LITERATUUR
Algemene Rekenkamer, Koninklijke Marechaussee Schiphol,
Den Haag, Algemene Rekenkamer, 27 juni 1995, H. A. W. van den
Berge, De verdeling van politietaken en bevoegdheden op de
luchthaven Schiphol, NPA (scriptie), Apeldoorn, 1978.
Algemene Rekenkamer, Koninklijke Marechaussee Schiphol,
Den Haag, Algemene Rekenkamer, 27 juni 1995, H. A. W. van den
Berge, De verdeling van politietaken en bevoegdheden op de
luchthaven Schiphol, NPA (scriptie), Apeldoorn, 1978.
Zoals hiervoor is aangegeven is het voor criminele groepen die
op grote schaal in gestolen auto’s handelen aantrekkelijk om
samenwerking te zoeken bij bonafide bedrijven. Het feit dat er per
jaar ongeveer 5 tot 7.000 auto’s Noot niet terug worden
gevonden maakt duidelijk dat er wel samenwerking met
garagebedrijven in Nederland moet zijn. Criminele groepen
moeten voor deze illegale handel beschikken over veel
deskundigheid. Voor de levering van nummerplaten, valse
kentekenbewijzen, het plaatsen van nieuwe sloten, het veranderen
van chassisnummers en het eventueel overspuiten van auto’s is veel
vakkennis nodig en veel handelingen kunnen niet op straat en in het
openbaar gebeuren. Daarvoor heeft een criminele groep een
gespecialiseerde werkplaats nodig en vakspecialisten voor de
werkzaamheden. Een auto met de oude nummerplaten te laten
rondrijden is vragen om moeilijkheden voor de chauffeur en door
internationale signaleringen wordt de pakkans aan de buitengrenzen
van de Europese Unie na verloop van tijd vanzelf verhoogd.
Anderzijds zijn er signalen (Sehr, 1995) dat professionele dieven,
door de afschaffing van grenscontroles, niet meer de auto omkatten
in Nederland of in Duitsland, maar daarvoor garages en werkplaatsen
in Polen en andere landen in het Oostblok gebruiken. De controle is
in die landen slechter geregeld dan in Nederland en de koerier
behoudt zijn tijdvoorsprong omdat opsporingssignaleringen pas na
enkele dagen uitstaan in nationaal en internationaal verband.
Frank Bovenkerk en Ankie Lempens Universiteit Utrecht
De horeca trekt ten strijde tegen de criminaliteit, zo kondigde
een bestuurslid van de branche-organisatie Koninklijke Horeca
Nederland aan. De ondernemersorganisatie in de horeca sloeg in 1992
voor het eerst groot alarm op een landelijk symposium over
criminaliteit. Er werden bij die gelegenheid schrikbarende cijfers
genoemd; in het voorgaande jaar zou de horeca zo’n driehonderd
miljoen gulden schade hebben geleden als gevolg van criminaliteit;
ruim zeventien procent van de omzet en vijftig miljoen meer dan bij
een eerdere schatting uit 1988. De helft van alle horecabedrijven
krijgt te maken met n of meer vormen van criminaliteit, zoals
overvallen, diefstal, geweldpleging en vernieling. Twintig procent
van de horeca-ondernemers kreeg te maken met chantage, afpersing en
bedreiging, zo schijft het blad Horeca Entree (1992). Na de
verandering van de Vestigingswet in 1996 wordt het waarschijnlijk
nog gemakkelijker om toe te treden tot de markt van
horeca-ondernemers. De branche-organisatie maakt zich grote zorgen
over deze wijziging, want zij vreest een grote toestroom van
onervaren starters op de markt die een potentile prooi voor de
(georganiseerde) misdaad vormen. Uit ondernemerskringen klinkt al
jaren de roep om maatregelen die toetreding tot de markt moeilijker
maken, om zodoende de opmars van de criminaliteit in de horeca te
stuiten. En dat het nodig is een dam op te werpen mag blijken uit
het volgende. Toen de voorzitter van de werkgeversbond begin dit
jaar een pleidooi hield tegen de oprukkende onderwereld, kreeg hij
daarna diverse dreigtelefoontjes. Is de horecabranche kwetsbaar
voor criminele inmenging, zo luidt de hoofdvraag van deze studie.
Zo ja, hoe komt dat en in welke mate maakt de georganiseerde
criminaliteit gebruik van de zwakke plekken in de horeca-wereld? We
gaan in dit onderzoek als volgt te werk. Allereerst bekijken we in
hoofdstuk 2 de omgevingskenmerken van de branche: met welke externe
invloeden krijgt de horeca te maken? Daarna (3) komen de interne
factoren aan bod: wat zijn de specifieke kenmerken van deze
bedrijfstak en op welke manier maken deze eigenschappen de branche
kwetsbaar? Vervolgens schetsen we in hoofstuk 4 de vormen van
criminaliteit die in de horeca voorkomen, zoals daar zijn:
protectie, gedwongen overname, witwassen, de horeca als
ontmoetingsplaats, afzet van drugs, heling en wurgconstructies. Als
laatste (5) bespreken we de schade die de criminaliteit in de
branche veroorzaakt.
Alvorens te kijken naar de schade die de georganiseerde
criminaliteit veroorzaakt in de horeca-branche, staan we stil bij
de voordelen die de misdaadwereld de horeca-ondernemers biedt. De
kwetsbaarheid van de horecabranche hangt namelijk sterk samen met
de aantrekkelijkheden van sommige diensten van de misdaadwereld.
Zoals we in hoofdstuk 2 hebben gesteld, heeft de horecabranche te
maken met bepaalde omgevingskenmerken die de bedrijfsvoering
benvloeden: zo wordt er door het uitgaanspubliek meer geweld
gebruikt, bestaat er bij de bezoekers een niet aflatende vraag naar
drugs en goedkope goederen en is de concurrentie tussen ondernemers
sterk. Deze externe invloeden vragen vanzelfsprekend om maatregelen
vanuit de horecabranche. En sommige produkten die de georganiseerde
misdaad biedt, lijken een oplossing te kunnen bieden. De toenemende
onveiligheid in het uitgaanscircuit jongeren dragen vaker wapens
bij zich dan vroeger is een gat in de markt voor aanbieders van
bescherming. De politie kan de horeca-ondernemers hierin
onvoldoende dienen en legale bewakingsdiensten zijn voor veel
bedrijven onbetaalbaar. Deurmannen met contacten in de
georganiseerde misdaad hoeven hun diensten steeds minder vaak af te
dwingen: uit onderzoek (Bovenkerk en Derksen, 1994) blijkt dat de
horeca-ondernemers en de personen die zich aandienen als
beschermers steeds vaker in samenspanning werken. Ook malafide
geldverstrekkers bieden een produkt waarnaar in de horecabranche
een grote vraag bestaat: kapitaal. Het aantal starters neemt nog
steeds toe, terwijl de reguliere geldmarkt niet scheutig is
richting de branche. Bovendien moeten horeca-ondernemers bij de
tijd blijven om hun publiek te boeien; daar zijn investeringen voor
nodig en, alweer, kapitaal. Hier springen geldverstrekkers met
bijbedoelingen gretig op in. De publieke toegankelijkheid maakt het
horecabazen moeilijk om bepaalde bezoekers te weren en zo
frequenteren ook ondernemers uit misdaadwereld de horecabedrijven.
Hierbij moet niet worden vergeten dat het vaak om vermogende
klanten gaat, die sommige cafbazen juist graag in huis hebben: men
heeft immers wat te besteden en wellicht hangt er voor de eigenaar
ook een voordeeltje aan vast.
Er bestaat in Nederland een grote vraag naar en dus een
levendige handel in gestolen en zwarte goederen. Gruter (1989) zegt
dat de moraal van de stedelingen zo is veranderd dat een toenemend
aantal consumenten geen bezwaar heeft tegen het kopen van goederen
die duidelijk afkomstig zijn van diefstal. Ook de smokkel van
ongemerkte sigaretten (waarover geen BTW is betaald) leidt tot een
groot grijs goederenaanbod. De horeca vormt een dankbare
afzetmarkt: in bepaalde horecakringen is het een publiek geheim dat
er goedkope tabak te krijgen is. Uit een Amerikaans onderzoek bleek
dat n op de drie hot-spots van heling horecagelegenheden
zijn (Sherman e.a 1989 in Homburg e.a. 1990). Zowel bij politie,
justitie als het publiek staat de horeca bekend als een van de
prominente plaatsen waar heling plaatsvindt. Homburg c.s. (1990)
schatten dat in 1987 een kwart van de handel in gestolen waren
plaatsvindt in de horeca.
Van oudsher heeft de georganiseerde misdaad in de Verenigde
Staten geprobeerd te infiltreren in legale economische sectoren.
Een van de belangrijkste branches is de bouwnijverheid, omdat daar
veel geld in omgaat en zij enkele, door de aard van de
werkzaamheden onvermijdelijke, kwetsbare plekken kent. Het
racketeeren van de bouwnijverheid is een van de al weer bijna
traditionele activiteiten van criminele groepen. Racketeeren
gebeurt door zwakke bedrijven in de macht te krijgen,
aannemersbedrijven af te persen en/of protectie te laten betalen.
De eventuele concurrentie wordt door hun eigen malafide
aannemersbedrijven uit te markt gewerkt en anders wel met hulp van
corrupte vakbonden die zij onder controle hebben. Er komen uit het
buiten- en binnenland diverse signalen dat een en ander aan de hand
is in de bouwnijverheid . In New York bijvoorbeeld is door diverse
overheidscommissies onderzoek verricht naar de sinds 1920 bestaande
relatie tussen de georganiseerde misdaad en de bouwnijverheid.
Daarin is vastgesteld dat criminele groepen van voornamelijk
Italiaanse origine bijna alle private en publieke bouwcontracten
boven de 2 miljoen dollar controleren. Daarmee voegen zij jaarlijks
honderden miljoenen dollars aan hun toch al omvangrijke banksaldo’s
toe (New York State Organized Crime Task Force, 1988). De vakbonden
zijn voor de innesteling in de bouwnijverheid in de USA van
cruciaal belang omdat via de bonden de factor arbeid in de
bouwnijverheid onder controle kan worden gebracht. En met de
manipulatie van arbeid kan juist in de bouw veel geld worden
verdiend (Men denke hierbij aan het fenomeen koppelbaas). Het meest
bekend (ook in boekvorm en in films) is de zaak Jimmy Hoffa waarin
(de kwalijke gevolgen van) een monsterverbond tussen criminele
groepen en de vakbonden in de USA naar boven kwam. (Moldea, 1978;
Abadinsky, 1991, p. 364). In Itali is veel gepubliceerd in de media
en in wetenschappelijke geschriften over de invloed van de mafia op
de aanbestedingen, de bouwcontracten en de aannemers (Arlacchi,
1993; Falcone en Padovani, 1993). Het is algemeen bekend dat de
grote sommen geld om Napels na de aardbeving weer op te bouwen,
grotendeels zijn verdwenen in de zakken van corrupte politici en
lokale en regionale criminele groepen. Allerlei geplande
infrastructurele werken zijn nimmer uitgevoerd of staan onafgemaakt
ergens in de stad. In Frankrijk zijn er berichten dat de Italiaanse
mafia is ingenesteld in de bouwnijverheid, met name in het zuiden
en in het gebied rond Grenoble (Fijnaut, 1993). Een parlementair
onderzoek is aldaar gestart om te achterhalen wat de aard en de
omvang van deze infiltratie is. Er zijn ook signalen afkomstig uit
Duitsland en Belgi dat daar
criminele groepen pogingen ondernemen, al dan niet via geweld,
afpersingen of de levering van illegale arbeid, de bouwnijverheid
te misbruiken voor hun eigen, criminele doeleinden. In Nederland
zijn in verband met de bouw van grote infrastructurele werken zoals
de metro-aanleg in Amsterdam, vragen gesteld of de mafia niet via
malafide (onder)aannemers greep op de bouwwereld heeft. Vervolgens
is een speciale recherchegroep aan de slag gegaan om dat uit te
zoeken. Er is een rapport geschreven (Wietink, e.a., 1994) maar
daarna is publicitair een grote stilte gevallen (zie verder het
rapport van Fijnaut en Bovenkerk over de situatie in
Amsterdam).
De bouwnijverheid is een van de grootste bedrijfstakken in
Nederland waarin per jaar ongeveer 60 miljard gulden omgaat. Het
totaalvolume van de bouwproduktie op lange termijn, en daarmee ook
voor een deel de werkgelegenheid in de bouwnijverheid, wordt door
een aantal factoren bepaald: (1) demografische factoren, (2) de
beschikbaarheid van overheidsgelden, (3) verwachtingen ten aanzien
van de toekomstige economische ontwikkeling en (4) de staat waarin
de huidige voorraad gebouwen verkeert (Bakens, 1986). Daardoor is
conjunctuurgevoeligheid een belangrijk kenmerk van de
bouwnijverheid. Gelijktijdig met de recessie in de Nederlandse
economie in de jaren tachtig bijvoorbeeld daalde de bouwproduktie
scherp. Dientengevolge nam de werkgelegenheid bij de bouwbedrijven
met 30 procent af.
De milieubranche is in een korte tijd uitgegroeid tot een
complexe en onoverzichtelijke bedrijfstak. De milieubranche is een
legale economische sector in Nederland die nog altijd flink in
beweging is en daardoor moeilijk is af te bakenen. Deze branche is
een verzamelnaam van bedrijven en instellingen die zich op de een
of andere manier bezighouden met of handelen in de preventie, de
verwijdering en het schoonmaken van het milieu van het afval dat
wij in Nederland met z’n allen (en internationaal) elk jaar weer
produceren. Voorts worden daaronder ook verstaan die
branche-onderdelen die bijzondere dieren en planten onttrekken uit
hun natuurlijke omgeving en daarmee handelen. Van den Berg c.s.
(1995, 29) onderscheiden onder andere de volgende deelmarkten van
de milieumarkt:
Om de vraag te beantwoorden of de georganiseerde misdaad actief
is in de verzekeringsbranche, hebben wij de beschikking gekregen
over drie soorten gegevens: 1) de politile bronnen; 2) de gegevens
van de Economische Controle Dienst (in het bijzonder het WABB-team)
en 3) de gegevens van het CIS, de schade registrerende instantie
van de gezamenlijke verzekeringsmaatschappijen.
A. Informanten
In het eindrapport wordt het oordeel van de commissie over de
bevindingen gegeven en worden
aanbevelingen gedaan voor normering van organisatie en methoden. In
elk hoofdstuk geeft de commissie een beschrijving van haar
bevindingen, gevolgd door een beoordeling hiervan op basis van de
beoordelingsvragen, die in paragraaf 1.4 van dit hoofdstuk zijn
weergegeven. In hoofdstuk 2 geeft de commissie haar beeld van de
aard, ernst en omvang van de georganiseerde criminaliteit in
Nederland. In dit hoofdstuk komen de resultaten van de
onderzoeksgroep Fijnaut aan de orde. In hoofdstuk 3 wordt een
uitgebreide beschrijving en beoordeling van het ontstaan, de
werking en het vervolg van de Delta-methode gegeven. In hoofdstuk 4
gaat de commissie in op het gebruik van observatiemethoden en de
zaak Charles Z., de zaak Henk R. en de TCR/TCA zaak. Hoofdstuk 5
gaat in op het runnen van informanten, waarbij tevens aandacht
wordt besteed aan de Laundry-zaak. In hoofdstuk 6 beschrijft de
commissie de vele aspecten van infiltratie. In dit hoofdstuk gaat
de commissie in op de Ramola-zaak, AH Oosterbeek, Exportzaak Twente
en de Copa-zaak. Tevens komt de combinatie van methoden aan de
orde. In hoofdstuk 7 besteedt de commissie aandacht aan andere
vormen van omgaan met informatie, zoals fenomeenonderzoek,
financieel rechercheren en aan bestuurlijke rechtshandhaving.
Bovendien komt de internationale dimensie van opsporing aan de
orde.
De commissie is, met inachtneming van alle beschikbare
informatie, tot de volgende beoordelingen gekomen over de
Delta-methode.