• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 5.3. Werkwijzen bij autodiefstallen

    5.3. Werkwijzen bij autodiefstallen

    De bediening van de markt van gestolen personen- of vrachtauto’s
    vraagt om een aantal specieke criminele activiteiten en om speciale
    personen die deze activiteiten, zoals wij in de vorige paragraaf
    hebben gezien, afzonderlijk en onder leiding van een of meer
    organisatoren planmatig en binnen een strakke tijdsvolgorde
    uitvoeren. Er bestaan meer werkwijzen om deze deze activiteiten te
    verrichten (zie hierover: Sieber en Bgel, 1993, p. 74 – 130). Deze
    werkwijzen zijn afhankelijk van de omvang van het werkgebied.
    Regionaal actieve groepen zijn kleiner en werken anders dan
    (inter)nationaal opererende groepen.

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 4.2. Autodiefstallen

    4.2. Autodiefstallen: aantallen en ontwikkelingen

    Er bestaan in Nederland verschillende registratiesystemen waar
    het aantal (vracht)autodiefstallen wordt bijgehouden. Zo schrijven
    Eijken en De Waard (1994, p. 15):Met betrekking tot de registratie
    van gestolen voertuigen is er sprake van verschillende
    databestanden. Zo houdt het Centraal Bureau voor de Statistiek
    (CBS) – op basis van maandelijks door de politiekorpsen verstrekte
    gegevens – cijfers bij over diefstal van personenauto’s. De
    Centrale Recherche Informatiedienst (CRI) registreert aan de hand
    van door de politie verzonden signaleringen vermiste personenauto’s
    in het Opsporingsregister (OPS). Verder beschikt de Nederlandse
    politie nog over allerlei registratiesystemen waaronder het
    herkenningsdienstsysteem (HKS), het bedrijfsprocessensysteem (BPS),
    het Multipolsysteem. Daarnaast vindt ook registratie plaats door de
    verzekeringswereld, in het bijzonder het Centrum voor
    Verzekeringsstatistiek, als de gestolen auto verzekerd is.

    lees meer

    IX – De branches horeca en gokautomaten – 4.8. Pachtconstructies die verworden tot wurgconstructies

    4.8. Pachtconstructies die verworden tot
    wurgconstructies

    In sommige gevallen is er geen sprake van concensus tussen de
    malafide kapitaalverlener en de uitbater van een horecabedrijf,
    zoals dat (meestal) wel het geval is bij de katvangers. Er zit dan
    een extra schakel in de construktie; de pachter. Deze kan het
    slachtoffer worden van een malafide ondernemer. De laatste treedt
    op als geldschieter voor de aankoop van een horecabedrijf, maar
    laat het caf – in wederzijds overleg – op naam zetten van een
    katvanger. Deze zoekt een pachter voor de onderneming: een
    onschuldige derde denkt op winstgevende wijze het horeca-bedrijf te
    runnen, maar wordt in een financile houdgreep genomen, vanwege een
    exorbitant hoge pachtsom: het zogenaamde wurgcontract. De pachter
    kan dan gedwongen worden tot het plaatsen van gokkasten, waarmee de
    hoge pachtsom deels kan worden voldaan. Vanwege de financile
    afhankelijkheid heeft de pachter niets meer te vertellen in zijn
    zaak en deze kan worden gebruikt voor beoogde criminele doeleinden.
    De pachter kan tevens gedwongen worden drugshandel in zijn zaak toe
    te laten. Deze constructie staat in het Hoffman-rapport te lezen.
    Vooral allochtone ondernemers lijken hiervoor een gemakkelijke
    prooi, schrijft het onderzoeksbureau verder.

    lees meer

    IX – De branches horeca en gokautomaten – 2.3. Drugs en alcohol

    2.3. Drugs en alcohol

    Het gebruik van drugs en alcohol neemt onder bepaalde groepen in
    de samenleving toe. Exacte cijfers over het Nederlands drugsgebruik
    bestaan niet; alle genoemde percentages zijn dan ook
    schattingen.

    lees meer

    IX – De bouwnijverheid – 4.7. Intimidatie

    4.7. Intimidatie

    Door zowel de werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties
    is op navraag herhaalde malen verklaard dat geen intimidaties door
    criminele groepen tegen een van hun leden de afgelopen vijf jaren
    hebben plaatsgevonden. Ook bij de politie en het SFB is over het
    voorkomen van intimidatie in de bouwnijverheid niets bekend. Geen
    van de beschikbare politiebronnen bevat aanwijzingen voor het
    tegendeel. De twee bestaande slachtofferstudies geven
    verschillende, maar lage percentages te zien. De studie uit 1988
    wijst uit dat 4% van de aannemers in de bouw aangeeft slachtoffer
    te zijn van bedreiging en die van een paar jaar later minder dan
    1%. Uit slachtofferonderzoek onder bedrijven blijken in de
    bouwnijverheid minder bedreigingen te zijn dan in andere sectoren
    van het bedrijfsleven.

    lees meer

    IX – De bouwnijverheid – 2.5. De kwetsbaarheid van het bouwproces

    2.5. De kwetsbaarheid van het bouwproces

    Vertragingen zijn voor een aannemer ook zo duur omdat het
    bouwproces op een bepaald plaats moet gebeuren, nooit standaard is
    en niet of nauwelijks in kleine, geprogrammeerde produktiestapjes
    is uiteen te leggen. Voor elk bouwproces moet cordinatie plaats
    vinden tussen vele onderaannemers, gespecialiseerde werknemers, en
    dergelijke binnen een bepaald produktieschema. Dat luistert nauw en
    heeft de medewerking van ieder nodig. Daardoor heeft elk van de
    betrokken partijen de macht het bouwproces te vertragen en zelfs
    plat te leggen. Logistieke en transportproblemen voor de aanvoer
    van bouwmaterialen en personeel verhogen deze kwetsbaarheid
    extra.

    lees meer

    IX – De afvalverwerkingsbranche – LITERATUUR

    LITERATUUR

    M. V. C. Aalders, Het handhavingsvraagstuk, in P. Glasbergen,
    (red.), Milieubeleid. Een beleidswetenschappelijke
    inleiding
    , VUGA, ‘s-Gravenhage, 19944, p. 289-319.
    M. V. C. Aalders, Handhaving en zelfregulering, in Justitile
    Verkenningen
    , jaargang 20, 1994, p. 47-69.

    lees meer

    IX – De verzekeringsbranche – 4.1. Literatuuronderzoek

    4. VERZEKERINGSFRAUDE DOOR CRIMINELE GROEPEN?

    4.1. Literatuuronderzoek

    Naar de werkwijzen van criminele groepen op het gebied van
    verzekeringsfraude is weinig onderzoek gedaan. Op basis van
    Amerikaans onderzoek wordt vermoed dat de verzekeringswereld de
    interesse heeft van in groepen samenwerkende individuen die de
    solvabiliteit van de gehele branche aantasten. De belangrijkste
    dreiging voor de verzekeringsbranche gaat echter nog altijd uit van
    individuele frauderende burgers. Uit een onderzoek van Sanborn en
    Marziano bleek dat met 25% van de ingediende schadeclaims zou
    worden gefraudeerd. Het totale schadebedrag van alle, zelfs de
    kleinste, vormen van bedrog wordt in de Verenigde Staten geschat op
    15 miljard dollar. Deze schade wordt door middel van een verhoging
    van de premies met 25% op alle verzekerden afgewenteld (Dixon,
    1994, p. 329).

    lees meer

    Advies mr. J.K. Franx d.d. 20-10-1994 oververschoningsrechten (17/31)

    100

    Ambstedig proces-verbaal J.C.J.G. Barkman-Kuitert naaraanleiding van vragen van de commissie (2/28)

    116

    Ambstedig proces-verbaal J.C.J.G. Barkman-Kuitert naaraanleiding van vragen van de commissie (18/28)

    132

    Eindrapport – 10.1 Verantwoording

    HOOFDSTUK 10 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

    10.1 Verantwoording

    De commissie had de drieledige opdracht om onderzoek te doen
    naar:
    a aard, omvang en ernst van de zware, georganiseerde
    criminaliteit;
    b de feitelijke toepassing, de rechtmatigheid, het verantwoord zijn
    en de effectiviteit van de opsporingsmethoden;
    c de organisatie, het functioneren van en de controle op de
    opsporing.
    De commissie heeft zich ten doel gesteld deze punten te onderzoeken
    met het oog op de gewenste normering van opsporingsmethoden. Voor
    een goede normering is kennis van de drie genoemde onderdelen van
    de opdracht onontbeerlijk. Daarop heeft een belangrijk gedeelte van
    het onderzoek zich gericht. Evenzeer is nodig te beschrijven waarom
    bij de opsporing grote en kleine ontsporingen hebben
    plaatsgevonden. Die beschrijving is noodzakelijk om verantwoorde
    voorstellen te kunnen doen ter verbetering van de organisatie van
    en de controle op de opsporing.

    lees meer

    Eindrapport – 1.2 Procedure en werkwijze

    1.2 Procedure en werkwijze

    In bijlage 1 wordt uitgebreid ingegaan op de werkwijze van de
    commissie en de procedures waarlangs tot beslissingen is gekomen.
    In deze paragraaf zullen de hoofdlijnen van de gevolgde procedures
    en de werkwijze van de commissie aan de orde komen.

    lees meer

    Eindrapport – 3.12 Kennis en verantwoordelijkheid

    3.12 Kennis en verantwoordelijkheid

    In het onderzoek heeft de commissie getracht te achterhalen wat
    verantwoordelijke politiefunctionarissen, bestuurders en officier
    van justitie wisten. Wat wisten de betrokkenen en hoe hebben zij
    hun verantwoordelijkheden uitgeoefend? De commissie gaat daarbij
    ervan uit dat, voor het kunnen uitoefenen van het gezag over de
    politie, het OM op de hoogte dient te zijn van de gebruikte
    methoden en het functioneren van de CID en haar medewerkers. Ook de
    korpsleiding dient naar het oordeel van de commissie weet te hebben
    van de activiteiten van de CID om tot een verantwoorde sturing van
    de CID te kunnen komen. Korpsleiding en OM hebben naar het oordeel
    van de commssie de verantwoordelijkheid zich op de hoogte te
    stellen van de activiteiten van de CID. Dat neemt niet weg dat de
    commissie tevens van oordeel is dat het de verantwoordelijkheid van
    betrokken CID-functionarissen is om de korpsleiding en het OM op de
    hoogte te stellen van hun activiteiten. Noot

    lees meer

    Eindrapport – 5.1 Omschrijving

    HOOFDSTUK 5 INFORMANTEN

    5.1 Omschrijving

    Zolang er politie bestaat wordt er gewerkt met informanten,
    personen die op basis van vertrouwelijkheid informatie aan de
    politie verstrekken. Zij zijn de belangrijkste bron van informatie
    voor de criminele inlichtingendiensten (CID-en).
    Noot

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>