IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit –
VOORWOORDJanuary 1, 1999
Gerben Bruinsma Universiteit Twente
VOORWOORD
Deze deelstudie die in opdracht van de Parlementaire Enqute
Commissie
Opsporingsmethoden is uitgevoerd, heeft tot doel de aard en de
omvang van de georganiseerde (vracht)autodiefstallen in Nederland
in kaart te brengen, vast te stellen welke criminele groepen zich
met deze misdrijven bezighouden en na te gaan in hoeverre de
autobranche daarbij is betrokken.
lees meer
IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 2.1.
Het Nederlandse wagenparkJanuary 1, 1999
2. HET NEDERLANDSE WAGENPARK EN DE AUTOBRANCHE
2.1. Het Nederlandse wagenpark
De grote welvaartgroei van Nederland in de periode na de Tweede
Wereldoorlog had enorme gevolgen voor de mobiliteit van de
bevolking. De nieuwe economische bedrijvigheid verlangde dat
goederen en mensen steeds vaker en over steeds grotere afstanden
moesten worden verplaatst. Hand in hand met de welvaartbrengende
activiteiten nam het aantal bedrijfsauto’s snel toe (zie ook de
rapportage over het transportwezen). Eerst nam het openbaar vervoer
de groei van de mobiliteit voor zijn rekening, later stelden de
hogere inkomens mensen in staat hun eigen privvervoermiddel aan te
schaffen. Waren er in 1960 nog maar 509.000 personenauto’s in
Nederland, in 1980 was dit aantal al toegenomen tot ruim 4 miljoen
exemplaren. Tien jaar later waren er wederom een miljoen
personenauto’s bijgekomen. Na 1990 groeit het aantal personenauto’s
nog maar langzaam. Niet alleen raken de wegen in Nederland
verstopt, ook aan de behoefte van de bevolking om over een eigen
vervoermiddel te beschikken zijn blijkbaar grenzen. Niet elke
Nederlandse ingezetene met een rijbewijs (ruim 8 miljoen mensen)
heeft behoefte aan een eigen auto of is in staat om zelf een
voertuig aan te schaffen. Ook zijn er mensen die geen auto willen
om het milieu niet te belasten. Van een verzadiging van de
automarkt lijkt op dit moment sprake en dat heeft uiteraard
consequenties voor de autobranche.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 4.3. Gedwongen
overnamesJanuary 1, 1999
4.3. Gedwongen overnames
Met een grote koffer vol contanten stappen ze de
horecagelegenheid binnen; de helft van het geld gaat onder de tafel
door. Voor veel ondernemers zijn de royale sommen waarmee
misdaadorganisaties horecagelegenheden opkopen te aantrekkelijk om
te laten schieten, vooral als het niet zo goed gaat met de zaak.
Het is eenvoudig om noodlijdende horecagelegenheden op te sporen;
de jaarrekeningen liggen voor iedereen ter inzage bij de Kamer van
Koophandel. Toch zeggen de meeste genterviewden uit de
horecabranche dat de tam-tam meestal het werk doet; er wordt veel
met en over elkaar gepraat en wanneer een caf-eigenaar financieel
in de knel zit, is dit in brede kring bekend. Verder worden de
speelautomatenexploitanten en portiers regelmatig genoemd als goed
genformeerde horecawatchers; zij weten doorgaans als eerste dat een
caf op ploffen staat. Soms wordt er gedreigd om een koopaanbod
kracht bij te zetten, zo vernemen we van een horeca-ondernemer die
dit aan den lijve heeft ondervonden. Soms vloeit een verkoop voort
uit eerdere geweldspleging en dreiging: nadat het bezoekersaantal
van het caf sterk is afgenomen, raakt het bedrijf dusdanig in het
slop dat de eigenaar weinig andere keus heeft dan zijn zaak te
verkopen. Volgens een genterviewde is het een bekende truc om eerst
te zorgen dat een zaak op last van de gemeente gesloten moet
worden, om de gelegenheid vervolgens voor weinig geld op te kopen.
Er zijn aanwijzingen dat de georganiseerde misdaad op grote schaal
bezig is met het opkopen van horeca-gelegenheden. Volgens het
rapport van onderzoeksbureau Hoffman, zou het landelijk gaan om
vierhonderd horecagelegenheden die min of meer gedwongen
overgenomen zijn door een relatief klein aantal BV’s.
Horeca-ondernemers klagen dat ze als gewone ondernemer geen kans
meer maken om bepaalde zaken (vooral cafs) te kopen, omdat er door
malafide ondernemers altijd meer geld geboden wordt; soms het
dubbele van de werkelijke waarde. Vooral in de steden Amsterdam,
Rotterdam en Den Haag worden veel zaken opgekocht, maar uit
politiegegevens blijkt dat het ook elders vaker voorkomt. Volgens
een bestuurder van Horeca Nederland heeft n ondernemer in de stad
Rotterdam tussen de zestig en zeventig zaken in zijn bezit, hoewel
zijn naam niet bij de Kamer van Koophandel voorkomt. Landelijk zou
deze magnaat zo’n 125 zaken in handen hebben. Hij zit tevens in de
automatenhandel. In Amsterdam controleert n man achter de schermen
zo’n 250 horeca-panden, zo blijkt uit het rapport Hoffman; ook hier
is de ondernemer betrokken bij de speelautomatenhandel. In Utrecht
werd in 1994 een dergelijk imperium in opbouw opgerold met de
arrestatie van een drugshandelaar. De man had plannen op papier
gezet voor de opkoop van dertig horecabedrijven; ten minste zes
waren er inmiddels in zijn bezit. Hij werkte steevast met
stromannen. Volgens het rapport van het recherchebureau Hoffman
werden er in n maand tijd in de drie grote steden ten minste 25
horecabedrijven opgekocht. Het ging voornamelijk om kleine
horecabedrijven zoals snackbars en cafs. De koopsommen lagen ver
boven de marktwaarde van de horeca-gelegenheden.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 7.2. Illegale
plaatsing en illegale gokkastenJanuary 1, 1999
7.2. Illegale plaatsing en illegale gokkasten
Speelautomatenexploitatie is nog steeds lukratief. Er is geld
mee te verdienen, en met de hoeveelheid lijkt gemakkelijk te kunnen
worden geschoven, omdat er nog steeds geen geijkte teller is. Dit
kan de speelautomaat maken tot een gewild instrument voor zowel de
witte als de zwarte was. Sinds de steeds verdergaande
plaatsingsbeperking van de kansspelautomaten, duiken de illegale
gokhuizen weer op, zo verklaren gesprekspartners van de
branchevereniging. In Den Bosch draaien volgens een genterviewde
ten minste twee illegale gokhuizen vol kansspelautomaten. Ook in
Roosendaal is een illegale gokhal. De VNG (1993) telde in 1993
zeven illegale casino’s. Vooral sinds het verbod op de populaire
piekautomaten bestaat het sterke vermoeden dat deze kasten in
illegale gokhallen en – op kleinere schaal – in de bezemkasten van
snackbars en cafs staan opgesteld. Volgens een ondernemer uit de
speelautomatenbranche deelt de georganiseerde misdaad de wijken van
Amsterdam nu al in: hij verwacht dat de gokindustrie in de toekomst
voor een groot deel opnieuw ondergronds zal duiken.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 4.1. Grootschalige diefstallen van
bouwmateriaalJanuary 1, 1999
4.1. Grootschalige diefstallen van bouwmateriaal
De vele op bouwterreinen aanwezige goederen en gereedschappen
vormen aantrekkelijke doelwitten voor dieven. De prijzen van
bouwmaterialen zijn meestal hoog en het gereedschap en de
apparatuur zijn door hun hoge aanschafwaarde kostbaar. Daarom zijn
zij aantrekkelijk om te worden gestolen en vervolgens aan helers te
worden verkocht. In de VS worden door de georganiseerde
criminaliteit als een van de afpersingsmethoden grootschalige
diefstallen gepleegd (of zij laten dergelijke diefstallen door
anderen uitvoeren). Grootschalige diefstallen houden voor een
aannemer flinke verliezen in. Er ontstaan flinke vertragingen in
het bouwproces (renteverlies) en verzekeringen zijn niet altijd
bereid het gestolen materiaal (snel) te vergoeden. Een recent
onderzoek van het ministerie van Justitie Inbraak in
bedrijven geeft helaas geen enkele informatie over welke
bedrijven slachtoffer worden van inbraken. Een eerder uitgebrachte
onderzoek Bedrijfsleven en criminaliteit uit 1990 laat zien
dat op grond van een slachtofferenqute de bouwnijverheid in
1988 niet overgerepresenteerd is als slachtoffer van criminaliteit.
In vergelijking met bedrijven uit andere bedrijfstakken geven
bouwbedrijven aan in 33% van de gevallen slachtoffer te worden van
inbraak, diefstal en andere vormen van criminaliteit, maar deze
kans is lager dan die in andere economische sectoren. De
bouwnijverheid heeft gemiddeld genomen een kleinere kans op
slachtofferschap dan bijvoorbeeld de horeca, de autohandel, het
transportwezen of de industrie.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – LITERATUURJanuary 1, 1999
LITERATUUR
H. Abadinsky, Organized crime, Nelson-Hall, Chicago,
19913. A. C Berghuis, Rechtspersoonlijkheidsmisbruik,
speciaal gelet op BV’s, in A. C. Berghuis, C. H. Brants en H. M.
Willemse (red.), Witteboordencriminaliteit, Ars Aequi Libri,
Nijmegen, 1984, p. 231-242. A.C. Berghuis, C. H. Brants en H. M.
Willemse (red.), Witteboordencriminaliteit, Ars Aequi Libri,
Nijmegen, 1984.
lees meer
IX – De afvalverwerkingsbranche – 5.8. Kartel- en
monopolievorming in de afvalbrancheJanuary 1, 1999
5.8. Kartel- en monopolievorming in de afvalbranche
In elke legale branche zijn kartelvorming en monopolisme
ontwrichtend voor een vrije economische mededinging en voor een
concurrerende prijsstelling. Voor de afvalbranche houdt een
monopoliepositie van een enkel bedrijf zeer grote risico’s in. Een
monopolist kan namelijk de hele afvalketen onder controle hebben:
Als je de hele keten hebt, kun je pas tevreden zijn sprak
een topman van een groot buitenlands bedrijf (Van Vugt, Boet en
Berends, 1994, 58). Zo’n controle over een hele afvalketen brengt
drie gevaren met zich mee. In de eerste plaats zal vrijwel
zeker de prijs voor afvalverwerking stijgen, omdat afval op korte
termijn een inelastisch goed is. Daarom kan een monopolist elke
prijs vragen. In de tweede plaats wordt het vrijwel
onmogelijk op die keten nog controle uit te oefenen omdat alles in
n administratie geboekt staat en er van alles met dat afval kan
gebeuren dat niet volgens de regels en slecht voor het milieu is,
maar goed voor de eigenaar of aandeelhouders. Bovendien
stelt een monopoliepositie een afvalverwerker in staat de overheid
onder druk te zetten om vergunningen tegen zijn voorwaarden te
laten afgeven. Wie anders moet het afval verwijderen of verwerken?
Heeft een bedrijf eenmaal een monopoliepositie, dan wordt het
bijzonder kwestbaar voor de georaniseerde misdaad. In zo’n situatie
is het denkbaar dat door een overname van dat bedrijf een geslaagde
poging kan worden ondernomen een (deel van) bedrijfstak onder
controle te brengen. Een andere kwetsbaarheid kan ook. In de USA
hebben na de privatisering van de huisvuilophaaldiensten criminele
groepen kans gezien daarop een stevige greep te krijgen doordat zij
via corrupte vakbonden de transportbranche beheersten. Huisvuil
moet namelijk worden getransporteerd naar stortplaatsen of
verbrandingsovens.
lees meer
IX – De verzekeringsbranche – LITERATUURJanuary 1, 1999
LITERATUUR
R. Arnold, Crime and insurance: a functional approach, in
European Journal on Criminal Policy and Research, Jaargang
3, 1995, p. 20-29
R.G. Bauer, A short history of maritime fraud, in Tulane
Maritime Law Journal, jaargang 12, 1987, p. 11-18 M. Bose en C.
Gunn, Fraud, Alwin & Hyman, London, 1989
G. Brice, Unexplained losses in marine insurance, in Tulane
Maritime Law Journal, jaargang 16, 1991, p. 105-129
Centraal Bureau voor de Statistiek, Assurantie Jaarboek
1994, Kluwer Bedrijfswetenschappen, Deventer, 1995 M. Clarke,
The control of insurance fraud, in The British Journal of
Criminology, jaargang 30, 1990, p. 1-23 M. Clarke, Insurance
fraud, in The British Journal of Criminology, jaargang 29,
1989, p. 1-19 M. Dixon, Insurance fraud: US Initiatives, in V.C.
Nakajima, N. Molchanova en B.E. Tem (eds.), Paper 12th
international symposium on Economic Crime, University of
Cambridge, 1994, p. 328-335 M.G. Faure, De grenzen der
verzekerbaarheid rechtseconomisch bekeken, in Welwezen,
jaargang 25, 1995 C. J. C. F. Fijnaut en J. Wansink (red.),
Verzekering en Criminaliteit, Gouda Quint, Arnhem, 1989 J.
Heslop, International maritime fraud, Corruption and reform,
jaargang 3, 1988, p. 119-124 B. M. Hilberts, Het is in het algemeen
belang dat aangifte wordt gedaan van interne fraude, in E.G.M. van
Schie, en J.R. Nas (red.), Verzekeringsfraude: inzichten in
preventie, controle en repressie, Vakgroep Psychologie
Universiteit Twente, Enschede, 1994, p. 71-76
lees meer
IX – De wildlifebranche – 4. CONCLUSIESJanuary 1, 1999
4. CONCLUSIES
In deze studie van beperkte omvang zijn drie vragen gesteld:
1. welke criminele groepen maken zich schuldig aan de illegale
handel in bedreigde dieren- en plantesoorten? 2. Op wat voor
manieren wordt deze vorm van illegale handel gepleegd?
3. Hoe worden de opbrengsten uit deze illegale handel besteed?
Om deze vragen te beantwoorden is daaraan voorafgaand de
organisatie en de structuur van de wildlifebranche uit de doeken
gedaan. De handel is grotendeels gebaseerd op de grote vraag uit
het westen (Europa, de Verenigde Staten), het Midden-Oosten en
Japan. De prijs van de verhandelde dieren komt tot stand onder
invloed van vraag en aanbod (zeldzaamheid en beschikbaarheid) van
de planten en dieren. Voorts moet een prijs worden betaald voor de
risico’s bij het vervoer. Er bestaan geen goede officile cijfers
over de legale en de illegale handel. Dat het op wereldschaal om
grote aantallen gaat mag duidelijk worden aan de
hand van de enorme achteruitgang in het bestand aan exotische
dieren en planten. Zoals gezegd, diverse mondiaal bekende
organisaties wijzen op de omvang van de illegale handel in
beschermde dier- en plantesoorten, maar voor Nederland wordt de
omvang daarvan, als wij bij de cijfers blijven, sterk overdreven.
De meeste gemporteerde dieren en planten worden door hobbyisten
afgehaald bij de winkels of via advertenties in dieren- en
plantenmagazines aangeboden aan de liefhebber. De daders in
Nederland behoren niet tot een of andere groene mafia, maar zijn
eigenaren van (kleine) dieren- en plantewinkels van stad en
platteland en leden van hobbyclubs. Zij importeren tussen de legale
handel illegale exemplaren naar Nederland. De internationale handel
loopt via netwerken van individuele personen met behulp van moderne
communicatiemiddelen. Internationale makelaars bemiddelen in deze
handel. De daders maken gebruik van allerlei zwakke plekken in de
internationale wetgeving, in het internationale wildlifebeleid en
van de gebrekkige samenwerking tussen opsporingsinstanties in
buiten- en binnenland. De opbrengsten worden voornamelijk bebruikt
om de eigen dierenwinkel in de markt te houden. De afscherming van
hun illegale activiteiten is erop gericht om ontdekking en
opsporing te voorkomen. Het mengen van illegale met legale vrachten
per boot of per vliegtuig is een belangrijke en veel gebruikte
smokkelmethode. De aanvoer verloopt via de haven Rotterdam en het
vliegveld Schiphol. Verder wordt door de dader vaak een dubbele
administratie bijgehouden om controles te bemoeilijken. De pakkans
bij illegale smokkel mag klein worden genoemd.
lees meer
Eindrapport – 2.7 BranchesJanuary 1, 1999
2.7 Branches
2.7.1 Aanleiding onderzoek
Onderzoek in andere landen toont aan dat de ernst van de
georganiseerde criminaliteit tevens kan worden afgemeten aan de
mate waarin legale branches betrokken zijn bij de georganiseerde
criminaliteit. Deze betrokkenheid kan verschillende vormen
aannemen. De organisaties binnen de branches kunnen zelf
participeren in de georganiseerde criminaliteit. Daarnaast kunnen
criminele groepen trachten delen van de branches onder controle te
krijgen, waarmee ze gebruik kunnen maken van de infrastructuur van
de branches voor hun criminele activiteiten. De onderzoeksgroep
Fijnaut heeft daarom systematisch een aantal branches doorgelicht
op betrokkenheid bij de georganiseerde criminaliteit. Dit onderzoek
biedt een beeld van de vervlechting van de legale bovenwereld met
de criminele onderwereld.
lees meer
Eindrapport – 4.1 InleidingJanuary 1, 1999
HOOFDSTUK 4 OBSERVATIE
4.1 Inleiding
De commissie heeft systematisch onderzoek gedaan naar het
gebruik van opsporingsmethoden. De basis van dit onderzoek ligt in
de vragen die de Werkgroep vooronderzoek opsporingsmethoden
hierover gesteld heeft. In de volgende hoofdstukken wordt
weergegeven hoe opsporingsmethoden in Nederland worden ingezet. De
commissie hanteert daarbij het onderscheid tussen observatie,
informanten runnen, infiltratie en overige opsporingsmethoden. De
commissie besteedt per methode aandacht aan de regelgeving en de
jurisprudentie, het feitelijk gebruik, de sturing en controle van
het gebruik door het OM en de verslaglegging. Afsluitend wordt bij
een aantal methoden aandacht besteed aan de corruptiegevoeligheid
hiervan. Noot De inzet van methoden waarbij veelvuldig
contact wordt onderhouden met criminele derden levert
corruptierisico’s op. Dit is het geval bij het runnen van
informanten, infiltratie, gecontroleerde aflevering en het
doorlaten van drugs. In de hoofdstukken over informanten en
infiltranten wordt hierop nader ingegaan. De commissie heeft veel
onderzoeken naar criminele organisaties aangetroffen waarbij sprake
was van de inzet van een combinatie van methoden. Een omvangrijk
onderzoek naar een criminele organisatie betekent al snel de inzet
van verschillende methoden tegelijkertijd. Naast een tactisch
onderzoek met specifieke methoden ten aanzien van verdachten loopt
dan ook een zogenaamd pro-actief onderzoek dat zich concentreert op
andere personen. Zo gaat een methode als politie-infiltratie
vrijwel altijd gepaard met observatie. Ook bestaat gecontroleerde
aflevering niet zonder observatie. Inkijkoperaties gaan vaak samen
met gecontroleerde afleveringen. Het plaatsen van peilzenders
zonder volgen heeft geen zin. De commissie realiseert zich derhalve
terdege dat een aparte bespreking van methoden, zoals hier voor
gekozen is, vaak geweld doet aan de praktijk. Gezien het feit dat
het hier gaat om duidelijk te onderscheiden opsporingsmethoden, is
gekozen voor een aparte bespreking en beoordeling.
lees meer