Schema
De criminaliteitsontwikkeling eind jaren zestig, begin jaren zeventig, was reden onderzoek te verrichten naar verdergaande recherchesamenwerking op regionaal en landelijk niveau.
De Nederlandse politie verloor in deze jaren steeds meer greep op de ernstige vormen van criminaliteit. De veranderende vormen van criminaliteit, waardoor er meer samenwerkingsverbanden tussen criminelen ontstonden, hun toenemende mobiliteit en de steeds ruimer wordende technische mogelijkheden waren hier onder andere oorzaak van. Door te weinig zicht op het doen en laten van criminelen werd de opsporing bemoeilijkt en bleven resultaten achter. Bij de politie, die in die tijd nog voornamelijk reactief werkte, groeide het besef dat de inwinning en verzameling van inlichtingen over crimineel handelen de misdaadbestrijding ten goede zouden kunnen komen. Meer kennis van de activiteiten van de crimineel zou leiden tot het efficiënter en effectiever verrichten van het recherchewerk. De voorlopers van de eerste CID’en waren de individuele tactische rechercheurs, die hun vroegere verdachten uit de verhoorkamer als contact behielden. De informatie werd opgeslagen in het bekende zakboekje. Iedere structuur ontbrak.
In hoofdstuk II is de ontwikkeling van het werken met informanten en de groei naar infiltratie beschreven.
Een groot deel van deze paragraaf wordt besteed aan de beschrijving van de daadwerkelijke werkzaamheden van de RCID met betrekking tot haar informanten. Zo wordt een aantal facetten van de wijze van runnen van informanten door de RCID Kennemerland uitvoerig belicht.
AG Advocaat-Generaal
ARI Afdeling Recherche Informatie van de CRI
AT Arrestatie team
In de voorgaande paragrafen is de ontwikkeling van de CID, de functie en de cultuur besproken. In deze paragraaf wordt ingegaan op de regelgeving die mede naar aanleiding van deze ontwikkeling ontstaan is.
Gezien de taak van CID’en: ‘de opsporing en het voorkomen van misdrijven, die gezien hun ernst of frequentie dan wel het georganiseerd verband waarin ze worden gepleegd een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken’, kan gesteld worden, dat de werkzaamheden van CID’en vallen onder de noemer ‘opsporingsactiviteiten’. Dit kan het toepassen van dwang-middelen betekenen die een inbreuk maken op iemands privacy. De eerste regelgeving die betrekking had op het CID-werk verscheen in augustus 1985, gevolgd door de CID-regeling in 1986. Deze regelingen gingen nauwelijks in op de toepassing van opsporingsmethodieken.
In deze paragraaf wordt beschreven hoe de RCID Kennemerland sturend omging met de informatie, die van de diverse informanten werd ontvangen. Deze sturing gebeurde onder andere door het toekennen van de evaluatiecodering ‘B4′, de afhandelingscodering ’00’ en het gebruik van de ‘U-bocht constructie’.
Tevens wordt in deze paragraaf een aantal door de RCID gebruikte opsporingsmethodieken beschreven, zoals doorlevering en inkijkoperaties. De RCID Kennemerland maakte gebruik van gecreëerde personen en bedrijven, van identiteiten van bestaande personen, van valse identiteitspapieren en van afgeschermde voertuigen en communicatie-apparatuur.
Informant:
Iemand die, onder waarborging van diens anonimiteit, anders dan als getuige, aan een opsporingsambtenaar, al dan niet gevraagd, inlichtingen verstrekt over een gepleegd of nog te plegen strafbaar feit. (definitie CTC 1 – 11 – 1995)
Infiltrant:
De politiefunctionaris of burger die, al dan niet onder de dekmantel van een aangenomen identiteit, onder gezag van het Openbaar Ministerie en onder regie van de politie, (het criminele milieu binnendringt en) in het criminele milieu toepasselijke hand elingen verricht of zal gaan verrichten, dan wel aan een (criminele) Organisatie goederen of diensten levert, ten behoeve van de opsporing en vervolging van gepleegde of nog te plegen strafbare feiten. (definitie CTC 1-11-1995)
N.B.: Met name de grens tussen infiltrant en informant is van belang. De wijze van optreden is hiervoor bepalend. De infiltrant pleegt in het milieu toepasselijke handelingen; dat zijn (relevante) handelingen die het strafbare gedrag in het milieu in o verheersende mate kunnen beïnvloeden.
Ingevolge de CID-regeling dient een CID ter uitvoering van haar taak diverse gegevens te registreren. Dit houdt in feite de verplichting in tot het bijhouden van een CID-administratie. Privacy-technisch gezien valt alles, wat binnen een CID geregistreerd wordt, onder de algemene noemer politieregister CID, respectievelijk politieregister ‘Grijze veld’
Los daarvan worden ook registraties, zoals CID-journaals, gevoerd, maar soms maken deze integraal onderdeel uit van de eigenlijke CID registratie.
Door de RCID Kennemerland werd een aantal samenwerkingsverbanden aangegaan met andere politie-instanties. De samenwerkingsverbanden met het voormalige IRT, de RCID Rotterdam Rijnmond, de RCID Gooi en Vechtstreek en de RCID Dordrecht worden elders in deze rapportage uitvoerig besproken.
In deze paragraaf wordt de samenwerking van de RCID Kennemerland beschreven met sommige andere RCID’en in Nederland, voorzover deze samenwerking verder ging dan de normale gegevens-uitwisseling tussen RCID’en. Tevens wordt de samenwerking met de FIOD beschreven.
1.Bill of Lading
2. Aankomstbericht
3. Interchange
4. T-1 dokument
5. Factuur douane-expediteur 1.
6. IM-4 invoeraangifte
7. Handelsfactuur betreffende levering goederen
ad 1)Het cognossement, ook wel Bill of Lading genoemd, is een gedagtekend geschrift waarin de vervoerder verklaart dat hij bepaalde goederen in ontvangst heeft genomen teneinde deze te vervoeren (over zee) naar een aangewezen bestemmingsplaats en aldaa r uit te leveren aan een aangewezen persoon of diens order en waarin staat aangegeven onder welke voorwaarden de uitlevering zal geschieden.
De verantwoordelijkheid over de bij de regiopolitie gevoerde politieregisters, ligt volgens de regelgeving getrapt, te weten bij de beheerder en de registerbeheerder, terwijl de dagelijkse leiding is opgedragen aan het hoofd van de CID.
Onder beheerder wordt volgens artikel 1 onder f van de Wet politieregisters verstaan (bij een regionaal politiekorps): de in gevolge de Politiewet als korpsbeheerder aangewezen burgemeester.
Onder registerbeheerder wordt volgens artikel 1 onder k van de CID-regeling 1995 verstaan: ‘de functionaris die onder verantwoordelijkheid van de beheerder, bedoeld in artikel 1, onder f van de Wet politieregisters, belast is met het daadwerkelijk beheer over het CID-register en het ‘grijze veld ‘-register’
Hoewel de term registerbeheerder niet als zodanig in de Wet politieregisters is terug te vinden, heeft deze algemeen ingang gevonden en wordt daarmee geduid op de korpschef.
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe met betrokkenheid van de RCID Kennemerland containers met soft drugs werden doorgelaten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen:
doel en inhoud van het theoretisch concept van deze methode;
de uitvoeringspraktijk van de methode zoals toegepast door de RCID Kennemerland en de uitvoering van de concrete containertrajecten.
In hoofdstuk 1 is beschreven welk uitgangspunt is gehanteerd om van betrokkenheid van de RCID Kennemerland te kunnen spreken. Het doorlaten van drugs werd door de RCID Kennemerland niet uitsluitend als methode toegepast ten behoeve van het IRT. Ook in andere trajecten en ten behoeve van andere politieregio’s werd het middelgebruikt.
Bij de eerder omschreven klassieke CID-functie lag de nadruk op het vergaren, bewerken, analyseren, registreren en verstrekken van criminele inlichtingen ingewonnen via de methodieken ‘runnen van informanten en observatie’. In deze paragraaf wordt ingegaan op de ontwikkeling van het runnen van informanten, de groei naar infiltratie, observatie, de toepassing van de methodiek gecontroleerde aflevering, de open-en gesloten CID-fase en de U-bocht constructie’.
Zoals in hoofdstuk II werd beschreven evolueerde de Nederlandse aanpak van de verdovende middelenhandel eind jaren ’80 onder invloed van het buitenland. Zowel de stationering van Nederlandse liaisons in het buitenland als de aldaar toegepaste tactieken zorgden voor nieuwe informatie en impulsen voor de Nederlandse opsporingspraktijk. Samenwerking tussen CRI en buitenlandse opsporingsdiensten, de kennis die daarover binnen de politie werd verspreid en een innovatief CID-traject in Dordrecht, waarbij werd toegestaan dat soft drugs op de markt verdwenen, gingen vooraf aan de toepassing van de methode van gecontroleerd doorlaten van drugs, door de RCID Kennemerland. Op het Dordtse traject wordt later teruggekomen.