‘In het licht van de totale herstructurering van de Binnenlandse Veiligheidsdienst, zoals die in 1991 in gang is gezet, wordt 1992 beschouwd als het jaar van de kwaliteit.’
(toelichting op de BVD-begroting voor 1992)
Sinds het einde van de Koude Oorlog heeft de BVD een nieuwe legitimatie nodig. De Dienst treedt het publiek met een waar publiciteitsoffensief – de nieuwe openheid – tegemoet. De personificatie van de BVD, het hoofd van de Dienst Arthur Docters van Leeuwen is daarbij regelmatig in het openbaar te bewonderen. Hij lijkt iedereen uit te nodigen mee te denken over de moeilijkheden waarvoor zijn Dienst zich geplaatst ziet.
Een voorlopig hoogtepunt in de nieuwe openheid bereikte de BVD in 1992. In februari bracht de Dienst voor de eerste keer een dreigingsanalyse uit, in oktober gevolgd door het eerste openbare jaarverslag over 1991. De ontwikkelingen gaan erg snel. Twee jaar eerder had minister van Binnenlandse Zaken Ien Dales nog duidelijk gemaakt geen heil te zien in een openbaar jaarverslag.
De dreigingsanalyse was wat onevenwichtig opgesteld. Diverse gezaghebbende personen – waaronder burgemeester Van Thijn van Amsterdam, zelf ooit als minister van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk voor de BVD – spraken hun verontwaardiging uit over de nadruk in dat rapport op het onheil dat vanuit de moslimgemeenschap te verwachten viel.
Het Jaarverslag werd beter ontvangen. Het gaf een indicatie van de aandachtsvelden van de BVD en maakte de lezer deelgenoot van de gevaren en maatschappelijke vraagstukken waarover de Dienst zich buigt. Er stond ook een heleboel niet in. De werkwijze van de BVD, de problemen rondom de parlementaire controle, of de invloed van buitenlandse geheime diensten kwamen niet aan de orde. Fouten werden niet gemeld. Ook het straatniveau bleef buiten beschouwing, terwijl daar toch zoveel van te leren is.
Enig wantrouwen is gepast wanneer een veiligheidsdienst zelf met informatie naar buiten komt. De toon van het Jaarverslag is echter zo slaapverwekkend dat het nogal wat moeite kost bij de les te blijven. De algemene termen waarmee maatschappelijke ontwikkelingen beschreven worden hebben maar weinig te maken met het echte leven, politieke ontwikkelingen, met mensen en organisaties van mensen. Best mogelijk dat de operationele bijlagen, die slechts voor de ogen van de leden van Vaste Kamercommissie voor Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten bestemd waren, wat meer tot de verbeelding spreken.
Een jaarverslag van de BVD dient meer en hogere doelen dan alleen het produceren van cijfers en gedesktopte statistiekjes. Het schijnbaar achteloos noemen van namen van organisaties kan verstrekkende gevolgen hebben voor die organisaties, of (vermeende) leden daarvan. Wie genoemd is in een rapport van de BVD is daarmee informeel besmet verklaard. Dat kan mensen hun baan kosten, of een afwijzing van hun asielaanvraag betekenen. Het kan ook tot gevolg hebben dat andere organisaties contacten met besmette organisaties afhouden of afbreken, of subsidieverzoeken weigeren uit angst ook geïnfecteerd te raken.
Nu de BVD niet terstond op het parlementaire matje geroepen werd om toe te lichten waarom een bepaalde groep, categorie of activiteit (hacken bijvoorbeeld) is opgenomen in het jaarverslag – en waarom andere groepen, categorieën en activiteiten niet – lijkt het erop dat de door de Dienst aangedragen informatie voor zoete koek geslikt wordt.
Niet door ons. Om te bewerkstelligen dat het publieke debat over de BVD aan inhoud wint, besloot Buro Jansen & Janssen zelf een jaarverslag over 1992 samen te stellen. Wij presenteren Opening van Zaken met het voorbehoud dat het hier niet hét maar een ander jaarverslag betreft. Ook andere invalshoeken waren mogelijk geweest. Er staat bijvoorbeeld niets in over de Politieke Inlichtingendiensten van de politie (PID’s), niets over de BVD en de vredesbeweging, en nauwelijks iets over benaderingen. Diverse spannende verhalen hebben deze bundel dan ook niet gehaald. Die komen nog wel een andere keer.
Deze bundel kan als begeleidende tekst bij het nieuwe officiële jaarverslag over 1992 worden gelezen. Voorop staat dat een echt inhoudelijke discussie over nut, werkwijze en democratisch gehalte van de Binnenlandse Veiligheidsdienst niet gevoerd kan worden zolang alleen de BVD bepaalt welke informatie naar buiten komt.
Binnenkort behandelt de Tweede Kamer een voorstel voor de wijziging op de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Het betreft een minieme correctie: de wijziging formaliseert alleen de opheffing van de Inlichtingendienst Buitenland (IDB). Een aantal activiteiten wordt volledig beëindigd, zo meldt de memorie van toelichting, activiteiten waarvan ‘voortzetting in deze vorm niet meer wenselijk is’. In deze bundel treft u een necrologie van de IDB aan. Daarin komt ook aan de orde wie – de BVD? de Militaire Inlichtingendienst? – belang hadden bij de opheffing van de IDB.
Mogelijk kan de regering niet volstaan met deze beperkte wetswijziging. Misschien moet de hele Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten herschreven worden. Dat is het gevolg van een recente uitspraak van de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens van de Raad van Europa in Straatsburg. De uitspraak geldt weliswaar niet de huidige wet, maar het Koninklijk Besluit dat er aan vooraf ging. Omdat de huidige wet echter bijna een kopie is van het gewraakte Koninklijk Besluit, is de uitspraak van de Commissie zeer actueel.
De Commissie stelt dat de taken van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten onvoldoende omschreven zijn. Zo wordt niet aangegeven welke groepen mensen object van onderzoek mogen zijn, noch wordt een indicatie met betrekking tot omstandigheden en middelen gegeven. Bovendien zijn er geen waarborgen en regelingen voor controle op de activiteiten opgenomen.
In het hoofdstuk Voorkom Vernietiging wordt, naast een overzicht van de activiteiten van de gelijknamige vereniging, verder ingegaan op deze uitspraak.
Wellicht is de uitspraak van de Europese Commissie voor de heren en dames parlementariërs aanleiding de voorgestelde wetswijziging uit te breiden, en de verdere beraadslaging iets grondiger te laten plaatsvinden als indertijd.
Maar misschien mogen we van de volksvertegenwoordiging niet al te veel verwachten. De ervaringen van de afgelopen jaren leren dat de woordvoerders op het gebied van de inlichtingendiensten de voorkeur geven aan onbeperkt geneuzel over de organisatie van de parlementaire controle boven een gedachtenwisseling over wezenlijke aangelegenheden. Daarbij groeien de partijen geleidelijk aan meer naar elkaar toe. PvdA-kamerlid Piet Stoffelen stelt zelfs blij vast met de controle op de inlichtingendiensten bijna in de richting van het volmaakte te zijn beland. In de praktijk lopen de partijen elkaar alleen maar voor de voeten bij het zoeken naar de juiste vorm van parlementaire controle, zo blijkt uit het hoofdstuk Ontwikkelingen op het gebied van de Binnenlandse Veiligheidsdienst.
De casuïstiek biedt de Kamerleden genoeg mogelijkheden voor een inhoudelijk debat. Keer op keer blijkt echter dat de parlementariërs verkeerde vragen stellen en zich een rad voor ogen laten draaien. Misschien is de materie te ingewikkeld? Of letten de fractiespecialisten gewoon niet goed genoeg op?
Een voorbeeld. In maart 1992 gaf minister Dales in de Eerste Kamer een toelichting op de juist gepubliceerde dreigingsanalyse. Zij geeft de grens aan waarbinnen zo’n openbaar rapport moet blijven: “Ik wijs er overigens op dat in het buitenland, waarbij ik in het bijzonder aan Duitsland denk, soms nog uitvoeriger wordt gerapporteerd. Deze rapportages, die bijna op concrete personen te herleiden zijn, gaan mij te ver. Ik vind de nodige discretie en terughoudendheid vereist, ter wille van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van individuen en om ongewenste nevenverschijnselen zoals stigmatisering van bepaalde personen of groepen te voorkomen.”
Een paar maanden later verscheen het jaarverslag over 1991. Een passage die gewijd was aan de activiteiten van het Filippijns verzet vermeldde dat de activiteiten van het ‘ultralinkse’ NDF lange tijd voor Nederland van ondergeschikt belang waren. ‘De situatie veranderde,’ zo vervolgt het rapport, ‘toen de voorzitter van het Centraal Comité van de Communistische Partij van de Filippijnen, de CPP, zich in Nederland vestigde. Deze organisatie, die op de Filippijnen is verboden, oefent in feite volledige controle uit op de activiteiten van het NDF. (…) De Filippijnse autoriteiten hebben het paspoort van betrokkene tijdens diens bezoek aan Nederland in 1987 ingetrokken. Sindsdien zet hij zijn activiteiten vanuit Nederland voort.’
Drie keer raden wie hier bedoeld wordt. De enige concrete persoon op wie dit te herleiden was, is de Filippijnse asielzoeker professor Sison. Zijn asielverzoek werd op grond van informatie van de BVD – die voor Sison geheim blijft – door justitie afgewezen. De zaak-Sison is een van de onderwerpen die in Nogmaals: de Vluchteling Achtervolgd uitgebreid worden beschreven.
“In het kader van een meer open beleid gaan wij wat meer naar de mensen toe,” zegt de hedendaagse geheim agent die om informatie verlegen zit. Dat de BVD in de uitvoering van zijn taken anders optreedt dan Hoofd-BVD Docters van Leeuwen altijd vertelt – ‘aanbellen, stapje terug, goedemorgen, BVD’ – strookt niet met de feiten. De BVD doet meer dan burgers beleefd om hun medewerking vragen. Zo hebben verschillende automobilisten het vorige jaar mogen ervaren dat BVD-agenten ongevraagd instapten op het moment dat zij met hun wagen voor een rood stoplicht stonden – of stond er plotseling zo’n type in de keuken.
In De jacht op de RARA lijkt de Dienst elk register open te trekken. En dan gaat het niet alleen om het werven van informanten; de Dienst voert ook een speciaal soort ontmoedigingsbeleid. Dat het daarbij gaat om mensen die niet in strafrechtelijke zin verdachte zijn mag de pret niet drukken. Inlichtingenwerk is, zo verduidelijkte minister Dales onlangs weer eens, gericht op “het onderkennen van terroristische groepen en personen”. Dat is “heel iets anders (..) dan het rond krijgen van het bewijs van een gepleegde aanslag”.
De Dienst heeft de afgelopen jaren tientallen mensen benaderd in het kader van het RARA-onderzoek. De naam RARA blijkt een goeie binnenkomer te zijn. Frans bijvoorbeeld werd op zijn werk benaderd – hij heeft een baan bij de Politie Verbindingsdienst. “Ze hadden het over RARA en dat ik vast weleens de leus René moet vrij had gelezen.” Al heel snel bleek dat het de BVD niet om de RARA was te doen. Frans kwam weleens bij een electronicabedrijfje dat gevestigd is in een voormalig kraakpand. De BVD zag graag dat hij daar ging werken. Frans heeft een aantal maanden contact onderhouden met de BVD-agenten Schreurs en Van Woerkom, en daadwerkelijk geprobeerd de banden met het bedrijfje nader aan te halen. Toen hij daar door de mand was gevallen lichtte hij zijn runners in. Meteen werd hij bedreigd. Hij mocht niemand iets vertellen over zijn connectie met Dienst. “Verbreek alle contacten, want anders weten we de weg naar je baas wel te vinden.” Frans heeft geen vertrouwensfunctie, maar dat betekent nog niet dat de BVD geen invloed kan uitoefenen op zijn aanstelling of ontslag.
Drie voorbeelden van werkelijke Berufsverbote worden beschreven in Beroepsverboden anno 1992. De uit Suriname afkomstige politieman drs. E. Sinester kreeg evenzeer te maken met ontslag op basis van BVD-rapportages, maar pas na een enorme hetze in de pers. In De zaak Sinester wordt zijn geval beschreven. De aandacht voor uit Suriname afkomstige politiemensen was onderdeel van een onderzoek naar corruptie en aantasting van de integriteit van het Nederlandse overheidsapparaat. Strijdterrein Suriname laat zien dat de diverse Nederlandse politieke en criminele inlichtingendiensten over elkaar en over hun buitenlandse zusterdiensten heen struikelen in de voormalige kolonie. De BVD springt in het gat dat strafrechtelijke opsporingsdiensten en de IDB in Suriname laten liggen.
In maart 1992 publiceerde het Algemeen Dagblad een alarmerend bericht op de voorpagina: er is sprake van een ‘explosieve situatie’ bij de BVD, ‘wantrouwen en afgunst’ verzieken de sfeer, de nieuwe organisatiestructuur veroorzaakt grote problemen, zo weet verslaggever Michel Thomassen. Medewerkers van de projectgroep rechts-extremisme van de Dienst zouden verontwaardigd zijn over de geruststellende voorstelling van zaken die de dreigingsanalyse geeft. Thomassen citeert ‘een politiek analist’ van de BVD die van mening is dat rechts-extremistische groeperingen verwoed op zoek zijn naar een organisatiestructuur. “Het is ook duidelijk dat rechts-extremisten pogingen in het werk stellen om het geweld tegen minderheden in Nederland te organiseren, te controleren en te motiveren.” In het hoofdstuk De BVD en extreem-rechts wordt een eerste poging gedaan de houding van de BVD ten opzichte van extreem-rechts nader te beschouwen.
Het verontrustende artikel van Thomassen werd een week of drie later door minister Dales in de Tweede Kamer tegengesproken. Er is totaal geen sprake van enige onrust binnen de BVD – het is zelfs de Dienst met het laagste ziekteverzuim etc. “Het desbetreffende artikel is nergens overgenomen,” geeft Dales als doorslaggevend argument. “De andere pers heeft er verder het zwijgen toegedaan, omdat het duidelijk was dat een en ander niet klopte.” De minister hecht kennelijk nogal wat waarde aan het feit dat andere kranten het bericht niet overnamen. Dat lijkt logisch. Thomassen beweert nogal wat in zijn verhaal. Wanneer daar ook maar een sprankje waarheid in zou schuilen zou de rest van de pers er toch bovenop springen? In de berichtgeving rondom de IDB gebeurde iets vergelijkbaars. De opschudding die ontstond na de eerste artikelen in het Financieel Dagblad verstomde al snel. Journalist Max de Bok van De Limburger is de enige die nog nieuw materiaal aandraagt. Je zou er bijna wat van gaan denken. Is de kranten misschien beleefd verzocht niet verder te publiceren over de affaires? Of ligt het aan het feit dat de Nederlandse pers op enkele uitzonderingen na niet beschikt over specialisten die zich structureel met inlichtingen- en veiligheidsdiensten bezighouden.
De BVD heeft goede contacten met de pers hoog op het prioriteitenlijstje staan. De media worden regelmatig ingeschakeld om het beleid van de Dienst te verkopen. Het hoofd van de BVD verschijnt deskundig gedoseerd op televisie om zijn licht te laten schijnen over verschillende gebeurtenissen, en om wat anekdotes te vertellen. (Steeds dezelfde trouwens. Heeft hij die soms uit zijn hoofd geleerd?). Alleen op momenten dat dat de BVD goed uitkomt, en uitsluitend op voorwaarden die de BVD zelf stelt. Docters bepaalt bijvoorbeeld zelf met wie hij in de Het Capitool rond de tafel zit.
Ook de stijgende aandacht voor intelligence vanuit wetenschappelijke kringen moet in goede banen worden geleid. Hoe dat gaat kunt u lezen in Zaken doen met de Dienst, het laatste hoofdstuk van dit boek.
Het salonfähig maken van de BVD kost tijd. Het uitbrengen van een BVD-jaarverslag is onderdeel van de poging de BVD te legitimeren.
Het helpt als Docters van Leeuwen of zijn medewerkers tijdens spreekbeurten in het land duidelijk maken dat de ijzervreters uit de Koude Oorlog plaats hebben gemaakt voor moderne mannen en vrouwen die haarscherpe analyses maken van de gevaren die ons land bedreigen. De alom gerespecteerde vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties die zitting nemen in de door de BVD gelanceerde klankbordgroep helpen ook een handje mee. De BVD, daar is best mee te praten.
Docters van Leeuwen is ondertussen wel de enige persoon in Nederland die zonder met verdere bewijzen op de proppen te komen, mensen in het openbaar verdacht mag maken. Die ervoor kan zorgen dat iemand zijn baan verliest op basis van onjuiste gegevens. Ervoor kan zorgen dat iemand werkloos raakt zonder expliciet te eisen dat de werkgever een ontslagprocedure start, ook al betreft het op generlei wijze een vertrouwensfunctie. Hij kan zijn ondergeschikten vergeldingsacties laat uitvoeren of in ieder geval toestaan dat ze dat doen.
Wij hopen dat we met Opening van Zaken genoeg materiaal bieden om een bijdrage te leveren aan verder inzicht in taak, werkwijze en democratisch gehalte van de BVD.
Rest ons de auteurs, vormgever en illustrator te bedanken voor hun enthousiaste medewerking. Deze no-budget bundel kon alleen door hun inzet in no-time tot stand komen.
Voor kritiek, aanvullingen, historisch en modern materiaal, andere invalshoeken en nieuwe avonturen houden wij ons graag aanbevolen.