• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grond- rechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wet- geving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Recensie van ‘Hun crisis was de onze niet’

    Internationale crises en binnenlandse veiligheid, 1945 – 1960

    gepubliceerd in Kleintje Muurkrant, september 1994 door Wil van der Schans
    Al drie jaar bestaan ze nu: de ‘Netherlands Intelligence Studies Association’ kortweg NISA. Een voor Nederlandse begrippen tamelijk unieke organisatie die besloten bijeenkomsten organiseert, ‘waarop in vertrouwelijke sfeer onderwerpen betreffende intelligence, counterintelligence of security worden uitgediept’. (Ex-) inlichtingendienstmedewerkers en wetenschappers vormen de kern van dit gezelschap. De NISA geeft een nieuwsbrief uit waar tal van onderwerpen over inlichtingendiensten aan bod komen. Naast bijvoorbeeld het neerschieten van de Koreaanse KAL 007, wordt veel aandacht besteed aan de op handen zijnde vernietiging van BVD dossiers. Vanuit wetenschappelijk-historisch gezichtspunt pleit de NISA voor behoud van die dossiers, die van belang zijn voor de geschiedschrijving.

    Inmiddels hebben de NISA leden regelmatig een duik mogen nemen in de archieven van de inlichtingendienst en een kijkje kunnen nemen van de geheime wereld van de BVD. Het boekje ‘Gladio der vrije jongens, een particuliere geheime dienst in Koude Oorlogstijd’ van Bob de Graaff en Cees Wiebes was hiervan een eerste produkt. Met behulp van de dossiers konden ze een uitgebreide beschrijving geven van één van Nederlands meest omstreden anti-communistische particuliere inlichtingendiensten.
    Deze maand heeft de NISA opnieuw een boek uitgegeven dat tot stand is gekomen met behulp van documenten uit de archieven van de BVD en haar voorgangers. ‘Hun crisis was de onze niet, Internationale crises en binnenlandse veiligheid, 1948 – 1960’ bestaat uit vijf bijdragen aan het gelijknamige congres. Centraal in het boekje staat het Nederlandse veiligheidsbeleid in de beginjaren van de Koude Oorlog. Wat was de reactie op de coup van Praag in 1948? Hoe selecteerde men de Hongaarse vluchtelingen? Zat de BVD de CPN werkelijk zo goed op de hielen? Was het EVC nu echt een bedreiging voor de Nederlandse staat?

    In het boekje komt duidelijk naar voren dat de BVD, zelfs in de eerste chaotische jaren na de Tweede Wereld Oorlog, goed op de hoogte was van communistische activiteiten in Nederland. De rol van de BVD wordt echter alleen vanuit eigen perspectief bekeken, waardoor de vraag of het veiligheidsbeleid een autonome factor speelde binnen de nederlandse naoorlogse politieke verhoudingen blijft liggen. Een tekortkoming van het boekje die vooral terug te brengen is op eenzijdig gebruik van BVD-documenten. Onderzoek naar binnenlandse veiligheid kan nu eenmaal niet alleen op basis van documenten die worden vrijgegeven door de BVD zelf.

    Opkomst en ondergang van de communisten

    Politicoloog Dr. G.T. de Witte(1) beschrijft de gevolgen van de opkomst van de Eenheidsvakcentrale voor de binnenlandse veiligheid. In de naoorlogse verhouding was de EVC een buitenbeentje binnen het circuit van werkgevers en vakbonden. Als enige stelde de bond zich op het standpunt dat de belangen van de arbeiders voorop moesten staan in de wederopbouw van Nederland. De traditionele bonden hadden zich middels de Stichting van de Arbeid gecommitteerd aan de harmoniegedachte, die nadrukkelijk werd bepleit door het kabinet. De EVC verwierf door haar principiële opstelling veel sympathie onder de arbeiders, in de eerste naoorlogse jaren groeide haar ledental flink. De andere bonden vonden de EVC een fikse bedreiging voor hun invloed en deden verwoede pogingen de EVC te isoleren van alle belangrijke overleggen. Vanuit katholieke zijde ging men zelfs over tot een verbod op lidmaatschap van de EVC. Maar vooral het NVV en andere sociaal democratische organisaties, richtte zich zeer fel tegen de EVC en de toenemende invloed van de CPN. Samen met de Nederlandse pers hebben zij zich sterk ingezet voor bestrijding van de communisten. Dat luidde aan het begin van de koude oorlog het einde van de bond in.
    Uit de documenten die G.T. de Witte heeft mogen inzien blijkt dat de BVD beschikte over zeer gedetailleerde verslagen van activiteiten, vergaderingen en manifestaties van de EVC. De Witte gaat niet in op de rol die de BVD heeft gespeeld bij de daadwerkelijke bestrijding van de EVC. Slechts een tipje van de sluier licht hij op. De BVD blijkt tijdens de fusiebesprekingen tussen de EVC en het NVV laatste organisatie goed op de hoogte te hebben gehouden van de standpunten binnen de EVC. De voorstanders van een fusie waren vooral communisten en de BVD waarschuwde het NVV dat ‘de CPN de fusie ten koste van alles wilde doordrijven teneinde in het NVV te kunnen infiltreren’.

    Eenzelfde soort samenwerking tussen de BVD en sociaal democraten is G. Verrips(2) tegengekomen. In zijn hoofdstuk over de BVD en de CPN beschrijft hij uitgebreidt de periode 1955 – 1960. In die tijd deed de BVD verwoede pogingen een splitsing tot stand te brengen binnen de gelederen van de CPN. Ook hierin waren de sociaal democraten een gewillige partner: ‘Het Vrije Volk maakte de spanningen en verdeeldheid binnen de CPN openbaar, met de juiste namen en geschilpunten erbij’. Volgens G. Verrips kwam deze informatie met aan zekerheid grenzende waarschijnlijk van de zijde van de BVD.
    De samenwerking tussen de inlichtingendienst en de sociaal democraten lijkt niet zomaar uit de lucht te zijn komen vallen. In hoofdstuk drie beschrijft Dr. M.D. Boogaarts(3) welke anti-communistische maatregelen het kabinet neemt na de coup van Praag in 1948. Hij concludeert dat vooral de PvdA het voortouw nam in de anti communistische campagne omdat ‘deze partij en de daaraan verbonden maatschappelijke organisaties er het meeste baat bij hadden om de mogelijke greep van de CPN op delen van de arbeidersaanhang te breken of te voorkomen’.

    Een anti-communistische coalitie.

    Jammer genoeg werken de schrijvers de samenwerking tussen de BVD en andere ‘tegenstanders’ van het communisme niet verder uit. Stimuleerde de BVD, zoals tijdens de fusiebesprekingen tussen NVV en EVC, de scheiding der geesten? Speelde de BVD in op de concurrentie tussen de verschillende bonden? Voorzag zij de andere bonden meer dan regelmatig van informatie? Manipuleerde zij de besluitvorming binnen de EVC en CPN? De rol van de BVD wordt helaas alleen vanuit eigen perspectief bekeken, waardoor de vraag of het veiligheidsbeleid een autonome factor vormde binnen de nederlandse naoorlogse politieke verhoudingen blijft liggen.
    Een tekortkoming van het boekje die vooral terug te brengen is op eenzijdig gebruik van BVD-documenten. Onderzoek naar binnenlandse veiligheid kan nu eenmaal niet alleen op basis van documenten die worden vrijgegeven door de BVD zelf. De vraag blijft hoe genereus het inzagebeleid van de BVD is. “Wat heb je te zien gekregen? Ik ken de maandberichten van de dienst. Die werden op een dermate grote schaal verspreid dat echte geheimen er niet instonden”, aldus D. Hellema tijdens het congres.
    Daarnaast is het van groot belang ook in andere archieven onderzoek te doen naar de activiteiten van de inlichtingendiensten. Bob de Graaf, voorzitter van het NISA, stelt in de nieuwsbrief van zomer 1994 dat gedegen analyses slechts zijn te maken na onderzoek in alle daarvoor in aanmerking komende bronnen. Een analyse van de activiteiten van inlichtingendiensten ontkomt hier zeker niet aan.

    Met behulp van een aantal andere archieven en bronnen hadden de schrijvers ons wellicht meer inzicht kunnen geven in het Nederlands veiligheidsbeleid. Vooral in de belangrijke rol die de sociaal democraten en de vakbonden hebben gespeeld bij de bestrijding van de EVC en de CPN. De archieven van het NVV, PvdA, CNV en KAB zijn maar enkele die in dit opzicht geraadpleegd hadden kunnen worden.

    Een paar voorbeelden.

    J.G. Suurhoff, oa. Vrije Volk, NVV, PvdA, speelde een grote rol in de uitwisseling van informatie met de BVD. Het hoofd van de BVD, L. Einthoven schrijft in zijn memoires dat hij Suurhoff herhaaldelijk van informatie voorzag: “Tegenover alle propaganda van uiterst links schreef Suurhoff nu en dan een artikel in Het Vrije Volk, dat op onze gegevens gebaseerd was. Mijn verhouding met de toenmalige hoofdredacteur was dan ook uiterst plezierig.”(4)
    Ook het CNV had zo z’n eigen verbinding met de BVD. Uiteindelijk volgde de voorzitter van het CNV, M. Ruppert, in 1961 L. Einthoven op als hoofd van de Sectie O van de Nederlandse tak van Gladio.
    De Katholiek Arbeiders Bond was een sterke bondgenoot in de bestrijding van het communisme. In februari 1949 begon de KAB in het diepste geheim te werken aan Plan-M. De vakbond riep een organisatie in het leven tegen communistische agitatie en stakingen. De KAB had uitstekende contacten met de zusterorganisaties van NVV en CNV, en volgens een strikt vertrouwelijk document was er sprake van “een zeer nauwe samenwerking met het Hoofdbureau van Politie te Amsterdam, afdeling Inlichtingendienst”. KAB-voorzitter A. de Bruijn, de ontwerper van Plan-M, onderhield goede contacten met mr. L. Einthoven, hoofd van de BVD. Zij wisselden meermalen informatie uit over CPN en EVC.

    Internationale crises?

    Een ander belangrijk element waar de samenstellers aan voorbij gaan in hun opzet is de internationale context van het Nederlandse veiligheidsbeleid. Alleen M.D. Boogaarts gaat op dit aspect in.
    Volgens hem zou de angst voor het communisme voor de Nederlandse regering geen hoofdrol spelen in de internationale politiek. Hij concludeert dat de totstandkoming van het Verdrag van Brussel (de latere NAVO) door Nederland vooral ondersteund werd om een regionale ordening te bereiken op militair, cultureel, en vooral economisch terrein. Boogaart analyseert dit hoofdzakelijk op basis van parlementaire bronnen.
    Eigen onderzoek heeft echter al aangetoond dat uit de zeer toegankelijke Foreign Relation from Unitied States een heel ander conclusie valt te trekken.
    Tijdens besprekingen van de Westerse Unie in juli 1948 verdedigt Minister van Buitenlandse zaken Kleffens het Nederlandse initiatief ‘to exchange and coordinate intelligence information, to evaluate Communist activities and work out common program to combat Communist (and other) subversive activities’. Kleffens ’emphasised the organisation would be top-level and would have immidiate priority for action of Permanent Commision in London’(5). Kennelijk vond het kabinet de communistische dreiging toch sterk genoeg om binnen Europees verband gezamenlijk te bestrijden.

    De Marshall-hulp

    Wat is nu eigenlijk de invloed geweest van de internationale verhoudingen op de Nederlandse politiek? Had Nederland überhaupt de mogelijkheid zich te ontrekken aan de door de rest van Europa en de VS gedeelde angst voor het communisme? Was de buitenlandse invloed op het beleid niet veel groter dan de minimale aandacht die het krijgt in de bundel?
    De anti-communistische propaganda was gedurende de eerste na-oorlogse jaren zeer nauw verbonden met de Marshall hulp. De beleidmakers van het Marshall plan onderkenden namelijk al snel dat er een politieke arm ontbrak aan de economische wederopbouw van Europa. Zij zochten naar een middel dat daarin kon voorzien, dat zich teweer kon stellen tegen de communistische “subversie”.
    In juni 1948 werd de CIA geautoriseerd om geheime politieke en paramilitaire operaties te ondernemen(6). Een speciale eenheid, eufemisties het Office for Policy Coordination (OPC), werd opgezet om ze uit te voeren(7). Tot aan 1952 toen het Marshall-plan werd beëindigd, opereerde het OPC als de organisatie voor “organized political warfare” d.m.v. “covert actions” die “plausibly denied” konden worden(8).
    In het kader van het Marshall-plan waren al voor het ontstaan van de OPC operaties opgezet maar die waren niet succesvol. Het OPC nam de door de Amerikanen opgezette operaties, vaak vakbondsprojecten, over en financierde ze via het Marshall-plan. Het OPC kopieerde de geografische indeling van het Marshall-plan en stationeerde haar mensen op vergelijkbare manier in de ambassades. Meestal werden ze geregistreerd bij de inlichtingendiensten in het land, tenzij de regering instabiel was. Over het algemeen vielen zij buiten de traditionele diplomatieke kanalen(9).
    De conservatieve auteur en OPC-adviseur op het gebied van psychologische oorlogsvoering, James Burnham, schatte in 1953 dat de VS “jaarlijks meer dan een miljard dollars” uitgaf aan een groot aantal psychologische oorlogsvoerings-projecten. Dit bestond uit het steunen van een belangrijk deel van Paix et Liberté in Frankrijk en de “German League for Struggle Against Inhumanity”. Ook vrije juristen comité’s, Europese federalisten, magazines, nieuwsdiensten, uitgevers en Congress for Cultural Freedom (CCF) werden op deze wijze ondersteund. De politieke stellingnames van deze groepen varieerden van geval tot geval, maar in het algemeen was de lijn anti-communistisch met een hint naar liberale en Europese sociaal-democratische idealen(10).
    Ook in Nederland zijn waarschijnlijk propaganda projecten ondersteund door de VS. Met behulp van de organisatie Vrede & Veiligheid (opgericht in 1951) werd jarenlang propaganda gemaakt tegen de communistische invloed in Nederland. De oprichter van Vrede en Veiligheid, Van Dam van Isselt, begon met steun te verwerven in kringen van de vakbeweging. Als eerste benaderde hij CNV-voorzitter M. Ruppert. “Ik heb toen met hem zijn opvattingen over het initiatief besproken. Hij was onmiddellijk zeer enthousiast,” aldus Van Dam van Isselt. Ruppert zorgde weer voor een introductie bij KAB-voorzitter A.C. de Bruijn en NVV-voorzitter J. Oosterhuis, van 1952 tot 1955 bestuurslid van Vrede & Veiligheid. Na een vergadering van de Raad van vakverenigingen zegden de drie voorzitters hun steun toe. De vakbewegingen zouden informatie verschaffen en behulpzaam zijn bij het verspreiden van propaganda-materiaal, wat voornamelijk bestond uit verspreiding van het blad van Vrede & Veiligheid, ‘De Echte Waarheid’.
    Vrede en Veiligheid is waarschijnlijk voor een deel gefinancierd door fondsen van het OPC. Het beginkapitaal van de Vrede & Veiligheid was afkomstig van de Franse moederorganisatie Paix et Liberté. Directe ondersteuning voor Vrede en veiligheid in Nederland is nooit letterlijk boven tafel gekomen. Wel is G. Verrips, de schrijver van hoofdstuk twee, ooit een document tegengekomen waarin de directeur van Vrede & Veiligheid, R van Beek, uitgebreid verslag doet over de activiteiten van Vrede & Veiligheid aan de Amerikaanse Ambassade in Den Haag(11). Was hij informant voor de VS, kreeg hij ook instructies? Meer onderzoek deze richting op is dan ook meer dan noodzakelijk om te kunnen bepalen wat de buitenlandse invloed in Nederland is geweest.
    Binnenlandse veiligheid en buitenlandse invloed daarop is een complex gebeuren en heeft in de loop der jaren z’n eigen dynamiek en inzet gekend. Afhankelijk van de periode, machtsverhoudingen en persoonlijke contacten heeft ook de Nederlandse inlichtingendienst een eigen rol gespeeld. Onderzoek hiernaar zal de komende jaren uit moeten maken wat die invloed is geweest, welke coalities er zijn gesloten en wat de gevolgen daarvan zijn geweest. Inzage in de dossiers is daarbij een eerste vereiste, maar een objectieve analyse noodzaakt tot vergelijkend archiefonderzoek bij zoveel mogelijk bronnen. De NISA geeft een aanzet, maar kan zeker meer.
    Boek:

    Hun crisis was de onze niet
    Internationale crises en binnenlandse veiligheid, 1945 – 1960
    Bob de Graaf en Cees Wiebes (red.)
    NISA publikatie 1
    Sdu Uitgeverij Koninginnegracht, Den Haag 1994
    ISBN 90 12 06702 2
    Prijs 34,50
    Pagina’s: 135, voorzien van namenindex

    1. Politicoloog Dr G.T. Witte is verbonden aan de Hogeschool Haarlem. Hij is lid van een onderzoeksgroep aan de Universiteit van Amsterdam die zich bezighoudt met archiefonderzoek op het terrein van de Nederlandse buitenlandse politiek

    2. G. Verrips is redacteur van Socialisme & Democatie, maandblad van de Wiarda Beckman Stichting.

    3. Dr. M.D. Bogaarts promoveerde in 1989 op Parlementaire geschiedenis van Nederland na 1945, deel II: De periode van het kabinet Beel.

    4. “Tegen de stroom in, levende vissen zwemmen tegen de stroom in, alleen de dooie drijven mee.” Mr L. Einthoven.

    5. FRUS 1948, vol. III

    6. Directive No. 10/2 (NSC 10/2), juni 1948

    7. Honorable Men, My live in the CIA – Wiliam Colby

    8. The CIA and the Marshall Plan – Sallie Pisani

    9. FRUS 1950, vol. III

    De moord op Lauhaut: het kommunisme en de binnenlandse vijand – R van Dorslaer en E Verhoeyen

    10. Containment or Liberation? – James Burnham

    Blowback – Chris Simpson

    11. Vrij Nederland 18 juli 1992 artikel van Paul Koedijk over Vrede & Veiligheid