Tijdens de behandeling in de Eerste Kamer over dit wetsvoorstel, waarin voorgesteld wordt dat AIVD informatie gebruikt mag worden als bewijsmateriaal in rechtzaken en dat ambtsberichten van de AIVD als zelfstandig bewijsmateriaal kunnen gelden, vroegen een aantal fracties zich af op welke wijze ontlastende informatie voor verdachten wordt afgehandeld. Wetsvoorstel Afgeschermde getuige ondervindt opnieuw scherpe kritiek
Tijdens de behandeling in de Eerste Kamer over dit wetsvoorstel, waarin voorgesteld wordt dat AIVD informatie gebruikt mag worden als bewijsmateriaal in rechtzaken en dat ambtsberichten van de AIVD als zelfstandig bewijsmateriaal kunnen gelden, vroegen een aantal fracties zich af op welke wijze ontlastende informatie voor verdachten wordt afgehandeld.
Het wetsvoorstel regelt immers dat een medewerker van de AIVD die door de rechter commissaris is gehoord als getuige kan beslissen zijn getuigenis niet te laten opnemen in het proces verbaal dat ter beschikking wordt gesteld aan de rechter. Ontlastende informatie zou op deze manier niet in de rechtszaak naar voren komen. Het CDA vroeg zich af welke mogelijkheden er zijn om deze ontlastende informatie alsnog in de zaak in te brengen. Een mogelijkheid zou zijn dat de rechter commissaris in zijn proces-verbaal relateert aan het feit dat hem ontlastende informatie bekend is geworden, maar dat deze niet mocht worden opgenomen. Een andere optie zou volgens de fractie van het CDA zijn dat het ambtsbericht en/of tapverslag ontoelaatbaar wordt geacht en buiten het zittingsdossier blijft.
Op verzoek van een aantal leden van de Eerste kamer heeft de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) zich nog eens gebogen over dit aspect. Volgens de NVvR kan door dit wetsvoorstel de rechter commissaris ‘in grote morele en juridische dilemma’s worden geplaatst’. De NVvR bekeek de Memorie van Toelichting waar staat dat ‘de procedure laat zien dat het niet uitgesloten is dat relevante informatie buiten de stukken van het geding worden gehouden. Het kan daarbij gaan om informatie die belastend is maar ook om informatie die in beperkte mate ontlastend is”. Volgens de NVvR, die zich afvraagd waar de verzachtende term ‘beperkte mate’ vandaan komt, maakt dit het probleem in volle omvang duidelijk. Een onafhankelijke rechter kan en mag niet worden opgezadeld met de last, dergelijke informatie verborgen te houden vindt de NVvR.
Zowel de leden van de PvdA als van het CDA hebben de regering gevraagd een reactie op deze onvolkomenheid.
In haar brief wijst de NVvR nog op een andere tekortkoming van het wetsvoorstel die er wellicht toe zal leiden dat het voorstel niet Straatsburg-proef is. De regering haalt ter rechtvaardiging van het voorstel het Doorson-arrest van het EVRM (Doorson, 26 maart 1996, Osman, 28 oktober 1998) aan. In de Memorie van Toelichting schrijft de regering daarover: “Naast de bedreiging van personen en het opsporingsbelang wordt in de Europese rechtspraak (oa Doorsonarrest) het belang van de staatsveiligheid genoemd als belang dat een beperking van de rechten van de verdediging kan rechtvaardigen, voor zover althans deze beperking voldoende wordt gecompenseerd”. De compensatie bestaat in dit geval uit het verhoor door de rechter-commissaris.
De NVvR stelt echter dat beter kan worden gekeken naar het Van Mechelen arrest EHRM (23-4-1997 NJ 1997, 635 Van Mechelen) waarbij het Hof oordeelde dat de procedure waarbij 11 anonieme opsporingsambtenaren als getuige werden gehoord door de RC die de identiteit van de opsporingsambtenaren kende onvoldoende is geweest om de nadelen voor de verdediging te compenseren.