IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 5.3.
Werkwijzen bij autodiefstallenJanuary 1, 1999
5.3. Werkwijzen bij autodiefstallen
De bediening van de markt van gestolen personen- of vrachtauto’s
vraagt om een aantal specieke criminele activiteiten en om speciale
personen die deze activiteiten, zoals wij in de vorige paragraaf
hebben gezien, afzonderlijk en onder leiding van een of meer
organisatoren planmatig en binnen een strakke tijdsvolgorde
uitvoeren. Er bestaan meer werkwijzen om deze deze activiteiten te
verrichten (zie hierover: Sieber en Bgel, 1993, p. 74 – 130). Deze
werkwijzen zijn afhankelijk van de omvang van het werkgebied.
Regionaal actieve groepen zijn kleiner en werken anders dan
(inter)nationaal opererende groepen.
lees meer
IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 4.2.
AutodiefstallenJanuary 1, 1999
4.2. Autodiefstallen: aantallen en ontwikkelingen
Er bestaan in Nederland verschillende registratiesystemen waar
het aantal (vracht)autodiefstallen wordt bijgehouden. Zo schrijven
Eijken en De Waard (1994, p. 15):Met betrekking tot de registratie
van gestolen voertuigen is er sprake van verschillende
databestanden. Zo houdt het Centraal Bureau voor de Statistiek
(CBS) – op basis van maandelijks door de politiekorpsen verstrekte
gegevens – cijfers bij over diefstal van personenauto’s. De
Centrale Recherche Informatiedienst (CRI) registreert aan de hand
van door de politie verzonden signaleringen vermiste personenauto’s
in het Opsporingsregister (OPS). Verder beschikt de Nederlandse
politie nog over allerlei registratiesystemen waaronder het
herkenningsdienstsysteem (HKS), het bedrijfsprocessensysteem (BPS),
het Multipolsysteem. Daarnaast vindt ook registratie plaats door de
verzekeringswereld, in het bijzonder het Centrum voor
Verzekeringsstatistiek, als de gestolen auto verzekerd is.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 4.8.
Pachtconstructies die verworden tot wurgconstructiesJanuary 1, 1999
4.8. Pachtconstructies die verworden tot
wurgconstructies
In sommige gevallen is er geen sprake van concensus tussen de
malafide kapitaalverlener en de uitbater van een horecabedrijf,
zoals dat (meestal) wel het geval is bij de katvangers. Er zit dan
een extra schakel in de construktie; de pachter. Deze kan het
slachtoffer worden van een malafide ondernemer. De laatste treedt
op als geldschieter voor de aankoop van een horecabedrijf, maar
laat het caf – in wederzijds overleg – op naam zetten van een
katvanger. Deze zoekt een pachter voor de onderneming: een
onschuldige derde denkt op winstgevende wijze het horeca-bedrijf te
runnen, maar wordt in een financile houdgreep genomen, vanwege een
exorbitant hoge pachtsom: het zogenaamde wurgcontract. De pachter
kan dan gedwongen worden tot het plaatsen van gokkasten, waarmee de
hoge pachtsom deels kan worden voldaan. Vanwege de financile
afhankelijkheid heeft de pachter niets meer te vertellen in zijn
zaak en deze kan worden gebruikt voor beoogde criminele doeleinden.
De pachter kan tevens gedwongen worden drugshandel in zijn zaak toe
te laten. Deze constructie staat in het Hoffman-rapport te lezen.
Vooral allochtone ondernemers lijken hiervoor een gemakkelijke
prooi, schrijft het onderzoeksbureau verder.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 2.3. Drugs en
alcoholJanuary 1, 1999
2.3. Drugs en alcohol
Het gebruik van drugs en alcohol neemt onder bepaalde groepen in
de samenleving toe. Exacte cijfers over het Nederlands drugsgebruik
bestaan niet; alle genoemde percentages zijn dan ook
schattingen.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 4.7. IntimidatieJanuary 1, 1999
4.7. Intimidatie
Door zowel de werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties
is op navraag herhaalde malen verklaard dat geen intimidaties door
criminele groepen tegen een van hun leden de afgelopen vijf jaren
hebben plaatsgevonden. Ook bij de politie en het SFB is over het
voorkomen van intimidatie in de bouwnijverheid niets bekend. Geen
van de beschikbare politiebronnen bevat aanwijzingen voor het
tegendeel. De twee bestaande slachtofferstudies geven
verschillende, maar lage percentages te zien. De studie uit 1988
wijst uit dat 4% van de aannemers in de bouw aangeeft slachtoffer
te zijn van bedreiging en die van een paar jaar later minder dan
1%. Uit slachtofferonderzoek onder bedrijven blijken in de
bouwnijverheid minder bedreigingen te zijn dan in andere sectoren
van het bedrijfsleven.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 2.5. De kwetsbaarheid van het
bouwprocesJanuary 1, 1999
2.5. De kwetsbaarheid van het bouwproces
Vertragingen zijn voor een aannemer ook zo duur omdat het
bouwproces op een bepaald plaats moet gebeuren, nooit standaard is
en niet of nauwelijks in kleine, geprogrammeerde produktiestapjes
is uiteen te leggen. Voor elk bouwproces moet cordinatie plaats
vinden tussen vele onderaannemers, gespecialiseerde werknemers, en
dergelijke binnen een bepaald produktieschema. Dat luistert nauw en
heeft de medewerking van ieder nodig. Daardoor heeft elk van de
betrokken partijen de macht het bouwproces te vertragen en zelfs
plat te leggen. Logistieke en transportproblemen voor de aanvoer
van bouwmaterialen en personeel verhogen deze kwetsbaarheid
extra.
lees meer
IX – De afvalverwerkingsbranche – LITERATUURJanuary 1, 1999
LITERATUUR
M. V. C. Aalders, Het handhavingsvraagstuk, in P. Glasbergen,
(red.), Milieubeleid. Een beleidswetenschappelijke
inleiding, VUGA, ‘s-Gravenhage, 19944, p. 289-319.
M. V. C. Aalders, Handhaving en zelfregulering, in Justitile
Verkenningen, jaargang 20, 1994, p. 47-69.
lees meer
IX – De verzekeringsbranche – 4.1.
LiteratuuronderzoekJanuary 1, 1999
4. VERZEKERINGSFRAUDE DOOR CRIMINELE GROEPEN?
4.1. Literatuuronderzoek
Naar de werkwijzen van criminele groepen op het gebied van
verzekeringsfraude is weinig onderzoek gedaan. Op basis van
Amerikaans onderzoek wordt vermoed dat de verzekeringswereld de
interesse heeft van in groepen samenwerkende individuen die de
solvabiliteit van de gehele branche aantasten. De belangrijkste
dreiging voor de verzekeringsbranche gaat echter nog altijd uit van
individuele frauderende burgers. Uit een onderzoek van Sanborn en
Marziano bleek dat met 25% van de ingediende schadeclaims zou
worden gefraudeerd. Het totale schadebedrag van alle, zelfs de
kleinste, vormen van bedrog wordt in de Verenigde Staten geschat op
15 miljard dollar. Deze schade wordt door middel van een verhoging
van de premies met 25% op alle verzekerden afgewenteld (Dixon,
1994, p. 329).
lees meer
Eindrapport – 10.1 VerantwoordingJanuary 1, 1999
HOOFDSTUK 10 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
10.1 Verantwoording
De commissie had de drieledige opdracht om onderzoek te doen
naar:
a aard, omvang en ernst van de zware, georganiseerde
criminaliteit;
b de feitelijke toepassing, de rechtmatigheid, het verantwoord zijn
en de effectiviteit van de opsporingsmethoden;
c de organisatie, het functioneren van en de controle op de
opsporing.
De commissie heeft zich ten doel gesteld deze punten te onderzoeken
met het oog op de gewenste normering van opsporingsmethoden. Voor
een goede normering is kennis van de drie genoemde onderdelen van
de opdracht onontbeerlijk. Daarop heeft een belangrijk gedeelte van
het onderzoek zich gericht. Evenzeer is nodig te beschrijven waarom
bij de opsporing grote en kleine ontsporingen hebben
plaatsgevonden. Die beschrijving is noodzakelijk om verantwoorde
voorstellen te kunnen doen ter verbetering van de organisatie van
en de controle op de opsporing.
lees meer
Eindrapport – 1.2 Procedure en werkwijzeJanuary 1, 1999
1.2 Procedure en werkwijze
In bijlage 1 wordt uitgebreid ingegaan op de werkwijze van de
commissie en de procedures waarlangs tot beslissingen is gekomen.
In deze paragraaf zullen de hoofdlijnen van de gevolgde procedures
en de werkwijze van de commissie aan de orde komen.
lees meer
Eindrapport – 3.12 Kennis en verantwoordelijkheidJanuary 1, 1999
3.12 Kennis en verantwoordelijkheid
In het onderzoek heeft de commissie getracht te achterhalen wat
verantwoordelijke politiefunctionarissen, bestuurders en officier
van justitie wisten. Wat wisten de betrokkenen en hoe hebben zij
hun verantwoordelijkheden uitgeoefend? De commissie gaat daarbij
ervan uit dat, voor het kunnen uitoefenen van het gezag over de
politie, het OM op de hoogte dient te zijn van de gebruikte
methoden en het functioneren van de CID en haar medewerkers. Ook de
korpsleiding dient naar het oordeel van de commissie weet te hebben
van de activiteiten van de CID om tot een verantwoorde sturing van
de CID te kunnen komen. Korpsleiding en OM hebben naar het oordeel
van de commssie de verantwoordelijkheid zich op de hoogte te
stellen van de activiteiten van de CID. Dat neemt niet weg dat de
commissie tevens van oordeel is dat het de verantwoordelijkheid van
betrokken CID-functionarissen is om de korpsleiding en het OM op de
hoogte te stellen van hun activiteiten. Noot
lees meer
Eindrapport – 5.1 OmschrijvingJanuary 1, 1999
HOOFDSTUK 5 INFORMANTEN
5.1 Omschrijving
Zolang er politie bestaat wordt er gewerkt met informanten,
personen die op basis van vertrouwelijkheid informatie aan de
politie verstrekken. Zij zijn de belangrijkste bron van informatie
voor de criminele inlichtingendiensten (CID-en).
Noot
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>