195 Na deze maanden van tappen begon er bij het team weliswaar een beeld te ontstaan van de personen met wie J. kontakten onderhield en kennelijk ook zaken deed, maar erg veel duidelijkheid over de inhoud van de zaken bestond er nog niet. Zo kwam wel de gokscene in beeld waarin J. als exploitant en verwoed speler verkeerde. Ook kwamen er enkele aanwijzingen dat J. betrokken was bij de handel in drugs; uit een telefoonprint van een Oostenrijkse hotelkamer bleek dat hij met een nummer in Colombia had gebeld en uit reisbewegingen van J. bleek ook dat hij contacten onderhield in Colombia. Maar over de aard en de inhoud van de Colombiaanse contacten werd tot op dat moment niets bekend. De verdachte hield er trouwens rekening mee dat hij werd afgeluisterd. Hij uitte zich in cryptische bewoordingen en maakte frequent afspraken om op een bepaalde plaats bijeen te komen, maar waarover de beraadslagingen gingen en wat de inhoud ervan was, werd niet duidelijk. 9.3.2 Externe impulsen Het is, tegen deze achtergrond, van belang te vermelden dat er van buitenaf drie impulsen aan het onderzoek werden gegeven. In deze paragraaf worden deze externe invloeden kort aangestipt. De uitwerking van de belangrijkste twee, het NN-GVO en het parallel-proces-verbaal, vindt plaats in de paragrafen 9.4 en 9.5. Zoals in het vorige deel is toegelicht, was in het najaar van 1997 rondom het onderzoek 060 een klankbordgroep geformeerd. Doel van dit overlegorgaan was het afstemmen van de activiteiten die elders, door andere opsporingsteams dan het LRT, werden verricht met datgene wat binnen het “moederonderzoek” 060 – en de daarvan afgeleide deelprojecten – plaatsvond. Twee impulsen werden door een lid van de klankbordgroep, in casu Snijders, ingebracht; de derde was afkomstig van Teeven, die overigens van deelname aan de klankbordgroep was uitgesloten. Zie hierover meer in hoofdstuk 12. De impuls van Teeven aan het onderzoek 061 betrof het op 15 juni 1998 verstrekken van een proces-verbaal van de RCID Amsterdam-Amstelland aan zijn collega Noordhoek. Dit proces-verbaal bevatte informatie die in de periode mei 1997 tot maart 1998 bij de hoofdstedelijke RCID was binnengekomen. Deze informatie zou, volgens het hoofd van de RCID Amsterdam-Amstelland, uit doorgaans betrouwbare bron afkomstig zijn. In het bericht werd gesteld dat J. zou zijn geïntroduceerd bij enkele grote criminelen als de man die de douane “plat had”. Regelmatig zouden er door toedoen van J. grote partijen hasj veilig door de douane geloodst zijn en hiervoor zou hij per geslaagde aflevering betaald zijn door een bepaalde crimineel. Tenslotte werd er nog over gesproken dat J. enkele tientallen miljoenen guldens in Oostenrijk zou hebben. Kort nadat hij het CID-bericht uit Amsterdam had ontvangen, bracht Noordhoek het in een klankbordgroepvergadering. De daar aanwezige officier Snijders reageerde hierop zeer verbolgen. Hij had twijfels over de herkomst van de informatie, aangezien de inhoud daarvan vrijwel letterlijk overeen stemde met CID-informatie uit het IRT-dossier.411 Teamleider Entken omschreef de gang van zaken als volgt412: “Dit bericht werd ons aangereikt op een bepaalde dag om 15.45 uur en om 16.00 uur was er een vergadering van de klankbordgroep. Het was kennelijk een erg beladen bericht. Snijders ontplofte zo’n beetje. Wisten wij waar dat bericht vandaan kwam, wat de achtergrond ervan was? Snijders voelde zich geweldig in zijn kuif gepikt. Hij zag het als een dolkstoot in de rug en daarom is dit bericht wel wat blijven hangen.” Volgens een teamlid werd het bericht binnen het LRT vooral beschouwd als een steun in de rug. Het bevatte de aanwijzing dat J. een belangrijke verdachte was. Maar de koers van het onderzoek werd er 411 Interview J. Snijders d.d. 12 februari 2001. 412 Interview P. Entken d.d. 16 januari 2001.
272 brede zin van het woord. Het korset van het strafrechtelijke onderzoek sluit voor het blootleggen van de werkelijke gang van zaken in het IRT-tijdperk en van de rol van overheidsfunctionarissen daarin eenvoudigweg te nauw. Dit gegeven roept overigens wel de vraag op waarom het college van procureurs-generaal destijds geen gebruik heeft gemaakt van alternatieve instrumenten om de waarheid boven tafel te krijgen. Tegen de achtergrond van het feit dat een aantal hoofdrolspelers in de IRT-affaire – onder wie officier van justitie Van der Veen – uit het oogpunt van bronbescherming zichzelf een zwijgplicht had opgelegd die de waarheidsvinding aantoonbaar bemoeilijkte, was het, in het bijzonder met het oog op het XTC-traject, denkbaar geweest om de genoemde officier van justitie een dienstopdracht te geven om ten overstaan van enkele materiedeskundigen binnen het openbaar ministerie opheldering van zaken te verschaffen. Of deze alternatieve aanpak ook vruchten zou hebben afgeworpen, is ongewis, maar het feit dat het college van procureurs-generaal een dergelijke stap toen niet serieus heeft overwogen, moet worden aangemerkt als een gemiste kans.
1.2 Onderzoeksvragen
De parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden heeft
de aanbevelingen in hoofdstuk 10 van haar eindrapport geformuleerd
als beslispunten (Kamerstuk 24 072, nr. 25, 1995-1996.) Deze
beslispunten zijn in het debat in de Kamer over het eindrapport
overgenomen of geamendeerd. Het debat in de Kamer leidde tot een
definitieve lijst van beslispunten. De beslispunten vormen de
neerslag van het oordeel van de Kamer over het rapport van de
parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden. De
commissie heeft deze beslispunten dan ook als uitgangspunt
gehanteerd bij de inrichting van dit evaluatie-onderzoek. In
bijlage 1 is een overzicht gegeven van de definitieve
beslispunten.
3.5 Tactische recherche
De tactische recherche verzamelt informatie over strafbare
feiten en personen die verdacht zijn. Deze rechercheurs hebben als
taak bewijsmateriaal aan te leveren voor concrete strafzaken. In
het onderzoek van de commissie is de tactische recherche eveneens
onderwerp van onderzoek geweest. Daarbij ging de primaire aandacht
uit naar de organisatie van de tactische recherche en naar de vraag
in hoeverre er bijzondere opsporingsmethoden werden gebruikt. De
commissie heeft de onderstaande onderzoeksvragen geformuleerd:
6.4.1 Algemeen
6.4.2 Criminele inlichtingendiensten
6.4.3 Tactische recherche
6.4.4 Kernteams
6.4.5 Korps landelijke politiediensten
6.4.6 BVD
6.4.7 FIOD
6.4.8 Internationale samenwerking
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 12
11 september 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
maandag 11 september 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
de heer B.J.A.M. Welten
Aanvang 16.00 uur
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 28
25 september 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
maandag 25 september 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
prof. dr. F. Bovenkerk
Zie ook: Eerste verhoor prof. dr. F. Bovenkerk (red.)
Aanvang 16.00 uur
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 44
9 oktober 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
maandag 9 oktober 1995 in de
vergaderzaal van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt mr. F.
Teeven
Aanvang 9.30 uur
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 60
19 oktober 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
donderdag 19 oktober 1995 in
de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
mr. T. de Waard
Aanvang 12.15 uur
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 76
2 november 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
donderdag 2 november 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
de heer K. Langendoen
Zie ook: Eerste verhoor de heer K. Langendoen (red.)
Aanvang 10.00 uur
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 92
9 november 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
donderdag 9 november 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
mevrouw mr. W. Sorgdrager
Aanvang 15.00 uur
2.6. Slotbeschouwing
De advocaat heeft een moeilijk beroep: hij dient partijdig te
zijn, doch hierbij zijn onafhankelijkheid jegens de clint te
bewaren. De normering van – en controle op – de beroepsuitoefening
is sterk professioneel van karakter. Het beroep evolueert evenwel
steeds meer in de richting van een gewoon, commercieel beroep. Het
werkterrein van de advocaat (wat is eigenlijk des advocaten?) is
niet duidelijk afgegrensd, terwijl de beroepsbeoefenaar wel alle
parafernalia bezit van het klassieke, professionele beroep.
1.2. Vraagstelling
In dit deelrapport wordt nagegaan op welke wijze
vertegenwoordigers van de hier genoemde vrije-beroepen op een
verwijtbare manier betrokken zijn (geweest) bij de activiteiten van
criminele organisaties. Twee vragen dienen in dit verband te worden
beantwoord: 1. Is er sprake van verwijtbare betrokkenheid?
5.4. Afscherming in het licht van de verschillende
fraudevormen
In de voorafgaande paragrafen is in algemene zin beschreven hoe
criminele groepen waarbij de kernactiviteiten gelegen zijn op
fraudegebied, zich tegen dreigende interventie van buitenaf
trachten in te dekken. Een vraag die resteert, is op welke wijze
parasitaire fraudevormen zich qua immuniseringsstrategie
onderscheiden van fraudes waarin sprake is van een symbiose met de
wettige marktomgeving. In deze paragraaf zal dit aspect nader
worden uitgewerkt, waarbij voor beide fraudetypen de meest
kenmerkende elementen van afscherming zullen worden aangestipt.
9. INLEIDING
9.1. Van zwart geld naar misdaadgeld
Misdaad lijkt te lonen. De winsten die met georganiseerde
criminaliteit worden behaald, zijn soms buitensporig hoog. Toch is
de aandacht in Nederland voor het confisceren van deze winsten pas
van recente datum.