Rapport Kalsbeek Ten GeleideJanuary 1, 1999
Ten Geleide
Is de crisis in de opsporing voorbij? Dat is in de kern de vraag
waarop de Tijdelijke commissie evaluatie opsporingsmethoden een
antwoord moest geven. Een half jaar lang heeft de commissie,
tezamen met haar staf, zich met deze vraag bezig gehouden.
Gezamenlijk hebben commissie en staf ongeveer 250 mensen gesproken
: van CID-runner tot minister en van zaaksofficier tot
korpsbeheerder. Daarnaast zijn meters papier bestudeerd.
lees meer
KorpsleidingJanuary 1, 1999
3.3 Korpsleiding
In het eindrapport van de parlementaire enquêtecommissie
opsporingsmethoden werd kritiek uitgeoefend op de rol van de
korpsleiding met betrekking tot de opsporing. De korpsleiding had
te weinig betrokkenheid bij de opsporing en de recherche en er werd
relatief weinig aandacht besteed aan dit organisatieonderdeel. In
dit onderzoek is dan ook aandacht besteed aan de rol van de
korpsleiding.
lees meer
Verandering in de opsporingJanuary 1, 1999
6.2 Verandering in de opsporing
Voordat de commissie ingaat op de drie onderdelen van de crisis
wil zij eerst een aantal meer algemene opmerkingen maken.
lees meer
Verhoren – prof. dr. J. NaeyJanuary 1, 1999
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 10
11 september 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
maandag 11 september 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
prof. dr. J. Naey
Aanvang 11.30 uur
lees meer
Verhoren – de heer R. KarstensJanuary 1, 1999
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 26
25 september 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
maandag 25 september 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
de heer R. Karstens
Zie ook: Tweede verhoor de heer R. Karstens (red.)
Aanvang 12.00 uur
lees meer
Verhoren – de heer F. van der PuttenJanuary 1, 1999
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 42
4 oktober 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
woensdag 4 oktober 1995 in
de vergaderzaal van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt de
heer F. van der Putten
Zie ook: Tweede verhoor de heer F. van der Putten (red.)
Aanvang 14.45 uur
lees meer
Verhoren – mr. J.M. JansenJanuary 1, 1999
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 58
16 oktober 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
maandag 16 oktober 1995 in
de vergaderzaal van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt mr.
J.M. Jansen
Aanvang 16.15 uur
lees meer
Verhoren – mr. J. WortelJanuary 1, 1999
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 74
27 oktober 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
vrijdag 27 oktober 1995 in de
vergaderzaal van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt mr. J.
Wortel
Aanvang 14.10 uur
lees meer
Verhoren – mr. dr. V.A.M. van der BurgJanuary 1, 1999
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 90
9 november 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
donderdag 9 november 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
mr. dr. V.A.M. van der Burg
Aanvang 10.30 uur
lees meer
Bijlage X – VoorwoordJanuary 1, 1999
Henk van de Bunt (VU/WODC)
m.m.v. Roelof Jan Bokhorst en Hans Werdmlder (beiden WODC)
Voorwoord
Tal van mensen zijn bij de totstandkoming van dit rapport
betrokken geweest. In de eerste plaats gaat mijn dank uit naar de
personen die bereid waren een gesprek te voeren over de
problematiek van de vrije-beroepsbeoefenaars in relatie tot de
georganiseerde misdaad. In bijlage 1 staan de namen van de
genterviewden vermeld. In de tweede plaats is veelvuldig en nimmer
tevergeefs een beroep gedaan op stafmedewerkers van de
beroepsorganisaties, de NOVA, de KNB, de NIVRA en de NOvAA. Ten
derde zijn door het gehele land gesprekken gevoerd en telefonische
contacten onderhouden met rechercheurs over gesignaleerde
voorvallen van verwijtbare betrokkenheid. Speciale dank ben ik
verschuldigd aan Jan Janse en Theo Akse, beiden werkzaam bij de
afdeling Finpol van de CRI, die altijd bereid waren tekst en uitleg
te geven over de Finpol-meldingen.
lees meer
Bijlage X – 5. SLOTBESCHOUWINGJanuary 1, 1999
5. SLOTBESCHOUWING
Advocaten, notarissen en accountants hebben de beschikking over
specifieke deskundigheid op juridisch, financieel en fiscaal
terrein. In dit opzicht zijn zij aantrekkelijk voor criminele
organisaties. Daarnaast kunnen zij dienen als een belangrijke en
betrouwbare faade, waarachter criminelen zich kunnen afschermen. In
bepaalde gevallen kunnen criminelen zelfs niet om deze
dienstverleners heen. Advocaten hebben het wettelijk monopolie van
procesvertegenwoordiging, bij het passeren en opmaken van
authentieke akten schrijft de wetgever de tussenkomst van een
notaris dwingend voor, en accountants hebben het alleenrecht om
goedkeurende verklaringen af te geven bij jaarrekeningen. In dit
rapport wordt de aandacht gevestigd op de verwijtbare betrokkenheid
van deze vrije-beroepsbeoefenaars bij hun dienstverlening aan
criminele organisaties. Deze verwijtbare betrokkenheid kan eruit
bestaan dat de beroepsbeoefenaar welbewust en opzettelijk meewerkt
aan strafbare handelingen. Daarnaast onderscheid ik verwijtbare
betrokkenheid in ruimere zin. Hiervan is sprake als de
beroepsbeoefenaar niet voldoende zorgvuldigheid in acht neemt ter
voorkoming van misbruik van zijn ambtsuitoefening voor criminele
doeleinden. Er is dan weliswaar niet sprake van het welbewust
meewerken aan strafbare handelingen, maar wel kan hem worden
verweten dat hij had moeten of kunnen weten dat van zijn diensten
misbruik werd gemaakt voor criminele doeleinden.
lees meer
Bijlage X – 5.2. Beperking en manipulatie van
informatiestromenJanuary 1, 1999
5.2. Beperking en manipulatie van informatiestromen
In hoofdstuk 4 is in het kader van de bespreking van het interne
sanctiesysteem opgemerkt dat de leidinggevenden van de criminele
groepen van verschillende middelen gebruik kunnen maken om de
naleving van regels af te dwingen en de activiteiten van de
medewerkers te controleren. Daarbij is onder meer gewezen op
intimidatie van verbale of fysieke aard, het creren van een
afhankelijkheidsrelatie in psychische of financile zin, alsmede op
positieve sancties, zoals het in het vooruitzicht stellen van een
beloning voor zwijgzame medewerkers. Ondanks deze bindende
elementen blijft het gevaar aanwezig dat leden van het lagere
echelon minder betrouwbaar blijken dan aanvankelijk werd
verondersteld en dat kennis omtrent de fraudeconstructie weglekt
naar derden. Ter verkleining van dit risico kan de
informatiehuishouding zodanig worden ingericht dat de medewerkers
van de verschillende geledingen in het ongewisse gelaten worden van
elkaars activiteiten. In het volgende fraudegeval was dit aan de
orde.
lees meer
Bijlage X – 8.1. InleidingJanuary 1, 1999
8. DE HANDEL IN AFSCHERMINGSCONSTRUCTIES
8.1. Inleiding
In het vorige hoofdstuk is een aantal varianten besproken van
het misbruik van rechtsfiguren. Binnen criminele groepen ontbreekt
in het algemeen de deskundigheid om deze constructies te ontwerpen
en vorm te geven. Derhalve zal men bij anderen te rade moeten gaan
om zich van geschikte afschermingsinstrumenten te voorzien. In
geval van misbruik van rechtspersonen is het bijvoorbeeld zaak om
op onopgemerkte wijze de beschikkingsmacht te verwerven over deze
rechtsvormen. Gegeven de drempels die zijn opgeworpen bij de
oprichting van BV’s en de overdracht van aandelen, is de
aanwezigheid van bemiddelaars die in dit opzicht faciliterend
kunnen optreden, van cruciaal belang.
lees meer
Bijlage X – 11.7 RecapitulatieJanuary 1, 1999
11.7 Recapitulatie
In dit hoofdstuk zijn de drie verschijningsvormen van witwassen
besproken aan de hand van voorbeelden ontleend aan
opsporingsonderzoeken. Op de vraag hoe vaak witwassen voorkomt en
welke bedragen hiermee zijn gemoeid, kan geen gefundeerd antwoord
worden gegeven. De beschreven technieken van witwassen, die er –
populair uitgedrukt – in essentie op neer komen dat het misdaadgeld
de schijn krijgt van eerlijk geleend of eerlijk verdiend geld,
vinden niet in een maatschappelijk vacum plaats. Misdaadgeld is
voor criminele groepen pas interessant, wanneer het binnen de
legale economie vrij besteedbaar is. Om dit doel te bereiken worden
banken, adviseurs en legale markten ingeschakeld. Twee van deze
markten worden in dit hoofdstuk beschreven, de effectenhandel en de
onroerend-goedmarkt. In deze voorbeelden wordt duidelijk hoe zeer
intermediaire personen (commissionairs, onroerend-goedexploitanten)
en rechtsfiguren (economische eigendom, buitenlandse
rechtspersonen) instrumenteel zijn in het wegsluizen van
misdaadgeld in de legale economie.
lees meer
Bijlage XI – 3.6. Tot besluitJanuary 1, 1999
3.6. Tot besluit
Vorenstaande beschrijvingen van de drugshandel, de
vrouwenhandel, de illegale wapenhandel en de illegale autohandel in
Amsterdam zijn door gaten in ons informatiebestand zeker niet alle
even volledig. Niettemin geven zij gezamenlijk toch al een
behoorlijk genuanceerd beeld van wat in Amsterdam de betrokken
actuele vormen van traditionele georganiseerde criminaliteit
voorstellen. Wanneer men dit beeld poogt te vangen in een antwoord
op de vraag van de Parlementaire Enqutecommissie Opsporingsmethoden
naar de aard, de ernst en de omvang van de georganiseerde
criminaliteit in Nederland, dan kan dit antwoord als volgt worden
geformuleerd.
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>