport
    overgenomen of geamendeerd. Het debat in de Kamer leidde tot een
    definitieve lijst van beslispunten. De beslispunten vormen de
    neerslag van het oordeel van de Kamer over het rapport van de
    parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden. De
    commissie heeft deze beslispunten dan ook als uitgangspunt
    gehanteerd bij de inrichting van dit evaluatie-onderzoek. In
    bijlage 1 is een overzicht gegeven van de definitieve
    beslispunten.

    lees meer

    Tactische recherche

    3.5 Tactische recherche

    De tactische recherche verzamelt informatie over strafbare
    feiten en personen die verdacht zijn. Deze rechercheurs hebben als
    taak bewijsmateriaal aan te leveren voor concrete strafzaken. In
    het onderzoek van de commissie is de tactische recherche eveneens
    onderwerp van onderzoek geweest. Daarbij ging de primaire aandacht
    uit naar de organisatie van de tactische recherche en naar de vraag
    in hoeverre er bijzondere opsporingsmethoden werden gebruikt. De
    commissie heeft de onderstaande onderzoeksvragen geformuleerd:

    lees meer

    Organisatie opsporing

    6.4 Organisatie opsporing

    6.4.1 Algemeen
    6.4.2 Criminele inlichtingendiensten
    6.4.3 Tactische recherche
    6.4.4 Kernteams
    6.4.5 Korps landelijke politiediensten
    6.4.6 BVD
    6.4.7 FIOD
    6.4.8 Internationale samenwerking

    lees meer

    Verhoren – de heer B.J.A.M. Welten

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 12

    11 september 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    maandag 11 september 1995
    in de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt
    de heer B.J.A.M. Welten
    Aanvang 16.00 uur

    lees meer

    Verhoren – prof. dr. F. Bovenkerk

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 28

    25 september 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    maandag 25 september 1995
    in de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt
    prof. dr. F. Bovenkerk
    Zie ook: Eerste verhoor prof. dr. F. Bovenkerk (red.)
    Aanvang 16.00 uur

    lees meer

    Verhoren – mr. F. Teeven

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 44

    9 oktober 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    maandag 9 oktober 1995 in de
    vergaderzaal van de Eerste
    Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt mr. F.
    Teeven
    Aanvang 9.30 uur

    lees meer

    Verhoren – mr. T. de Waard

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 60

    19 oktober 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    donderdag 19 oktober 1995 in
    de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt
    mr. T. de Waard
    Aanvang 12.15 uur

    lees meer

    Verhoren – de heer K. Langendoen

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 76

    2 november 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    donderdag 2 november 1995
    in de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt
    de heer K. Langendoen
    Zie ook: Eerste verhoor de heer K. Langendoen (red.)
    Aanvang 10.00 uur

    lees meer

    Verhoren – mevrouw mr. W. Sorgdrager

    Openbaar verhoor enqutecommissie

    Opsporingsmethoden
    Verhoor 92

    9 november 1995
    Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
    parlementaire
    enqutecommissie opsporingsmethoden op
    donderdag 9 november 1995
    in de vergaderzaal van de
    Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
    Verhoord wordt
    mevrouw mr. W. Sorgdrager
    Aanvang 15.00 uur

    lees meer

    Bijlage X – 2.6. Slotbeschouwing

    2.6. Slotbeschouwing

    De advocaat heeft een moeilijk beroep: hij dient partijdig te
    zijn, doch hierbij zijn onafhankelijkheid jegens de clint te
    bewaren. De normering van – en controle op – de beroepsuitoefening
    is sterk professioneel van karakter. Het beroep evolueert evenwel
    steeds meer in de richting van een gewoon, commercieel beroep. Het
    werkterrein van de advocaat (wat is eigenlijk des advocaten?) is
    niet duidelijk afgegrensd, terwijl de beroepsbeoefenaar wel alle
    parafernalia bezit van het klassieke, professionele beroep.

    lees meer

    Bijlage X – 1.2. Vraagstelling

    1.2. Vraagstelling

    In dit deelrapport wordt nagegaan op welke wijze
    vertegenwoordigers van de hier genoemde vrije-beroepen op een
    verwijtbare manier betrokken zijn (geweest) bij de activiteiten van
    criminele organisaties. Twee vragen dienen in dit verband te worden
    beantwoord: 1. Is er sprake van verwijtbare betrokkenheid?

    lees meer

    Bijlage X – 5.4. Afscherming in het licht van de verschillende fraudevormen

    5.4. Afscherming in het licht van de verschillende
    fraudevormen

    In de voorafgaande paragrafen is in algemene zin beschreven hoe
    criminele groepen waarbij de kernactiviteiten gelegen zijn op
    fraudegebied, zich tegen dreigende interventie van buitenaf
    trachten in te dekken. Een vraag die resteert, is op welke wijze
    parasitaire fraudevormen zich qua immuniseringsstrategie
    onderscheiden van fraudes waarin sprake is van een symbiose met de
    wettige marktomgeving. In deze paragraaf zal dit aspect nader
    worden uitgewerkt, waarbij voor beide fraudetypen de meest
    kenmerkende elementen van afscherming zullen worden aangestipt.

    lees meer

    Bijlage X – 9.1. Van zwart geld naar misdaadgeld

    9. INLEIDING

    9.1. Van zwart geld naar misdaadgeld

    Misdaad lijkt te lonen. De winsten die met georganiseerde
    criminaliteit worden behaald, zijn soms buitensporig hoog. Toch is
    de aandacht in Nederland voor het confisceren van deze winsten pas
    van recente datum.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>