• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage VIII – IX.1. Opkomst, samenstelling en bedrijvigheid van de Russische mafia in Rusland

    IX.1. Opkomst, samenstelling en bedrijvigheid van de Russische
    mafia in Rusland

    Om te beginnen moet worden gesteld dat wetenschappelijke
    literatuur over de opkomst, samenstelling en werkwijze van de rode
    mafia zo goed als onbestaand is. De redenen hiervan zijn niet ver
    te zoeken. Tot een paar jaar geleden bestond er in Rusland
    officieel geen georganiseerde criminaliteit en sinds haar bestaan
    wordt erkend zijn er nauwelijks onderzoekers die er in behoorlijke
    omstandigheden zelfstandig onderzoek naar hebben kunnen doen. Ook
    voor een relaas als dit moet noodgedwongen worden teruggevallen op
    politieberichten en journalistieke impressies.

    lees meer

    Bijlage VIII – Bibliografie Hoofdstuk IV

    Bibliografie Hoofdstuk IV:

    Marokkaanse criminele groepen in Nederland

    Bel Ghazi, H., Over twee culturen; Uitbuiting en
    opportunisme
    , Futile, Rotterdam, 1982.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 5.2 Van WAG naar WGW

    5.2 Van WAG naar WGW

    Sinds de eerste oliecrisis gold in Nederland een
    capaciteitsregime, bedoeld om het aantal tonnen op de weg te
    beperken. De toenmalige wet – de Wet Autovervoer Goederen – stelde
    strenge kwantitatieve toetredingseisen; nieuwe ondernemingen
    moesten bewijzen kostendekkend te kunnen rijden en pas na twee jaar
    winstgevend ondernemerschap, werd de definitieve vergunning
    toegekend. Over ieder extra ton laadvermogen moest weer een nieuwe
    vergunning worden aangevraagd en ondernemers betaalden zelfs
    bonussen om maar aan extra tonnage te komen. De branche klaagde
    steen en been onder dit beperkende stelsel, zo staat ondermeer te
    lezen in Elsevier, 13 februari 1993.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 11.4 Grootschalige belastingfraude

    11.4 Grootschalige belastingfraude

    Op goederen zoals sigaretten, alcohol en hoogwaardige apparatuur
    (computers, stereo’s) rusten, bij invoer, hoge accijnzen en andere
    belastingen. Maar bij doorvoer hoeven deze bedragen uiteraard niet
    te worden betaald. Ook hier wordt er vaak met het land van
    bestemming gerommeld. Een voorbeeld: sigaretten uit de VS
    komen in Rotterdam aan. De formele bestemming is Noord-Afrika, dus
    hoeven er geen heffingen te worden betaald. De sloffen komen echter
    toch op de Europese markt terecht. Daar komt de Nederlandse fiscus
    gemiddeld pas acht maanden later achter, wanneer blijkt dat de
    documenten niet aangezuiverd zijn. De partij is nooit in
    Noord-Afrika aangekomen en is dus zoek. Soms blijken de stempels
    van de grensposten te zijn
    vervalst. Duidelijk is, dat in deze gevallen de werkelijke
    goederenstroom en de officile route volgens het document niets met
    elkaar van doen hebben. Aansprakelijk voor de schade is de
    aanvrager van het douanedocument, meestal een expediteur. Die
    probeert de claim te verhalen op zijn opdrachtgever. Soms heeft de
    transporteur de documenten zelf geregeld en draait voor de schade
    op. Maar ook als dat niet het geval is, loopt de
    transportondernemer schade: vooral als de fraude onderweg wordt
    ontdekt. Een genterviewde van de werkgeversorganisatie vertelt dat
    hij regelmatig signalen krijgt van – vooral – kleine ondernemers
    die navraag doen over een bepaalde opdrachtgever. Ze zijn gevraagd
    om een vracht te verzorgen op totaal onbekend terrein, bijvoorbeeld
    om computers te brengen naar Oost-Europa, terwijl dat bedrijf
    normaliter andere produkten naar andere bestemmingen rijdt. Volgens
    de woordvoerder is dat een signaal dat fraudeurs op zoek zijn naar
    een naeve vervoerder die om een opdracht verlegen zit. Transport en
    Logistiek Nederland raadt een dergelijke opdracht altijd af. Maar
    vaker bellen de ondernemers niet van tevoren met hun
    werkgeversorganisatie, zegt de woordvoerder. En dan is de kans
    groot dat het bedrijf in de val wordt gelokt: in het land van
    bestemming wordt de chauffeur in een caf of onderweg aangesproken
    door een aardige Pool of Rus die voor honderd mark aanbiedt de
    transportpapieren in orde te maken. De chauffeur spreekt de taal
    nauwelijks en is allang blij. Hij krijgt valse stempels. Op de
    terugweg wordt hij aangehouden door de douane en die zet de wagen
    vast: de invoerrechten moeten worden betaald plus 150 % boete, de
    wagen moet blijven staan en dat kost staangeld, de chauffeur moet
    naar Nederland reizen en al wat dies meer zij. Een klein
    transportbedrijf is dan in n klap failliet, vertelt de
    genterviewde. Voorbeelden uit de praktijk van de sigarettensmokkel
    wijzen opvallend vaak in de richting van Itali en Zwitserland. De
    fraude wordt dan vanuit Itali bestuurd en via Zwiterserland
    uitgevoerd. Als er Nederlanders betrokken zijn, is dit vaak in de
    rol van tussenpersoon als vervoerder of expediteur. De
    tabaksfabrikanten spelen een dubieuze rol, want zij profiteren van
    de smokkel: zij verkopen grote partijen aan duistere
    tussenhandelaren en zien hun omzet stijgen – doordat de lage prijs
    van hun produkt op de zwarte markt voor een grote afname zorgt,
    terwijl de winstmarges gelijk blijven (De Volkskrant, 6 mei
    1995).

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 12.10 De rol van transporteurs

    12.10 De rol van transporteurs

    Grote transport-ondernemers worden met enige regelmaat benaderd
    door verdachte opdrachtgevers, zo horen we van alle genterviewde
    transporteurs. En ondernemer vertelt dat er op een dag Poolse heren
    op de stoep stonden met de vraag of hij wel eens wat kon opslaan.
    Hij heeft subtiel geweigerd met de smoes dat hij geen extra werk
    nodig had. Een andere transporteur vertelt de nep-klanten er altijd
    blind uit te kunnen halen, omdat ze zich niet als normale
    opdrachtgevers gedragen. Ze wisselen niet de gangbare
    vervoerstechnische gegevens uit en vragen vaak niet eens naar de
    prijs.

    lees meer

    IX – De zeehaven Rotterdam en de luchthaven Schiphol – 5.2. De luchthaven Schiphol

    5.2. De luchthaven Schiphol

    In het vorige hoofdstuk heb ik laten zien dat drugsmokkelaars
    ook het vliegtuig als transportmiddel inzetten om hun illegale waar
    naar de plaats van bestemming te (laten) vervoeren. Het aantal
    koeriers dat op Schiphol met drugs (meestal cocane) wordt
    aangehouden, is een indicatie voor de omvang van het gebruik door
    drugsmokkelaars van een internationaal vliegveld. De hoeveelheid in
    beslag genomen drugs is een andere aanwijzing voor de omvang en de
    aard van de smokkel van drugs.

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 5.2. Gespecialiseerde autodiefstalgroepen

    5.2. Gespecialiseerde autodiefstalgroepen

    In de vorige paragraaf hebben wij kunnen zien dat het voor
    criminele groepen aantrekkelijk is auto’s te stelen en met winst
    weer te verkopen. De pakkans in Nederland is erg laag en de waarde
    van elke auto is hoog genoeg om bepaalde kosten te kunnen dekken.
    Maar, wie zijn eigenlijk de daders? Wat weten wij ervan?

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 4.1. Achtergronden van autodiefstallen

    4. (VRACHT)AUTODIEFSTALLEN

    4.1. Achtergronden van autodiefstallen

    Personenauto’s worden om verschillende redenen en om
    verschillende doelen gestolen. Deze redenen kunnen over drie
    groepen worden verdeeld. Men kan auto’s stelen om er tijdelijk
    gebruik van te maken, om er andere criminele activiteiten mee uit
    te voeren of om ze na diefstal weer op de een of andere manier
    illegaal op de legale markt terug te brengen. Deze redenen zijn van
    belang omdat zij uiteindelijk bepalend zijn of een auto naar
    verloop van tijd weer wordt teruggevonden of voor altijd spoorloos
    zal blijven.

    lees meer

    IX – De branches horeca en gokautomaten – 4.7. Heling

    4.7. Heling

    Het openbare en anonieme karakter van de horeca biedt alle
    mogelijkheid voor de heling van gestolen goederen. Een samenspel
    van factoren bepaalt of een caf al dan niet een potentile
    heel-lokatie is. Hierin spelen de eigenaar, het publiek, de
    omgeving, de sfeer en het personeel een bepalende rol. Homburg cum
    suis (1990) stellen dat een bonafide zaak binnen twee weken rijp
    kan zijn gemaakt voor heling. Dit gebeurt bij voorbeeld wanneer de
    eigenaar, als gevolg van dalende resultaten, steeds meer louche
    types tot zijn zaak toelaat en minder frisse zaken tolereert.
    Binnen korte tijd verandert een caf dan van karakter; het gewone
    publiek laat het steeds meer afweten en het aandeel van malafide
    bezoekers wordt groter. De omzet van de eigenaar daalt hierdoor,
    waarna de overstap naar het algeheel gedogen of zelfs meewerking
    aan helingspraktijken klein is. Kroegen in
    stadsvernieuwingsgebieden zijn gevoelig voor dergelijke invloeden,
    omdat zij in korte tijd een groot deel van het vertrouwde publiek
    kwijtraken en daarmee een zekere sociaal controlerende functie. De
    sfeer van een horecagelegenheid bepaalt of en welke goederen er
    geheeld worden; een fietsenjunk loopt langs terrassen waar veel
    studenten zitten, terwijl de handelaar met een gestolen Mercedes
    eerder bij de portier van een luxe nachtclub zal aankloppen. Het
    aloude buurtcaf is de klassieke heellokatie, omdat heling meestal
    via het ons-kent-ons-circuit loopt. Ook de omgeving van het caf
    speelt een rol: in etablissementen rond markten wordt het meest
    geheeld (Homburg c.s., 1990). De horecagelegenheid kan zowel dienen
    als direct verkooppunt aan de klant (soms de eigenaar of het
    personeel zelf), maar ook als doorverkoop-punt. Sommige cafs dienen
    als opslag- en verzamellokatie van gestolen goederen. In andere
    gevallen vormt het caf een belangrijke schakel in het proces van
    diefstal, bewerking en uitzetting van goederen, en houdt men er
    zich bij voorbeeld actief bezig met het vervalsen van gestolen
    cheques. Homburg cum suis (1990) komen tot een ruwe schatting; in
    de Amsterdamse horeca ging in 1987 circa 2,5 miljoen gulden om aan
    heling; een kwart van de totale helingsomzet in de hoofdstad (in
    het jaar 1988). Volgens een horeca-exploitant wordt praktisch
    iedere ondernemer uit de branche regelmatig benaderd door helers om
    illegale sigaretten, koffie en drank te kopen, tegen zeer
    aantrekkelijke prijzen. Horeca-ondernemers kunnen hiermee hun
    winstmarge flink vergroten: de produkten zijn niet alleen goedkoper
    in aanschaf, maar blijven ook buiten de belasting. Ook Homburg cum
    suis (1990) maken melding van deze vorm van heling. De inkoop van
    zwarte produkten door de caf-eigenaar gebeurt echter meestal op
    bestelling en vindt daardoor niet per definitie in de
    horecagelegenheid plaats.

    lees meer

    IX – De branches horeca en gokautomaten – LITERATUUR

    LITERATUUR

    A. Appel en J. Rijnaarts, Omgaan met alcohol, drugs- en
    gokverslaving,
    SVH Uitgeverij, Zoetermeer, 1993 Bedrijfschap
    Horeca, Horeca Barometer vierde kwartaal 1994, Bedrijfschap
    Horeca, Zoetermeer, 1995 Bedrijfschap Horeca, Horeca in
    cijfers
    , Bedrijfschap Horeca, Zoetermeer, 1994 Bedrijfschap
    Horeca, Criminaliteitspreventie in de horeca; Maatregelen in de
    praktijk
    Bedrijfschap Horeca, Zoetermeer, 1994

    lees meer

    IX – De bouwnijverheid – 4.7. Intimidatie

    4.7. Intimidatie

    Door zowel de werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties
    is op navraag herhaalde malen verklaard dat geen intimidaties door
    criminele groepen tegen een van hun leden de afgelopen vijf jaren
    hebben plaatsgevonden. Ook bij de politie en het SFB is over het
    voorkomen van intimidatie in de bouwnijverheid niets bekend. Geen
    van de beschikbare politiebronnen bevat aanwijzingen voor het
    tegendeel. De twee bestaande slachtofferstudies geven
    verschillende, maar lage percentages te zien. De studie uit 1988
    wijst uit dat 4% van de aannemers in de bouw aangeeft slachtoffer
    te zijn van bedreiging en die van een paar jaar later minder dan
    1%. Uit slachtofferonderzoek onder bedrijven blijken in de
    bouwnijverheid minder bedreigingen te zijn dan in andere sectoren
    van het bedrijfsleven.

    lees meer

    IX – De bouwnijverheid – 2.5. De kwetsbaarheid van het bouwproces

    2.5. De kwetsbaarheid van het bouwproces

    Vertragingen zijn voor een aannemer ook zo duur omdat het
    bouwproces op een bepaald plaats moet gebeuren, nooit standaard is
    en niet of nauwelijks in kleine, geprogrammeerde produktiestapjes
    is uiteen te leggen. Voor elk bouwproces moet cordinatie plaats
    vinden tussen vele onderaannemers, gespecialiseerde werknemers, en
    dergelijke binnen een bepaald produktieschema. Dat luistert nauw en
    heeft de medewerking van ieder nodig. Daardoor heeft elk van de
    betrokken partijen de macht het bouwproces te vertragen en zelfs
    plat te leggen. Logistieke en transportproblemen voor de aanvoer
    van bouwmaterialen en personeel verhogen deze kwetsbaarheid
    extra.

    lees meer

    IX – De afvalverwerkingsbranche – LITERATUUR

    LITERATUUR

    M. V. C. Aalders, Het handhavingsvraagstuk, in P. Glasbergen,
    (red.), Milieubeleid. Een beleidswetenschappelijke
    inleiding
    , VUGA, ‘s-Gravenhage, 19944, p. 289-319.
    M. V. C. Aalders, Handhaving en zelfregulering, in Justitile
    Verkenningen
    , jaargang 20, 1994, p. 47-69.

    lees meer

    IX – De verzekeringsbranche – 4.1. Literatuuronderzoek

    4. VERZEKERINGSFRAUDE DOOR CRIMINELE GROEPEN?

    4.1. Literatuuronderzoek

    Naar de werkwijzen van criminele groepen op het gebied van
    verzekeringsfraude is weinig onderzoek gedaan. Op basis van
    Amerikaans onderzoek wordt vermoed dat de verzekeringswereld de
    interesse heeft van in groepen samenwerkende individuen die de
    solvabiliteit van de gehele branche aantasten. De belangrijkste
    dreiging voor de verzekeringsbranche gaat echter nog altijd uit van
    individuele frauderende burgers. Uit een onderzoek van Sanborn en
    Marziano bleek dat met 25% van de ingediende schadeclaims zou
    worden gefraudeerd. Het totale schadebedrag van alle, zelfs de
    kleinste, vormen van bedrog wordt in de Verenigde Staten geschat op
    15 miljard dollar. Deze schade wordt door middel van een verhoging
    van de premies met 25% op alle verzekerden afgewenteld (Dixon,
    1994, p. 329).

    lees meer

    Advies mr. J.K. Franx d.d. 20-10-1994 oververschoningsrechten (17/31)

    100

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>