Bijlage X – 3.2. Parasitaire fraudevormenJanuary 1, 1999
3.2. Parasitaire fraudevormen
Zoals in paragraaf 1.1 is vermeld, is de essentie van fraude dat
er misbruik wordt gemaakt van het vertrouwen van de reguliere
marktpartijen. De komende paragrafen geven enig inzicht in de
verschillende gedaanten waarop bedoelde misleiding gestalte kan
krijgen. De eerste verschijningsvorm van parasitaire fraude die we
in deze paragraaf zullen behandelen, betreft het opkopen en
leegplunderen van slecht lopende bedrijven. Zoals het voorbeeld
laat zien, beperken fraudeurs zich daarbij meestal niet tot deze
hoofdactiviteit, maar wordt een scala van nevenactiviteiten
ontplooid waarmee verscheidene partijen worden benadeeld. CASUS
1
lees meer
Bijlage XI – 4.4. De bouwnijverheidJanuary 1, 1999
4.4. De bouwnijverheid
Een van de legale economische sectoren die in de literatuur ook
steeds weer in verband wordt gebracht met georganiseerde
criminaliteit is de bouwnijverheid. De reden hiervan is niet ver te
zoeken: zowel de Italiaanse en Italiaans-Amerikaanse mafia als de
Japanse yakuza zijn berucht om de machtspositie die zij in de
voorbije decennia – in elk geval in Itali, in de Verenigde Staten
en Japan – hebben opgebouwd in deze tak van industrie. Waarom dit
juist in de bouwnijverheid kan gebeuren, is een vraag waarop
eigenlijk alleen een gedifferentieerd antwoord past. Maar in het
kader van dit rapport moet worden volstaan met te wijzen op de
relatief grote vatbaarheid van de bouwnijverheid voor penetratie
door criminele groepen. Dit heeft met name te maken met de hoge
kosten van vertraging, de ongewisse continuteit van het werk in de
sector, de inzet van naar verhouding veel ongekwalificeerd
personeel, de complexiteit en grootschaligheid van meer belangrijke
bouwprojecten, en het systeem van contractering van de aannemer met
de laagste prijs. En wanneer een criminele organisatie in een
bepaalde stad of streek eenmaal greep heeft gekregen op
(belangrijke delen van) de bouwnijverheid, dan exploiteert zij haar
op alle mogelijke manieren: corrumpering van politici en ambtelijke
diensten, geweld tegen opponerende bouwbedrijven en
tegenstribbelende werknemers, te hoge inschrijvingen voor
bouwprojecten, geen of gebrekkige afdracht van sociale premies,
niet-betaling van verschuldigde belastingen, etcetera.
lees meer
Bijlage XI – 8. BIBLIOGRAFIEJanuary 1, 1999
8. BIBLIOGRAFIE
Aalberts, M.M.J. en Dijkhof, N., Illegale vreemdelingen,
vreemdelingenbewaring en uitzetting, in Justitile
Verkenningen, jaargang 8, 1992, p. 8-29.
Altink, S., Dossier vrouwenhandel; De feiten, de verhalen, de
ervaringen, Sua, Amsterdam, 1993. Amerongen, A. van, Boris en
de mafia, in De Groene Amsterdammer, 3 mei 1995. Amersfoort,
J.M.M. van, De Antillianen, in H. Verwey-Jonker (red.), Allochtonen
in Nederland, Ministerie van Cultuur, Recreatie en
Maatschappelijk Werk, ‘s-Gravenhage, 1971.
lees meer
Bijlage XI – LITERATUURJanuary 1, 1999
LITERATUUR
Abadinsky, H.,
Organized Crime, Chicago,
Nelson-Hall, 1993, 3 ed.
Berg, A. H. van den,
Heroneprostitues, een typologie van werk- en levensstijlen,
Justitile Verkenningen, 13e jrg., nr. 1, 1987, pp. 72-92
Bieleman, B., J. Snippe en E. de Bie,
Drugs binnen de grenzen. Harddrugs en criminaliteit in
Nederland: schattingen van de omvang, Groningen, Stichting
Intraval, 1995
Boer, C. A. de,
Georganiseerde Criminaliteit en de gemeentelijke overheid,
Enschede, Faculteit Bestuurskunde, IPIT-scriptiereeks, 1994
Bruinsma, G. J. N. (red.),
Georganiseerde criminaliteit uit Oost-Europa en het IRT
Noord- en Oost Nederland, Enschede, IPIT, 1994 Bundes
Kriminal Ambt (BKA),
Organisierte Kriminaliteit, Wie Gross ist die Gefahr?,
Wiesbaden, 1990
Bunt, H. G. van de en J. Rademaker,
Recherchewerk in de praktijk, Lochem, Van de Brink, 1992
Daniel, M. R. en G. J. Veldhuis,
lees meer
Bijlage I – 3.1 De begrotingJanuary 1, 1999
HOOFDSTUK 3 ORGANISATIE EN FINANCIN
3.1 De begroting
In het voorstel van het Presidium aan de Kamer werden de kosten
van de enqute voor het jaar 1995 op f.3,27 mln + PM geraamd
Noot , conform de opgave van de enqutecommissie. De
raming werd verwerkt in de suppletoire begroting 1995 samenhangend
met de Voorjaarsnota 1995. De PM-post werd bij de suppletoire
begroting samenhangend met de Najaarsnota nader ingevuld en bedroeg
f.0,4 mln. Toen begin november bleek dat de enqutecommissie niet in
staat zou zijn binnen de haar toegestane termijn verslag uit te
brengen, werd een aanvullende raming ingediend. Deze aanvulling
wordt in de suppletoire begroting samenhangend met de Voorjaarsnota
1996 opgenomen.
lees meer
Bijlage I – HOOFDSTUK 7 DE RAPPORTAGEJanuary 1, 1999
HOOFDSTUK 7 DE RAPPORTAGE
Artikel 148, eerste lid, Reglement van Orde van de Tweede Kamer
bepaalt dat na afloop van het onderzoek of zo dikwijls de commissie
het nodig oordeelt dan wel de Kamer daartoe besluit, de commisie
van haar verrichtingen verslag doet aan de Kamer. Het Reglement van
Orde stelt geen vorm- of andere vereisten aan de verslaggeving van
de commissie. Derhalve geniet zij bij de inrichting van haar
rapportage alle vrijheid. Naast de eindrapportage, bevattende de
bevindingen, conclusies en aanbevelingen heeft, heeft de commissie
ook door middel van voortgangsrapportages en brieven de Kamer op de
hoogte gehouden van de vordering van het onderzoek.
lees meer
Bijlage V – InleidingJanuary 1, 1999
Inleiding
Uit de door de commissie verzamelde en bestudeerde
jurisprudentie (achterin deze bijlage weergegeven) is een selectie
gemaakt van in deze bijlage te behandelen zaken. Hierbij ging de
voorkeur uit naar uitspraken die geclassificeerd kunnen worden als
standaard-arrest met betrekking tot de beoordeling van het gebruik
van bijzondere opsporingsmethoden danwel naar zaken die vanwege hun
actualiteit kunnen bijdragen aan beeldvorming van het geldend recht
hieromtrent.Overzicht samengevatte jurisprudentie
lees meer
Bijlage V – SinisJanuary 1, 1999
Sinis
HR 31 mei 1994, NJ 1995, 29 m.nt. Kn
(Artt. 120, 152 Sv, 9 Opiumwet)
In eerste aanleg is door de rechtbank geconstateerd dat er tijdens
het politie-onderzoek van het Sinis-team, voorafgaand aan de
huiszoekingen en de aanhoudingen op 9 april 1991 een inkijkoperatie
is uitgevoerd in een loods. De officier van justitie was hiervan
niet op de hoogte, evenmin is de rechter-commissaris in het
onderzoek betrokken, zoals bij een formele huiszoeking. Bij deze
kijkoperatie is geen bewijs aan het licht gekomen voor de
tenlastegelegde feiten: in plaats van de verwachte handelsvoorraad
drugs (hashish) werd een speedboot aangetroffen.
lees meer
Bijlage V – Ldi tegen ZwitserlandJanuary 1, 1999
Ldi tegen Zwitserland
EHRM 15 juni 1992, NJ 1993, 711 m.nt. EAA
Op 15 maart 1984 informeerde de Duitse politie haar collega’s van
het kanton Bern, dat een landgenoot in
gevangenschap 200.000 Zwitserse francs had gevraagd voor de
aankoop van ongeveer 5 kilogram cocane in Zwitserland. Hierop
startte de rechter-commissaris te Laufen een gerechtelijk
vooronderzoek. Met toestemming van het Obergericht van het kanton
Bern en op grond van het Berner Wetboek van Strafvordering beval
de rechter-commissaris de telefoon van de klager af te
luisteren. Daarnaast besloten de politie te Laufen en een speciale
drugseenheid, dat een bedigd ambtenaar van de politie van het
kanton Bern zich zou voordoen als een potentile koper van de cocane
onder de verzonnen naam Toni. Zij handelden met toestemming van de
leiding van de kantonale politie en brachten de
rechter-commissaris te Laufen op de hoogte van hun plan.
Rechtsvraag:
lees meer
Bijlage V – 4.1 InleidingJanuary 1, 1999
4 HET GEBRUIK VAN INFORMANTEN
4.1 Inleiding
Indien een proces-verbaal begint met de zin Uit bij de criminele
inlichtingendienst binnengekomen informatie is het volgende
gebleken, is de niet genoemde bron veelal een informant. Deze heeft
zijn informatie op basis van vertrouwelijkheid aan een Criminele
inlichtingendienst (CID) verschaft. Daarmee onderscheidt de
informant zich van de gewone aangever en de gewone getuige. Het is
weliswaar theoretisch mogelijk dat de informant op zeker moment als
bedreigde getuige, of als anonieme getuige wordt gehoord, maar
gebruikelijk is dat hij op geen enkele wijze in het strafproces wil
worden gemengd.
lees meer
Bijlage V – 6.1 InleidingJanuary 1, 1999
6 OVERIGE INFORMATIE-INWINNING
6.1 Inleiding
Overige informatie-inwinning is een op het eerste gezicht
buitengewoon ruime categorie. Met de term informatie-inwinning
wordt hier gedoeld op het vergaren en genereren van gegevens die
nog niet bij de politie bekend zijn. Uiteraard doet de politie dat
als zij een persoon observeert, als zij een informant aanhoort of
als zij een infiltrant in een criminele organisatie binnenbrengt.
Die methoden kwamen in de voorgaande hoofdstukken aan de orde. De
politie kan echter ook elders verzamelde informatie vergaren: in
eenvoudige vorm doet zich dit voor als ze de krant leest of bij de
burgerlijke stand inlichtingen inwint. Het genereren van gegevens
doet zich voor als de politie de bij haar zelf aanwezige informatie
dusdanig bewerkt, dat daaruit als nieuw te kwalificeren gegevens
ontstaan.
lees meer
Bijlage V – 7.8 Beveronderzoek RotterdamJanuary 1, 1999
7.8 Beveronderzoek Rotterdam
In de zomer van 1992 werd in Rotterdam het
Haveninformatieproject gestart. Het doel van het project was de
informatie van verschillende diensten over de georganiseerde
criminaliteit in de haven bij elkaar te brengen. Uit het
Haveninformatieproject bleek dat een aantal personen zich in
georganiseerd verband bezig hield met strafbare feiten. De
Rotterdamse recherche en CID startten mede naar aanleiding hiervan
een onderzoek tegen een handelaar in verdovende middelen die al
meermalen veroordeeld was. Onder de codenaam Bever werd zodoende
eind 1993 een onderzoek gestart door het kernteam
Rotterdam-Rijnmond. De RCID Rotterdam had contact met de RCID
Kennemerland. Uit dit contact bleek dat de RCID Kennemerland een
informant runde die voor het Beveronderzoek belangrijke informatie
zou kunnen bieden (hier verder informant 3 genoemd).Omdat de
organisatie van het onderzoekssubject zeer gesloten was en
professioneel te werk ging, was de inschatting dat het zeer
moeilijk zou zijn een goede informatiepositie te verkrijgen in dit
onderzoek. De mededeling van de RCID Kennemerland kwam derhalve
voor het onderzoek van het kernteam op een buitengewoon goed
moment. Noot
lees meer
Bijlage VI – 2.3 Andere aan de opsporing verwante
instantiesJanuary 1, 1999
2.3 Andere aan de opsporing verwante instanties
2.3.1 Binnenlandse veiligheidsdienst
De taak van de Binnenlandse veiligheidsdienst (BVD) is geregeld
in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV).
Noot In artikel 8, tweede lid, wordt de taak van de BVD
als volgt geformuleerd: a. het verzamelen van gegevens omtrent
organisaties en personen welke door de doelen die zij nastreven,
dan wel door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige
vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de
democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid van de of voor
andere gewichtige belangen van de Staat;
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>