Parool
Terwijl het met de invoering van cameratoezicht op het August Allebéplein nog relatief stil bleef, lijkt er rond de plannen voor camera’s op de Nieuwendijk en in het wallengebied meer deining te ontstaan. Zo berichtte het Parool er de afgelopen week enkele malen over. Dat een grondige discussie hoognodig is bleek afgelopen zaterdag. Haast ongemerkt is Amsterdam vol komen te hangen met camera’s. Waar een gebrek aan discussie, een gebrek aan wetgeving en een gebrek aan kennis toe leidt werd pijnlijk duidelijk uit de rondtocht die Paroolmedewerkster Malika Sevil maakte door Amsterdam.
Ook burgemeester Patijn probeerde er kortgeleden goede sier mee te maken in een bijeenkomst met bewoners van het wallengebied: Cameratoezicht wordt ingevoerd, de vraag is alleen nog wie er gaat meekijken. Afgezien van het feit dat het voorstel nog niet door de gemeenteraad is besproken (de plannen staan voor half november op de agenda), roept het een aantal vragen op. Is cameratoezicht nou wel zo’n geschikt middel om overlast van junks tegen te gaan? En hoe zit het met de nadelige effecten van cameratoezicht?
Sinds in januari 1999 in Ede voor het eerst cameratoezicht in openbare ruimte plaatsvond, zijn de ontwikkelingen in een stroomversnelling terecht gekomen. Na Ede volgden in rap tempo onder meer Bergen op Zoom, Den Helder, Breda, Zwolle, Groningen, Tilburg, Arnhem (met 54 camera’s!) en Den Haag. Met het inzetten van cameratoezicht in de Rotterdamse wijk Saftlevenkwartier lijkt een volgende stap in de strijd tegen de ‘gevoelens van onveiligheid’ gezet. Voor het eerst wordt niet een station of een uitgaansgebied met camera’s bekeken, maar een complete woonwijk 24 uur per dag, 7 dagen per week. Dat dit een forse inbreuk op de privacy is behoeft geen nadere uitleg.
Een niet onbelangrijke rol bij cameratoezicht is weggelegd voor de mensen die meekijken, de operators. De Britse wetenschappers Norris en Armstrong deden uitgebreid onderzoek naar het kijkgedrag van deze operators. Zij kwamen tot de conclusie dat operators hun eigen vooroordelen sterk lieten meespelen. Zo werden mensen met een donkere huidskleur of een ‘sjofel’ uiterlijk aanmerkelijk vaker gevolgd. Opmerkelijk is verder dat vrouwen niet of nauwelijks gevolgd worden als potentieel verdachte, maar veeleer uit voyeuristische redenen.
Waterbed
Eén van de belangrijkste punten blijft natuurlijk: helpt cameratoezicht nou eigenlijk wel? Doordat er in Nederland weinig ervaring is opgedaan met cameratoezicht is dit geen eenvoudig te beantwoorden vraag. Een paar dingen kunnen hierover echter wel gezegd worden. In de evaluatie van het project van Ede viel al te lezen dat cameratoezicht ‘gevoelens van onveiligheid’ niet zomaar wegneemt. Integendeel, vijf maanden na het plaatsen van camera’s voelden minder mensen zich veilig dan voor plaatsing. Uit Schots onderzoek blijkt tevens dat na een korte daling de ‘gevoelens van onveiligheid’ vaak weer toenemen.
Ook is er rond cameratoezicht in vele gevallen sprake van het zogenaamde waterbedeffect. Steeds vaker worden camera’s geinstalleerd in gebieden waar sprake is van drugsoverlast of hangjongeren. Na het ophangen van camera’s verdwijnt het hele circus naar een andere buurt of het pleintje verderop. De ene buurt blij, de andere boos, maar een oplossing is het zeker niet.
Dat sociale problematiek niet op te lossen is met technische middelen als cameratoezicht bleek ook op het August Allabéplein. Een deel van de jongeren die op het plein overlast veroorzaakte vertrok afgelopen zomer in het kader van het project ‘En nu iets positiefs’ naar Marokko. Geconfronteerd met de situatie aldaar drong bij hen het besef door dat ze in Amsterdam op een doodlopende weg beland waren. Teruggekomen in Amsterdam ging het grootste deel terug naar school of aan het werk. Sinds die tijd is het stukken rustiger op het plein.
Het besef dat technologie niet alle problemen oplost lijkt ook in politiekringen langzaam door te dringen. Zo ontpopte de Leeuwarder hoofdcommissaris Bangma zich onlangs in het Algemeen Politieblad niet bepaald tot voorstander van cameratoezicht. ‘Afstandelijk, vertechnocratiseerd, anoniem toezicht’, aldus Bangma. ‘Camera’s leggen geen verbinding met mensen, ze registreren alleen maar.’
Het land waar vaak naar wordt verwezen als het om cameratoezicht gaat is Engeland.
In Groot-Brittanië vindt in meer dan 500 steden cameratoezicht plaats. Dat ondanks de miljarden guldens die hier in gestoken zijn de criminaliteitscijfers nog steeds een stuk hoger liggen dan in Nederland zou een ieder aan het denken moeten zetten. Zoals de Britse criminoloog professor Jason Ditton het onlangs zei op een congres over Technologie en Samenleving: ‘Elke criminoloog weet dat criminaliteitscijfers op en neer gaan. Cameratoezicht heeft daar nauwelijks effect op. Veel belangrijker zijn economische factoren, werkeloosheid en dergelijke.’ Tot wat voor excessen cameratoezicht soms leidt in zijn land, illustreerde Ditton aan de hand van het project in zijn geboortedorp. Dit dorp met 500 inwoners besteedde onlangs zo’n veertien miljoen gulden aan de aanschaf van camera’s.
De verwachting is dat het grootste deel van de Amsterdamse gemeenteraad zal instemmen met het plaatsen van camera’s op de Nieuwendijk en rond de Zeedijk. Dat hiermee de overlast van junks en dealers niet verdwijnt staat al zo goed als vast. Hooguit zal het zorgen voor een verschuiving van het probleem, terwijl iedereen het er over eens is dat het ‘rondpompen van verslaafden’ tot niks leidt. Daarnaast kost het ook nog eens handen vol geld. Geld dat beter besteed kan worden aan zaken als betere verlichting, het creëren van woonruimte boven winkels, meer gebruikersruimtes (die niet om 6 uur ‘s avonds dichtgaan) en uitbreiding van experimenten met vrije verstrekking. Dat een privacy-schendend instrument als cameratoezicht nu ingevoerd dreigt te worden uit een soort machteloosheid (“We weten het ook niet meer…’) is een slechte zaak.