Bijlage XI – 3.2. De drugshandelJanuary 1, 1999
3.2. De drugshandel
Het drugsbeleid wordt in Nederland niet alleen gemaakt op het
niveau van het rijk. De afzonderlijke gemeenten ontwikkelen binnen
landelijke kaders ook hun eigen beleid. De nationale
wetgevingsprocedure is log en tijdrovend, de speelruimte van de
centrale overheid wordt door de internationale verdragen beperkt.
Maar op het niveau van de gemeenten, waar men daadwerkelijk wordt
geconfronteerd met overlast in de buurt en met de vraag om medische
en andere hulp, is het mogelijk om flexibel en pragmatisch te werk
te gaan. Het opportuniteitsbeginsel vormt de basis waarop binnen
het zogenaamde driehoeksoverleg beslissingen kunnen worden genomen
die zulk een werkwijze mogelijk maken. Maar ook de financiering van
de drugshulpverlening wordt als beleidsinstrument gebruikt.
Amsterdam liep in de jaren zestig voorop met het feitelijk gedogen
van het gebruik van hash en marihuana. Er kwamen coffeeshops waar
zogenaamde huisdealers werden toegelaten. Andere grote steden
volgden. Zo werd het beleid dat in de grote steden was ontwikkeld,
langzamerhand verheven tot nationaal beleid. Een belangrijke pijler
daarvan is dat een scherp onderscheid wordt gemaakt tussen hard en
soft drugs. Het is een verschil dat buitenlanders vaak ontgaat,
maar door het beleid op dit verschil af te stemmen, wordt
geprobeerd de circuits van beide gebruikerscategorien te scheiden.
Dat is goed gelukt. Een andere pijler waarop het Nederlandse beleid
is gebaseerd, is het onderscheid tussen het gebruik van drugs en de
handel daarin. Dit onderscheid is gebaseerd op de acceptatie van
een gebruikersmarkt die in wezen goedmoedig is en een uitvloeisel
van de vrije jaren zestig. Hier openbaart zich echter ook volop de
tegenstrijdigheid van het gevoerde beleid: de handel in een goed
waarvan het gebruik wordt toegestaan, wordt fel bestreden.
lees meer
Bijlage XI – 5.5. Tot besluitJanuary 1, 1999
5.5. Tot besluit
Wanneer we in dit besluit terugkeren naar de reden waarom dit
hoofdstuk werd geschreven – is er in het Wallen-gebied sprake van
(economische) machtsposities die (mede) via drugsgelden zijn
verworven -, dan kan worden gesteld dat dit beslist een valabele
reden was om nader onderzoek naar de toedracht van de problemen in
het Wallen-gebied te doen. Met nadruk schrijven we nader onderzoek
omdat elkeen die ook maar enigermate weet wat er allemaal in dit
gebied gaande is, beseft dat meer onderzoek zal moeten worden
verricht om daar een grondig inzicht in te kunnen krijgen. Maar het
inzicht dat ons onderzoek heeft opgeleverd, volstaat ruimschoots om
te kunnen stellen dat wat eerder al – voor de stad in haar geheel –
met betrekking tot de horeca werd geconstateerd, zich op en rondom
de Wallen in een nog veel geconcentreerdere vorm voordoet, namelijk
dat criminele figuren en groepen hier, dankzij hun illegaal
opgebouwde vermogens, een groot deel van de (economische) macht in
handen hebben gekregen, zodoende de jure et de facto tot op zekere
hoogte kunnen uitmaken wie er verder nog welke (illegale en/of
legale) activiteiten kunnen ontplooien en uiteindelijk dus ook in
hoge mate de graad van publieke (wan-)orde in dit gebied bepalen.
Met andere woorden: op grond van hun machtspositie regisseren de
betrokken ondernemers/ondernemingen niet alleen voor een belangrijk
stuk het economische leven in de buurt, maar markeren zij ook de
grenzen waarbinnen bestuur en politie nog vrijelijk kunnen
handelen. Terecht roept dit alles bij menigeen de vraag op of de
laatste jaren op de Wallen niet de omgekeerde wereld is geschapen.
En in de mate dat dit inderdaad het geval is, kan worden gezegd dat
hier – ook zonder dat er sprake is van wijdverspreide
politiek-bestuurlijke corruptie, enzovoort – momenteel een situatie
bestaat die in elk geval in economisch opzicht veel gemeen heeft
met toestanden die in landen als Itali en de Verenigde Staten voor
brandhaarden van georganiseerde criminaliteit worden gehouden. En
ook nu weer een situatie die niet is gecreerd door buitenlandse
en/of allochtone misdaadgroepen, maar hoofdzakelijk door
sleutelfiguren uit de Hollandse netwerken van Amsterdam, gewoon
Amsterdammers dus. Misschien is hierin ook een belangrijk deel van
de verklaring gelegen voor het merkwaardige feit dat deze
verregaande criminalisering van de Wallen heeft plaatsgevonden
zonder dat de lokale overheid hiertegen in het geweer is gekomen.
Heeft zij zich in de voorbije jaren niet altijd laten (mis)leiden
door de gedachte dat georganiseerde criminaliteit een verschijnsel
is uit verre landen, bedreven door aanhangers van sinistere
genootschappen, dat ook hier in de stad het best door een militaire
politiemacht kan worden bestreden?
lees meer
Bijlage XI – VOORWOORDJanuary 1, 1999
VOORWOORD
Het onderzoek in de drie steden heeft een zware wissel getrokken
op de medewerking en inzet van vele personeelsleden van de
betrokken regiokorpsen. Daarom zijn wij erg dankbaar voor de
openheid en steun die wij van iedereen tijdens ons werk hebben
ondervonden. In bijlage 1 is een lijst opgenomen van veel van onze
gesprekspartners. Ongetwijfeld zijn wij nog enkele mensen vergeten
die wij in de wandelgangen of telefonisch hebben gesproken en
ondervraagd.
lees meer
Bijlage XI – 4.1. InleidingJanuary 1, 1999
4. NIJMEGEN
4.1. Inleiding
4.1.1. De stad Nijmegen
Nijmegen behoort met zijn 147.000 inwoners in bevolkingsomvang
net niet tot de top 10 van Nederland. In 1950 bedroeg het aantal
inwoners ruim 110.000. Ten opzichte van de landelijke
leeftijdsopbouw heeft Nijmegen een relatief jonge bevolking. Ruim
een derde van het aantal inwoners valt in de leeftijdscategorie 15
tot en met 34 jaar. De 50+-ers maken slechts 27% van de Nijmeegse
bevolking uit. In deze leeftijdsopbouw komt tot uitdrukking dat
Nijmegen een universiteitsstad is. De aanwezigheid van de
universiteit benvloedt uiteraard sterk het uitgaansleven en de
woningnood in het centrum van Nijmegen. Nijmegen heeft zich gestaag
ontwikkeld en is niet, zoals Enschede vanwege de expansie als
gevolg van de textielindustrie, een boom-town geweest. De industrie
heeft in deze oude universiteitsstad nooit een stempel op de aard
en omvang van de stad gedrukt. Ook vandaag de dag wordt vooral door
dienstverlenende sectoren, waaronder banken, onderwijs,
gezondheidszorg, werkgelegenheid geboden. Het
werkloosheidspercentage bedroeg in 1994 in Nijmegen 13,4 hetgeen
vergeleken met het landelijke percentage (7,5) hoog te noemen is.
Vergeleken met Arnhem en Enschede heeft Nijmegen het hoogste
percentage van de drie.
lees meer
Het advies van mr J.K. FranxJanuary 1, 1999
Het advies van mr J.K. Franx
Noot
Aan mr J.K. Franx werden onder meer de volgende vragen
voorgelegd:- Hoe ver gaat het verschoningsrecht van
politieambtenaren werkzaam bij de criminele inlichtingendiensten in
het licht van de bevoegdheden van de commissie op basis van de Wet
op de Parlementaire Enqute?
lees meer
Bijlage I – 2. Lijst van officiele publikatiesJanuary 1, 1999
Naast de in onderstaand overzicht vermelde kamerstukken is gebruik
gemaakt van stukken uit de rijksbegroting
van de departementen van Justitie en Binnenlandse Zaken, alsmede
van m.b.t. vermelde stukken gevoerde
debatten in de Tweede kamer
17.363, Wet op de de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
17.975, Nadere wijziging van de opiumwet
18.895, Verslag van de vaste commissie voor de Inlichtingen- en
Veiligheidsdiensten omtrent haar
werkzaamheden over de persiode 25 augustus 1981 tot 6 maart
1985
18.995, Samenleving en criminaliteit
19.038, Algemene Rekenkamer, Het functioneren van de Centrale
Recherche Informatiedienst
19.073, Algemene wet op het binnentreden
19.095, Regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in
verband met persoonsregistraties: Wet
persoonsregistraties
19.159, Beleidsplan Automatisering van de Politile
Informatievoorziening
19.326, Akkoord tussen de Regeringen van de Benelux, de
Bondsrepubliek Duitsland en Frankrijk betreffende
geleidelijke afschaffing van grenscontroles, Schengen, 14 juni
1985
19.328, Infiltratie als opsporingstechniek (under-cover agenten;
pseudo-koop)
19.535, Wijziging van de politiewet
19.589 Regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in
verband met politieregisters: Wet op de
politieregisters
19.711, Beleidsvoorstellen onderdeel Politie voor 1987
19.757, Wijziging van het Wetboek van strafrecht en Strafvordering:
Anonieme verdachte
19.774, Wijziging van enkele bepalingen van het Wetboek van
Strafvordering omtrent de voorlopige hechtenis
en enige andere onderwerpen
20.090, Beleidsplan Politie 1988
20.385, Verslag van de Vaste Commissie voor de Inlichtingen- en
Veiligheidsdiensten omtrent haar
werkzaamheden over de periode 7 maart 1985 tot 30 november 1987
20.559, Onderzoek Paspoortproject 20.811, Beleidsplan Politie
1989
21.132, Regeerakkoord 1989
21.302, Beleidsplan Politie 1990
21.426, Wijziging van de Wet op de weerkorpsen ter zake van de
particuliere beveiligingsorganisaties
21.461, Een nieuw politiebestel in de jaren ’90
21.481, Algemene Rekenkamer, Verslag over 1989
21.501 – 20, Europese Raad
21.504, Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, van het Wetboek
van Strafvordering en enige andere wetten
ter verruiming van de mogelijkheden tot toepassing van de
maatregelen van ontneming van wederrechtelijk
verkregen voordeel en andere vermogenssancties (Pluk ze)
21.551, Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en van het Wetboek
van Strafvordering in verband met de
voortschrijdende toepassing van informatietechniek: Wet
computercriminaliteit
21.553, Infiltratie BVD
21.565, Aanvulling van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek
van Strafvordering met voorzieningen ten
behoeve van de bestrijding van heling
21.803, Beleidsplan Politie 1991
21.819, Verslag van de vaste commissie voor de Inlichtingen- en
Veiligheidsdiensten over haar
werkzaamheden (juli 1989-juli 1990)
21.829, Recht in beweging, een beleidsplan voor justitie in komende
jaren
21.833, Strafrecht met beleid: Beleidsplan van het openbaar
ministerie voor de jaren 1990-1995
21.874, Wet tijdelijke voorzieningen reorganisatie
politiebestel
22.036, Verwijdering en vernietiging van dossiers van de
Binnenlandse Veiligheidsdienst
22.036, Verwijdering en vernietiging van dossiers van de
Binnenlandse Veiligheidsdienst
22.081, Goedkeuring van het op 8 november 1990 te Straatsburg tot
stand gekomen Verdrag inzake het
witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en confiscatie van
opbrengsten van misdrijven
22.083, Wijziging van de Wet overdracht tenuitvoerlegging
strafvonnissen en het Wetboek van Strafvordering
met het oog op de internationale samenwerking gericht op de
ontneming van wederrechtelijk verkregen
voordeel
22.112, Ontwerp-richtlijnen Europese Commissie
22.268, Wijziging van het Wetboek van Strafrecht inzake algemene
strafbaarstelling van
voorbereidingshandelingen
22.306, Beleidsvoornemens Politie 1992
22.343, Handhaving milieuwetgeving
22.355, Algemene Rekenkamer, Criminaliteitsbestrijding
22.447, Aanvulling van het Wetboek van Strafvordering met
voorzieningen ten behoeve van het
DNA-onderzoek in strafzaken
22.463, Verslag van de vaste Commissie voor de Inlichtingen- en
Veiligheidsdiensten over haar
werkzaamheden (juli 1990-juli 1991)
22.483, Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek
van Strafrecht en enige andere wetten
(getuigenbescherming)
22.539, Wijziging van de binnentredingsbepalingen
22.562, Vaststelling van een nieuwe Politiewet
22.838, De georganiseerde criminaliteit in Nederland
22.890, Verslag van de vaste Commissie voor de Inlichtingen- en
Veiligheidsdiensten over haar
werkzaamheden in de periode juli 1991-juli 1992
23.009, Melding ongebruikelijke transacties bij financile
dienstverlening: Wet melding ongebruikelijke
transacties (MOT)
23.045, Wijziging van de Wet op de inlichtingen en
veiligheidsdiensten (opheffing IDB)
23.047, Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met
de regeling van het opnemen van
gesprekken met een technisch hulpmiddel: Direct afluisteren
23.065, Algemene Rekenkamer, Verslag over 1992
23.096, Veiligheidsrapportage 1993
23.108, Wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen in
verband met het aftappen van GSM
23.143, TREVI
23.173, Goedkeuring en uitvoering van de op 20 november 1992 te
Washington tot stand gekomen
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde
Staten van Amerika inzake de
wederzijdse samenwerking bij de opsporing, inbeslagneming en
confiscatie van de opbrengsten van en
hulpmiddelen voor misdrijven en de verdeling van geconfisceerde
voorwerpen (Trb. 1994, 0005)
23.225, Verslag van de vaste Commissie voor de Inlichtingen- en
Veiligheidsdiensten over haar
werkzaamheden in de periode juli 1992 – december 1992
23.251, Partile wijziging van het Wetboek van Strafvordering:
Herziening van het gerechtelijk vooronderzoek
23.444, Wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen,
het Wetboek van Strafrecht en het
Wetboek van Strafvordering in verband met de doorbreking van het
exclusieve recht van de concessiehouder in
hoofdzaak door middel van de invoering van een gelimiteerd
vergunningenstelsel voor specifieke vormen van
openbare mobiele telecommunicatie
23.446, De landelijke werving, de selectie en het onderwijs voor de
politie: LSOP-wet
23.478, Wet particuliere beveiligingsorganisaties en
recherchebureaus
23.490, Ontwerpbesluiten Unie-Verdrag
23.547, Samenvoeging ECD en AID
23.593, De opheffing van het interegionaal rechercheteam
Noord-Holland/Utrecht (IRT)
23.635, Algemene Rekenkamer, Politiesterkte
23.655, Nationale ombudsman, Jaarverslag 1993
23.672, Stand van wetgeving ter herziening van het Wetboek van
Strafvordering
23.681, Partile wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere
wetten in verband met de opheffing van
het cumulatieverbod inzake de oplegging van hoofdstraffen
23.700, Derde tranche Algemene wet bestuursrecht
23.704, Regelen inzake de confiscatie van met criminaliteit in
verband staand vermogen: Wet confiscatie
crimineel vermogen
23.705, Wijziging Wetboek van Strafvordering: Vormverzuimen
23.715, Regeerakkoord 1994
23.777, Wet inzake de wisselkantoren
23.815, Internationale politile samenwerking
23.956, Verslag van de commissie voor de Inlichtingen- en
Veiligheidsdiensten over haar werkzaamheden in
1993
23.989, Wijziging van de bepalingen uit het Wetboek van
Strafvordering betreffende het proces-verbaal van de
terechtzitting en het vonnis
23.993, Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten
met het oog op de opneming in het
Wetboek van Strafrecht van eenvormige strafbepalingen inzake het
verstrekken van onware gegevens en het
nalaten te voldoen aan wettelijke verplichtingen om tijdig gegevens
te verstrekken (concentratie
strafbaarstelling frauduleuze gedragingen)
24.034, Reorganisatie van het openbaar ministerie
24.077, Drugbeleid
24.107, Herziening van de Wet wapens en munitie
24.123, Bestelling van locomotieven door de NS
24.125, Nationale Ombudsman, Jaarverslag 1994
24.139, Regels met betrekking tot naar buitenlands recht
opgerichte, rechtspersoonlijkheid bezittende
kapitaalvennootschappen die hun werkzaamheden geheel of nagenoeg
geheel in Nederland verrichten en
geen werkelijke band hebben met de staat naar welk recht zij zijn
opgericht: Wet op de formeel buitenlandse
vennootschappen
24.141, Regels van internationaal privaatrecht met betrekking tot
corporaties: Wet conflictenrecht corporaties
24.147, Verslag van de commissie voor de Inlichtingen- en
Veiligheidsdiensten van haar werkzaamheden in
het jaar 1994
24.163, Wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen,
de Mediawet, de
Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en het Wetboek van Strafvordering in
verband met de liberalisering van
kabelgebonden telecommunicatie-inrichtingen
24.167, Europese samenwerking op het gebied van Justitie en
Binnenlandse Zaken
24.175, Algemene Rekenkamer, Beheersing informatiebeveiliging
24.219, Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met
de verlengingsprocedure van voorlopige
hechtenis
24.225, Veiligheidsbeleid 1995 – 1998
24.252, Aanpassing regelgeving met betrekking tot de advocatuur
24.263, Vaststelling van een Penitentiaire beginselenwet en daarmee
verband houdende intrekking van de
Beginselenwet gevangeniswezen met uitzondering van de artikelen 2
tot en met 5 en wijzigingen van het
Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering alsmede
enige andere wetten (Penitentiaire
beginselenwet)
24.269, Wijziging van het Wetboek van Strafrecht
(mensensmokkel)
24.420, Beleidsvoornemens Politie 1996
24.470, Ontslag van de procureur-generaal van Amsterdam
24.500, Algemene Rekenkamer, Beheer en controle EG-geldstromen in
Nederland
Stenografisch verslag van een besloten algemeen overleg d.d. 29
november 1994 van de vaste Commissie
voor Justitie met de minister van Justitie, W. Sorgdrager, D66,
over de inbraak bij officier van justitie Valente in
Amsterdam
Kort verslag van een besloten algemeen overleg d.d. 6 december 1994
van de vaste Commissie voor Justitie
met de minister van Justitie, W. Sorgdrager, D66, naar aanleiding
van de mededelingen van hoofdofficier van
Justitie te Amsterdam, mr. J. Vrakking in de NRC van 2 december
1994
Wetgeving; Belgi
lees meer
Bijlage V – Onbevangen jezelf zijnJanuary 1, 1999
Onbevangen jezelf zijn
HR 19 februari 1991, NJ 1992, 50 m.nt. C
(Artt. 94, 552a Sv, 10 Grondwet, 8 en 10 EVRM)
Procedure: Beschikking in de raadkamer op beroep in cassatie tegen
een beschikking van rechtbank op een beklag als bedoeld in art.
552a Sv, ingediend door vennootschap CLT en vennootschap
RTL-Veronique (aangaande inbeslagname van filmbanden).
lees meer
Bijlage V – Coral SeaJanuary 1, 1999
Coral Sea
HR 26 april 1994, NJ 1994, 736
(Artt. 3 onder b Opiumwet, 457 lid 1 aanhef onder 2 Sv
(herzieningsomstandigheid)) De veroordeelde verdachte (P.S.)
vraagt herziening aan van de uitspraak van het gerechtshof
Amsterdam van 28 april 1992 omdat hij meent dat het onderzoek in
deze zaak is aangevangen op basis van een vals informantendossier
(D 20) van de douane, valse informatie verstrekt door diezelfde
douane aan de FIOD en een vals proces-verbaal (43/91) bevattende
valse informatie-formulieren. Ter staving van deze stelling is een
afschrift van een proces-verbaal van de Rijksrecherche bij de
aanvrage tot herziening gevoegd. Zeer verkorte inhoud hiervan:
Argwaan ontstond omdat betaling van een boete van f. 15.000 direct
kon plaatsvinden, terwijl de kraanmachinist daarentegen onvoldoende
betaling had ontvangen voor door hem verricht werk.
Douaneambtenaren gaan daarop de gangen na van de bemanningsleden
van de Coral Sea (schip), de inschrijving (van een van hen) in een
hotel onder een valse naam, door tussenkomst personeel hotel in
zijn tas uit kluis gesnuffeld (zat een groot geld bedrag in). Om
toch de douanerecherche te kunnen inschakelen – daar was haast bij
want de tas zou de volgende dag worden opgehaald – werd besloten
een informant in te voeren die zogenaamd in het begin van het
onderzoek de tip zou hebben gegeven dat een schip verdovende
middelen in Amsterdam zou worden overgeladen en dat daarbij een
groep Beverwijkse criminelen betrokken was. Ook zou deze informant
de tip hebben gegeven dat in een hotel in Haarlem de kassier van
deze groep zat met een paar ton, verband houdend met handel in
verdovende middelen.
lees meer
Bijlage V – 2.2 Wettelijke basis of nietJanuary 1, 1999
2.2 Wettelijke basis of niet
De onderzochte opsporingsmethoden hebben – behoudens enkele
vormen van de in hoofdstuk 3 behandelde observatie – geen
uitdrukkelijke wettelijke basis. Er zijn verschillende redenen om
aan te nemen dat tenminste een aantal van deze methoden zulks
eigenlijk wel behoeven. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de
betekenis van artikel 1 Sv, de mensenrechtenverdragen, de
problematiek van het plegen van strafbare feiten in
het kader van de opsporing en het belang van de integriteit van de
rechtspleging. Dat laatste punt nadert al snel de rechtspolitieke
afwegingen die hier niet aan de orde zijn, maar wordt in dit
hoofdstuk uitsluitend geplaatst tegen de achtergrond van de (zoals
zal blijken beperkte) mogelijkheden van de rechter om
opsporingsmethoden op dit punt te toetsen.
lees meer
Bijlage V – 7.10 Verdiensten en criminele geldenJanuary 1, 1999
7.10 Verdiensten en criminele gelden
7.10.1 Verdiensten
Tijdens het onderzoek stuitte de commissie op het feit dat
informanten de gelden die zij verdienden met het binnenhalen van de
containers mochten behouden. De criminele organisaties betaalden de
informanten voor het binnenhalen van de containers. En informant
heeft de commissie meegedeeld dat hij per container gemiddeld 1
miljoen gulden verdiende. Dit geld behoefden de informanten niet af
te dragen aan de politie. Verschillende informanten hebben vele
miljoenen guldens verdiend aan deze activiteiten. De informanten
moesten wel zorgdragen voor het huren van een loods, de benodigde
papieren en het betalen van de chauffeur. De informant gaf het geld
voor deze betalingen aan de politie, die vervolgens de betalingen
verrichtte.
lees meer
Bijlage V – 8.6 ConclusiesJanuary 1, 1999
8.6 Conclusies
1. Er is geen eenduidige regeling voor de inhoud van het
strafdossier. De bepalingen van artikel 152 e.v. Sv zijn geen
garantie voor voeging van de stukken in het dossier.
De officier van justitie is verantwoordelijk voor de inhoud van het
strafdossier. De rechter kan verlangen, al dan niet op verzoek van
de verdediging, dat stukken aan het dossier worden toegevoegd. Hij
beoordeelt de
relevantie van die stukken zonder deze te kennen.
2. De toepasbaarheid van de Wet persoonsregistraties op registers
die door de politie worden gehouden, alsmede op die van de
bijzondere opsporingsdiensten, maakt het geheel van de regelgeving
ondoorzichtig. 3. De korpsen zijn vrij bijna alle politieregisters
naar eigen inzicht in te richten. Uniformering ten behoeve van
landelijk gebruik is wel tot stand gekomen.
lees meer
Bijlage VI – 11.5 ConclusiesJanuary 1, 1999
11.5 Conclusies
1. In het huidige politiebestel is de invloed van de
burgemeester op de regionale criminaliteitsbestrijding vrijwel
nihil. De invloed die de burgemeester heeft op het regionaal
operationeel politiewerk is afhankelijk van de kracht waarmee de
korpsbeheerder dit onderdeel temidden van andere, concurrerende
belangen in het regionale college weet te behartigen. Individuele
burgemeesters in het regionale college laten lokale belangen
betreffende de ordehandhaving zwaarder wegen dan de bestrijding van
georganiseerde criminaliteit. 2. Het is de vraag of de
burgemeesters/korpsbeheerders vanuit hun regionale
beheersverantwoordelijkheid daadwerkelijk invloed hebben op
politiecapaciteit die wordt vrijgemaakt voor de
criminaliteitsbestrijding. De justitile lijn – inclusief het
gebruik van de BOP-gelden – is sterker dan de invloed van het
bestuur op de recherche.
lees meer
Bijlage VI – 3.5 Sturing en controle van CIDJanuary 1, 1999
3.5 Sturing en controle van CID
3.5.1 De korpsbeheerder
De korpsbeheerders tonen in het algemeen terughoudendheid met
betrekking tot de gang van zaken bij het gebruiken van
opsporingsmethoden. Zij orinteren zich vooral op hun financile
verantwoordelijkheid en hun verantwoordelijkheid als werkgever. Zij
houden zich bijvoorbeeld bezig met de vraag of in de totale omvang
van het korps – personeel en materieel – niet onevenredig veel
prioriteit wordt gegeven aan georganiseerde misdaad ten detrimente
van bijvoorbeeld lokale misdaad, veel voorkomende criminaliteit en
ordehandhaving. De verantwoordelijkheden impliceren niet dat de
korpsbeheerders zich indringend bezighouden met opsporingsmethoden
of de organisatie van de CID-en. De casustiek van het recherchewerk
en het inlichtingenwerk gaat in hoofdzaak aan hen voorbij. Tekenend
is misschien het feit dat de korpsbeheerder weliswaar wettelijk
beheerder van de politieregisters – ook van de CID-registers – is,
maar dat dit tenminste bij n voormalige korpsbeheerder dit niet
bekend was.
lees meer