De inlichtingendienst AIVD signaleert in drie rapporten islamitische risico’s voor de rechtsstaat, maar geeft daarbij nauwelijks bewijzen of bronnen. Louis Seveke vindt dat wie publiceert, meer openheid moet geven in de Volkskrant.
Voor de derde maal op rij heeft de AIVD (voorheen BVD), in korte tijd, een rapport uitgebracht dat wijst op mogelijke bedreiging van de democratische rechtsorde vanuit de hoek van islamitische Nederlanders. In mei 1998 verscheen De politieke islam in Nederland, een rapport dat bekritiseerd werd vanwege de stereotype benadering van de islam en het gebrek aan bewijs en onderbouwing. In februari 2002 volgde De democratische rechtsorde en islamitisch onderwijs. Ook dat rapport miste onderbouwing. De dienst betoogde in 35 pagina’s dat er vanuit haar perspectief weinig tot geen relevante beinvloeding plaatsvond binnen het islamitisch onderwijs. Toch formuleerde hij zijn conclusies scherper.
Vorige week verscheen de nota Rekrutering in Nederland voor de jihad, van incident naar trend. Ook in die nota weer geen feiten, maar wel veel sfeer en beeldvorming: ‘het is zeer waarschijnlijk dat..’, ‘zo zijn er aanwijzingen dat ..’, ‘in zijn algemeenheid lijkt ..’. Niet een bron, geen onderzoeksmethode, geen verantwoording.
De dienst verdedigt zich in vergelijkbare gevallen, al te makkelijk door te verwijzen naar het karakter van zijn onderzoeksmethoden en bronnen. Het gaat tenslotte om een geheime dienst, die per definitie geheim moet opereren. Die opstelling is natuurlijk niet te handhaven als de dienst besluit te publiceren. Zeker niet als dat gebeurt op een terrein dat tot grote spanningen in de samenleving leidt. Als een geheime dienst meer openheid van zaken wil geven, dient hij dat op al zijn werkterreinen te doen. En niet slechts op een ‘goed in de markt liggend’ gebied.
Zo stelde de dienst in een voetnoot van het rapport over het islamitisch onderwijs, dat discriminatie en racisme als de grootste bedreiging gelden van het integratieproces. Ook nu weer verwijst hij terzijde naar de gebrekkige acceptatie van moslims in Nederland. Waarom daarover niet eens gepubliceerd, als de (anti-)integratie de dienst zo aan het hart gaat?
Het verschijnen van deze derde publicatie lijkt niet ingegeven door een streven naar openbaarheid over het geheime dienst-werk. De AIVD lijkt bovendien niet te willen zien wat voor een impact een dergelijke nota, van die dienst, zowel op moslims en niet-moslims, als de integratie in Nederland heeft. Als het de bedoeling van de dienst was de relevante andere (overheids)diensten of organisaties te waarschuwen en te wapenen tegen een dreiging, had dat niet gehoeven met een openbaar rapport, gelanceerd met de nodige tamtam.
Nederland kent voldoende overlegstructuren en kanalen waarlangs dat effectiever kon gebeuren. Als de dienst beoogdenieuwe mogelijkheden tot strafvervolging te creeren, kan hij zich beter afvragen of het summiere bewijs dat zij weet te produceren strafvervolging in een rechtsstaat wel rechtvaardigt. Het werven voor een criminele of terroristische organisatie en het uitlokken of aanzetten tot geweld is immers al strafbaar.
Het ligt voor de hand dat ook de AIVD al geruime tijd pogingen doet (jonge) moslims te rekruteren als agent. Een agent is een door een geheime dienst opgeleide en gecoachte burger die, meestal tegen betaling – soms in ruil voor een verblijfsvergunning of het voorkomen van strafvervolging – informatie verschaft of ingrijpt in de activiteiten van anderen. Deze werkwijze, cq. het gebruik van dit soort bronnen heeft gevolgen voor de betrouwbaarheid van informatie. In de jaren zeventig en tachtig bleek geregeld dat juist deze burgeragenten minder goed te sturen zijn dan de dienst zou wensen.
Onlangs nog maakte de acteur Rijk de Gooyer bekend dat hij – eerder – spion is geweest voor de BVD en CIA. Ook De Gooyer biechtte op dat hij zijn informatie nog wel eens aandikte. Voor (schijnbaar) goede informatie krijgt een agent immers betaald. Agenten blijken ook vaker nog andere belangen te hebben dan de betalingen of het bevredigen van de behoefte aan objectieve informatie van de overheid. Zeker als de betreffende agent zelf een criminele achtergrond heeft.
Niet zelden putten veiligheidsdiensten uit criminele bronnen. De vaststelling door de AIVD dat het er op lijkt dat met name in de Nederlandse gevangenissen gerecruteerd wordt voor de jihad, zegt wat dat betreft iets. Het is ook niet uit te sluiten als een belangrijke bron van informatie juist binnen de gevangenismuren ligt, dat een vertekend beeld geeft van de werkelijkheid. Het bereik is beperkt en het belang bij het verstrekken van ‘goede’ informatie is evident.
In de jaren zeventig en tachtig bleken BVD-agenten geregeld niet vies van geweld of het aanzetten daartoe. Binnen diverse Nederlandse actiegroepen werd door hen, al dan niet bedoeld door de dienst, met (gestolen) granaten en explosieven geleurd, vernielingen aangericht of geinstigeerd en zelfs aan bomaanslagen deelgenomen of daartoe aangezet.
Zowel door het niet-onderbouwd publiceren over veronderstelde bedreigingen van de democratische rechtsorde, als door deze voor de hand liggende wijze van informatievergaring kan de AIVD het paard wel eens achter de wagen spannen. Als de dienst gegronde aanwijzingen heeft voor de voorbereiding van terreur, dient hij haar informatie – eerder – te operationaliseren. Anders kan hij er beter zwijgen en publicatie aan anderen overlaten, die daar beter voor toegerust zijn en bronnen en werkwijzen kunnen noemen. Voor de publieke opinie en zij die de AIVD dienen te controleren past enige reserve bij het interpreteren van de verschafte informatie en het al te enthousiast stimuleren van het inzetten van geheime werkwijzen.
Louis Seveke is werkzaam bij het Onderzoeksbureau Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (OBIV) te Nijmegen.