Erik Timmerman en Petra Bouwknegt
Ravage #8, 11 juni 2004
Gezichtsherkenning, biometrische vinger- en irisafdrukken, zelfdenkende camera’s met agressiedetectors. De technieken om voertuigen en personen te kunnen traceren lijken door de digitalisering van de samenleving onbegrensd. Buro Jansen & Janssen zet de nieuwste ontwikkelingen op een rijtje.
In 1999 was Ede de eerste gemeente die cameratoezicht in de openbare ruimte introduceerde. In korte tijd beleefde deze vorm van toezichthouden een ware ‘boost’. Tientallen gemeenten besloten cameratoezicht in te voeren, met name in de uitgaansgebieden.
De laatste tijd lijkt daar de rek een beetje uit. De systemen kosten veel geld en aantoonbare resultaten – meer arrestaties, minder overlast, mensen voelen zich veiliger – worden veelal niet gehaald.
Dit wil echter niet zeggen dat de ontwikkelingen op cameragebied stilstaan. Hoewel een groot deel nog in de kinderschoenen staat, is het goed om alvast te weten wat we mogelijk nog kunnen verwachten de komende jaren.
Nota Dierenrechtenactivisme in Nederland (AIVD) en Criminaliteitsbeeldanalyse Radicaal Dierenactivisme 1999 – 2003 (KLPD)
AIVD en KLPD, 11 juli 2004
In januari 2001 werd door het regiokorps Ijsselland een Bovenregionaal Rechercheteam (BRT) onder de naam ‘Escape’ opgericht dat onderzoek ging doen naar een aantal radicale dierenacties in Nederland dat in de periode daarvoor had plaatsgevonden. In het team zaten een aantal regiokorpsen, de Unit Terrorismebestrijding en Bijzondere Taken van de KLPD en de AIVD. In februari 2002 werd het team opgeheven, zonder dat er arrestaties zijn verricht. Alle informatie ging daarna naar de AIVD. Het rechercheteam dat de moord op Foruyn onderzocht dook ook in het radicale dierenactivisme. Dit leidde al voor de zomer van 2003 tot een verhoogde landelijke prioriteit. De procureurs-generaal verhoogden na overleg met de minister de prioriteit van de vervolging van dierenactivisten en het landelijk parket ging de onderzoeken coördineren. Dierenactivisme werd als een van de eerste taken overgeheveld naar de nationale recherche. De minister kondigde toen ook aan dat er een landelijke analyse gemaakt zou worden en dat gekeken zou worden welke informatie bekend was bij de AIVD. Bij de behandeling van wet Terroristische Misdrijven werd een motie aangenomen van de VVD, CDA en LPF waarin werd bepleit dat radicale dierenrechtenactivisten als terroristen moeten kunnen worden beschouwd. In een aangenomen motie stellen zij dat dierenrechten- en eco-activisten mogelijk terroristische daden begaan, omdat ze een deel van de bevolking vrees aanjagen. “Het is wenselijk als zij in voorkomende gevallen vervolgd worden terzake van een terroristisch misdrijf”, aldus de motie. Op 11 juli jl. verschenen de analyses van de AIVD en de KLPD.
Uit het persbericht:
Het AIVD-rapport ‘Dierenrechtenactivisme in Nederland, grenzen tussen vreedzaam en vlammend protest’ geeft aan dat het dierenrechtenactivisme in Nederland zowel divers als diffuus is. Het wordt vanuit verschillende invalshoeken en motieven bedreven. Uit het rapport blijkt bijvoorbeeld dat dierenrechtenactivisten niet altijd, zoals vaak verondersteld, links georiënteerd zijn, maar ook vanuit extreem-rechtse invalshoek handelen. Een andere categorie is a-politiek. Uit het rapport van de AIVD blijkt eveneens dat het overgrote deel van de activisten zich beperkt tot vreedzame acties en poogt door middel van demonstraties en het uitdelen van pamfletten de politiek en samenleving te attenderen op het dierenleed. Een kleinere groep maakt gebruik van verdergaande acties zoals blokkades, bezettingen en vernielingen om hun boodschap kracht bij te zetten. Een zeer kleine groep is zo extreem gewelddadig, dat sommige activiteiten dicht in de buurt komen van de delictsomschrijving in de Wet terroristische misdrijven. Zij willen tot het uiterste gaan om het lot van dieren gunstig te beïnvloeden. Deze laatste personen of organisaties hebben de bijzondere aandacht van de AIVD. Immers zij proberen via ondemocratische weg hun doel te bereiken. Door onderzoek tracht de AIVD zicht te krijgen in de aard, ernst en omvang van het fenomeen. De AIVD beoogt door middel van het identificeren en door informatieverschaffing radicale elementen aan te pakken.
Uit de criminaliteitsbeeldanalyse blijkt dat er een toename is van het aantal incidenten. In 2001 betrof het nog 47 acties, twee jaar later is dat toegenomen tot 178. Het gaat dan om incidenten als vernieling, brandstichting, bedreiging/intimidatie en het vrijlaten van dieren uit fokkerijen. Het merendeel van de acties zijn gericht tegen de sector proefdieronderzoek. De analisten constateren een toenemende professionalisering in de acties. Deze vinden vaak plaats in georganiseerd verband en hebben in toenemende mate een relatie met buitenlandse radicale groeperingen. Ook lijken de acties zich te verharden. De exacte schade is niet vast te stellen, maar loopt in de miljoenen euro’s. Het betreft de geleden schade aan bedrijfspanden, derving van inkomsten en hogere verzekeringspremies. Tevens is er veel emotionele schade als gevolg van bedreigingen en intimidaties van personen (en van hun familieleden) die werkzaam zijn in de betreffende bedrijfssectoren.De overheid heeft daarom besloten de aanpak van radicaal dierenrechtenactivisme als nationale prioriteit aan te duiden. Alle incidenten worden via de politieregio’s centraal gemeld bij het Nationaal Informatieknooppunt en onderzocht door de Nationale Recherche. Op die wijze komt er een beter zicht op mogelijke relaties tussen verschillende actie’s en de personen die daar bij betrokken zijn. Door een landelijke aanpak wordt de expertise in tactisch en operationeel opzicht gebundeld. Hierdoor kan ook zicht worden gehouden op een meer adequate incidentenbehandeling in de regio’s. Over het sneller treffen van maatregelen en reageren op incidenten zijn de regio’s bovendien aan het begin van dit jaar reeds aangeschreven door het College van procureurs-generaal. Het gaat om een meer uniforme en intensieve aanpak, waarbij alle bedrijven waar een dierenrechtenactie plaatsvindt worden bezocht en op sporen worden onderzocht. Ook dient er meer aandacht te zijn voor de wijze waarop met slachtoffers wordt omgegaan.
Verder hebben de betreffende diensten contact met de branches om informatie uit te wisselen. Zo kan er tevens gewerkt worden aan een sterkere informatiepositie. De Nationale Recherche onderhoudt tevens contacten met de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst om informatie uit te kunnen wisselen over personen en groeperingen. Slachtoffers van genoemde acties kunnen 24 uur per dag rechtstreeks melding doen van incidenten bij de KLPD.
AIVD-rapport ‘Dierenrechtenactivisme in Nederland, grenzen tussen vreedzaam en vlammend protest’
KLPD-rapport: Criminaliteitsbeeldanalyse Radicaal Dierenactivisme 1999 – 2003
Gerelateerde links:
ESCAPE, Bovenregionaal Rechercheteam gevormd tegen dierenrechtenactivisten. (Buro Jansen & Janssen)
Nieuwe Terrorismewet, Ook activist kan terrorist zijn (Buro Jansen & Janssen)
29 april jl verscheen het eerste diepteonderzoek van de Commissie van Toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Deze commissie is ingesteld na de invoering van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2002. De Commissie controleert de rechtmatigheid en de uitvoering van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Het eerste diepteonderzoek richtte zich op het onderzoek van de AIVD naar radicaliseringsprocessen binnen de Islamitische gemeenschap. Dit onderwerp staat sinds begin negentiger jaren hoog op de agenda van de AIVD .
Het rapport is een gekuiste versie van het geheime onderzoekrapport dat de commissie op 31 maart jl. aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stuurde.
In het verslag van de commissie vallen een aantal zaken op.
Pas in 2003 heeft de AIVD z’n blikveld verbreed. Tot die tijd richtte binnen de AIVD de Pijler Anti-Integratieve tendensen (A1-pijler) zich op personen en groepen of organisaties die radicaliseren, sinds midden 2003 is de pijler omgedoopt tot Pijler Radicaliseringstendensen, die zich ook richt op radicaliserende processen, ontwikkelingen en tendensen.
De commissie constateert dat de scheidslijn tussen informanten en infiltranten erg dun is. Informanten zijn natuurlijke personen die ‘geacht worden de benodigde gegevens te kunnen verstrekken (art 17 lid 1 sub a WIV 2002). Infiltranten zijn werkzaam onder verantwoordelijkheid en instructie van de dienst (art 21 lid 1 sub a WIV 2002). In principe wordt een informant niet aangestuurd door de dienst, een infiltrant wel. De instructies aan infiltranten worden in een rapportage vastgelegd. In de onderzochte gevallen bevatte die rapportages geen instructies die inhielden dat infiltranten strafbare feiten mochten plegen, aldus de commissie. Bij de eerste contacten die de AIVD met informanten legt is het onduidelijk of iemand slechts informatie aan kan leveren of ook geschikt is als infiltrant. De AIVD speelt hier op in door ook alle informanten onder te brengen onder het regime van infiltranten, aldus de commissie. Slechts als iemand ook echt infiltrant wordt, volgt de AIVD de procedure van verlenging. Deze is niet nodig voor informanten.
De commissie consteerde dat minister van Binnenlandse Zaken Remkes bij het geven van toestemming voor de inzet van bijzondere bevoegdheden (art 18 tot en met art 33 WIV 2002) wel zijn handtekening zette, maar geen datum vermeldde.
De dossieropbouw binnen het team was slecht. De commissie constateerde dat de dossiers niet altijd even goed zijn bijgehouden. Er ontbeekt een vast model voor systematische dossieropbouwUit de conclusies:
Besluitvorming teamopdracht correct
Onvoldoende geanticipeert op de nieuwe wet, inmiddels wel
Uitoefening bijzondere bevoegdheden proportioneel
Betrek de jurisdische afdeling voortaan bij alle teamopdrachten
Op internet veel te vinden over het fenomeen radicalisering. Team heeft naar vermogen hiervan gebruik gemaakt. Anderzijds beperking, omdat het zoeken op internet relatief arbeidsintensief is.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninksrijksrelaties schreef op 26 april een reactie op het geheime rapport. Om te beginnen kon hij zich vinden in het onderscheid tussen gegevens die de commissie openbaar wilde maken en die geheim gehouden moeten worden.
De minister neemt de aanbeveling om de juridische afdeling te betrekken bij teamopdrachten over en hij beloofd een datum te zullen vermelden bij de toestemming voor de inzet van een bijzondere bevoegdheid. Verder beloofd hij dat de interne regelgeving voor dossieropbouw zal worden aangescherpt.
Geralateerde links:
Rapport Commissie Van Toezicht, 29 april 2004
Jaarverslag Commissie van Toezicht
Veroordelingen in Rotterdamse ‘terroristenzaak’
Buro Jansen & Janssen
Op 21 juni jl. deed het Gerechtshof uitspraak in de zaak tegen vier vermeende terroristen uit Rotterdam. De vier waren op 13 september 2001 gearresteerd naar aanleiding van een ambtsbericht van de AIVD. Ze zouden betrokken zijn bij de voorbereidingen van een aanslag op de ambassade van de VS in Parijs. Nadat de Rotterdamse rechtbank in december 2002 de vier verdachten had vrijgesproken volgde nu een veroordeling tot een celstraf van zes jaren.
Bij dit proces speelde de vraag of informatie afkomstig van de AIVD (of toen BVD) gebruikt mag worden om iemand te verdenken van een strafbaar feit.
De Rotterdamse rechtbank was in december 2002 de mening toegedaan dat de verdenking onterecht was omdat het OM die verdenking ‘louter en alleen op grond van de inhoud van de van de veiligheidsdienst ontvangen inlichtingen baseerde. Bij het ontbreken van enig resultaat van strafrechtelijk onderzoek, moet worden vastgesteld dat verdachte op onvoldoende gronden “als verdachte” is aangemerkt.’ Vrijspraak volgde.
Het OM ging in hoger beroep en op 25 april 2003 volgde een tussenvonnis van het Gerechtshof te ‘s Gravenhage over het verzoek van de advocaten om het hoofd van de AIVD te horen en de beschikken te krijgen over de door de AIVD getapte telefoongesprekken. Het Gerechtshof ging hierbij nadrukkelijk in op het feit dat de verzoeken vooral ‘de strekking hadden de wijze waarop de BVD de aan het openbaar ministerie verstrekte informatie heeft verkregen aan een toets te onderwerpen’. Vervolgens beredeneerde het Hof dat die toets niet aan een rechtbank onderworpen diende te worden. De taken en bevoegdheden van de AIVD en de politie zijn van rechtswege sterk gescheiden, de één bevordert de nationale veiligheid , de ander spoort op. De Memorie van toelichting op de WIV 2002 stelt het OM in de persoon van de Landelijke Officier Terrorismebestrijding inzage kan krijgen in de achterliggende stukken van de door de AIVD geleverde ambtsberichten, maar dat deze wel geheimhoudingsplicht heeft. Uitgaande van de WIV 2002 heeft de AIVD een rechtsplicht tot geheimhouding van bronnen en modus operandi, aldus het Gerechtshof. Bovendien valt de AIVD onder een eigen regime van (politieke) controle, er is een parlementaire commissie die de AIVD controleert en met de WIV 2002 werd ook een Commissie van Toezicht opgezet. ‘Het hof is van oordeel dat voor een toets op de rechtmatigheid van de verkrijging van de door de AIVD aan justitie verstrekte informatie slechts in zeer beperkte mate sprake kan zijn. Deze zal namelijk beperkt dienen te blijven tot de gevallen waarin sterke aanwijzingen bestaan dat sprake is van informatie die verkregen is met (grove) schending van fundamentele rechten. In zoverre dient naar ‘s hofs oordeel ook in de relatie tussen (thans) AIVD en justitie een vertrouwensbeginsel te gelden zoals dat geldt in het uitleveringsrecht en bij de verdragsrechtelijke rechtshulp in strafzaken, erop neerkomend dat de justitiële autoriteiten mogen uitgaan van in ieder geval de rechtmatige verkrijging van de door de BVD/AIVD verstrekte informatie.’
Met deze uitspraak gaf het Gerechtshof een voorbode van de definitief uitspraak op 21 juni jl. waarbij de verdachten tot 6 jaren werden veroordeeld. Terwijl de Rotterdamse rechtbank een tip van de AIVD onvoldoende vond voor een verdenking, stelt het Haagse hof dat ‘het niet vermag in te zien dat de in de onderhavige zaak door de BVD via het Korps Landelijke Politiediensten in augustus en september 2001 verstrekte en in ambtsberichten neergelegde informatie de op 13 september van dat jaar uitgevoerde doorzoekingen niet legitimeerden, noch dat die ambtsberichten – in samenhang met onder meer de resultaten van die doorzoekingen – de aanhouding en voortgezette vrijheidsbeneming van de verdachte op grond van tegen hem bestaande ernstige bezwaren, niet zou kunnen rechtvaardigen.’ Met andere woorden: een tip door de AIVD is wel voldoende voor een verdenking. Het hof meld wel expliciet dat de ambtsberichten van de AIVD niet zijn meegnomen in de bewijsvoering. ‘Aan de vraag – in algemene zin – onder welke voorwaarden die informatie tot het bewijs zou mogen worden gebezigd, gaat het hof voorbij omdat het niet noodzakelijk acht van die informatie voor het bewijs gebruik te maken, mede op grond van de omstandigheid dat die informatie, voor zover relevant en behoudens voor zover van niet zuiver feitelijke aard, ook veelal uit andere bewijsmiddelen blijkt’ , aldus het hof.
Gerelateerde links:
Uitspraak rechtbank 18 december 2002, rechtbank Rotterdam
Uitspraak gerechtshof 25 april 2003, Gerechtshof ‘s Gravenhage
Uitspraak gerechtshof 21 juni 2004, Gerechtshof ‘s Gravenhage
Het gebruik van AIVD-informatie in het strafproces, L. an Wifferen in Justitiele Verkenningen (WODC)
Persbericht ministerraad: AIVD informatie meer gebruiken, Ministerie van Justitie
Remkes: Misverstanden over waarde AIVD-informatie , AIVD
Louis Sèvéke (OBIV) : AIVD schiet tekort in uitvoering van kerntaken , OBIV
Notitie informatie van inlichtingen- en veiligheidsdiensten in het strafproces, Ministerie van Justitie
AIVD in de rechtszaal, Donner wil bewijsmateriaal AIVD wettig maken , Buro Jansen & Janssen
vrijdag 25 juni 2004 11:02 Radio 1
Hoe betrouwbaar is AIVD-informatie en wie controleert dat? Moet de rechtsstaat meer middelen krijgen in de strijd tegen het terrorisme?
Deze week deed het gerechtshof in Den Haag een opmerkelijke uitspraak. Twee mannen kregen gevangenisstraffen van 6 en 4 jaar voor het deelnemen aan een internationale criminele organisatie die terroristische aanslagen wilde plegen. De mannen waren vorig jaar door de rechtbank in Rotterdam vrijgesproken omdat de rechtbank oordeelde dat de AIVD-informatie geen rol mocht spelen in het strafproces. Het hof in Den Haag vindt dat geen bezwaar en liet zelfs door de AIVD verzamelde informatie toe als bewijs tegen de verdachten. Dit tot grote vreugde van minister Donner van justitie, die voor het gebruik van AIVD-informatie in de rechtszaal zelfs een apart wetsvoorstel in de maak heeft.
Hoe betrouwbaar is AIVD-informatie en wie controleert dat? Moet de rechtsstaat meer middelen krijgen in de strijd tegen het terrorisme?
Een debat daarover met o.a. CDA Tweede Kamerlid W. van Fessem.
Wet terroristische misdrijven (28.463) aangenomen in Eerste Kamer
Dit wetsvoorstel wijzigt het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit het EU-kaderbesluit over terrorismebestrijding. Met dit voorstel worden terroristische misdrijven afzonderlijk omschreven en worden misdrijven die beogen terroristische misdrijven voor te bereiden of gemakkelijk te maken zwaarder bestraft.
Het verhoogde strafmaximum is alleen van toepassing als bewezen kan worden dat het misdrijf is begaan met een ‘terroristisch oogmerk’. Dat wil zeggen het oogmerk om de bevolking van een land vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden. Ook als het misdrijf wordt ondernomen om de economische, politieke of sociale structuren van een land of internationale organisatie ernstig te ontwrichten of vernietigen is sprake van een terroristisch oogmerk.
Het voorstel is op 9 december 2003 aangenomen door de Tweede Kamer. PvdA, D66, VVD, ChristenUnie, SGP, CDA en LPF stemden voor. De fractie van de PvdA is daarbij aantekening verleent voor die onderdelen die betrekking hebben op het strafbaar stellen van samenspanning. De plenaire behandeling door de Eerste Kamer vond plaats op 14 en 15 juni 2004. Tijdens de behandeling is op 15 juni 2004 de Motie-Kohnstamm (D66) c.s. inzake een adviesaanvraag aan de Raad van State over het begrip samenspanning (EK 28.463, F) ingediend. Deze motie is op 22 juni 2004 na stemming bij zitten en opstaan verworpen. PvdA, ChristenUnie, SGP, GroenLinks, SP, D66 en OSF stemden voor.
Het wetsvoorstel is op 22 juni 2004 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen. PvdA, D66, OSF, SP en GroenLinks stemden tegen.
Akkoord bereikt over Europese Grondwet
Op de website van Statewatch zijn de volledige teksten te vinden:
a. New: 28.6.04: Renumbered text of the EU Constitution: Renumbered text of EU Constitution (pdf)
b. Consolidated agreed text: Part I (pdf)
c. Consolidated agreed text: Parts II and IV (pdf)
d. “Justice and Home Affairs”: Constitution: JHA (pdf)
e. Judicial Provisions (pdf)
f. Summary of the the abolition/retention of vetoes under the Constitution: Vetoes summary (pdf)
1. The Council have now produced a full consolidated text: CIG 86 (pdf, 325 pages, 930k)
2. The Council has produced 88 pages of “Declarations” to be attached to the Constitution: CIG 86 ADD 2 (pdf)
3. New: 29.06.04: The Council has produced a full list of Protocols – another 351 pages – to be attached to the Constitution: CIG 86 ADD 1 (pdf). This makes the full Constitution 764 pages – a bit of summer reading.
Nederland Voorzitter van de EU
Daarwerkelijke samenwerking, werkplan politieel deel van het Nederlands voorzitterschap
Vanaf 1 juli 2003 is onder leiding van Jan Wiarda een team van in totaal acht mensen gestart met de voorbereiding van het politiegedeelte van het Nederlands Voorzitterschap van de Europese Unie tweede helft 2004. Nederland zal het voorzitterschap uitoefenen voorafgegaan door Ierland en opgevolgd door Luxemburg. Op dit ogenblik is het team volop bezig met de voorbereiding van het volgend half jaar. Daarnaast zijn er intensieve contacten met het Ierse voorzitterschap. Nederland is nu onderdeel van de zogenaamde Trojka, het dagelijks bestuur, bestaande uit oud voorzitter Italie, Ierland en de komende voorzitter Nederland.
De telefoontap in grote opsporingsonderzoeken
R.J. Bokhorst
Justitiële verkenningen
jrg. 30, nr. 4, juni 2004
In Nederland worden zo is het algemene beeld, bij de opsporing van ernstige misdrijven vrijwel standaard telefoons afgeluisterd (zie Reijne, Kouwenberg e.a., 1996; Van Koppen, 1995). Daarbij zou in Nederland in vergelijking met het buitenland de telefoontap beduidend vaker worden toegepast. Herhaalde malen is in de Tweede Kamer aandacht gevraagd voor het (vermeende) op grote schaal aftappen van telefoons en verzocht om meer concrete informatie met betrekking tot de aantallen taps die er in Nederland jaarlijks lopen. Op dit moment ontbreekt nog een centrale registratie. Ofschoon de Minister van Justitie van mening is dat – gelet op het juridische kader waarmee de inzet van de tap is omgeven – landelijke controle en registratie van de tap geen meerwaarde oplevert, zou met de beoogde centralisatie van tapvoorzieningen dergelijke informatie in de toekomst wel beschikbaar komen.1 In een uitgebreide studie naar rechercheonderzoek en recherchemethoden, dat door onderzoekers van het Instituut voor Veiligheidsen Crisismanagement (COT), het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) en het Wetenschappelijk Onderzoek-en Documentatiecentrum (WODC) is uitgevoerd, kon het beeld worden bevestigd dat de telefoontap een prominente plaats inneemt bij de opsporing (De Poot, Bokhorst e.a., 2004). In dit onderzoek, dat in een zestal politieregio’s is verricht, is op verschillende manieren in kaart gebracht op welke wijze de Nederlandse politie aangiften van misdrijven behandelt, misdrijven onderzoekt en al dan niet tot een oplossing brengt. Een van de gebruikte onderzoeksmethoden bestond uit participerende observatie, waarbij 28 omvangrijke opsporingsonderzoeken zijn gevolgd.
Frans rapport over afluisteren:
http://lesrapports.ladocumentationfrancaise.fr/BRP/044000215/0000.pdf
Vergelijkend onderzoek tappen Europese landen:
Rechtswirklichkeit und Effizienz der Überwachung der Telekommunikation
[..], internationale vergelijking op p.104 (juni 2003)
http://www.iuscrim.mpg.de/verlag/online/Band_115.pdf
Privacygedragscode particuliere onderzoeksbureaus
De gedragscode is opgesteld door de Vereniging van Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus (VPB), in overleg met de overheid. Het CBP heeft deze gedragscode op verzoek van de VPB beoordeeld en heeft vervolgens op 13 januari 2004 verklaard dat de in de gedragscode opgenomen regels, gelet op de bijzondere kenmerken van de sector particuliere onderzoeksbureaus, een juiste uitwerking vormen van de WBP of van andere wettelijke bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens. De verklaring van het CBP is gepubliceerd in de Staatscourant 2004, nr 7, blz. 22..
Vervolgens heeft de Minister van Justitie de gedragscode verplicht gesteld voor alle vergunningsplichtige recherchebureaus via de Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Rpbr). In een nieuw artikel 23a (onder een nieuwe paragraaf 11a): Bijzondere bepalingen voor recherchebureaus, wordt bepaald dat een recherchebureau een (privacy)gedragscode vaststelt conform een bij de regeling vastgesteld model, waarbij het model gelijjkluidend is aan onderhavige gedragscode.
Opportuun, jaargang 10, nummer 10, juni 2004
Mr. J.L. de Wijkerslooth, voorzitter van het College van procureurs-generaal
Het is makkelijk om kritiek te leveren op de Europese Unie. Men kan bijvoorbeeld wijzen op de soms al te grote regelzucht of op de geldverslindende maandelijkse verhuizing van het parlement tussen Brussel en Straatsburg. Dat neemt niet weg dat de EU op een aantal terreinen zeer succesvol is gebleken. ………
Tot nader order is de internationaal georiënteerde misdadiger moeilijker aan te pakken dan de dorpscrimineel. Als we daar verandering in willen brengen, zullen we echt bereid moeten zijn om een aantal nationale stokpaardjes op te geven. Een totale harmonisatie van het strafrecht is onhaalbaar en ook onwenselijk. ……
Wij zullen moeten aanvaarden dat de keuzes die wij hebben gemaakt voor of tegen de inzet van bepaalde opsporingsmethoden niet heilig zijn. Daarbij zullen wij er niet aan ontkomen op strafvorderlijk terrein enige soevereiniteit in te leveren. Dat betekent bijvoorbeeld dat wij moeten gaan accepteren dat een proces-verbaal naar Nederlands recht niet steeds in de Nederlandse taal is opgemaakt, dat een buitenlandse politieman naar Nederlands recht buitengewoon opsporingsambtenaar kan zijn of dat in ons land opsporingshandelingen worden verricht waar wij niet alles over te zeggen hebben.